Regeling vervallen per 02-06-2013

Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Waterland 2007

Geldend van 01-06-2007 t/m 30-06-2011

De raad van de gemeente Waterland,

Gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders;

B E S L U I T :

tot het gewijzigd vast te stellen de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Waterland 2007 onder intrekking van de Verordening voorzieningen Wet maatschappelijke ondersteuning gemeente Waterland 2007 vastgesteld in de raadsvergadering van 28 september 2006.

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Waterland, gehouden op 26 april 2007

De raad voornoemd,

De griffier, De voorzitter,

(Drs. E.G.H. Dijk) (Mr. E.F. Jongmans)

HOOFDSTUK 1 ALGEMEEN

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze Verordening en de daarop gebaseerde nadere regelgeving wordt verstaan dan wel mede verstaan onder:

  • a.

    Wet: Wet maatschappelijke ondersteuning.

  • b.

    Compensatiebeginsel: de opdracht aan het college van burgemeester en wethouders van Waterland om voorzieningen op het gebied van maatschappelijke ondersteuning te treffen aan een persoon met beperkingen die hem in staat stelt:

    • 1.

      een huishouden te voeren;

    • 2.

      zich te verplaatsen in en om de woning;

    • 3.

      zich lokaal te verplaatsen per vervoermiddel;

    • 4.

      medemensen te ontmoeten en op basis daarvan sociale verbanden aan te gaan.

  • c.

    Mantelzorg: langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt.

  • d.

    Maatschappelijke participatie:

    normale deelname aan het maatschappelijke verkeer, hetgeen betekent dat een persoon, voor zover mogelijk, in staat moet zijn om:

    • ·

      een huishouden te voeren;

    • ·

      zich in en om de woning te verplaatsen;

    • ·

      zich zodanig te verplaatsen dat aansluiting wordt gevonden bij regionale, bovenregionale en landelijke vervoersystemen;

    • ·

      andere mensen te ontmoeten en sociale verbanden aan te gaan en te onderhouden om op die manier deel te nemen aan het lokale maatschappelijke leven.

  • e.

    Personen met beperkingen zijn personen die ten gevolge van ziekte of gebrek aantoonbare beperkingen ondervinden bij het uitvoeren van activiteiten op het gebied van het voeren van een huishouden, bij het zich verplaatsen in en om de woning, bij het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel en bij het ontmoeten van medemensen en het op basis daarvan aangaan van sociale verbanden.

  • f.

    Algemene voorziening:

    een in natura verstrekte voorziening die een regelarme en adequate oplossing biedt voor de beperkingen die een persoon ondervindt en wordt geleverd op basis van directe beschikbaarheid, in die zin dat er een beperkte toegangsbeoordeling plaatsvindt. Een algemene voorziening kan een collectieve voorziening zijn. De raad besluit of een voorziening als algemene voorziening wordt aangemerkt.

  • g.

    Individuele voorziening:

    een voorziening die op basis van een individuele, integrale en objectieve toegangsbeoordeling wordt verstrekt, indien een algemene voorziening geen adequate oplossing biedt.

  • h.

    Voorliggende voorziening:

    een algemene of individuele voorziening die als eerste wordt overwogen en vooraf gaat aan de door de aanvrager gevraagde voorziening.

  • i.

    Goedkoopst adequate oplossing:

    de algemene of individuele voorziening die naar objectieve maatstaven gemeten, van de geschikte oplossingen de meest goedkope oplossing biedt voor het opheffen of verminderen van de beperkingen van een persoon.

  • j.

    Besparingsbedrag:

    een door de aanvrager te betalen bijdrage, gelijk aan het bedrag dat ten gevolge van de verstrekking van een voorziening door de aanvrager wordt bespaard omdat deze verstrekte voorziening (deels) een algemeen gebruikelijke voorziening vervangt of kan vervangen.

  • k.

    Persoonsgebonden budget:

    een geldbedrag waarmee de aanvrager een of meer aan hem te verlenen voorzieningen kan verwerven en waarop de in deze Verordening en het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Waterland te stellen regels van toepassing zijn.

  • l.

    Financiële tegemoetkoming:

    een tegemoetkoming in de kosten van een voorziening, die kan worden afgestemd op het inkomen van de aanvrager.

