Regeling vervallen per 01-01-2015

Gemeenschappelijke regeling gezamenlijke ombudsman metropool Amsterdam 2013

Geldend van 01-01-2014 t/m 31-12-2014

Intitulé

Gemeenschappelijke regeling gezamenlijke ombudsman metropool Amsterdam 2013

De raad van de gemeente Waterland,

Gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders;

Overwegende dat het gewenst is om onze externe klachtenvoorziening in een gemeenschappelijke regeling vast te leggen;

Gelet op artikel 81y Gemeentewet,

B E S L U I T :

vast te stellen de navolgende Gemeenschappelijke regeling gezamenlijke ombudsman metropool Amsterdam 2013.

Gemeenschappelijke regeling gezamenlijke ombudsman metropool Amsterdam 2013

Hoofdstuk 1 Inleidende en algemene bepaling

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Indeze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    wet: de Wet gemeenschappelijke regelingen;

  • b.

    raden: de raden van de deelnemende gemeenten, tevens moet hier worden gelezen 'het algemeen bestuur van de deelnemende gemeenschappelijke regelingen';

  • c.

    college: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam;

  • d.

    ombudsman: de gezamenlijke ombudsman;

  • e.

    regeling: de gemeenschappelijke regeling ten behoeve van de gezamenlijke ombudsman;

  • f.

    bevoegd bestuursorgaan: raad, college van burgemeester en wethouders of bestuur deelnemende gemeenschappelijke regeling;

  • g.

    commissie voor de raadsorganen: de commissie voor de raadsorganen van hetpresidium van de gemeenteraad van de gemeente Amsterdam.

Hoofdstuk 2 Instelling

Artikel 2 Belang

Deze regeling is aangegaan om op een effectieve en efficiënte wijze vorm en inhoud te geven aan de door de Gemeentewet aan de raad gegeven mogelijkheid om voor de behandeling van verzoekschriften een gezamenlijke ombudsman in te stellen.

Artikel 3 Gemeenschappelijk orgaan

  • 1. De raden richten door deze regeling een gemeenschappelijk orgaan op als bedoeld in artikel 1, juncto artikel 8, lid 2, van de wet.

  • 2. Het gemeenschappelijk orgaan is genaamd 'Gezamenlijke ombudsman metropool Amsterdam' en is gevestigd in de gemeente Amsterdam.

  • 3. De gezamenlijke ombudsman kan tevens worden aangeduid als de Gemeentelijke ombudsman, de Gemeentelijke ombudsman Amsterdam, de Gemeentelijke ombudsman Almere, de Gemeentelijke ombudsman Diemen, de Gemeentelijke ombudsman Landsmeer, de Gemeentelijke ombudsman Waterland, de Gemeentelijke ombudsman Zaanstad, de ombudsman stadsregio Amsterdam en de ombudsman veiligheidsregio Amsterdam-Amstelland.

Artikel 4 Privaatrechtelijke rechtspersonen

  • 1. Deze gemeenschappelijke regeling is van overeenkomstige toepassing op gedragingen van organen van privaatrechtelijke rechtspersonen die een voorheen gemeentelijke taak vervullen of mede vervullen. Het daartoe bevoegde bestuursorgaan moet een daartoe strekkend besluit hebben genomen.

  • 2. Het daartoe bevoegde bestuursorgaan neemt een besluit als in het vorige lid bedoeld alleen indien:

    • a.

      de akte van oprichting of de statuten in die mogelijkheid voorzien, of;

    • b.

      het bevoegd orgaan van de rechtspersoon schriftelijk heeft verklaard met het overeenkomstig toepassen van deze verordening in te stemmen.

  • 3. .Het daartoe bevoegde bestuursorgaan zendt een afschrift van een besluit als bedoeld in lid 1 aan de ombudsman, die een lijst bijhoudt van de privaatrechtelijke rechtspersonen. De ombudsman publiceert deze registraties op zijn website.

Hoofdstuk 3 Toetreding, uittreding, wijziging en opheffing

Artikel 5 Toetreding en uittreding

  • 1. Toetreding tot de regeling kan slechts geschieden per 1 januari van enig jaar door een daartoe strekkend gezamenlijk besluit van de deelnemende raden en de raad van de toetredende gemeente.

  • 2. Uittreding uit deze regeling kan slechts geschieden per 1 januari van enig jaar na een daartoe strekkend besluit van de raad van de uittredende gemeente.

  • 3. Dit besluit wordt uiterlijk zes maanden voor de beoogde uittredingsdatum aan de raden en de ombudsman medegedeeld.

  • 4. De financiële gevolgen van een uittreding en de daarbij behorende verplichtingen van de uittredende gemeente worden door de raden vastgesteld na het horen van de ombudsman.

