Regeling vervallen per 01-08-2010

Reglement van Orde voor de vergaderingen van de gemeenteraad

Geldend van 01-01-2008 t/m 31-07-2010

Intitulé

Reglement van Orde voor de vergaderingen van de gemeenteraad

De Raad van de gemeente Rotterdam,

Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 26 februari 2002, kenmerk BGS 02/341; raadsstuk 2002-208;

gelet op artikel 16 van de Gemeentewet;

Besluit:

Artikel I

Vast te stellen het bij dit besluit behorende Reglement van Orde voor de vergaderingen van de gemeenteraad.

Artikel II

Vast te stellen dat waar in dit RvO gesproken wordt over “griffier” gelezen moet worden “gemeentesecretaris” tot het moment waarop de raad een griffier benoemd zal hebben.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 28 februari 2002.

De Secretaris, De Voorzitter,

N.van Eck I.W. Opstelten

Dit gemeenteblad is uitgegeven op 21 maart 2002 en ligt op werkdagen van 9.00 tot 16.00 uur ter inzage bij het Bestuurlijk informatie- en documentatiecentrum van de Bestuursdienst van de gemeente Rotterdam, stadskantoor kamer 100, ingang Rodezand 18.

HOOFDSTUK I BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In dit reglement wordt verstaan onder:

  • a.

    Amendement: voorstel tot wijziging van een ontwerpverordening of een ontwerpbesluit naar de vorm geschikt om daarin direct te worden opgenomen;

  • b.

    Subamendement: voorstel tot wijziging van een aanhangig amendement, naar de vorm geschikt om direct te worden opgenomen in het amendement waarop het betrekking heeft;

  • c.

    Motie: korte en gemotiveerde verklaring over een onderwerp waardoor een oordeel, wens, verzoek of opdracht wordt uitgesproken;

  • d.

    Voorstel van orde: voorstel betreffende de orde van de vergadering;

  • e.

    Initiatiefvoorstel: een voorstel voor een verordening of een ander voorstel, afkomstig van een raadslid;

  • f.

    College: het college van burgemeester en wethouders;

  • g.

    Decentraal bestuur: deelgemeentebestuur, wijkraadsbestuur of bestuur van het stadscentrum.

HOOFDSTUK II ONDERZOEK VAN GELOOFSBRIEVEN; INSTALLATIE

Artikel 2 Onderzoek geloofsbrieven door commissie

  • 1. Het onderzoek van de geloofsbrieven en de daarop betrekking hebbende stukken van nieuw benoemde leden, alsmede nieuw benoemde burgerleden in raadscommissies ex artikel 82 Gemeentewet heeft plaats alvorens tot andere werkzaamheden wordt overgegaan.

  • 2. De voorzitter benoemt daartoe uit de vergadering een commissie van vijf leden die de geloofsbrieven en de daarop betrekking hebbende stukken terstond onderzoekt.

  • 3. De voorzitter schorst de vergadering gedurende de tijd die de commissie voor haar werkzaamheden nodig heeft.

Artikel 3 Verslag en voorstellen commissie

Na hervatting van de vergadering brengt de commissie bij monde van haar eerstbenoemde lid verslag uit en doet naar aanleiding daarvan voorstellen met betrekking tot de toelating. De raad beslist terstond of, zo de zaak uitstel vordert, op een daartoe te bepalen dag.

Artikel 4 Tussentijdse installatie nieuwe leden

De griffier leidt een tussentijds door de raad toegelaten lid de vergaderzaal binnen voor het afleggen van de in de Gemeentewet voorgeschreven eed of verklaring en belofte. Nadat dit is gebeurd, begeleidt de griffier het nieuwe lid naar de hem toegewezen zitplaats.

HOOFDSTUK IIA. BENOEMING WETHOUDERS

Artikel 4a Onderzoek vereisten wethouderschap

  • 1. Voordat tot benoeming van een of meer wethouders wordt overgegaan, onderzoekt een commissie of degenen die voor benoeming tot wethouder in aanmerking komen, voldoen aan de wettelijke vereisten en (on)verenigbaarheid van functies welke verband houden met het wethouderschap.

  • 2. De voorzitter benoemt daartoe een commissie van vijf leden uit het midden van de raad die de stukken welke verband houden met de benoeming van een of meer wethouders, onderzoekt.

  • 3. De voorzitter schorst de vergadering gedurende de tijd die de commissie voor haar werkzaamheden nodig heeft.

  • 4. Na hervatting van de vergadering brengt de commissie bij monde van haar eerstbenoemde lid verslag uit van haar bevindingen omtrent de benoembaarheid van degenen die worden aanbevolen voor benoeming tot wethouder.

Artikel 4b Installatie wethouders

  • 1. De griffier leidt de door de raad benoemde wethouder(s) de vergaderzaal binnen voor het afleggen van de in de Gemeentewet voorgeschreven eed of verklaring en belofte.

  • 2. Na het afleggen van de eed of de verklaring en belofte begeleidt de griffier de wethouder(s) naar de hem of haar toegewezen zitplaats.

HOOFDSTUK III ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 5 Taak van de voorzitter in de vergadering

De voorzitter is belast met:

  • a.

    het leiden van de vergadering;

  • b.

    het handhaven van de orde;

  • c.

    het geven van gelegenheid aan de leden hun mening betreffende een in beraadslaging zijnd onderwerp kenbaar te maken;

  • d.

    het formuleren van de door de vergadering te beslissen vraagpunten en conclusies;

  • e.

    het mededelen van de uitslag van de stemmingen;

  • f.

    hetgeen de wet of dit reglement hem verder opdraagt.

Artikel 5a Benoeming plaatsvervangend voorzitter

  • 1. De raad benoemt uit zijn midden een eerste en tweede plaatsvervangend voorzitter.

  • 2. De raad kan de door hem benoemde plaatsvervangend voorzitter uit zijn functie ontheffen als hij niet langer het vertrouwen van de raad geniet.

  • 3. De benoeming vindt in de regel plaats in de eerste vergadering van een nieuwe zittingsperiode en bij het tussentijds openvallen van een plaats.

Artikel 5b Presidium

  • 1. De raad heeft een presidium.

  • 2. Het presidium bestaat uit de voorzitter en de fractievoorzitters van de groeperingen die hebben deelgenomen aan de laatst gehouden verkiezingen voor de leden van de gemeenteraad en als zodanig zijn geregistreerd overeenkomstig artikel G3 van de Kieswet. Bij afwezigheid of verhindering kunnen de fractievoorzitters zich laten vervangen door hun plaatsvervanger in de raad.

  • 3. Het presidium wordt bijgestaan door de griffier.

  • 4. De voorzitter kan voorstellen de voorzitters van fracties die niet in het presidium zijn vertegenwoordigd, de voorzitters van raadscommissies en derden uit te nodigen voor een bijeenkomst van het presidium.

  • 5. Het presidium heeft tot taak voorstellen te doen voor de procedurele, organisatorische en vergadertechnische zaken betreffende de raad. Voorts verricht het presidium alle overige werkzaamheden die in dit reglement of in andere door de raad vastgestelde verordeningen aan hem opgedragen worden.

  • 6. De bijeenkomsten van het presidium zijn niet openbaar.

  • 7. Voorstellen die uitgaan van het presidium en die kunnen leiden tot besluitvorming in de raad, worden door het presidium ter kennis gebracht van het college.

Artikel 5c Agendacommissie

  • 1. De raad heeft een agendacommissie.

  • 2. De agendacommissie bestaat uit de voorzitter en de plaatsvervangend voorzitters van de raad.

  • 3. De raad wijst voor elk van de plaatsvervangend voorzitters een vaste plaatsvervanger in de agendacommissie aan die hen in voorkomende gevallen vervangt.

  • 4. De agendacommissie heeft tot taak de agenda voor de vergadering van de raad op te stellen en de voorzitter te adviseren met betrekking tot andere daarmee verband houdende werkzaamheden.

  • 5. De agendacommissie wordt bijgestaan door de griffier of een door deze aan te wijzen ambtenaar.

  • 6. De bijeenkomsten van de agendacommissie zijn niet openbaar.