  • m.

    Algemeen gebruikelijk:

    naar geldende maatschappelijke normen tot het gangbare gebruiks- dan wel bestedingspatroon van een persoon als de aanvrager behorend.

  • n.

    Meerkosten:

    kosten van een mogelijk krachtens de wet te verlenen voorziening, voor zover dit deel van de kosten uitgaat boven voor die persoon als algemeen gebruikelijk te beschouwen kosten van een dergelijke voorziening.

  • o.

    Huisgenoot:

    iedere meerderjarige met wie de aanvrager duurzaam gemeenschappelijk een huishouding voert.

  • p.

    Budgethouder:

    een persoon aan wie in gevolge deze Verordening een persoonsgebonden budget is toegekend en die aan het college verantwoording over de besteding van het persoonsgebonden budget verschuldigd is.

  • q.

    ICF:

    de International Classification of Functioning, Disability and Health.

  • r.

    Gebruikelijke zorg:

    de normale, dagelijkse zorg die partners of ouders en inwonende kinderen geacht worden elkaar onderling te bieden omdat ze als leefeenheid een gezamenlijk huishouden voeren en op die grond een gezamenlijke verantwoordelijkheid hebben voor het functioneren van dat huishouden.

Artikel 2 Reikwijdte van de verordening

  • 1. a. Het college verleent voorzieningen aan personen met beperkingen, die hen zoveel mogelijk in staat stellen tot zelfredzaamheid en deelname aan het maatschappelijk verkeer.

  • 2. Een voorziening wordt alleen verleend als zij:

    • a.

      langdurig noodzakelijk is om de beperkingen op te heffen of te verminderen,

    • b.

      naar objectieve maatstaven gemeten, als de goedkoopste adequate voorziening kan worden beschouwd, en

    • c.

      in overwegende mate op de persoon van de aanvrager afgestemd is.

  • 3. Een voorziening wordt niet verleend als:

    • a.

      zij voor een persoon zoals de aanvrager algemeen gebruikelijk is;

    • c.

      zij het uitrustingsniveau voor sociale woningbouw overschrijdt;

    • b.

      zij aangeschaft of in uitvoering is vóór de datum waarop burgemeester en wethouders een besluit nemen op de aanvraag;

    • d.

      de aanvrager niet ingeschreven is in de gemeentelijke basisadministratie van de gemeente Waterland;

    • e.

      de ondervonden problemen te maken hebben met de aard van de in de woning gebruikte materialen;

    • f.

      er geen sprake is van aantoonbare meerkosten in vergelijking met de situatie vóórdat de aanvrager de beperkingen ondervond waarvoor de voorziening wordt aangevraagd;

    • g.

      een soortgelijke voorziening al eerder verleend is en de normale afschrijvingstermijn daarvan nog niet voorbij is - tenzij die voorziening verloren gegaan is als gevolg van omstandigheden die de aanvrager niet aan te rekenen zijn;

    • h.

      het gaat om het verwijderen van een aard- of nagelvaste woonvoorziening die met subsidie op grond van de Wvg of Wmo is verstrekt.

  • 4.

    • a.

      Het college kan een eigen bijdrage of eigen aandeel in de kosten vaststellen, die bij resp. de verstrekking van een voorziening in natura, een persoonsgebonden budget (een eigen bijdrage) of een financiële tegemoetkoming (een eigen aandeel) betaald moet worden en waarop de regels van het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Waterland van toepassing zijn.

    • b.

      Indien een individuele voorziening mede inhoudt een algemeen gebruikelijke voorziening, wordt voor het gedeelte dat als algemeen gebruikelijk wordt aangemerkt, een besparingsbijdrage geheven, alvorens de voorziening wordt verstrekt. Indien deze voorziening in bruikleen is verstrekt en deze bij beëindiging blijkt te zijn verstrekt voor een kortere periode dan de gemiddelde afschrijvingsperiode van een dergelijke voorziening, kan het eigen aandeel naar gelang de tijd dat de voorziening is gebruikt terugbetaald worden.

Artikel 3 Voorschriften ter uitvoering van deze verordening

  • 1. Ter uitvoering van deze verordening stelt het college het Besluit Voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Waterland vast, alsook de Uitvoeringsregels gemeente Waterland, een overzicht van door de gemeente gefinancierde collectieve en individuele voorzieningen.

