Regeling vervallen per 02-06-2013

Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Waterland

Geldend van 06-01-2012 t/m 31-12-2012

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

Voor de begripsbepalingen wordt verwezen naar de Verordening Maatschappelijke Voorzieningen gemeente Waterland. 

Hoofdstuk 2. Eigen bijdragen, eigen aandeel, besparingsbedrag en klanttarief collectief vervoer

Artikel 2. Duurdere voorziening

Indien de aanvrager een duurdere voorziening wil dan de goedkoopst compenserende komt het meerdere voor rekening van de aanvrager.

Artikel 3 Grondslag Eigen bijdrage

  • 1. De grondslag voor het berekenen van de eigen bijdrage is de (nieuw)prijs van de dienst of voorziening en eventuele onderhoudskosten.

  • 2. De eigen bijdrage kan nooit meer bedragen dan de (nieuw)prijs voor de voorziening of dienst en eventueel het onderhoud.

Artikel 4. Omvang van de eigen bijdragen en het eigen aandeel

1. a. Als eigen bijdrage moeten ongehuwde personen tussen 18 en 65 jaar per periode van vier weken € 18,00 betalen. Is hun inkomen hoger dan € 22.905,- dan moeten zij per jaar 15 % van dat hogere inkomen als extra eigen bijdrage betalen.

  • b.

    Als eigen bijdrage moeten ongehuwde personen van 65 jaar of ouder per periode van vier weken € 18,00 betalen. Is hun inkomen hoger dan € 16.007,- dan moeten zij per jaar 15 % van dat hogere inkomen als extra eigen bijdrage betalen.

  • c.

    Als eigen bijdrage moeten gehuwde of samenwonende personen indien een van beiden ouder is dan 18 jaar en jonger is dan 65 jaar per periode van vier weken € 25,80 betalen. Is hun inkomen hoger dan € 28.306,- dan moeten zij per jaar 15 % van dat hogere inkomen als extra eigen bijdrage betalen.

  • d.

    Als eigen bijdrage moeten gehuwde of samenwonende personen die beiden 65 jaar of ouder zijn per periode van vier weken € 25,80 betalen. Is hun inkomen hoger dan € 22.319,- dan moeten zij per jaar 15 % van dat hogere inkomen als extra eigen bijdrage betalen.

Artikel 5 Eigen bijdrage voor hulp bij het huishouden

  • 1. Voor hulp bij het huishouden in natura wordt een eigen bijdrage opgelegd zolang de huishoudelijke hulp wordt verstrekt.

  • 2. Voor hulp bij het huishouden in de vorm van een Pgb wordt een eigen bijdrage opgelegd zolang het persoonsgebonden budget wordt verstrekt.

Artikel 6 Eigen aandeel bij verstrekking van een financiële tegemoetkoming

  • 1. Voor voorzieningen die verstrekt worden in de vorm van een periodieke financiële tegemoetkoming wordt geen eigen aandeel opgelegd.

  • 2. Voor voorzieningen die verstrekt worden in de vorm van een eenmalige financiële tegemoetkoming wordt een eigen aandeel opgelegd gedurende 39 perioden van 4 weken.

Artikel 7 Eigen bijdrage bij verstrekking in natura (eigendom en bruikleen)

  • 1. Voor voorzieningen die in eigendom verstrekt worden wordt een eigen bijdrage opgelegd gedurende 39 perioden van 4 weken.

  • 2. Voor voorzieningen die in bruikleen verstrekt worden wordt een eigen bijdrage opgelegd zolang de voorziening in bruikleen is. Hierbij wordt de eigen bijdrage voor de nieuwprijs van de voorziening opgelegd gedurende 7 jaar en de onderhoudskosten worden opgelegd zolang de voorziening in bruikleen is.

  • 3. In afwijking van lid 2 wordt voor voorzieningen in bruikleen waarvan de aanschafkosten lager zijn dan € 1.000,- inclusief Btw een eigen bijdrage opgelegd gedurende 39 perioden van 4 weken.

  • 4. In afwijking van lid 2 word de nieuwprijs bij trapliften opgelegd gedurende 10 jaar.

  • 5. In afwijking van lid 2 worden de onderhoudskosten na de technische levensduur alleen opgelegd als deze meer bedragen dan € 15,- inclusief Btw per periode van vier weken.