Artikel 6 Griffier

  • 1. De griffier legt, alvorens zijn ambt te aanvaarden dan wel in de eerste raadsvergadering na de aanvaarding, in handen van de voorzitter de volgende eed of belofte af:

    “Ik zweer (verklaar) dat ik om tot griffier benoemd te worden, rechtstreeks noch middelijk, onder welke naam of welk voorwendsel ook, enige gift of gunst heb gegeven of beloofd. Ik zweer (verklaar en beloof) dat ik, om iets in dit ambt te doen of laten, rechtstreeks nog middellijk enig geschenk of enige belofte heb aangenomen of zal aannemen. Ik zweer (beloof), dat ik alle plichten, die de Gemeentewet en door de raad vastgestelde of vast te stellen instructie aan het ambt van griffier hebben verbonden, eerlijk en vlijtig zal vervullen. Zo waarlijk helpe mij God almachtig!” (“Dat verklaar en beloof ik!”).

  • 2. De griffier is in elke vergadering van de raad aanwezig.

  • 3. Bij verhindering of afwezigheid wordt hij vervangen door een daartoe door de raad vooraf aangewezen ambtenaar.

  • 4. De griffier kan indien hij daartoe door de voorzitter wordt uitgenodigd aan de beraadslagingen als bedoeld in dit reglement deelnemen.

Artikel 6a Secretaris

[vervallen]

Artikel 7 Fracties

  • 1. De leden van de raad, die door het centraal stembureau op dezelfde kandidatenlijst verkozen zijn verklaard, worden bij de aanvang van de zitting als één fractie beschouwd. Is onder een lijstnummer slechts één lid verkozen, dan wordt dit lid als een afzonderlijke fractie beschouwd.

  • 2. Indien boven de kandidatenlijst een aanduiding was geplaatst, voert de fractie in de raad deze aanduiding als naam. Indien geen aanduiding boven de kandidatenlijst was geplaatst, deelt de fractie in de eerste vergadering van de raad aan de voorzitter mee welke naam deze fractie in de raad wil voeren.

  • 3. Door tussenkomst van de voorzitter wordt zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling gedaan aan de raad indien:

    • a.

      één of meer leden van een fractie als zelfstandige fractie gaan optreden;

    • b.

      twee of meer fracties als één fractie gaan optreden;

    • c.

      één of meer leden van een fractie zich aansluiten bij een andere fractie.

  • 4. Een fractie als bedoeld in het derde lid, sub a. wordt aangeduid met de naam (namen) van degene(n) die de fractie vormt (vormen).

  • 5. Voor de toepassing van dit reglement wordt met de in het derde lid beschreven veranderde situatie rekening gehouden met ingang van de eenentwintigste dag, volgend op die waarop de mededeling is ontvangen.

HOOFDSTUK IV HET HOUDEN VAN DE VERGADERINGEN

Artikel 8 Dag en uur van de vergaderingen

  • 1. De vergaderingen worden in de regel gehouden op donderdag om de drie weken en beginnen om 14.00 uur.

  • 2. Bestaat een vergadering uit meer dan één zitting, dan vangt de middagzitting in de regel aan om 14.00 uur en wordt zij beëindigd om 18.00 uur. De avondzitting begint alsdan om 20.00 uur. De avondzittingen worden uiterlijk om 24.00 uur beëindigd, bijzondere omstandigheden - ter beoordeling van de raad - voorbehouden.

  • 3. De voorzitter kan in bijzondere gevallen en zo mogelijk na overleg met het presidium een andere dag en ander aanvangsuur bepalen of een andere vergaderplaats aanwijzen.

Artikel 9 Apparatuur

  • 1. In de raadzaal, daaronder de tribunes begrepen, is tijdens de vergaderingen het gebruik, alsmede het stand-by houden van mobiele telefoons, of andere (communicatie)middelen die inbreuk kunnen maken op de orde van de vergadering, niet toegestaan.

  • 2. Degenen die tijdens raadsvergaderingen geluid- of beeldregistraties willen maken doen hiervan mededeling aan de voorzitter en gedragen zich naar zijn aanwijzingen.

Artikel 10 Oproep vergadering

  • 1. De voorzitter roept - spoedeisende vergaderingen uitgezonderd - de leden ten minste vijf dagen van tevoren schriftelijk tot de vergadering op.

  • 2. Voordat de schriftelijke oproep wordt verzonden stelt de agendacommissie de agenda van de vergadering voorlopig vast.

  • 3. Tegelijkertijd met de oproeping brengt de voorzitter dag, tijdstip en plaats van de vergadering alsmede de agenda ter openbare kennis. De agenda en de daarbij behorende voorstellen - met uitzondering van de in artikel 25, tweede lid, Gemeentewet bedoelde stukken - worden tegelijkertijd met de oproeping op een in de bekendmaking aan te geven wijze voor een ieder ter inzage gelegd.

    Indien er stukken als bedoeld in artikel 25, tweede lid, Gemeentewet aan de raad worden overgelegd of voor de raad ter inzage worden gelegd, besluit de raad over bekrachtiging van de opgelegde geheimhouding.

  • 4. De voorzitter kan na het verzenden van de oproepingsbrief zo nodig een aanvullende agenda doen uitgaan. De daarop vermelde voorstellen worden uiterlijk twee maal 24 uur voor aanvang van de vergadering aan de leden toegezonden.

  • 5. Wanneer de raad een onderwerp onvoldoende voor de openbare beraadslaging voorbereid acht kan hij besluiten tot verwijzing naar een raadscommissie of tot terugzending naar het college om nadere inlichtingen of advies.

Artikel 11 Verhindering tot bijwoning vergadering

Het lid dat verhinderd is de vergadering bij te wonen, geeft daarvan vóór het begin van de vergadering, zo mogelijk schriftelijk, kennis aan de voorzitter.

Artikel 12 Presentielijst

  • 1. De leden tekenen de presentielijst in de volgorde waarin zij ter vergadering komen. De presentielijst wordt na afloop van de vergadering gesloten en door de griffier ondertekend.

  • 2. Een lid dat vóór het sluiten van de vergadering de vergadering verlaat, geeft daarvan (bij het verlaten) kennis aan de griffier die van de mutatie in de presentielijst melding maakt.

  • 3. Zolang een lid zich niet op de in het tweede lid bedoelde wijze heeft afgemeld en daarvan in de presentielijst geen aantekening is gemaakt, wordt het lid geacht aanwezig te zijn.

Artikel 13 Openbare vergadering, ontbreken quorum

  • 1. De vergadering wordt door de voorzitter geopend op het tijdstip waarop zij is belegd indien het vereiste aantal leden blijkens de presentielijst tegenwoordig is.

  • 2. Wanneer een kwartier na de voor de vergadering bepaalde tijd het vereiste aantal leden niet aanwezig is, laat de voorzitter de namen van de afwezige leden door de griffier oplezen. Vervolgens deelt de voorzitter mede dat de vergadering niet kan worden gehouden.

Artikel 14 Notulen

  • 1. De notulen worden opgesteld onder de zorg van de griffier.

  • 2. Zij worden aan de leden toegezonden zoveel mogelijk gelijk met de agenda en de overige voorstellen.

  • 3. De op de agenda geplaatste conceptnotulen worden aan het begin van de vergadering vastgesteld.

Artikel 15 Inhoud notulen

De notulen houden in:

  • a)

    de namen van de voorzitter, de aanwezige wethouders, de griffier en de ter vergadering aanwezige leden en van de leden die afwezig waren en van de leden die overeenkomstig artikel 12 de vergadering vroegtijdig hebben verlaten;

  • b)

    een vermelding van de zaken die aan de orde zijn geweest;

  • c)

    een zakelijke, woordelijke weergave van het gesprokene met vermelding van de namen van degenen die het woord hebben gevoerd;

  • d)

    een overzicht van het verloop van elke stemming, met vermelding bij hoofdelijke stemming van de namen van de leden die voor of tegen stemden, onder aantekening van de namen van de leden die zich overeenkomstig de Gemeentewet van stemming hebben onthouden;

  • e)

    de tekst van de ter vergadering ingediende initiatiefvoorstellen, voorstellen van orde, moties en (sub)amendementen.