  • 5. Het vorige lid is niet van toepassing in het geval de vaste jaarlijkse bijdrage van een uittredende gemeente niet meer bedraagt dan 20.000,00 euro.

Artikel 6 Wijziging en opheffing

  • 1. Deze regeling kan zowel op voorstel van de ombudsman als op voorstel van een van de raden worden gewijzigd bij gelijkluidend besluit van de raden.

  • 2. De coördinatie van een voorstel tot wijziging vindt plaats door de raadsgriffie van de gemeente Amsterdam.

  • 3. Deze regeling wordt opgeheven bij uittreding van de gemeente Amsterdam of wanneer er minder dan twee gemeenteraden overblijven om te participeren in deze regeling.

Hoofdstuk 4 Werkwijze

Artikel 7 Bureau van de gezamenlijke ombudsman

  • 1. Er is een Bureau van de gezamenlijke ombudsman gevestigd in de gemeente Amsterdam.

  • 2. De gemeente Amsterdam verschaft de ombudsman, in overleg met hem, op basis van de vastgestelde begroting werkruimte en uitrusting nodig voor een goede uitoefening van de functie.

  • 3. Het college benoemt, op voordracht van de ombudsman, de ambtenaren die nodig zijn voor een goede uitoefening van de werkzaamheden van de ombudsman.

Artikel 8 Het onderzoek

  • 1. Eenieder heeft het recht de ombudsman schriftelijk te verzoeken een onderzoek in te stellen naar de wijze waarop een bestuursorgaan zich in een bepaalde aangelegenheid jegens hem of een ander heeft gedragen.

  • 2. De ombudsman stelt een onderzoek in tenzij één van de omstandigheden zoals genoemd in de artikelen 9:22, 9:23 en 9:34 van de Algemene wet bestuursrecht zich voordoet.

  • 3. Bestuursorganen dienen op verzoeken van de ombudsman binnen een maand te reageren, tenzij de ombudsman anders bepaalt.

  • 4. De ombudsman kan het betrokken bestuursorgaan verzoeken om de uitvoering van een bepaald besluit of regeling voor bepaalde tijd op te schorten of verzoeken om een concrete voorziening. Het bestuursorgaan kan dit verzoek, met redenen omkleed, afwijzen.

Artikel 9 Rapportage

  • 1. In de regel wendt de ombudsman zich met zijn aanbevelingen in de eerste plaats tot het betrokken bestuursorgaan.

  • 2. Indien de ombudsman in het rapport als bedoeld in artikel 9:36 Algemene wet bestuursrecht een aanbeveling ter opheffing van een structurele tekortkoming opneemt, deelt het desbetreffende bestuursorgaan binnen drie maanden aan de ombudsman mee op welke wijze aan de aanbeveling gevolg zal worden gegeven. Hiervan wordt een afschrift aan de gemeenteraad gezonden.

  • 3. Indien de ombudsman in het rapport als bedoeld in artikel 9:36 Algemene wet bestuursrecht een aanbeveling ter opheffing van een incidentele tekortkoming opneemt, deelt het desbetreffende bestuursorgaan binnen een maand aan de ombudsman mee op welke wijze aan de aanbeveling gevolg zal worden gegeven. Hiervan wordt een afschrift aan de gemeenteraad gezonden.

Artikel 10 Jaarverslag

Het bij een onderzoek betrokken bestuursorgaan geeft binnen drie maanden na verschijning van het jaarverslag als bedoeld in artikel 81u van de Gemeentewet een reactie op het jaarverslag en de aandachtspunten.

Artikel 11 Overleg

De ombudsman voert ten minste jaarlijks overleg met een vertegenwoordiging van de raden.

Hoofdstuk 5 Financiën

Artikel 12 Begroting

  • 1. Aan de raad van de gemeente Amsterdam wordt mandaat verleend om jaarlijks de begroting van de ombudsman voor het volgende kalenderjaar vast te stellen.

  • 2. De ombudsman zendt voor de vaststelling van de begroting een conceptbegroting inclusief meerjarenraming en toelichting naar de raden teneinde hen in de gelegenheid te stellen hun zienswijze bij de gemeenteraad van Amsterdam naar voren te brengen.

  • 3. Voor de samenstelling van de begroting wordt uitgegaan van de in de laatst vastgestelde begroting opgenomen ramingen alsmede de resultatenrekening van het voorlaatste jaar.

  • 4. Binnen twee weken na de vaststelling, doch in ieder geval vóór 15 juli van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, wordt de begroting door de ombudsman aan de raden en aan gedeputeerde staten gestuurd.

  • 5. Bij een positief exploitatieresultaat over een begrotingsjaar wordt dit resultaat in het daarop volgende begrotingsjaar aan de begrotingspost Algemene reserve toegevoegd.

  • 6. Het bedrag van de begrotingspost Algemene reserve bedraagt nooit meer dan 10 procent van de gezamenlijke bijdragen van de deelnemende gemeenten van het betreffende begrotingsjaar.

