Re-integratieverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ gemeente Waterland 2015

Geldend van 04-09-2015 t/m 17-11-2016

Intitulé

Re-integratieverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ gemeente Waterland 2015

De raad van de gemeente Waterland,

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 2 december 2014;

overwegende dat het wenselijk is om arbeidsinschakeling en door het college noodzakelijk geachte voorziening binnen de kaders van de re-integratieverordening te regelen;

gelet op artikel 8a, eerste lid, aanhef en onder a, c, d, en e, en tweede lid, en 10b, vierde lid van de Participatiewet,

artikelen 34, 35, 36 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers,

artikelen 34, 35 en 36 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte en gewezen zelfstandigen,

B E S L U I T :

vast te stellen de navolgende

Re-integratieverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ gemeente Waterland 2015.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    belanghebbende: de uitkeringsgerechtigde;

  • b.

    cliëntenraad: de cliëntenraad als bedoeld in artikel 47 van de Participatiewet;

  • c.

    doelgroep: personen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onder a, van de wet, personen als bedoeld in de artikelen 2 en 3 van de Wet Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers en de artikelen 2 en 3 van de Wet Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte en gewezen zelfstandigen;

  • d.

    gemeente: gemeente Waterland;

  • e.

    IOAW: Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

  • f.

    IOAZ: Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte en gewezen zelfstandigen;

  • g.

    mantelzorg: langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt;

  • h.

    scholings-begeleidingsvoucher: een vorm van subsidie om scholing en/of begeleiding mogelijk te maken;

  • i.

    wet: Participatiewet.

Hoofdstuk 2 Beleid en Financiën

Artikel 2. Budget- en subsidieplafonds

De gemeenteraad kan één of meer budget- of subsidieplafonds voor de verschillende voorzieningen vaststellen. Een vastgesteld budget- of subsidieplafond vormt een weigeringsgrond bij de aanspraak op een specifieke voorziening.

Artikel 3. Evenwichtige verdeling en financiering

  • 1. Het college biedt aan een persoon uit de doelgroep ondersteuning bij de arbeidsinschakeling en voor zover het college dat noodzakelijk acht een voorziening gericht op arbeidsinschakeling.

  • 2. Bij de keuze van de mogelijkheden van ondersteuning en het aanbieden van voorzieningen, biedt het college maatwerk. Daarbij wordt door het college een afweging gemaakt, waarbij gekeken wordt of de voorziening, gelet op de mogelijkheden, capaciteiten en wensen van de belanghebbende, het meest doelmatig is met het oog op inschakeling in de arbeid.

  • 3. Het college draagt zorg voor voldoende diversiteit in het aanbod aan ondersteuning en voorzieningen.

  • 4. Het college houdt bij het aanbieden van de in deze verordening opgenomen voorzieningen rekening met de omstandigheden en functionele beperkingen van een persoon. De omstandigheden hebben in ieder geval betrekking op zorgtaken van die persoon en de mogelijkheid dat hij behoort tot de doelgroep voor een loonkostensubsidie of gebruik maakt van de voorziening beschut werk. Onder zorgtaken wordt in ieder geval verstaan:

    • a.

      de opvang van voor hem ten laste komende kinderen tot vijf jaar, en

    • b.

      de noodzakelijkheid van het verrichten van mantelzorg met een minimum van 8 uur per week.

  • 5. Het college zendt tweejaarlijks aan de gemeenteraad een verslag over de doeltreffendheid van beleid. Het verslag bevat in ieder geval het oordeel van de cliëntenraad van de gemeente Waterland.