Artikel 16 Behandeling ingekomen stukken (doorlopende lijst)

  • 1. Bij de raad ingekomen stukken, respectievelijk schriftelijke mededelingen die het college aan de raad wenst te doen, worden op een lijst geplaatst. De griffier geeft, zo mogelijk, bij elk stuk aan op welke wijze het desbetreffende stuk (procedureel) wordt behandeld. Deze lijst wordt aan de leden toegezonden en bij de overige stukken ter inzage gelegd. Tevens is deze lijst beschikbaar via internet.

  • 2. Na de vaststelling van de notulen vindt de behandeling plaats van de door de voorzitter voorgestelde (procedure van) afdoening van de ingekomen stukken.

  • 3. De behandeling van een stuk als in het vorige lid bedoeld kan slechts betrekking hebben op de procedurele wijze van afdoening, tenzij de raad anders beslist.

Artikel 17 Verzoek om beraadslaging/interpellatie

  • 1. Indien een lid over een onderwerp dat vreemd is aan de orde van de dag ter vergadering inlichtingen als bedoeld in de artikelen 169 en 180 van de Gemeentewet wenst, dient hij daartoe een schriftelijk verzoek bij de voorzitter in. Hij doet dat ten minste 48 uur voor de desbetreffende vergadering.

  • 2. Het verzoek als in het eerste lid bedoeld moet een opgave bevatten van de gevraagde informatie; het is voorts met redenen omkleed.

  • 3. De voorzitter zendt het verzoek onverwijld aan de leden van de raad en stelt het aan de orde bij de vaststelling van de agenda. De raad stelt de aanvrager van de interpellatie in de gelegenheid om zijn verzoek nader te motiveren en toe te lichten.

  • 4. Stemt de raad met het verzoek om inlichtingen in, dan bepaalt hij - al dan niet op voorstel van de voorzitter - tevens de dag waarop de gevraagde interpellatie zal worden gehouden.

  • 5. Van de in het eerste lid genoemde termijn van ten minste 48 uur kan in geval van zeer bijzondere, spoedeisende gevallen worden afgeweken, zulks ter beoordeling van de raad en met inachtneming van het derde en het vierde lid.

Artikel 18 Regeling van werkzaamheden / agendavorming

  • 1. De raad regelt zijn werkzaamheden hetzij op voorstel van de voorzitter, hetzij op voorstel van een of meer leden.

  • 2. De regeling van werkzaamheden vindt in de regel gedurende ten hoogste één uur plaats bij de aanvang van de vergadering.

  • 3. een lid dat gebruik wenst te maken van de regeling van werkzaamheden meldt dat schriftelijk aan de voorzitter met vermelding van het onderwerp en een toelichting daarop. Hij doet dat, behoudens spoedeisende gevallen, ten minste vier uur vóór aanvang van de vergadering. De voorzitter beslist welke van de aangemelde onderwerpen tijdens de regeling van werkzaamheden worden behandeld en brengt zijn besluit onmiddellijk ter kennis van de raad.

  • 4. Een lid kan bij de regeling van werkzaamheden de raad voorstellen de burgemeester dan wel het college te verzoeken informatie te verstrekken over een onderwerp dat vreemd is aan de orde van de dag.

  • 5. De burgemeester dan wel het college verstrekken de informatie als bedoeld in het vierde lid van dit artikel mondeling in dezelfde vergadering. Indien de informatie niet in dezelfde vergadering kan worden verstrekt, doet hij hiervan onder opgave van redenen mededeling aan de raad. De informatie wordt dan alsnog binnen vier weken schriftelijk verstrekt, tenzij een andere termijn wordt overeengekomen.

  • 6. De spreektijdregeling als bedoeld in artikel 29 van dit reglement is van toepassing.

  • 7. Inafwijking van het bepaalde in artikel 30 van dit reglement, kunnen bij de regeling van werkzaamheden geen moties worden ingediend.

Artikel 19 Schriftelijke vragen

  • 1. Ieder lid kan aan de burgemeester of aan het college schriftelijk vragen stellen.

  • 2. Deze vragen moeten, kort en duidelijk geformuleerd en voorzien van een toelichting, bij de voorzitter worden ingediend.

  • 3. Indien tegen de beantwoording van de vragen wegens strijd met het openbaar belang bezwaar bestaat bij hem of hen, tot wie zij zijn gericht, wordt daarvan aan het betrokken lid met opgave van redenen mededeling gedaan.

  • 4. De voorzitter zendt schriftelijke vragen terstond aan de leden en aan de pers, tenzij hij van oordeel is dat zich de situatie voordoet als bedoeld in het derde lid, in welk geval hij - zonodig na ruggespraak met het college - onmiddellijk in overleg treedt met de vragensteller(s).

  • 5. Behoudens het bepaalde in het derde lid worden uiterlijk binnen vier weken de vragen met de toelichting en het antwoord aan de raad toegezonden. Kan deze termijn niet worden aangehouden dan deelt het college danwel de burgemeester zulks schriftelijk aan de raad mede onder vermelding van de oorzaak van de vertraging en volgt het antwoord zo spoedig mogelijk daarna. Zo nodig geeft het college danwel de burgemeester elke maand schriftelijk de oorzaak van de vertraging aan totdat het antwoord is gegeven.

Artikel 19A Tweeeminutendebat / Actualiteit

  • 1. Een lid van de raad kan naar aanleiding van de beraadslagingen in een commissie verzoeken een onderwerp op de agenda te plaatsen om de raad een uitspraak te vragen over een onderwerp dat vreemd is aan de orde van de dag.

  • 2. Het verzoek wordt schriftelijk en gemotiveerd uiterlijk vier uur voor aanvang van de vergadering bij de voorzitter ingediend.

  • 3. De raad neemt een beslissing ten aanzien van het verzoek bij de vaststelling van de agenda.

  • 4. Van elke fractie voert slechts één lid het woord voor ten hoogste twee minuten. De gebruikte spreektijd van fracties en het college wordt in mindering gebracht op de overeenkomstig artikel 29 van dit reglement toegekende spreektijd. De voorzitter kan in bijzondere omstandigheden voorstellen de spreektijd te verhogen.

  • 5. In afwijking van het bepaalde in artikel 25 voert elk lid in ten hoogste één instantie het woord, met dien verstande dat het is toegestaan dat het lid dat het verzoek heeft gedaan nog in de gelegenheid wordt gesteld gedurende ten hoogste twee minuten een afrondende reactie te geven.

  • 6. Interrupties zijn niet toegestaan.

Artikel 20 Initiatiefvoorstellen

  • 1. Ieder lid heeft het recht een initiatiefvoorstel, uitmondend in een ontwerpbesluit, in te dienen. Het voorstel dient te voldoen aan eisen van kwaliteit en onder meer inzicht te geven in de aanleiding voor het voorstel, de motivering voor het voorstel, de raakvlakken met het gemeentelijk beleid en de financiële aspecten.

  • 2. De griffier toetst of het initiatiefvoorstel voldoet aan minimale eisen van kwaliteit als bedoeld in het eerste lid en treedt zonodig in overleg met de indiener(s) voordat het voorstel in behandeling wordt genomen. Indien hierover geen overeenstemming wordt bereikt, beslist het presidium.

  • 3. De voorzitter brengt het voorstel onverwijld ter kennis van de raad en het college.

  • 4. Het voorstel wordt opgenomen in de lijst van ingekomen stukken als bedoeld in artikel 16. De griffier geeft daarbij aan op welke wijze het desbetreffende voorstel (procedureel) wordt behandeld.

  • 5. De raad stelt het college in de gelegenheid zijn opvattingen over het voorstel kenbaar te maken voordat hij een besluit neemt over het voorstel.

  • 6. De raad neemt een initiatiefvoorstel - niet zijnde een voorstel voor een verordening - niet in behandeling als het voorstel in strijd is met een wet, een algemene maatregel van bestuur of een verordening

Artikel 20a Enquête

  • 1. Indien één of meer leden de raad willen voorstellen nader onderzoek in te stellen naar het door het college of de burgemeester gevoerde bestuur, wordt daarvoor een schriftelijk voorstel ingediend bij de voorzitter onder opgave van een omschrijving van het onderwerp van onderzoek, een toelichting en zo mogelijk de namen van de te horen getuigen en deskundigen.