  • 2. De uitvoeringsvoorschriftenbevatten in elk geval voorschriften over:

    • ·

      de procedure voor het verlenen van voorzieningen (advisering door deskundigen, besluit tot verlenen, gereedmelding en verantwoording, vaststelling, uitkering)

    • ·

      bruikleen

    • ·

      toegangscriteria

    • ·

      eigen aandeel of bijdrage

    • ·

      het besparingsbedrag voor individuele voorzieningen, voor dat deel dat tevens algemeen gebruikelijk is

    • ·

      voorschotten

    • ·

      opschorting van uitbetaling

    • ·

      terugvordering van intrekking of wijziging van een besluit

    • ·

      terugbetaling ingeval van waardestijging bij verkoop

    • ·

      de wijze waarop de budgethouder verantwoording aflegt over de besteding van de budgetten.

Artikel 4 Participatie

  • 4.1. Er is een Wmo-raad.

  • 4.2. De Wmo-raad kan het college ongevraagd en gevraagd adviseren over het integrale Wmo-beleid.

  • 4.3 De gemeenteraad ontvangt een afschrift van elk door de Wmo-raad gegeven advies.

  • 4.4. De samenstelling van de Wmo-raad wordt geregeld in de Verordening Wmo-raad gemeente Waterland 2007.

Artikel 5 Begrotingspost

De gemeenteraad stelt elk jaar een begrotingspost vast met het bedrag, beschikbaar voor op grond van deze verordening te verlenen voorzieningen.

HOOFDSTUK 2 VORM VAN DE TE VERSTREKKEN VOORZIENINGEN

Artikel 6 Keuzevrijheid

Een individuele voorziening kan verstrekt worden in natura, als financiële tegemoetkoming en als persoonsgebonden budget. Het college stelt nadere uitvoeringsvoorschriften vast aan de hand van de in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Waterland neergelegde criteria.

Artikel 7 Voorziening in natura

Op de voorziening die in natura wordt verstrekt is een bruikleenovereenkomst of dienstverlenings-overeenkomst tussen de gemeente en de aanvrager van toepassing.

Artikel 8 Financiële tegemoetkoming

Het college stelt de hoogte van de financiële tegemoetkoming vast in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Waterland.

Artikel 9 Persoonsgebonden budget

  • 1. Het college legt vast in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Waterland de wijze waarop het persoonsgebonden budget wordt vastgesteld en gecontroleerd.

  • 2. De budgethouder is de aanvrager of diens wettelijke vertegenwoordiger.

Artikel 10 Eigen bijdragen en eigen aandeel in de kosten

  • 1. Het college stelt de hoogte van de eigen bijdrage en het eigen aandeel vast in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Waterland.

  • 2. Het college kan bij het vaststellen van de eigen bijdrage en het eigen aandeel rekening houden met het inkomen van de aanvrager.

HOOFDSTUK 3 HULP BIJ HET HUISHOUDEN

Artikel 11 Vormen van hulp bij het huishouden

De door het college, ter compensatie van beperkingen (het compensatiebeginsel) ten gevolge van ziekte of gebrek bij het voeren van een huishouden, te verstrekken voorziening kan bestaan uit:

  • a.

    algemene hulp bij het huishouden;

  • b.

    hulp bij het huishouden in natura;

  • c.

    een persoonsgebonden budget te besteden aan hulp bij het huishouden.

Artikel 12 Primaat van de algemene hulp bij het huishouden

  • 1. Een persoon als bedoeld in artikel 1 onder g. onderdeel 4, 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 11 onder a. vermelde voorziening in aanmerking komen indien:

    • a.

      aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek, of

    • b.

      problemen bij het ontvangen van de mantelzorg

    het zelf uitvoeren van een of meer huishoudelijke taken onmogelijk maken en de collectieve hulp bij het huishouden dit adequaat kan oplossen.

  • 2. Een persoon als bedoeld in artikel 1 onder g. onderdeel 4, 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 11 onder b. en c. vermelde voorzieningen in aanmerking komen indien:

    • a.

      de in het eerste lid genoemde voorziening een onvoldoende oplossing biedt, of

    • b.

      niet beschikbaar is.