Hoofdstuk 3 Voorzieningen

Artikel 4. Beëindiging voorzieningen

Het college kan een voorziening beëindigen als:

  • a.

    de persoon die aan de voorziening deelneemt zijn verplichting als bedoeld in de artikelen 9 en 17 van de wet, de artikelen 13 en 37 van de IOAW of de artikelen 13 en 37 van de IOAZ niet nakomt;

  • b.

    de persoon die aan de voorziening deelneemt niet meer behoort tot de doelgroep;

  • c.

    de persoon die aan de voorziening deelneemt algemeen geaccepteerde arbeid aanvaardt waarbij geen gebruik wordt gemaakt van een in deze verordening opgenomen voorziening, tenzij het betreft een persoon als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de wet;

  • d.

    naar het oordeel van het college de voorziening onvoldoende bijdraagt aan een snelle arbeidsinschakeling;

  • e.

    de voorziening naar het oordeel van het college niet meer geschikt is voor de persoon die gebruik maakt van de voorziening;

  • f.

    de persoon die aan de voorziening deelneemt niet naar behoren gebruik maakt van de aangeboden voorziening;

  • g.

    de persoon die aan de voorziening deelneemt niet meer voldoet aan de voorwaarden die in deze verordening worden gesteld om in aanmerking te komen voor de voorziening.

Artikel 5. Werkervaringsplaats

  • 1. Het college kan een persoon die behoort tot de doelgroep een werkervaringsplaats aanbieden.

  • 2. Het doel van een werkervaringsplaats is het opdoen van werkervaring of het leren functioneren in een arbeidsrelatie.

  • 3. Een werkervaringsplaats mag maximaal zes maanden duren.

  • 4. Het college plaatst de persoon uitsluitend als hierdoor de concurrentieverhoudingen niet onverantwoord worden beïnvloed en er geen verdringing op de arbeidsmarkt plaatsvindt.

  • 5. Het college kan de werkervaringsplaats ondersteunen met een detacheringsovereenkomst. De werknemer wordt voor het verrichten van arbeid gedetacheerd bij een onderneming. De detachering wordt vastgelegd in een schriftelijke overeenkomst tussen zowel de werkgever en inlenende organisatie als tussen de werknemer en inlenende organisatie.

  • 6. In de overeenkomst als bedoeld in het vijfde lid wordt in ieder geval vastgelegd:

    • a.

      het doel van de werkervaringsplaats;

    • b.

      de wijze waarop de begeleiding plaats vindt, en

    • c.

      het aantal uren per week waarop activiteiten worden verricht en wat deze activiteiten inhouden.

Artikel 6. Sociale activering

  • 1. Het college kan een persoon die behoort tot de doelgroep activiteiten aanbieden in het kader van sociale activering.

  • 2. Het college stemt de duur van de in het eerste lid bedoelde activiteiten af op de mogelijkheden en capaciteiten van de persoon.

Artikel 7. Participatieplaats

  • 1. Het college kan een persoon van 27 jaar of ouder met recht op algemene bijstand overeenkomstig artikel 10a van de wet onbeloonde additionele werkzaamheden laten verrichten.

  • 2. De afspraken met betrekking tot de te verrichten additionele werkzaamheden worden vastgelegd in een schriftelijke overeenkomst. De overeenkomst wordt aangegaan tussen de gemeente, de werkgever en de persoon die de additionele werkzaamheden gaat verrichten.

  • 3. De premie, bedoeld in artikel 10a, zesde lid, van de wet bedraagt maximaal € 300 per zes maanden, mits in die zes maanden voldoende is meegewerkt aan het vergroten van de kans op inschakeling in het arbeidsproces.

  • 4. De hoogte van de premie is afhankelijk van het gemiddeld aantal uren per week dat door de bijstandsgerechtigde is gewerkt in de te beoordelen periode van zes maanden.

  • 5. Om in aanmerking te komen voor een premie verricht de bijstandsgerechtigde gemiddeld acht uur per week onbeloonde additionele werkzaamheden. De maximale premie genoemd in het derde lid wordt verstrekt bij een gemiddelde arbeidsduur van 36 uur per week. De premie wordt naar rato gekort bij een lager aantal gewerkte uren en verzuim.

Artikel 7a Participatieplekken en beschut werk

  • 1. Het college kan met behulp van een screening en/of verdiepende diagnose beoordelen of een persoon uit de doelgroep uitsluitend in een beschutte omgeving onder aangepaste omstandigheden mogelijkheden heeft tot arbeidsparticipatie.

  • 2. Het college organiseert voor deze personen participatieplekken in samenhang met (arbeidsmatige) dagbesteding in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning.