  • 2. Indien de raad besluit tot het instellen van een onderzoek, dan stelt hij met inachtneming van de bepalingen van artikel 155a van de Gemeentewet een onderzoekscommissie in.

HOOFDSTUK V DE WIJZE VAN BERAADSLAGEN

Artikel 21 Spreekplaats

De leden en de wethouders spreken staande van hun plaatsen of van het spreekgestoelte. De vertegenwoordiger van een decentraal bestuur spreekt van het spreekgestoelte.

Artikel 22 Voeren van het woord

  • 1. Geen lid voert het woord zonder het aan de voorzitter gevraagd en van hem gekregen te hebben.

  • 2. Indien een lid van het college het woord verlangt, verleent de voorzitter dit niet dan nadat de spreker die aan het woord is, is uitgesproken.

  • 3. De voorzitter verleent het woord in de volgorde, waarin het is gevraagd, met dien verstande, dat over een initiatiefvoorstel, een voorstel van orde, een motie, een amendement of een subamendement eerst de voorsteller het woord mag voeren ter toelichting.

  • 4. Indien een vertegenwoordiger van een decentraal bestuur tot de vergadering is toegelaten, dan verleent de voorzitter deze bij de beraadslagingen over het onderwerp, waaromtrent dit decentrale bestuur een advies of een aanbeveling heeft uitgebracht, eerst het woord.

  • 5. Indien een vertegenwoordiger van een burgerinitiatief tot de vergadering is toegelaten, dan verleent de voorzitter deze bij de beraadslagingen over het initiatief eerst het woord.

  • 6. Op de in het vierde en vijfde lid bedoelde vertegenwoordigers zijn van toepassing de bepalingen welke gelden voor de leden voor zover vermeld in de artikelen 21, 26, 27 en 29 van dit Reglement.

Artikel 23 Verbreken orde van beraadslaging

De orde bedoeld in het tweede lid van artikel 22 kan worden verbroken wanneer een lid het woord vraagt over een persoonlijk feit, om een motie in te dienen, over de vaststelling van het te beslissen vraagpunt of om een voorstel van orde in te dienen.

Artikel 24 Voorstellen van orde

  • 1. De voorzitter en ieder lid kunnen tijdens de vergadering mondeling een voorstel van orde doen, dat kort kan worden toegelicht.

  • 2. Een voorstel van orde kan uitsluitend de orde van de vergadering betreffen.

  • 3. Over een voorstel van orde beslist de raad terstond.

Artikel 25 Aantal malen spreken over hetzelfde onderwerp

  • 1. De beraadslagingen over een onderwerp vinden plaats in ten hoogste twee instanties.

  • 2. De vergadering kan in bijzondere gevallen toestaan, dat van het bepaalde in het vorige lid wordt afgeweken.

  • 3. Niemand, met uitzondering van de voorzitter, voert in één instantie meer dan eenmaal het woord.

  • 4. Bij de bepaling hoeveel malen een lid over hetzelfde onderwerp of voorstel het woord heeft gevoerd, wordt niet meegerekend het stellen van een feitelijke vraag over een in behandeling zijnd onderwerp, het spreken over een persoonlijk feit of over een voorstel van orde.

  • 5. Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op de vertegenwoordigers van een decentraal bestuur.

Artikel 26 Storen in rede/Afwijken onderwerp

Behoudens interrupties mag een spreker niet in zijn rede worden gestoord. De voorzitter kan even wel bepalen dat een spreker zijn betoog zonder verdere interrupties zal afronden.

Artikel 27 Beledigende uitdrukkingen/ontnemen van het woord

  • 1. Indien een spreker zich beledigende of ongepaste uitdrukkingen veroorlooft of op welke wijze dan ook de orde verstoort, wordt hij door de voorzitter tot de orde geroepen. Hetzelfde geldt indien naar het oordeel van de voorzitter een spreker afwijkt van het onderwerp.

  • 2. Wanneer een spreker voortgaat met het bezigen van beledigende of ongepaste uitdrukkingen, het storen van de orde of het afwijken van het onderwerp in beraadslaging, ontneemt de voorzitter hem het woord. In de vergadering waarin dit plaats heeft, mag het lid, wie het woord is ontnomen, aan de beraadslagingen over het onderwerp in behandeling niet meer deelnemen. Hiervan is beroep op de vergadering niet toegelaten.

  • 3. De voorzitter is bevoegd om in de notulen niet te doen opnemen een weergave van door een spreker gebezigde beledigende of ongepaste uitdrukkingen, waarvoor die spreker tijdens de vergadering tot de orde geroepen is.

Artikel 28 Schorsing vergadering

De voorzitter kan ter handhaving van de orde de vergadering voor een door hem te bepalen tijd schorsen en - indien na de heropening de orde opnieuw wordt verstoord - de vergadering sluiten.

Artikel 29 Spreektijd

  • 1. Als regel geldt voor elke vergadering een spreektijdregeling. Daartoe doet de voorzitter telkens zo enigszins mogelijk voorafgaande aan, dan wel bij het begin of tijdens de vergadering een voorstel ten aanzien van de duur van de redevoeringen van de leden ten aanzien van één of meer onderwerpen.

    De voorzitter kan ook een voorstel doen ten aanzien van de totale spreektijd gedurende de vergadering.

  • 2. De voorzitter brengt zijn voorstel(len) zo mogelijk vóór de vergadering ter kennis van de leden van de raad. Ook een lid van de raad kan een voorstel doen over de spreektijd.

  • 3. Zodra de voor een spreker gestelde spreektijd is verstreken, is hij gehouden op uitnodiging van de voorzitter zijn rede onverwijld te beëindigen.

  • 4. Voldoet een spreker niet aan de in het vorige lid bedoelde uitnodiging, dan ontneemt de voorzitter hem het woord.

Artikel 30 Moties

  • 1. Ieder ter vergadering aanwezig lid heeft het recht naar aanleiding van het in behandeling zijnde onderwerp schriftelijk moties in te dienen bij de voorzitter.

  • 2. De tekst van een motie wordt door de voorzitter voorgelezen.

  • 3. De behandeling van en de besluitvorming over een motie heeft plaats tegelijk met de beraadslaging en de besluitvorming over het in behandeling zijnde onderwerp, met dien verstande dat de besluitvorming over de moties eerst plaatsvindt, tenzij de vergadering anders beslist.

  • 4. De indiener van een motie kan deze wijzigen of intrekken voordat de besluitvorming door de vergadering heeft aangevangen. Het wijzigingsvoorstel wordt door de indiener schriftelijk bij de voorzitter ingediend, tenzij de voorzitter oordeelt dat met het oog op het eenvoudige karakter van de voorgestelde wijziging met een mondeling wijzigingsvoorstel kan worden volstaan.

  • 5. Bij de behandeling van de begroting voor het eerstvolgende begrotingsjaar kan de voorzitter nadere voorstellen doen omtrent de wijze van indiening van moties.

Artikel 31 Rapportage stand van zaken afdoening moties en aanbevelingen

  • 1. Het college, de burgemeester en het presidium, elk voor zover de uitvoering hem regardeert, rapporteren periodiek en schriftelijk over de voortgang met betrekking tot de afdoening van de:

    • a.

      nog niet gedane moties;

    • b.

      aanbevelingen van de Rekenkamer Rotterdam die zijn overgenomen door de raad;

    • c.

      aanbevelingen van de Gemeentelijke Ombudsman die zijn overgenomen door de raad;

    • d.

      aanbevelingen van een onderzoekscommissie als bedoeld in artikel 155a, derde lid, die zijn overgenomen door de raad.

  • 2. De commissies adviseren de raad over een voorstel tot afdoening van een motie, dan wel de in het eerste lid genoemde rapportages.

  • 3. Dit advies wordt geplaatst op de lijst van ingekomen stukken.

  • 4. Agendering van het advies en het daarbij behorende voorstel of rapportage als bedoeld in het tweede lid van dit artikel, geschiedt slechts als de commissie dit nadrukkelijk in haar advies heeft gemeld, dan wel de voorzitter van de raad dit nodig oordeelt.

Artikel 32 Procedure behandeling begroting

Onverminderd het bepaalde in de Gemeentewet geschieden de voorbereiding, het onderzoek, de behandeling en de vaststelling van de begroting volgens een procedure die de raad vaststelt.