Artikel 8 Eigen bijdrage bij persoonsgebonden budget

  • 1.

    Bij verstrekking van een voorziening in de vorm van een Pgb in plaats van een voorziening in bruikleen wordt de eigen bijdrage opgelegd gedurende 7 jaar met uitzondering van een Pgb voor trapliften, daarvoor wordt de eigen bijdrage opgelegd gedurende 10 jaar.

  • 2.

    Bij verstrekking van een voorziening in de vorm van een Pgb in plaats van een voorziening in eigendom wordt de eigen bijdrage opgelegd gedurende 39 perioden van 4 weken.

  • 3.

    De eigen bijdrage voor onderhoudskosten wordt opgelegd zolang er een Pgb voor onderhoudskosten wordt verstrekt.

  • 4.

    In afwijking van lid 1 wordt voor voorzieningen in de vorm van een Pgb in plaats van een voorziening in bruikleen waarvan de aanschafkosten lager zijn dan € 1.000,- inclusief Btw een eigen bijdrage opgelegd gedurende 39 perioden van 4 weken.

Artikel 9 Klanttarief collectief vervoer

  • 1. In het collectief vervoer betaalt de klant een bedrag dat vergelijkbaar is met het zonetarief zoals dat in de tijd van de blauwe strippenkaart bestond. De hoogte hiervan is:

    • -

      voor een normale rit: € 0,55 voor de (opstap)zone en € 0,55 voor elke ritzone;

    • -

      voor een plusrit vraagt de vervoerder een extra bedrag per (opstap)zone van € 0,80. De

      prijs van een plusrit komt hiermee op € 1,35 per (opstap)zone.

      Hoofdstuk 3 Regels over het persoonsgebonden budget

Hoofdstuk 3. Regels over het persoonsgebonden budget

Artikel 10 Regels rond verstrekking en verantwoording

  • 1. Een persoonsgebonden budget kan alleen worden toegekend indien een individuele voorziening is geïndiceerd. Verstrekking van een toegekende individuele voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget vindt plaats op verzoek van de aanvrager.

  • 2. Verstrekking als persoonsgebonden budget vindt niet plaats indien:

    • a.

      op grond van aanwijzingen die tijdens het onderzoek duidelijk zijn geworden het ernstige vermoeden bestaat dat de aanvrager problemen zal hebben met het omgaan met een persoonsgebonden budget;

    • b.

      eerder misbruik is gemaakt van deze vorm van verstrekking van een individuele voorziening.

  • 3. De verantwoording van het persoonsgebonden budget door de budgethouder aan het college vindt plaats in alle gevallen na aanschaf van een hulpmiddel of voorziening, na afloop van de verstrekking dan wel na afloop van elk halfjaar of kalenderjaar.

  • 4. Het deel van het toegekende persoonsgebonden -budget dat niet wordt besteed aan de geïndiceerde dienst of voorziening, wordt niet uitgekeerd, of dient te worden terugbetaald aan de gemeente.

  • 5. Voor het persoonsgebonden budget gelden de regels over de eigen bijdrage zoals gesteld in de artikelen 5 en 8.

Hoofdstuk 4. Hulp bij het huishouden

Artikel 11 Vaststelling bedrag persoonsgebonden budget hulp bij het huishouden.

  • 1.

    Het persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden wordt toegekend per uur. Hierbij wordt het volgende uurtarief gehanteerd:

  • HbhH 1 € 16,-

  • HbhH 2 € 21,50

  • HbhH 3 € 22,80

  • 2.

    De bedragen tot en met € 6.000,- worden 1x per jaar bij voorschot op rekening van de budgethouder overgemaakt. De bedragen daarboven worden 1x per halfjaar bij voorschot op rekening van de budgethouder overgemaakt.

Hoofdstuk 5. Woonvoorzieningen

Artikel 12

  • 1.

    De financiële tegemoetkoming of het persoonsgebonden budget voor woonvoorzieningen wordt vastgesteld als tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte.

  • 2.