Artikel 13 Gebruikelijke zorg

In afwijking van het gestelde in artikel 12 komt een persoon niet of slechts gedeeltelijk in aanmerking voor hulp bij het huishouden als hij deel uitmaakt van een leefgemeenschap, met een of meer huisgenoten of kinderen die wel in staat zijn tot het huishouden.

Artikel 14 Omvang van de hulp bij het huishouden

De omvang van de voorziening hulp bij het huishouden wordt uitgedrukt in klassen, waarbij de volgende klassen met de daarbij behorende uren kunnen worden toegekend:

  • a.

    Klasse 1: 0 tot en met 1,9 uur per week.

  • b.

    Klasse 2: 2 tot en met 3,9 uur per week.

  • c.

    Klasse 3: 4 tot en met 6,9 uur per week.

  • d.

    Klasse 4: 7 tot en met 9,9 uur per week.

  • e.

    Klasse 5: 10 tot en met 12,9 uur per week.

  • f.

    Klasse 6: 13 tot en met 15,9 uur per week.

Artikel 15: Omvang van het persoonsgebonden budget

De bedragen die per klasse in de vorm van een persoonsgebonden budget worden verstrekt, worden jaarlijks door het college vastgelegd in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Waterland.

HOOFDSTUK 4 WOONVOORZIENINGEN

Artikel 16 Vormen van woonvoorzieningen

De door het college, ter compensatie van beperkingen bij het voeren van een huishouden, te verstrekken woonvoorziening kan bestaan uit:

  • a.

    een algemene woonvoorziening;

  • b.

    een woonvoorziening in natura;

  • c.

    een persoonsgebonden budget te besteden aan een woonvoorziening;

  • d.

    een financiële tegemoetkoming in de kosten van een woonvoorziening.

Artikel 17 Primaat algemene woonvoorzieningen en recht op individuele woonvoorzieningen

  • 1. Een persoon als bedoeld in artikel 1 onder g. onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 16 onder a. vermelde voorziening in aanmerking komen indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek een woningaanpassing of losse woonvoorziening noodzakelijk maken en de algemene woonvoorziening dit snel en adequaat kan oplossen.

  • 2. Een persoon als bedoeld in artikel 1 onder g. onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 16 onder b., c. en d. vermelde voorziening in aanmerking komen indien de in het vorige lid genoemde oplossing niet aanwezig is of niet tot een adequate oplossing leidt.

Artikel 18 Soorten individuele woonvoorzieningen

De in artikel 16 onder b., c. en d. genoemde voorzieningen kunnen bestaan uit:

  • a.

    een financiële tegemoetkoming in verhuis- en herinrichtingskosten;

  • b.

    een bouwkundige of woontechnische woonvoorziening;

  • c.

    een niet-bouwkundige of niet-woontechnische woonvoorziening;

  • d.

    een uitraasruimte;

  • e.

    onderhoud en reparatie van de in lid b en c. genoemde voorziening;

  • f.

    compensatie van tijdelijk dubbele woonlasten;

  • g.

    compensatie van verlies aan huurinkomsten.

Artikel 19 Primaat van de verhuizing

  • 1. Een persoon als bedoeld in artikel 1 onder g. onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor een voorziening als bedoeld in artikel 18 onder a. in aanmerking komen wanneer aantoonbare beperkingen als gevolg van ziekte of gebrek het normale gebruik van de woning belemmeren.

  • 2. Een financiële tegemoetkoming in de verhuis- en herinrichtingskosten kan ook worden verstrekt aan een persoon die op verzoek van de gemeente ten behoeve van een andere persoon aangepaste woonruimte heeft ontruimd.

  • 3. Een persoon als bedoeld in artikel 1 onder g. onderdeel 5 en 6 van de wet, kan voor een voorziening als bedoeld in artikel 18 onder b., c en d. in aanmerking komen wanneer de in het eerste lid genoemde voorziening niet mogelijk is of niet de goedkoopst adequate voorziening is.

  • 4. Een persoon als bedoeld in artikel 1 onder g. onderdeel 5 en 6 van de wetkan voor een voorziening als bedoeld in artikel 18 onder d. in aanmerking komen wanneer sprake is van een op basis van aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek aanwezige gedragsstoornis met ernstig ontremd gedrag tot gevolg waarbij alleen het zich kunnen afzonderen kan leiden tot een situatie waarin deze persoon tot rust kan komen.