  • 3. Het college stelt het aantal beschutte werkplekken als bedoeld in artikel 10b van de wet vooralsnog vast op nul met dien verstande dat, in geval het college op een later tijdstip het aantal beschutte werkplekken vaststelt op een hoger aantal dan nul, de volgende bepalingen van toepassing zijn:

    • a.

      het college kan de voorziening beschut werk als bedoeld in artikel 10b van de wet aanbieden aan een persoon uit de doelgroep die door een lichamelijke, verstandelijke of psychische beperking een zodanige mate van begeleiding op en aanpassingen van de werkplek nodig heeft dat van een reguliere werkgever redelijkerwijs niet kan worden verwacht dat hij deze persoon in dienst neemt;

    • b.

      het college maakt uit de personen uit de doelgroep een voorselectie en wint bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen advies in voor de beoordeling of zij uitsluitend in een beschutte omgeving onder aangepaste omstandigheden mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben. Het college draagt personen pas voor bij het UWV als er plekken beschut werk beschikbaar zijn;

    • c.

      om de in artikel 10b, eerste lid, van de Participatiewet, bedoelde werkzaamheden mogelijk te maken zet het college de volgende ondersteunende voorzieningen in: fysieke aanpassingen van de werkplek of de werkomgeving, uitsplitsing van taken of aanpassingen in de wijze van werkbegeleiding, werktempo of arbeidsduur;

    • d.

      het college bepaalt de omvang van het aanbod beschut werk en legt vast hoeveel plekken de gemeente beschikbaar stelt. In verband hiermee overlegt het college met het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, aan de gemeente gelieerde bedrijven en andere reguliere werkgevers.

Artikel 8. Scholing en begeleiding

  • 1. Het college kan een werkgever een eenmalige bijdrage (de scholings- of begeleidingsvoucher) verstrekken bij het aanbieden van een arbeidsovereenkomst of een werkervaringsplaats.

  • 2. Het college kan aan een persoon uit de doelgroep scholing gericht op een kanssector aanbieden zonder dat er een directe koppeling aan werk of een werkervaringsplaats is.

  • 3. Het college biedt aan een persoon die in het kader van een participatieplaats werkzaamheden verricht, en niet over een startkwalificatie beschikt, na een periode van zes maanden scholing of opleiding aan. Het aanbod vindt alleen plaats nadat in voldoende mate uit onderzoek is gebleken dat de scholing of opleiding een reële bijdrage levert aan de toeleiding naar de arbeidsmarkt.

  • 4. Het college stelt nadere regels ten aanzien van de doelgroep, duur van de subsidie, de hoogte en de verplichtingen die aan de subsidie in het eerste lid worden verbonden.

  • 5. Het college kan nadere regels stellen ten aanzien van de doelgroep, duur van de scholing of opleiding en de verplichtingen die aan de bijdragen in het tweede en derde lid worden verbonden.

  • 6. Voorgaande leden zijn niet van toepassing op personen als bedoeld in artikel 7, derde lid, onderdeel a, van de wet.

Artikel 9. Ondersteuning bij leer-werktraject

Het college kan ondersteuning aanbieden aan een persoon uit de doelgroep ten aanzien van wie het college van oordeel is dat een leer-werktraject nodig is, voor zover deze ondersteuning nodig is voor het volgen van een leer-werktraject en het personen betreft:

  • a.

    van 16 of 17 jaar van wie de leerplicht of de kwalificatieplicht, bedoeld in de Leerplichtwet 1969, nog niet is geëindigd, of

  • b.

    van 18 tot 27 jaar die nog geen startkwalificatie hebben behaald.

Artikel 10. Jobcoaching/Persoonlijke ondersteuning

Aan een persoon die behoort tot de doelgroep kan het college persoonlijke ondersteuning bij het verrichten van de aan die persoon opgedragen taken aanbieden in de vorm van begeleiding, de jobcoaching, als hij zonder persoonlijke ondersteuning niet in staat is de aan hem opgedragen taken te verrichten.