Artikel 33 Procedure rekening

Onverminderd het bepaalde in de Gemeentewet geschieden de voorbereiding en het onderzoek van de jaarrekening en het jaarverslag, alsmede de vaststelling van de jaarrekening en van een eventueel indemniteitsbesluit volgens een procedure die de raad vaststelt.

Artikel 34 Indiening en toelichting amendementen

  • 1. Ieder lid kan tot het sluiten van de beraadslagingen wijzigingen voorstellen op ontwerpbesluiten. Ook kan hij voorstellen het ontwerpbesluit in een of meer onderdelen te splitsen zodat daarover afzonderlijke besluitvorming kan plaatsvinden. Elk wijzigingsvoorstel wordt door de indiener voorzien van een toelichting.

  • 2. Een amendement of splitsingsvoorstel moet om in behandeling genomen te worden schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend, tenzij de voorzitter oordeelt dat met het oog op het eenvoudige karakter van de voorgestelde wijziging met een mondelinge indiening kan worden volstaan.

  • 3. Er kan alleen beraadslaagd worden over amendementen die zijn ingediend door leden die de presentielijst getekend hebben en die in de vergadering aanwezig zijn.

  • 4. Op een motie, alsmede op een voorstel om de behandeling van een aan de orde gesteld onderwerp tot een volgende vergadering te verdagen, kunnen geen amendementen worden ingediend.

  • 5. Het amendement kan door de indiener worden ingetrokken voordat de besluitvorming door de vergadering heeft plaatsgevonden.

  • 6. De regels die voor amendementen gelden zijn ook van toepassing op voorstellen tot wijziging van ingediende amendementen.

Artikel 35 Beraadslaging over amendementen

  • 1. De beraadslaging over een voorgesteld amendement of subamendement gaat aan die over het voorstel waarop het is ingediend vooraf met dien verstande dat het verststrekkende amendement of subamendement het eerst in beraadslaging wordt gebracht en het subamendement de voorrang heeft boven het amendement op hetwelk het is ingediend.

  • 2. De vergadering kan op voorstel van de voorzitter besluiten over meer dan een of over alle ingediende amendementen of subamendementen tegelijk te beraadslagen.

Artikel 36 Sluiting beraadslaging

  • 1. Indien de voorzitter oordeelt, dat een onderwerp genoeg is toegelicht, stelt hij aan de vergadering sluiting van de beraadslaging voor.

  • 2. Ook een lid kan de vergadering voorstellen de beraadslaging te sluiten; een dergelijk voorstel moet door ten minste drie andere leden worden ondersteund.

  • 3. Over de voorstellen, bedoeld in het eerste en tweede lid, wordt niet beraadslaagd.

  • 4. Wanneer de vergadering in het in het eerste lid bedoelde geval tot sluiting van de beraadslaging overgaat, heeft het lid bedoeld in artikel 17 het recht nog kort te reageren.

HOOFDSTUK VI PROCEDURES BIJ STEMMINGEN

Paragraaf 1 Stemming over zaken

Artikel 37 Stemmin

  • 1. Nadat de beraadslaging is gesloten of wanneer niemand het woord vraagt, vindt besluitvorming plaats. Indien geen van de leden om stemming vraagt, wordt het besluit geacht met algemene stemmen te zijn aangenomen. Indien een of meer leden om stemming vragen dan geschiedt dit bij handopsteken, tenzij één van de leden een hoofdelijke stemming verlangt.

  • 2. In de vergaderzaal aanwezige leden kunnen aantekening in de notulen vragen dat zij geacht willen worden te hebben tegengestemd; in dat geval wordt het besluit geacht met de stemmen van de overige leden te zijn genomen.

Artikel 38 Heropening beraadslaging

  • 1. De vergadering kan besluiten de stemming tot een volgende vergadering te verdagen tenzij er sprake is van een wettelijke termijn waarbinnen moet worden besloten op straffe van het ontstaan van een fictief besluit.

  • 2. Indien de beraadslaging met instemming van de vergadering tijdens of voorafgaande aan de stemming wordt heropend vindt zij in één instantie plaats. Als de heropening van de beraadslaging plaats heeft nadat een amendement is verworpen en één of meer leden te kennen hebben gegeven een ander amendement te willen indienen, kan de vergadering besluiten van het bepaalde in de eerste volzin van dit lid af te wijken.

  • 3. Heropening van de beraadslaging tijdens de omvraag is niet toegestaan.

Artikel 39 Volgorde waarin voorstellen in stemming komen

  • 1. Zijn over een onderwerp verschillende voorstellen of moties ingediend, dan komt het voorstel of motie met de verste strekking het eerst in stemming.

  • 2. Voorgestelde amendementen komen voor het voorstel waarop zij zijn ingediend in stemming, te beginnen met het amendement dat het meest van het oorspronkelijke voorstel afwijkt.

  • 3. In gelijke volgorde wordt over subamendementen gestemd voor het amendement waarop zij zijn ingediend.

  • 4. Wordt een voorstel van verdere strekking als bedoeld in het eerste, tweede of derde lid aangenomen, dan vervallen de minder ver strekkende voorstellen en vindt daarover derhalve geen besluitvorming meer plaats.

Paragraaf 2 Procedure bij hoofdelijke stemming

Artikel 40 Aanwijzing bij welk lid de stemming aanvangt

De stemmingen bij hoofdelijke oproeping geschieden naar de volgorde van de presentielijst. Bij het begin van de eerste hoofdelijke stemming in een vergadering wordt voor die vergadering door het lot beslist bij welk nummer van de presentielijst de omvraag aanvangt.

Artikel 41 Uitbrengen stem

  • 1. Behoudens in de gevallen waarin een lid zich volgens de Gemeentewet van medestemmen moet onthouden, is ieder blijkens de presentielijst ter vergadering aanwezig lid verplicht zijn stem uit te brengen zulks met het woord "voor" of "tegen" zonder enige bijvoeging.

  • 2. Heeft een lid zich bij het uitbrengen van zijn stem vergist, dan kan hij deze vergissing nog herstellen voordat het volgende lid gestemd heeft. Bemerkt het lid zijn vergissing pas later, dan kan hij nadat de voorzitter de uitslag van de stemming bekend gemaakt heeft wel aantekening vragen dat hij zich heeft vergist; in de uitslag van de stemming brengt dit echter geen verandering.

  • 3. Een lid mag uitsluitend aan een stemming deelnemen als hij de presentielijst heeft getekend voordat de omvraag is aangevangen. Het tekenen van de presentielijst tijdens de omvraag is niet toegestaan.

Artikel 42 Onvoltalligheid vergadering

Wanneer de voorzitter voor of tijdens de omvraag vaststelt dat het bij artikel 29 van de Gemeentewet tot het nemen van een besluit vereiste aantal leden niet meer aanwezig is, schorst hij de vergadering. Is na een half uur het vereiste aantal leden nog niet aanwezig, dan verdaagt hij de vergadering.

Paragraaf 3 Stemming over personen

Artikel 43 Stemming over personen

  • 1. Wanneer een stemming over personen voor het doen van een benoeming of het opstellen van een voordracht of aanbeveling moet plaatshebben, benoemt de voorzitter vier leden tot stembureau.

  • 2. Aan de leden van de raad worden stembriefjes ter beschikking gesteld waarop de namen van de aanbevolen of voorgedragen personen vermeld staan. Bij een aanbeveling hebben de leden van de raad de vrijheid op een persoon te stemmen die niet op het stembriefje voorkomt. In dat geval vermelden zij de naam van die persoon op het stembriefje. Bij een voordracht bestaat die mogelijkheid niet. De leden van de raad hebben dan de mogelijkheid om tegen een voorgedragen persoon te stemmen.

  • 3. Ieder ter vergadering aanwezig lid dat zich niet op grond van de Gemeentewet van stemming moet onthouden, is verplicht een stembriefje in te leveren.

  • 4. Er hebben zoveel stemmingen plaats als er personen zijn te benoemen, voor te dragen of aan te bevelen. De vergadering kan evenwel op voorstel van de voorzitter beslissen dat bepaalde stemmingen worden samengevat op één briefje.