  • 5. Een persoon als bedoeld in artikel 1 onder g. onderdeel 5 en 6 van de wetkan voor een voorziening als bedoeld in artikel 18 onder e. in aanmerking komen indien de woonvoorziening voorkomt in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Waterland.

  • 6. Een persoon als bedoeld in artikel 1 onder g. onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor een voorziening als bedoeld in artikel 18 onder f. in aanmerking komen indien redelijkerwijs niet kan worden voorkomen dat genoemde persoon dubbele woonlasten heeft ten gevolge van het aanpassen van de huidige woonruimte of een nog te betrekken woonruimte.

  • 7. De eigenaar van een rolstoelwoning kan in geval van huurbeëindiging van deze met hoge kosten aangepaste woning, in aanmerking komen voor compensatie van verlies aan huurinkomsten voor maximaal 6 maanden, waarbij de eerste maand huurderving niet voor een financiële tegemoetkoming in aanmerking komt.

Artikel 20 Uitsluitingen

De bepalingen van dit hoofdstuk zijn niet van toepassing op het treffen van voorzieningen aan hotels/pensions, trekkerswoonwagens, verzorgingshuizen, vakantiewoningen, tweede woningen, kamerverhuur en AWBZ-instellingen. Tevens zijn de bepalingen van dit hoofdstuk niet van toepassing op specifiek op gehandicapten en ouderen gerichte woongebouwen voor wat betreft voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten en voorzieningen die bij (nieuw)bouw of renovatie zonder noemenswaardige meerkosten meegenomen (hadden) kunnen worden.

Artikel 21 Hoofdverblijf

  • 1. Een woonvoorziening wordt slechts verleend indien de aanvrager zijn hoofdverblijf heeft of zal hebben in de woonruimte waaraan de voorziening wordt getroffen.

  • 2. In afwijking van het gestelde in het eerste lid kan een woonvoorziening getroffen worden voor het bezoekbaar maken van één woonruimte indien de aanvrager zijn hoofdverblijf heeft in een AWBZ-instelling.

  • 3. De aanvraag voor het bezoekbaar maken wordt ingediend in de gemeente waar de aan te passen woning staat.

  • 4. Onder bezoekbaar maken wordt uitsluitend verstaan dat de aanvrager de woonruimte op zich, de woonkamer en een toilet kan bereiken.

Artikel 22 Weigeringsgronden

De aanvraag voor een woonvoorziening wordt geweigerd indien:

  • a.

    de noodzaak tot het treffen van de woonvoorziening het gevolg is van een verhuizing waartoe op grond van belemmeringen bij het normale gebruik van de woning geen aanleiding bestond en er geen andere belangrijke reden aanwezig was, tenzij een termijn van 7 jaar is verstreken;

  • b.

    de aanvrager niet is verhuisd naar de voor zijn of haar beperkingen op dat moment beschikbare meest geschikte woning, tenzij vooraf schriftelijk toestemming is verleend door het college;

  • c.

    deze betrekking heeft op voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten anders dan automatische deuropeners, hellingbanen en extra trapleuningen. Voorzieningen aan gemeenschappelijke ruimten kunnen slechts worden toegekend indien zonder deze woningaanpassing de woonruimte ontoegankelijk blijft voor de aanvrager en indien een beroep op de eigenaar van de woning geen resultaat heeft gehad;

  • d.

    op basis van leeftijd, gezinssituatie of woonsituatie te voorzien was dat deze voorziening noodzakelijk zou zijn en er geen sprake is van een onverwacht opgetreden noodzaak;

  • e.

    verhuizing naar een geschikte(re) woning in de lijn der levensverwachting ligt en derhalve als algemeen gebruikelijk kan worden beschouwd;

  • f.

    de aanvraag voor een woonvoorziening krachtens artikel 18 lid a. wordt geweigerd indien de aanvrager voor het eerst zelfstandig gaat wonen, verhuisd is vanuit of naar een woonruimte die niet geschikt is het gehele jaar door bewoond te worden, verhuisd is naar een AWBZ-instelling of een andere instelling gericht op het verstrekken van zorg, of er in de verlaten woonruimte geen problemen met het normale gebruik van de woning zijn ondervonden.