Artikel 11. Tijdelijke regeling no-riskpolis 2015

  • 1. Een werkgever komt in 2015 in aanmerking voor de no-riskpolis die het UWV namens de gemeente uitvoert als:

    • a.

      de werkgever een arbeidsovereenkomst aangaat met een werknemer; en

    • b.

      de werkgever voor de werknemer een loonkostensubsidie als bedoeld in artikel 10d van de wet ontvangt; en

    • c.

      het UWV voor de werknemer een Indicatie banenafspraak heeft afgegeven.

  • 2. De no-riskpolis vergoedt bij ziekte van de in het eerste lid bedoelde werknemer een bedrag overeenkomstig het in artikel 29b Ziektewet bepaalde.

  • 3. De werkgever draagt zorg voor de ziek- en herstelmelding bij het UWV op de door het UWV voorgeschreven wijze.

  • 4. De werkgever dient de gemeente per ommegaande op de hoogte te stellen van de ziek- en herstelmelding.

  • 5. Over de periode waarin de werkgever gebruik kan maken van de no-riskpolis op grond van de Ziektewet, wordt geen loonkostensubsidie als bedoeld in artikel 10d van de wet betaald.

Artikel 12. Aansprakelijkheid en ongevallen verzekering

Het college kan aan werkgevers een voorziening bieden voor de dekking van aansprakelijkheid en ongevallen tijdens het onbetaalde werk.

Artikel 13. Proefplaatsing

  • 1. Tijdens een proefperiode kan de werkgever kosteloos ontdekken of een kandidaat geschikt is voor een vacature.

  • 2. De voorwaarde is dat de werkgever de intentie heeft de kandidaat na een geslaagde proefplaatsing een arbeidsovereenkomst van minimaal zes maanden aan te bieden.

  • 3. De maximale duur is gekoppeld aan de landelijke regelgeving van het Uitvoeringsinstituut Werknemers Verzekeringen (UWV) en de maximale duur in de wet

Artikel 14. Jongerenvoucher

  • 1. Het college kan een werkgever een eenmalige subsidie verstrekken voor het bieden van een (leer) werkplek aan een jongere tot 27 jaar.

  • 2. Het college stelt nadere regels ten aanzien van de doelgroep, duur van de subsidie, de hoogte en de verplichtingen die aan de subsidie worden verbonden.

Artikel 15. Stimuleringssubsidie

  • 1. Het college kan een tijdelijke loonkostensubsidie, de stimuleringssubsidie, verstrekken aan werkgevers die met een persoon die behoort tot de doelgroep een arbeidsovereenkomst sluiten.

  • 2. De subsidie wordt uitsluitend verstrekt als hierdoor de concurrentieverhoudingen niet onverantwoord worden beïnvloed en geen verdringing op de arbeidsmarkt plaatsvindt.

  • 3. Het college stelt nadere regels ten aanzien van de doelgroep, duur van de subsidie, de hoogte en de verplichtingen die aan de subsidie worden verbonden.

Hoofdstuk 4 Slotbepalingen

Artikel 16. Intrekken oude verordening en overgangsrecht

  • 1. De Re-integratieverordening gemeente Waterland 2009 wordt ingetrokken.

  • 2. Een persoon die gebruik maakt van een toegekende voorziening op grond van de Re-integratieverordening gemeente Waterland 2009 die moet worden beëindigd op grond van deze verordening, behoudt deze voorziening voor zover wordt voldaan aan de voorwaarden uit de Re-integratieverordening gemeente Waterland 2009 voor de duur:

    • a.

      van 12 maanden, gerekend vanaf de inwerkingtreding van deze verordening, of

    • b.

      dat deze is verstrekt, als dat korter is dan de periode als bedoeld onder a.

  • 3. Het college kan na afloop van de in het tweede lid, onderdeel a., bedoelde periode, besluiten of een voorziening wordt voortgezet.

  • 4. De Re-integratieverordening gemeente Waterland 2009 blijft van toepassing ten aanzien van een voortgezette voorziening als bedoeld in het derde lid.

Artikel 17. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2015.

  • 2. Deze verordening wordt aangehaald als Re-integratieverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ gemeente Waterland 2015.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Waterland,

gehouden op 18 december 2014,

De raad voornoemd,

drs. E.G.H. Dijk MPM mw. L.M.B.C. Wagenaar-Kroon

griffier voorzitter