  • 5. Het stembureau onderzoekt of het aantal ingeleverde stembriefjes gelijk is aan het aantal leden dat ingevolge het derde lid verplicht is een stembriefje in te leveren. Wanneer de aantallen niet gelijk zijn, worden de stembriefjes vernietigd zonder deze te openen en wordt een nieuwe stemming gehouden.

  • 6. Voor het bepalen van de volstrekte meerderheid als bedoeld in artikel 30 van de Gemeentewet worden geacht geen stem te hebben uitgebracht die leden die geen behoorlijk stembriefje hebben ingeleverd. Onder een niet behoorlijk ingevuld stembriefje wordt in ieder geval verstaan:

    • a)

      een blanco ingevuld stembriefje;

    • b)

      een ondertekend stembriefje;

    • c)

      een stembriefje waarop meer dan één naam is vermeld, tenzij de stemming verschillende vacatures betreft;

    • d)

      een stembriefje waarbij, indien het een benoeming op voordracht betreft, op een persoon wordt gestemd die niet is voorgedragen;

    • e)

      een stembriefje waarbij op een andere persoon wordt gestemd dan die waartoe de stemming is beperkt.

  • 7. In geval van twijfel over de inhoud van een stembriefje beslist de raad op voorstel van de voorzitter.

  • 8. Onder de zorg van de griffier worden de stembriefjes onmiddellijk na vaststelling van de uitslag vernietigd.

Artikel 44 Herstemming over personen

  • 1. Wanneer bij de eerste stemming niemand de volstrekte meerderheid heeft verkregen, wordt tot een tweede stemming overgegaan.

  • 2. Wanneer ook bij deze tweede stemming door niemand de volstrekte meerderheid is verkregen, heeft een derde stemming plaats tussen twee personen die bij de tweede stemming de meeste stemmen op zich hebben verenigd (herstemming). Zijn bij de tweede stemming de meeste stemmen over meer dan twee personen verdeeld, dan wordt bij een tussenstemming uitgemaakt tussen welke twee personen de derde stemming zal plaatshebben.

  • 3. Indien bij tussenstemming de stemmen staken, beslist terstond het lot.

Artikel 45 Beslissing door het lot

  • 1. Wanneer het lot moet beslissen, worden de namen van hen tussen wie de beslissing moet plaatshebben door de voorzitter op afzonderlijke, geheel gelijke briefjes geschreven.

  • 2. Deze briefjes worden nadat zij door het stembureau zijn gecontroleerd op gelijke wijze gevouwen, in een stembokaal gedeponeerd en omgeschud.

  • 3. Vervolgens neemt de voorzitter één van de briefjes uit de stembokaal. Degene wiens naam op dit briefje voorkomt, is gekozen.

HOOFDSTUK VII BESLOTEN VERGADERINGEN

Artikel 46 Besloten vergadering

  • 1. De voorzitter schorst de openbare vergadering nadat ten minste eenvijfde deel van de leden die de presentielijst hebben getekend daarom verzoekt of de voorzitter dit nodig oordeelt.

  • 2. De voorzitter verzoekt ambtenaren, pers en publiek de zaal te verlaten met uitzondering van de notulist, een medewerker ten behoeve van de geluidsvoorziening, een medewerker van de bodedienst, een medewerker van de griffie en eventueel andere door hem aan te wijzen ambtenaren.

  • 3. De vergadering beslist of met gesloten deuren zal worden beraadslaagd.

  • 4. Indien de vergadering instemt met het beraadslagen met gesloten deuren, opent de voorzitter de besloten vergadering. Op de beraadslagingen zijn de bepalingen die voor de openbare vergaderingen gelden zoveel mogelijk van toepassing.

Artikel 47 Geheimhouding

  • 1. Voor de afloop van de besloten vergadering beslist de raad of ten aanzien van het daarin behandelde en - voor zover van toepassing - de inhoud van stukken die aan de raad zijn overgelegd, geheimhouding zal worden opgelegd.

  • 2. De geheimhouding wordt zowel door de leden die bij de behandeling aanwezig waren als door leden die op andere wijze van het behandelde en de stukken kennis nemen, in acht genomen totdat de raad de geheimhouding opheft. De verplichting tot geheimhouding geldt ook voor de andere personen die bij de behandeling aanwezig waren of die anderszins van het behandelde of van de stukken kennisnemen.

Artikel 47a Opheffing geheimhouding

Indien de raad op grond van het gestelde in artikel 25, derde en vierde lid, of artikel 55 tweede en derde lid, of artikel 86, tweede en derde lid, van de Gemeentewet voornemens is de geheimhouding op te heffen wordt daarover eerst contact opgenomen met het orgaan dat de geheimhouding heeft opgelegd.

Artikel 48 Behandeling notulen

  • 1. Van de besloten vergadering worden afzonderlijk notulen gemaakt en gehouden.

  • 2. De voorzitter bepaalt de wijze waarop de raadsleden van de conceptnotulen kennis kunnen nemen.

  • 3. Zij worden in een volgende besloten vergadering ter vaststelling aangeboden.

Artikel 48a Actualiteiten

  • 1. In de weken waarin er geen vergaderingen van de raad plaatsvinden en buiten de algemeen gangbare recesperioden, bestaat er op een vast tijdstip, gedurende twee uur, voor de leden de gelegenheid actuele onderwerpen te bespreken met het college.

  • 2. De leden van het college zijn tijdens de actualiteiten steeds beschikbaar, behoudens verplichtingen die naar het oordeel van de voorzitter hogere prioriteit dienen te krijgen.

  • 3. Het lid van de raad dat tijdens de actualiteiten vragen wil stellen, meldt dit uiterlijk vier uur voor aanvang van de actualiteiten schriftelijk bij de voorzitter, waarbij hij het onderwerp aanduidt. De voorzitter beslist welke van de aangemelde onderwerpen tijdens de actualiteiten worden behandeld en brengt zijn besluit onmiddellijk ter kennis aan de raad.

  • 4. De voorzitter kan bepalen dat geen interrupties meer worden toegestaan.

  • 5. Voor de actualiteiten geldt geen vergaderquorum. Tijdens de actualiteiten kunnen geen voorstellen of moties worden ingediend en er vindt geen besluitvorming plaats.

  • 6. Van de actualiteiten worden geen notulen gemaakt. De griffier zorgt dat toezeggingen van het college worden geregistreerd.

Artikel 48b Volgorde vragenstellers en spreektijden

  • 1. De voorzitter bepaalt de volgorde waarin de onderwerpen tijdens de actualiteiten aan de orde worden gesteld, waarbij vragen van meerdere leden over hetzelfde onderwerp gecombineerd kunnen worden.

  • 2. Er geldt een spreektijdverdeling die geldt voor een raadsvergadering van twee uur. Fracties kunnen hun spreektijd verdelen over meerdere onderwerpen.

  • 3. Elk onderwerp wordt besproken in ten hoogste twee termijnen.

  • 4. Interrupties zijn niet toegestaan.

    [Artikelen 48a en 48b treden op 1 september 2006 in werking]

HOOFDSTUK VIII SLOTBEPALINGEN

Artikel 49 Uitleg reglement

In de gevallen waarin dit reglement niet voorziet of bij twijfel omtrent de toepassing van het reglement beslist de raad op voorstel van de voorzitter.

Artikel 50 Inwerkingtreding reglement

  • 1. Dit reglement treedt in werking met ingang van 14 maart 2002.

  • 2. Op dat tijdstip vervalt het reglement van orde vastgesteld bij raadsbesluit van 5 maart 1998 (Gemeenteblad 1998, nr. 14) zoals nadien gewijzigd.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 4 Tussentijdse installatie nieuwe leden

De verdeling van de zitplaatsen in de raadzaal geschiedt door de voorzitter na overleg met het presidium.

Artikel 5a Benoeming plaatsvervangend voorzitter

Bij afwezigheid van zowel de voorzitter als zijn plaatsvervangers wordt het voorzitterschap overeenkomstig het bepaalde in artikel 77, tweede lid, van de Gemeentewet waargenomen door het langst zittende lid van de raad.

Artikel 5b Presidium

De werkzaamheden waaraan ingevolge het derde lid gedacht kan worden hebben bijvoorbeeld betrekking op het ontwerp van de raadsagenda, de spreektijdregeling, het uitnodigen van collegeleden voor het bijwonen van raadsvergaderingen, de procedurele afhandeling van vergaderstukken en eventueel de doorzending van vergaderstukken naar raadscommissies voor nader advies.