Artikel 23 Terugbetaling bij verkoop

De eigenaar-bewoner, die krachtens deze Verordening een woonvoorziening heeft ontvangen die leidt tot waardestijging van de woning, dient bij verkoop van deze woning binnen een periode van 5 jaar na gereedmelding van de voorziening, deze verkoop van de woning onverwijld aan het college te melden. De objectief en onafhankelijk vastgestelde meerwaarde van de woning dient volgens het in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Waterland vastgelegde afschrijvingsschema te worden terugbetaald.

HOOFDSTUK 5 HET ZICH LOKAAL VERPLAATSEN PER VERVOERMIDDEL

Artikel 24 Vormen van vervoersvoorzieningen

De door het college, ter compensatie van beperkingen bij het zich lokaal verplaatsen, te verstrekken vervoersvoorziening kan bestaan uit:

  • a.

    een algemene voorziening waaronder een collectieve vervoersvoorziening;

  • b.

    een vervoersvoorziening in natura;

  • c.

    een financiële tegemoetkoming in de vervoerskosten;

  • d.

    een persoonsgebonden budget te besteden aan een vervoersvoorziening.

Artikel 25 Het recht op een algemene voorziening

  • 1. Een persoon als bedoeld in artikel 1 onder g. onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 24 onder a. vermelde voorziening in aanmerking komen indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek:

    • a.

      het gebruik van het openbaar vervoer, of

    • b.

      het bereiken van het openbaar vervoer

    onmogelijk maken.

  • 2. Een begeleiderindicatie kan worden verstrekt wanneer aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek het zelfstandig gebruik van een collectieve vervoersvoorziening onmogelijk maken.

Artikel 26 Het primaat van het collectief vervoer

Een persoon als bedoeld in artikel 1 onder g. onderdeel 5 en 6 van de wetkan voor de in artikel 24, onder b., c. en d. vermelde voorziening in aanmerking komen indien:

  • a.

    een collectief systeem als bedoeld in artikel 24, onder a. niet aanwezig is, dan wel

  • b.

    aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek het gebruik van een collectief systeem als bedoeld in artikel 24 onder a. onmogelijk maken, dan wel

  • c.

    een collectief systeem niet toereikend is voor het vervoer op de korte afstand en in aanvulling op het collectief systeem een individuele voorziening noodzakelijk is.

Artikel 27 Autoaanpassing in plaats van collectief vervoer

Indien de persoonmet beperkingen isgeïndiceerd voor het collectief vervoer maar de voorkeur geeft aan het blijven rijden in de eigen auto kan, onder voorwaarden ook een financiële tegemoetkoming voor autoaanpassing worden verstrekt.

Artikel 28 Algemeen gebruikelijke vervoersvoorzieningen

Indien het inkomen van een ongehuwde persoon of het gezamenlijk inkomen van gehuwde personen of duurzaam samenlevende personen, meer bedraagt dan 1,5 maal de in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Waterland voor de diverse categorieën genoemde inkomensgrenzen, wordt het bezit van een personenauto algemeen gebruikelijk geacht, zodat een auto of een met een auto vergelijkbare voorziening en de daarmee samenhangende gebruiks- en onderhoudskosten niet in aanmerking komen voor verstrekking of vergoeding.

Artikel 29 Omvang in gebied en in kilometers

  • 1. Bij de te verstrekken vervoersvoorziening wordt ten aanzien van de vervoersbehoefte ten behoeve van maatschappelijke participatie uitsluitend rekening gehouden met de verplaatsingen in de directe woon- en leefomgeving in het kader van het leven van alledag, tenzij zich een uitzonderingssituatie voordoet waarbij het gaat om een bovenregionaal contact, dat uitsluitend door de aanvrager zelf bezocht kan worden, terwijl het bezoek voor de aanvrager noodzakelijk is om dreigende vereenzaming te voorkomen.

  • 2. De te verstrekken vervoersvoorziening zal maatschappelijke participatie door middel van lokale verplaatsingen met tenminste een omvang per jaar van 1500 kilometer mogelijk maken.

