Algemene subsidieverordening Midden-Delfland 2016

Geldend van 01-09-2016 t/m heden

Intitulé

Algemene subsidieverordening Midden-Delfland 2016

Algemene subsidieverordening Midden-Delfland 2016

De raad van de gemeente Midden-Delfland;

Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 21 april 2016, nummer 2016-05-11;

Gelet op:

  • -

    artikel 149 van de Gemeentewet;

  • -

    artikel 4:23, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb);

Gezien het advies van de raadscommissie d.d. 11 mei 2016;

Overwegende dat het noodzakelijk is om regels te stellen omtrent subsidieverlening;

B E S L U I T:

vast te stellen de Algemene subsidieverordening gemeente Midden-Delfland 2016.

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    aanvrager: een rechtspersoon of natuurlijke persoon die op de voorgeschreven wijze een verzoek indient om subsidie te verkrijgen;

  • b.

    activiteit: het geheel van inspanningen, gericht op een met subsidiëring te bereiken product of prestatie, resultaat of effect;

  • c.

    Awb: de Algemene wet bestuursrecht;

  • d.

    college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Midden-Delfland

  • e.

    incidentele subsidie: subsidie voor activiteiten met een eenmalig, incidenteel of experimenteel karakter of die niet behoren tot de reguliere bezigheden van de aanvrager, of een subsidie als blijk van waardering zonder deze naar aard en omvang te willen beïnvloeden;

  • f.

    jaarsubsidie: subsidie voor voortdurende activiteiten die doorlopen in een vergelijkbare vorm en omvang. Deze subsidie wordt verstrekt per kalenderjaar of voor een bepaald aantal kalenderjaren, met een maximum van vier jaar;

  • g.

    subsidie: subsidie als bedoeld in artikel 4:21 van de Awb, inhoudende de aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor de aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten;

  • h.

    subsidieontvanger: een rechtspersoon of natuurlijke persoon waaraan, al dan niet onder voorwaarden en verplichtingen, een subsidie is verleend;

  • i.

    subsidieplafond: het subsidieplafond als bedoeld in artikel 4:22 van de Awb, inhoudende het bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies krachtens een bepaald wettelijk voorschrift;

  • j.

    subsidieregeling: een door het college vast te stellen nadere regeling (algemeen verbindend voorschrift) waarin is beschreven welke activiteiten in aanmerking kunnen komen voor subsidie en waarmee het college rechtstreeks verplichtingen kan opleggen;

  • k.

    subsidievaststelling: het definitief besluiten dat de aanvrager subsidie ontvangt ter hoogte van een bepaald bedrag, waardoor de aanvrager een aanspraak op betaling krijgt;

  • l.

    subsidieverlening: het toekennen van subsidie voor een bepaalde activiteit, waarmee de aanvrager een voorwaardelijke aanspraak op financiële middelen krijgt, mits de aanvrager de activiteit uitvoert en zich houdt aan opgelegde verplichtingen.

Artikel 2. Reikwijdte

  • 1. Deze verordening is van toepassing op alle subsidies die het college verstrekt, tenzij een hogere wettelijke regeling of andere gemeentelijke verordening daarin voorziet.

  • 2. Ten aanzien van subsidies waarvoor geen wettelijke grondslag nodig is, kan het college bepalen dat deze verordening geheel of gedeeltelijk van toepassing is.

Artikel 3. Subsidieregeling

  • 1. Het college stelt bij nadere regeling (hierna te noemen: subsidieregeling) vast welke activiteiten in aanmerking kunnen komen voor subsidie.

  • 2. Een subsidieregeling vermeldt in elk geval:

    • a.

      het programma of beleidsveld waar de te subsidiëren activiteiten onder vallen;

    • b.

      de activiteiten en, in voorkomend geval, de doelgroepen, personen of instellingen die voor subsidie in aanmerking kunnen komen;

    • c.

      indien van belang: het subsidieplafond en de wijze van verdeling van de beschikbare gelden.