Artikel 7 Fracties

Het is wenselijk een bepaling op te nemen omtrent de melding van wijzigingen welke zich (kunnen) voordoen ná de fractievorming aan het begin van elke raadsperiode. Dit is onder meer gewenst met het oog op de voor de raadsfracties geldende faciliteiten.

Fracties die ontstaan door afsplitsing worden aangeduid met de aanduiding fractie gevolgd door de naam of namen van de persoon/personen die de fractie vormt/vormen. Indien een fractie die door afsplitsing is ontstaan uit meerdere personen gaat bestaan, dan kan die fractie bij aanvang aangeven dat slechts de naam van een van haar leden zal worden gevoerd.

Artikel 10 Oproep vergadering

Het laatste woord over de agenda is aan de raad.

De raad kan de door de voorzitter toegezonden en door het presidium vastgestelde (voorlopige) agenda wijzigen door het aanvaarden van een voorstel van orde. Ook de volgorde van de voorstellen op de agenda kan op die wijze worden gewijzigd. Verder kan een wijziging optreden als gevolg van een interpellatie of door het houden van een vragenhalfuur.

Bij dit artikel is zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij artikel 19 van de Gemeentewet, met name waar het gaat om de verplichting de agenda en de daarbij behorende voorstellen ter inzage te leggen. Onder voorstellen moeten daarbij worden verstaan de concrete raadsvoorstellen en de eventuele bijbehorende openbare documentatie. De raadsagenda met bijlagen ligt in Rotterdam voor een ieder ter inzage bij de Bestuursdienst, het Bestuurlijk informatie- en documentatiecentrum (BIDOC). De raadsagenda wordt voorts gepubliceerd in de Rotterdamse huis-aan-huisbladen en op de internetpagina van de gemeente Rotterdam. Voor de pers vormt het bureau Voorlichting en Publiciteit het informatiepunt.

Geheime stukken worden bij de griffier ter inzage gelegd. Aan raadsleden kan desgevraagd inzage in deze stukken worden verleend.

Artikel 11 Verhindering tot bijwoning vergadering

In de praktijk pleegt de mededeling van verhindering door tussenkomst van de griffie te worden gedaan.

Artikel 12 Presentielijst

Met name indien de besluitvorming zonder hoofdelijke stemming plaats heeft, is het van belang dat ondubbelzinnig vaststaat welke leden aan de besluitvorming hebben deelgenomen. Door een strikte toepassing van het tweede lid kunnen dergelijke problemen worden voorkomen.

Artikel 13 Openbare vergadering, ontbreken quorum

Van belang is artikel 20 Gemeentewet luidend:

  • 1.

    De vergadering van de raad wordt niet geopend voordat blijkens de presentielijst meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden tegenwoordig is.

  • 2.

    Indien ingevolge het eerste lid de vergadering niet kan worden geopend, belegt de burgemeester, onder verwijzing naar dit artikel, opnieuw een vergadering tegen een tijdstip dat ten minste vierentwintig uur na het bezorgen van de oproeping is gelegen.

  • 3.

    Op de vergadering, bedoeld in het tweede lid, is het eerste lid niet van toepassing. De raad kan echter over andere aangelegenheden dan die waarvoor de ingevolge het eerste lid niet geopende vergadering was belegd alleen beraadslagen of besluiten, indien blijkens de presentielijst meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden tegenwoordig is.

Artikel 16 Behandeling ingekomen stukken (doorlopende lijst)

Het voorschrift van het derde lid dat de behandeling van een ingekomen stuk slechts betrekking kan hebben op de procedurele wijze van afdoening, laat onverlet de bevoegdheid van de raad om te besluiten (te denken is aan een voorstel van orde) om op een nader te bepalen tijdstip een inhoudelijk debat over het onderwerp te voeren. In het derde lid is het accent gelegd op de procedurele wijze van afdoening zonder nochtans een afwijking uit te sluiten. Verwacht wordt dat deze formulering voldoende tegemoet komt aan de in de praktijk gebleken behoefte om incidenteel in een vergadering van de raad aandacht aan een ingekomen stuk te besteden.

Artikel 17 Verzoek om beraadslaging/interpellatie

De leden van de raad hebben een aantal mogelijkheden om het college en de burgemeester te vragen verantwoording af te leggen omtrent het gevoerde bestuur. Het houden van een interpellatie en het stellen van vragen (zie artikelen 18 en 19) zijn daarvan voorbeelden. Voor het vragenrecht (artikelen 18 en 19) geldt dat het daarbij vooral om vragen met een informatieve strekking gaat. Het recht van interpellatie heeft veelal betrekking op onderwerpen van een meer bestuurlijk (politiek) gewicht. De behandeling ervan kan eventueel zelfs uitmonden in een motie van afkeuring, vorm te geven naar de bewoordingen van artikel 49 van de Gemeentewet: het opzeggen van het vertrouwen in de wethouder. Over de verantwoordingsplicht bepaalt de Gemeentewet in artikel 169 dat de leden van het college tezamen en ieder afzonderlijk aan de raad verantwoording verschuldigd zijn voor het door het college gevoerde bestuur. Zij geven de raad alle inlichtingen die de raad voor de uitoefening van zijn taak nodig heeft. Ook geven zij de raad mondeling of schriftelijk de door één of meer leden gevraagde inlichtingen waarvan het verstrekken niet in strijd is met het openbaar belang. Een soortgelijke bepaling komt in artikel 180 voor de burgemeester voor.

Ten aanzien van de uitoefening van specifieke collegebevoegdheden is in artikel 169 Gemeentewet bepaald dat het college de raad vooraf inlichtingen over de uitoefening van die bevoegdheden geeft indien de raad daarom verzoekt of indien de uitoefening ingrijpende gevolgen kan hebben voor de gemeente. In het laatste geval neemt het college geen besluit voordat de raad zijn wensen en bedenkingen ter zake ter kennis van het college heeft kunnen brengen.

Deze specifieke collegebevoegdheden hebben betrekking op privaatrechtelijke rechtshandelingen, rechtsgedingen, civiele verdediging en markten.

Als de raad heeft besloten een interpellatie toe te staan, vindt deze in de regel plaats na de behandeling van de ingekomen stukken. De raad kan echter ook een ander tijdstip vaststellen voor het houden van de interpellatie. Als eerste krijgt de verzoeker de gelegenheid de interpellatie te houden en het college om hierop te reageren. Vervolgens vindt er – zo mogelijk in één termijn – een debat tussen raad en college plaats.

Artikel 18 Vragenhalfuur

Het vragenhalfuur is bestemd voor een korte beantwoording van vragen met een informatieve strekking. Gelet op het karakter van het vragenhalfuur wordt de indiening van moties niet toegestaan. Voorts worden vanwege de beperkte duur van het vragenhalfuur geen interrupties toegestaan.

De vragen worden beantwoord in de volgorde waarin zij zijn ingediend. Om onduidelijkheid te voorkomen moeten de vragen door tussenkomst van de griffie worden ingediend. Een medewerker van de griffie zal datum en tijdstip van indiening van de vragen registreren.

Artikel 19 Schriftelijke vragen

De griffier kan de gestelde vragen toetsen of zij zich lenen voor het stellen van schriftelijke vragen dan wel als vragen voor het vragenhalfuur.

De griffier betrekt daarbij in elk geval of er al eerdere en/of nagenoeg gelijkluidende vragen zijn ingediend, of het onderwerp van de vragen kort te voren is behandeld in de raad of een van de commissies dan wel binnenkort zal worden geagendeerd, en of er sprake is van passend woordgebruik.

Zonodig treedt de griffier of een door hem aan te wijzen ambtenaar daarover in contact met de vragensteller.

Artikel 20 Initiatiefvoorstellen

Initiatiefvoorstellen kunnen bijvoorbeeld concrete besluiten, de vaststelling of wijziging van verordeningen of de vaststelling van nota’s en rapportages behelzen.

Initiatiefvoorstellen zullen aan bepaalde kwaliteitseisen moeten voldoen.