HOOFDSTUK 6 VERPLAATSEN IN EN ROND DE WONING

Artikel 30 Vormen van rolstoelvoorzieningen

De door het college, ter compensatie van beperkingen bij het zich verplaatsen in en om de woning, te verstrekken rolstoelvoorziening kan bestaan uit:

  • a.

    een algemene rolstoelvoorziening;

  • b.

    een rolstoelvoorziening in natura, inclusief onderhoud en reparatie;

  • c.

    een persoonsgebonden budget, te besteden aan een rolstoelvoorziening;

  • d.

    een persoonsgebonden budget, te besteden aan een sportrolstoel.

Artikel 31 Aanspraak op een rolstoelvoorziening

  • 1. Een persoon als bedoeld in artikel 1 onder g. onderdeel 5 en 6 van de wetkan voor een in artikel 30 onder a. vermelde voorziening in aanmerking komen indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek incidenteel zittend verplaatsen in en rond de woning noodzakelijk maken en hulpmiddelen die verstrekt worden op grond van de AWBZ of een andere wettelijke regeling geen adequate oplossing bieden.

  • 2. Een persoon als bedoeld in artikel 1 onder g. onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor een in artikel 30 onder b.en c. vermelde voorziening in aanmerking komen indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek dagelijks zittend verplaatsen in en om de woning noodzakelijk maken en hulpmiddelen die verstrekt worden op grond van de AWBZ of een andere wettelijke regeling geen adequate oplossing bieden.

  • 3. Een persoon als bedoeld in artikel 1 onder g. onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor een in artikel 30 onder d. vermelde voorziening in aanmerking komen indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek sportbeoefening zonder sportrolstoel onmogelijk maken.

Artikel 32 Aanspraak op rolstoelvoorzieningen voor AWBZ-bewoners

In uitzondering op het gestelde in artikel 31 onder 2 komt een persoon die verblijft in een op grond van artikel 5 van de Wet toelating zorginstellingen erkende instelling, uitsluitend voor een rolstoel in aanmerking indien hij geen recht heeft op een rolstoel, verstrekt op grond van de AWBZ.

HOOFDSTUK 7 HET VERKRIJGEN VAN VOORZIENINGEN EN HET MOTIVEREN VAN BESLUITEN

Artikel 33 Gebruik aanvraagformulier

Een aanvraag moet worden ingediend door middel van een door het college beschikbaar gesteld aanvraagformulier.

Artikel 34 Relatie met de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten

De aanvraag moet worden ingediend bij het daarvoor bestemde loket in de gemeente. In dit loket vindt afstemming plaats met voorzieningen die worden verstrekt krachtens de AWBZ.

Artikel 35 Inlichtingen, onderzoek en advies

  • 1. Het college is bevoegd om, voor zover dit van belang kan zijn voor de beoordeling van het recht op een voorziening, degene door wie een aanvraag is ingediend:

    • a.

      op te roepen in persoon te verschijnen op een door het college te bepalen plaats en tijdstip en hem te ondervragen;

    • b.

      op een door het college te bepalen plaats en tijdstip door een of meer daartoe aangewezen deskundige(n) te doen ondervragen en/of onderzoeken.

  • 2. Het college wijst het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) aan als enige adviesinstantie in het kader van de beoordeling van het recht op voorzieningen inzake de wet.

  • 3. Het college kan advies vragen aan het CIZ indien:

    • a.

      het handelt om complexe aanvragen die niet kunnen worden afgehandeld in het loket van de gemeente;

    • b.

      de gevraagde voorziening om medische redenen zal worden afgewezen;

    • c.

      het college dat gewenst vindt.

  • 4. Een aanvrager is verplicht aan het college of het CIZ die gegevens te verschaffen of te doen verschaffen die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van de aanvraag.

  • 5. Bij de advisering zoals genoemd in het derde lid wordt door het CIZ gebruik gemaakt van de ICF classificatie.

  • 6. De beschikking vermeldt op welke wijze het genomen besluit bijdraagt aan het behouden en bevorderen van de zelfredzaamheid en de normale maatschappelijke participatie van mensen met een beperking of een chronisch psychisch probleem en van mensen met een psychosociaal probleem.