    In het kader van artikel 23 van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning wordt de volgende terugbetalingsregeling gehanteerd:

    bij verkoop binnen 1 jaar 100 %,

    bij verkoop na 1 jaar en binnen 2 jaar 80 %,

    bij verkoop na 2 jaar en binnen 3 jaar 60 %,

    bij verkoop na 3 jaar en binnen 4 jaar 40 %,

    bij verkoop na 4 jaar en binnen 5 jaar 20 %,

in alle gevallen minus het gedeelte dat voor rekening van de eigenaar van de woonruimte is gekomen. Bij verkoop na vijf jaar hoeft de meerwaarde niet terugbetaald te worden.

  • 3.

    Het bedrag voor de verhuiskostenvergoeding als genoemd in artikel 18 onder a van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning bedraagt

    • a.

      € 2.550,- voor alleenstaanden of gehuwden zonder kinderen;

    • b.

      maximaal € 3.825,- voor alleenstaanden of gehuwden met kind of kinderen onder de 18 jaar die

      gedwongen zijn mee te verhuizen;

    • c.

      € 3.825,- voor personen die op verzoek van de gemeente een aangepaste woning vrijmaken.

  • 4.

    De hoogte van de financiële tegemoetkoming voor woningsanering zoals genoemd in artikel 18 onder c van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning bedraagt, wanneer het gaat om het vervangen van zachte door harde vloerbedekking, maximaal € 50,00 per strekkende meter of € 12,50 per vierkante meter. Dit is inclusief eventueel egaliseren, ondervloer en legkosten.

Voor woningsanering gelden de volgende afschrijvingstermijnen bij vervanging:

  • -

    is het huidige een artikel nieuwer dan 2 jaar: 100% vergoeding

  • -

    is het huidige artikel 2-4 jaar oud: 75% vergoeding

  • -

    is het huidige artikel 4-6 jaar oud: 50% vergoeding

  • -

    is het huidige artikel 6-8 jaar oud: 25% vergoeding

van de werkelijk gemaakte kosten

-is het huidige artikel 8 jaar of ouder: geen vergoeding.

  • 5a.

    Bij het verstrekken van een financiële tegemoetkoming voor een woonvoorziening kan rekening worden gehouden met de afschrijvingstermijn van de huidige voorziening, hierbij wordt uitgegaan van landelijk geaccepteerde afschrijvingstermijnen. De vergoeding wordt alleen verstrekt voor dat deel van de voorziening dat niet afgeschreven is. Het gaat hier om voorzieningen als een keuken, een badkamer etc.

  • b.

    De noodzakelijke meerkosten die verband houden met de aandoening van de aanvrager ten opzichte van een standaard voorziening worden volledig vergoed.

  • 6.

    De noodzakelijke kosten voor onderhoud en reparatie van trapliften, plafondliften, elektrische deuropeners, was-föhninstallaties en elektrische verstellingen van keukens of wastafels worden volledig vergoed aan de eigenaar van de woning.

Hoofdstuk 6. Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel

Artikel 13

  • 1. Het persoonsgebonden budget voor vervoersvoorzieningen wordt vastgesteld op basis van de tegenwaarde van de goedkoopst-compenserende voorziening in natura bij de door de gemeente gecontracteerde leverancier.

  • 2. Jaarlijks kan op declaratiebasis een bedrag voor onderhoud en reparatie worden vergoed, gebaseerd op het bedrag dat de gemeente in dat jaar betaald voor een dergelijke voorziening die in natura wordt verstrekt.

Artikel 14

1.De inkomensgrens waarboven een auto, met een auto vergelijkbare voorzieningen en de daarmee samenhangende gebruiks- en onderhoudskosten niet voor verstrekking of vergoeding in aanmerking komen, zoals genoemd in artikel 28 van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning, bedraagt € 22.905,- voor alleenstaanden en €28.306,- voor echtparen of alleenstaanden met tot hun laste komende kinderen.

Artikel 15

  • 1.

    Hoogte van de financiële tegemoetkoming;

    • a.

      Het bedrag dat per jaar verstrekt wordt voor gebruik van een (eigen) auto bedraagt maximaal € 1.341,-;

  • b.

    Het bedrag dat per jaar verstrekt wordt voor gebruik van een bruikleenauto bedraagt maximaal € 800,-;

  • c.

    Het bedrag dat per jaar verstrekt wordt voor gebruik van een taxi bedraagt € maximaal € 1.557,-;

  • d.