  • 3. Bij subsidieregeling kan het college categorieën van activiteiten vaststellen waarbij het subsidie verleent op declaratiebasis. De regeling vermeldt de daarbij behorende verplichtingen.

Artikel 4. Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud

  • 1. Het college kan subsidieplafonds vaststellen. In dat geval bepaalt het bij subsidieregeling de wijze van verdeling van de betrokken subsidie.

  • 2. Het college kan een subsidieplafond verlagen:

    • a.

      als het subsidieplafond wordt vastgesteld voordat de begroting voor het betrokken jaar is vastgesteld of goedgekeurd; of

    • b.

      als de subsidieaanvragen waarop het subsidieplafond betrekking heeft, moeten worden ingediend voordat de begroting voor het betrokken jaar is vastgesteld of goedgekeurd.

  • 3. Bij de bekendmaking van een subsidieplafond wordt gewezen op de mogelijkheid van verlaging en de gevolgen daarvan voor reeds ingediende aanvragen.

  • 4. Een subsidie ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd, wordt verleend onder de voorwaarde dat de gemeenteraad voldoende middelen op de begroting beschikbaar stelt (begrotingsvoorbehoud). Bij de verleningsbeschikking wordt daarop gewezen.

Artikel 5. Aanvraag

  • 1. Een aanvraag om subsidie wordt ingediend bij het college met gebruikmaking van een aanvraagformulier.

  • 2. Bij de aanvraag legt de aanvrager in ieder geval de volgende gegevens over:

    • a.

      een beschrijving van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd;

    • b.

      de doelstellingen en resultaten die met die activiteiten worden nagestreefd, en hoe de activiteiten daaraan bijdragen;

    • c.

      een begroting, tenzij deze voor de berekening van het bedrag van de subsidie niet van belang is.

  • 3. Het college is bevoegd ook andere dan, of slechts enkele van, de in het tweede lid genoemde gegevens te verlangen, als die voor het nemen van een beslissing op de aanvraag noodzakelijk of wenselijk respectievelijk voldoende zijn.

Artikel 6. Aanvraagtermijn

  • 1. Een aanvraag om een jaarsubsidie wordt uiterlijk 15 mei voorafgaand aan het jaar of de jaren waarop de aanvraag betrekking heeft ingediend.

  • 2. Een aanvraag om incidentele subsidie wordt ingediend uiterlijk 12 weken voordat de aanvrager voornemens is te beginnen met de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd.

  • 3. Bij subsidieregeling kan het college andere termijnen stellen.

  • 4. Bij incidentele subsidies waar geen subsidieregeling aan ten grondslag ligt, kan het college in bijzondere gevallen afwijken van de indieningstermijn.

Artikel 7. Beslistermijn

  • 1. Het college beslist op een aanvraag om een jaarsubsidie uiterlijk 8 weken na vaststelling van de gemeentebegroting voor het eerstvolgende kalenderjaar.

  • 2. Het college beslist op een aanvraag om een incidentele subsidie uiterlijk 8 weken na indienen van de aanvraag.

  • 3. Bij subsidieregeling kan het college andere termijnen stellen.

Artikel 8. Weigerings-, intrekkings- en wijzigingsgronden

  • 1. Het college kan, naast de in artikelen 4:25, tweede lid, en 4:35 Awb genoemde weigeringsgronden, de subsidie in ieder geval weigeren:

    • a.

      als de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd niet passen in het beleid van de gemeente;

    • b.

      als de te subsidiëren activiteiten niet of niet in overwegende mate gericht zijn op de gemeente, het landschap van Midden-Delfland of haar ingezetenen, of als ze onvoldoende ten goede komen aan de gemeente, het landschap van Midden-Delfland of haar ingezetenen;

    • c.

      als het gaat om activiteiten die niet algemeen toegankelijk zijn;

    • d.

      als de activiteiten gericht zijn op het uitdragen van levensbeschouwelijke of politieke overtuigingen;

    • e.

      als het gaat om activiteiten in het kader van een jubileum of lustrumviering;