Artikel 36 Samenhangende afstemming

Om de verkrijging van individuele voorzieningen samenhangend af te stemmen op de situatie van de aanvrager laat het college onderzoek verrichten naar de situatie van de aanvrager.

Artikel 37 Wijzigingen in de situatie

Degene aan wie krachtens deze Verordening een voorziening is verstrekt, is verplicht terstond aan het college mededeling te doen van feiten en omstandigheden, waarvan redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op het recht op een voorziening.

Artikel 38 Intrekken van een besluit tot verlening van een voorziening

  • 1 Het college kan een besluit, genomen op grond van deze Verordening, geheel of gedeeltelijk intrekken indien:

    • a

      niet is voldaan aan de voorwaarden gesteld bij of krachtens deze Verordening;

    • b

      de gegevens op grond waarvan de voorziening is verleend, inmiddels zodanig zijn gewijzigd dat niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden gesteld bij of krachtens deze Verordening;

    • c

      op grond van gegevens besloten is en gebleken is dat deze gegevens zodanig onjuist waren dat, waren de juiste gegevens bekend geweest, een andere beslissing zou zijn genomen;

    • d

      na onderzoek is gebleken dat door verregaande onachtzaamheid, verwaarlozing of opzet van de gebruiker, een voorziening beschadigd is, zoek is geraakt of anderszins niet meer te gebruiken is voor het doel waarvoor deze werd verstrekt;

    • e

      indien onder voorwaarden een financiële tegemoetkoming of persoonsgebonden budget in het vooruitzicht is gesteld en niet binnen 6 maanden na de toekenning is voldaan aan de voorwaarden daarbij, tenzij er krachtens deze Verordening of in het besluit een andere termijn gesteld is;

    • f

      indien onder voorschriften een voorziening is verstrekt en binnen een afgesproken termijn niet aan deze voorschriften voldaan wordt.

  • 2 Een besluit tot verlening van een financiële tegemoetkoming of een persoonsgebonden budget kan worden ingetrokken indien blijkt dat de tegemoetkoming of het budget binnen zes maanden na uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van het middel of de dienst waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

Artikel 39 Terugvordering

  • 1. In geval een voorziening is ingetrokken, kan op basis daarvan een al uitbetaalde financiële tegemoetkoming of persoonsgebonden budget, worden teruggevorderd.

  • 2. In geval het recht op een in eigendom verstrekte voorziening is ingetrokken, kan deze voorziening worden teruggevorderd.

HOOFDSTUK 8 SLOTBEPALINGEN

Artikel 40 Hardheidsclausule

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen alleen in uitzonderlijke gevallen afwijken van deze verordening, als strikte toepassing ervan zou leiden tot ernstige onbillijkheid.

  • 2. Alvorens te beslissen over afwijking, winnen burgemeester en wethouders advies in bij de volgens artikel 35 aangewezen instantie.

Artikel 41 Overgangsbepaling

In gevallen waar op 1 januari 2008 de AWBZ-indicatie nog niet is verlopen en nog geen herindicatie in het kader van de wet heeft plaatsgehad, vindt verstrekking plaats overeenkomstig de AWBZ-indicatie, tot herindicering heeft plaatsgevonden.

Artikel 42 Indexering

Het college kan jaarlijks per 1 januari de in het kader van deze Verordening en de op deze Verordening berustende Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Waterland geldende bedragen verhogen of verlagen conform de ontwikkelingen van de prijsindex volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek, nader te noemen in het Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Waterland.

Artikel 43 Evaluatie

Het door het college gevoerde beleid wordt eenmaal per jaar geëvalueerd. Indien de evaluatie daartoe aanleiding geeft wordt deze Verordening aangepast. Het college zendt hiertoe uiterlijk 15 maanden na de inwerkingtreding van deze Verordening aan de gemeenteraad een verslag over de doeltreffendheid en de effectiviteit van de Verordening in de praktijk.

Artikel 44 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze Verordening treedt in werking met ingang van 26 april 2007.

  • 2. Deze Verordening wordt aangehaald als Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Waterland 2007.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Waterland,

gehouden op 26 april 2007

De raad voornoemd,

De griffier, De voorzitter,

Drs. E.G.H. Dijk Mr. E.F. Jongmans