    Het bedrag dat per jaar verstrekt wordt voor gebruik van een rolstoeltaxi bedraagt maximaal € 2.313,-;

  • e.

    Indien de vervoersbehoefte van (echt)paren samenvalt wordt ten hoogste de maximale financiële tegemoetkoming van 1 persoon per (echt)paar toegekend;

  • f.

    Voor zover de vervoersbehoefte van (echt)paren niet samenvalt, wordt ten hoogste anderhalf maal de maximale financiële tegemoetkoming van 1 persoon toegekend.

Artikel 16

  • 1.

    1.De vergoeding van de aanpassing aan de eigen auto bedraagt de volledige kostprijs van de noodzakelijke 

    voorzieningen, op basis van de goedgekeurde offerte.

  • 2.

    De vergoeding van de aanpassing van de eigen auto bedraagt maximaal € 3.000,- indien de aanvrager geïndiceerd is 

    voor het collectief systeem van aanvullend vervoer maar niet in aanmerking wil komen voor de collectieve voorziening.

    Deze autoaanpassing kan alleen verstrekt worden in plaats van het collectief vervoer als deze voor een periode van

    minimaal 5 jaar adequaat geacht wordt.

  • 3.

    Indien op grond van lid 2 een autoaanpassing wordt toegekend kan in aanvulling daarop geen financiële 

    tegemoetkoming als genoemd in artikel 10 worden verstrekt.

  • 4.

    Het bedrag genoemd in lid 2 is een gemaximeerde vergoeding en wordt niet vaker dan eens per vijf jaar verstrekt. Het 

    geldt tevens als bijdrage voor het onderhoud en reparatie van de autoaanpassing.

Hoofdstuk 7 Verplaatsen in en rond de woning

Artikel 17

  • 1.

    Het persoonsgebonden budget voor een rolstoel wordt vastgesteld als tegenwaarde van de goedkoopste compenserende voorziening in natura bij de door de gemeente gecontracteerde leverancier.

  • 2.

    Jaarlijks kan op declaratiebasis een bedrag voor onderhoud en reparatie worden vergoed, gebaseerd op het bedrag dat de gemeente in dat jaar betaald voor een dergelijke voorziening die in natura wordt verstrekt.

  • 3.

    Een sportrolstoel wordt uitsluitend verstrekt als financiële tegemoetkoming. Het bedrag van deze tegemoetkoming bedraagt € 2.703,-, welk bedrag bedoeld is als tegemoetkoming in aanschaf en onderhoud van een sportrolstoel voor een periode van drie jaar.

Hoofdstuk 8. Advisering en samenhangende afstemming

Artikel 18

  • 1.

    Om de verkrijging van individuele voorzieningen samenhangend af te stemmen op de situatie van de aanvrager wordt bij het onderzoek inzake het advies ex artikel 35 van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning indien van toepassing aandacht besteedt aan:

    • a.

      de algemene gezondheidstoestand van de aanvrager;

    • b.

      de beperkingen die de aanvrager in zijn functioneren, ondervindt als gevolg van ziekte of gebrek;

    • c.

      de woning en de woonomgeving van de aanvrager;

    • d.

      het psychisch en sociaal functioneren van de aanvrager;

    • e.

      de sociale omstandigheden van de aanvrager.

Bij de besluitvorming en de motivering van het besluit wordt door het college bij deze bevindingen aangesloten.

Hoofdstuk 9. Slotbepalingen

Artikel 19

  • 1. De in dit besluit geldende bedragen kunnen jaarlijks door het college aangepast worden conform de ontwikkelingen van de prijsindex voor de gezinsconsumptie volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek en de landelijke normen.

  • 2. In afwijking van het vorige lid wordt het tarief van de collectieve ritten aangepast aan de prijsontwikkeling overeenkomstig de Openbaar Vervoer-tarieven.

Artikel 20

  • 1.

    Dit besluit kan worden aangehaald als het 'Besluit Voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Waterland’.

  • 2.

    Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2012.

Ondertekening

Burgemeester en wethouders van Waterland,

De secretaris, de burgemeester,

D. Broere Drs. C. Mooij

locosecretaris waarnemend burgemeester