    • f.

      voor zover activiteiten gericht zijn op het maken van winst;

    • g.

      als niet is aangetoond dat de subsidie noodzakelijk is voor het uitvoeren van de activiteiten waarvoor deze wordt gevraagd;

    • h.

      als in het beoogde doel of de voorgenomen activiteit(en) al op andere wijze is voorzien;

    • i.

      in het geval en onder de voorwaarden, als bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur;

    • j.

      als de aanvraag niet voldoet aan regels die zijn gesteld om voor subsidie in aanmerking te komen;

    • k.

      als de aanvrager doelstellingen beoogt of activiteiten zal ontplooien die in strijd zijn met de wet, het algemeen belang of de openbare orde;

    • l.

      als de subsidieverstrekking in strijd zou zijn met een wettelijk voorschrift;

    • m.

      in de bij de geldende subsidieregeling bepaalde gevallen.

  • 2. Het college kan, naast de in artikel 4:48 Awb genoemde intrekkings- en wijzigingsgronden, de subsidie in ieder geval intrekken in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur.

Artikel 9. Verantwoording

Voor zover dit niet is bepaald bij subsidieregeling, wordt bij de verleningsbeschikking vermeld op welke wijze de subsidieontvanger de besteding van de subsidie dient te verantwoorden.

Artikel 10. Algemene verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1. Als aannemelijk is dat de subsidieontvanger één of meer van de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, niet of niet geheel zal verrichten of dat de subsidieontvanger niet of niet geheel aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen zal voldoen, meldt de subsidieontvanger dat onverwijld schriftelijk aan het college.

  • 2. Een subsidieontvanger informeert het college onverwijld schriftelijk over:

    • a.

      beslissingen of procedures die zijn gericht op de beëindiging van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, of tot ontbinding van de gesubsidieerde rechtspersoon;

    • b.

      relevante wijzigingen in de financiële en organisatorische verhouding met derden;

    • c.

      ontwikkelingen die ertoe kunnen leiden dat de subsidieontvanger de aan de subsidie verbonden verplichtingen niet of niet geheel kan nakomen;

    • d.

      wijziging van de statuten voor zover het betreft de vorm van de gesubsidieerde rechtspersoon, de persoon van de bestuurder of bestuurders en het doel van de rechtspersoon.

Artikel 11. Aan een subsidie te verbinden bijzondere verplichtingen

  • 1. Het college kan nadere verplichtingen en voorschriften opleggen aan een subsidie.

  • 2. Het college kan dit nader uitwerken in een subsidieregeling.

Artikel 12. Eindverantwoording subsidies tot en met € 5.000,-

  • 1. Het college stelt incidentele subsidies tot en met € 5.000,- direct vast bij verlening.

  • 2. Het college kan een jaarsubsidie met een bedrag tot en met € 5.000,- direct bij verlening vaststellen.

  • 3. Onverminderd het vermelde onder lid 1 en 2 kan het college in bijzondere gevallen de subsidieontvanger verplichten om de activiteiten en de daaraan verbonden kosten te verantwoorden. In dat geval vindt de vaststelling plaats binnen 12 weken nadat de gevraagde inlichtingen zijn verstrekt.

  • 4. Het college controleert steekproefsgewijs subsidies die direct bij verlening zijn vastgesteld.

Artikel 13. Eindverantwoording subsidies van meer dan € 5.000,- tot en met € 50.000,-

  • 1. Bij subsidies van meer dan € 5.000,- tot en met € 50.000,- dient de subsidieontvanger uiterlijk 12 weken nadat de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht, een aanvraag tot vaststelling in.

  • 2. De aanvraag bevat een inhoudelijk verslag waaruit blijkt in hoeverre de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen.

  • 3. Bij subsidieregeling kan het college andere termijnen stellen of bepalen dat de subsidieontvanger op een andere manier aantoont in hoeverre de activiteiten zijn verricht.