  • 7. Op een wijziging van de begroting is artikel 35 van de wet van overeenkomstige toepassing.

Artikel 13 Bijdragen deelnemende gemeenten

  • 1. De jaarlijkse bijdrage van de gemeente Amsterdam is opgenomen in bijlage B onder I.

  • 2. De jaarlijkse bijdrage van de overige deelnemende gemeenten is opgenomen in bijlage B onder II en vastgesteld op basis van een vast aantal door de ombudsman te behandelen klachten per jaar.

  • 3. In het geval er tegen de in het vorig lid genoemde gemeenten in een jaar meer klachten worden ingediend dan waarvoor de jaarlijkse bijdrage voor de betreffende gemeente is vastgesteld, dan wordt er per extra klacht een naheffingstarief in rekening gebracht bij de betreffende gemeente zoals opgenomen in bijlage B onder II.

  • 4. De bijdrage van de deelnemende gemeenten, zowel het vaste jaarlijkse bedrag alsook het bedrag per klacht voor naheffing, wordt nominaal geïndexeerd conform het percentage voor personele lasten uit de begrotingscirculaire van het betreffende jaar van de gemeente Amsterdam.

  • 5. De gemeenteraad van de gemeente Amsterdam wordt gemandateerd bijlage B te wijzigen voor zover:

    • a.

      het de aanpassing betreft zoals genoemd in het vorige lid (nominale indexatie), en/of:

    • b.

      indien een deelnemende gemeente verzoekt om verhoging van de jaarlijkse eigen bijdrage en het daaruit voortvloeiende aantal te behandelen klachten.

Artikel 14 Jaarrekening

  • 1. Aan de raad van de gemeente Amsterdam wordt mandaat verleend om jaarlijks de jaarrekening van de ombudsman over het daaraan voorafgaand kalenderjaar vast te stellen.

  • 2. Een overschrijding van de begroting is, na uitputting van de begrotingspost Algemene reserve, voor rekening en risico van de gemeente Amsterdam.

  • 3. De jaarrekening wordt voorafgaand aan de vaststelling ter controle voorgelegd aan de gemeenteaccountant van de gemeente Amsterdam.

  • 4. De ombudsman zendt de jaarrekening binnen twee weken na de vaststelling, doch in ieder geval vóór 15 juli van het jaar volgende op het jaar waarop de jaarrekening betrekking heeft, aan de raden en aan gedeputeerde staten.

Hoofdstuk 6 Benoeming en rechtspositie

Artikel 15 Benoeming

  • 1. De raden worden betrokken bij de selectieprocedure van de ombudsman.

  • 2. De raden benoemen de ombudsman op voordracht van het presidium van de raad van de gemeente Amsterdam door een gelijkluidend besluit.

Artikel 16 Verklaring en belofte

De ombudsman legt in de vergadering van de gemeenteraad van Amsterdam de eed (verklaring en belofte) af als bedoeld in artikel 81s van de Gemeentewet.

Artikel 17 Rechtspositionele aanspraken en verplichtingen

In bijlage A, behorende bij deze regeling, wordt bepaald welke ambtelijke rechtspositionele regelingen van overeenkomstige toepassing zijn en bij wijziging van deze regelingen van toepassing zullen zijn, alsmede eventuele anders luidende of andere aanspraken.

Artikel 18 Plaatsvervanger

  • 1. De bepalingen in de artikelen 15 en 16 met betrekking tot de ombudsman zijn van overeenkomstige toepassing op diens plaatsvervanger.

  • 2. De vergoeding van de plaatsvervangend ombudsman volgt de vergoeding van een plaatsvervangend raadsheer aan het gerechtshof.

Hoofdstuk 7 Slotbepalingen

Artikel 19 Inwerkingtreding en evaluatie

  • 1. Deze regeling treedt in werking op 1 januari 2014.

  • 2. Drie jaar na inwerkingtreding evalueren de raden in overleg met de ombudsman de werking van de regeling. Nadien wordt telkens eenmaal in de zes jaar de werking van de regeling geëvalueerd door de raden.

Artikel 20 Citeertitel

Deze gemeenschappelijke regeling wordt aangehaald als: Gemeenschappelijke regeling gezamenlijke ombudsman metropool Amsterdam 2013.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Waterland, gehouden op 28 november 2013
De raad voornoemd,
drs. E.G.H. Dijk MPM ing. S.G. Verbeek
griffier waarnemend voorzitter

Bijlage A

Bijlage A behorende bij artikel 17 van de Gemeenschappelijke regeling gezamenlijke ombudsman metropool Amsterdam 2013

Bijlage B

Bijlage B behorende bij artikel 13, tweede lid, van de Gemeenschappelijke regeling gezamenlijke ombudsman metropool Amsterdam 2013