Artikel 14. Eindverantwoording subsidies van meer dan € 50.000,-

  • 1. Bij subsidies van meer dan € 50.000,- dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling in:

    • a.

      in geval van een jaarsubsidie vóór 1 juli van het jaar dat volgt op het betrokken kalenderjaar;

    • b.

      in geval van een incidentele subsidie uiterlijk 12 weken nadat de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht.

  • 2. De aanvraag bevat:

    • a.

      een inhoudelijk verslag waaruit blijkt in hoeverre de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

    • b.

      een overzicht van de gesubsidieerde activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten (financieel verslag of jaarrekening);

    • c.

      een controleverklaring, opgesteld door een onafhankelijk accountant.

  • 3. Bij subsidieregeling kan het college andere termijnen stellen of andere gegevens verlangen.

Artikel 15. Subsidievaststelling

  • 1. Het college stelt een subsidie vast binnen 12 weken na ontvangst van een aanvraag tot vaststelling van de subsidie.

  • 2. Deze termijn kan eenmaal voor ten hoogste acht weken worden verdaagd.

  • 3. Als een aanvraag tot subsidievaststelling niet voor het tijdstip, zoals bedoeld in artikel 12, derde lid, artikel 13, eerste lid en artikel 14, eerste lid is ingediend, kan het college de subsidieontvanger schriftelijk een nieuwe termijn stellen. Wordt de aanvraag niet binnen deze termijn ingediend, dan kan het college overgaan tot ambtshalve vaststelling.

  • 4. Het college kan, naast de gevallen, vermeld in artikel 4:46, tweede en derde lid Awb, de subsidie lager vaststellen als is gebleken dat de kosten van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, lager waren dan in de aanvraag opgegeven.

Artikel 16. Terugvordering

  • 1. Als de subsidie voor een lager bedrag wordt vastgesteld dan het bedrag van verlening, vordert het college het verschuldigde bedrag terug.

  • 2. Het college ziet in ieder geval af van het nemen van een besluit tot terugvordering als het terug te vorderen bedrag lager is dan € 100,-.

  • 3. Bij subsidieregeling kan het college andere gevallen bepalen waarbij het kan afzien van terugvordering.

Artikel 17. Reservevorming

  • 1. Het college kan een subsidieontvanger toestaan of verplichten om reserves te vormen.

  • 2. De ontvanger neemt de reserves op in de begroting en de jaarrekening.

  • 3. Het college kan grenzen stellen aan de hoogte en de termijn van besteding van de opgebouwde reserves.

  • 4. Bij overschrijding van de in lid 3 genoemde grenzen vordert het college de niet bestede reserves terug.

Artikel 18. Hardheidsclausule

Het college kan één of meer bepalingen uit deze verordening in individuele gevallen buiten toepassing laten of daarvan afwijken, voor zover de toepassing van die bepalingen voor de aanvrager of subsidieontvanger gevolgen zou hebben die onevenredig zijn in verhouding tot de met de betrokken bepalingen te dienen doelen.

Artikel 19. Slotbepalingen

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 1 september 2016.

  • 2.

    Gelijktijdig met de inwerkingtreding van deze verordening wordt de “Algemene Subsidieverordening Midden-Delfland 2013” ingetrokken.

  • 3.

    Aanvragen om incidentele subsidie die zijn ingediend vóór inwerkingtreding van deze verordening en specifiek zien op het jaar 2016 worden afgedaan volgens de bepalingen van de “Algemene Subsidieverordening Midden-Delfland 2013”.

  • 4.

    Aanvragen op basis van de Verordening subsidie beperken gevolgen erfafspoeling 2015-2016 en de Verordening aanpak dioxineproblematiek 2014-2017 worden gedurende de looptijd van die subsidieregelingen afgedaan op basis van de Algemene Subsidieverordening Midden-Delfland 2013.

  • 5.

    Deze verordening wordt aangehaald als: “Algemene subsidieverordening Midden-Delfland 2016”.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare raadsvergadering van 24 mei 2016.
De griffier, de voorzitter,
Arjan de Vos Arnoud Rodenburg