Het gaat om met name de volgende aandachtspunten:

Een inleiding met eventuele voorgeschiedenis, vermelding van eerdere besluitvorming, aanleiding tot het voorstel;

Beschrijving van de problematiek, vermelding van relevante aspecten en eventuele relaties met andere beleidsterreinen;

Financiële consequenties;

Motivering van de keuze, het toepasselijk beleidskader;

Adviezen van deelgemeente(n) en raadscommissies;

Formulering van een concreet voorstel, waarbij duidelijk moet worden aangegeven waartoe wordt besloten, bij besluiten van algemene strekking (zoals beleidsnota’s) moet aangegeven worden waarover een uitspraak van de raad verlangd wordt.

Elk voorstel moet voorzien zijn van een ontwerpbesluit. Bij voorstellen die strekken tot wijziging van de begroting moet een comptabiliteitsbesluit gevoegd zijn.

Initiatiefvoorstellen van raadsleden moeten zoveel mogelijk voldoen aan bovengenoemde inhoudelijke kwaliteitseisen en in ieder geval inzicht geven in de financiële consequenties van het voorstel en de beoogde dekking daarvan.

Artikel 20a Enquête

De relevante bepalingen uit de Gemeentewet luiden als volgt:

Artikel 155a

  • 1.

    De raad kan op voorstel van een of meer van zijn leden een onderzoek naar het door het college of de burgemeester gevoerde bestuur instellen.

  • 2.

    Het besluit tot het instellen van een onderzoek omvat een omschrijving van het onderwerp van onderzoek alsmede een toelichting. Deze omschrijving kan hangende het onderzoek door de raad worden gewijzigd.

  • 3.

    Het onderzoek wordt uitgevoerd door een door de raad in te stellen onderzoekscommissie. De commissie heeft ten minste drie leden en bestaat uitsluitend uit leden van de raad.

  • 4.

    De artikelen 22, 82, derde lid, en 86, eerste lid, zijn van overeenkomstige toepassing op de onderzoekscommissie.

  • 5.

    De onderzoekscommissie kan de bij deze wet verleende bevoegdheden uitsluitend uitoefenen, indien ten minste drie van haar leden aanwezig zijn.

  • 6.

    De bevoegdheden en werkzaamheden van een onderzoekscommissie worden niet geschorst door het aftreden van de raad.

  • 7.

    Op het besluit tot instelling van een onderzoek en tot instelling van een onderzoekscommissie, alsmede het besluit tot wijziging van de omschrijving van het onderwerp van een onderzoek zijn de artikelen 139, tweede lid, 140 en 141 van overeenkomstige toepassing.

  • 8.

    Alvorens de raad besluit tot een onderzoek, stelt hij bij verordening nadere regels met betrekking tot deze onderzoeken. In elk geval worden daarin regels opgenomen over de wijze waarop ambtelijke bijstand wordt verleend aan de commissie.

Artikel 155b

  • 1.

    Leden en gewezen leden van de raad, de burgemeester en gewezen burgemeesters, wethouders en gewezen wethouders, leden en gewezen leden van de deelraad, leden en gewezen leden van het dagelijks bestuur van een deelgemeente, leden en gewezen leden van een door de raad, het college of de burgemeester ingestelde commissie, ambtenaren en gewezen ambtenaren, door of vanwege het gemeentebestuur aangesteld of daaraan ondergeschikt, zijn verplicht te voldoen aan een vordering van de onderzoekscommissie tot het verschaffen van inzage in, het nemen van afschrift van of het anderszins laten kennisnemen van alle bescheiden waarover zij beschikken en waarvan naar het redelijk oordeel van de onderzoekscommissie inzage, afschrift of kennisneming anderszins voor het doen van een onderzoek als bedoeld in artikel 155a nodig is.

  • 2.

    Indien een vordering als bedoeld in het eerste lid betrekking heeft op bescheiden die afkomstig zijn van een instelling van de Europese Unie of van het Rijk en kennisneming van die bescheiden door de onderzoekscommissie het belang van de Europese Unie of de Staat kan schaden, wordt niet dan met toestemming van Onze Minister aan de vordering voldaan.

  • 3.

    Ambtenaren, door of vanwege het gemeentebestuur aangesteld of daaraan ondergeschikt, zijn gehouden om aan een onderzoek als bedoeld in artikel 155a alle door de onderzoekscommissie gevorderde medewerking te verlenen.

Artikel 155c

  • 1.

    Personen als bedoeld in artikel 155b, eerste lid, zijn verplicht te voldoen aan een oproep van de onderzoekscommissie om als getuige of deskundige te worden gehoord.

  • 2.

    Een getuige of deskundige die door de onderzoekscommissie wordt gehoord, kan niet tevens lid zijn van de onderzoekscommissie.

  • 3.

    De getuigen zijn verplicht getuigenis af te leggen, de deskundigen zijn verplicht hun diensten onpartijdig en naar beste weten als zodanig te verlenen, een en ander behoudens verschoning wegens ambts- of beroepsgeheim.

  • 4.

    De onderzoekscommissie kan besluiten dat getuigen uitsluitend worden verhoord na het afleggen van een eed of belofte. Zij leggen dan in de vergadering van de onderzoekscommissie, in handen van de voorzitter, de eed of belofte af dat zij de gehele waarheid en niets dan de waarheid zullen zeggen.

  • 5.

    De getuigen en deskundigen worden in een openbare zitting van de onderzoekscommissie gehoord. Plaats en tijd van de openbare zitting worden door de voorzitter tijdig ter openbare kennis gebracht.

  • 6.

    De onderzoekscommissie kan om gewichtige redenen besluiten een verhoor of een gedeelte daarvan niet in het openbaar af te nemen. De leden en plaatsvervangende leden van de commissie bewaren geheimhouding over hetgeen hun tijdens een besloten zitting ter kennis komt.

  • 7.

    Een getuige is gerechtigd zich tijdens het verhoor te laten bijstaan. Om gewichtige redenen kan de commissie besluiten, dat een getuige zonder bijstand wordt gehoord.

  • 9.

    Verklaringen die zijn afgelegd voor de onderzoekscommissie, of op haar vordering afgelegd, kunnen, behalve in het geval van artikel 207, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, niet als bewijs in rechte gelden.

Artikel 155d

  • 1.

    Getuigen en deskundigen worden schriftelijk opgeroepen. De brief, houdende de oproep, wordt aangetekend verzonden of tegen gedagtekend ontvangstbewijs uitgereikt.

  • 2.

    De onderzoekscommissie kan bevelen dat getuigen en deskundigen die, hoewel opgeroepen in overeenstemming met het eerste lid, niet zijn verschenen, door de openbare macht voor hen worden gebracht om aan hun verplichting te voldoen. De onderzoekscommissie stelt de getuige of deskundige hiervan schriftelijk in kennis op de wijze, bedoeld in het eerste lid. In de beschikking wordt een termijn gesteld waarbinnen de belanghebbende de tenuitvoerlegging kan voorkomen door alsnog aan zijn verplichting te voldoen.

  • 3.

    Op een beschikking als bedoeld in het eerste en het tweede lid is artikel 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing.

Artikel 155e

  • 1.

    Niemand kan genoodzaakt worden aan de onderzoekscommissie geheimen te openbaren, voor zover daardoor onevenredige schade zou worden toegebracht aan het belang van de uitoefening van zijn beroep, dan wel aan het belang van zijn onderneming of de onderneming waarbij hij werkzaam is of is geweest.

  • 2.

    Zij die uit hoofde van hun ambt, beroep of betrekking tot geheimhouding verplicht zijn, kunnen zich verschonen getuigenis af te leggen, doch uitsluitend met betrekking tot hetgeen waarvan de wetenschap aan hen als zodanig is toevertrouwd. Zij kunnen inzage, afschrift of kennisneming anderszins weigeren van bescheiden of gedeelten daarvan tot welke hun plicht tot geheimhouding zich uitstrekt.

Artikel 155f

Het college neemt de door de raad geraamde kosten voor een onderzoek in een bepaald jaar op in de ontwerpbegroting.

Artikel 22 Voeren van het woord

Raadsleden die het woord willen voeren bij één of meer agendapunten kunnen zich op de dag van de raadsvergadering melden bij de griffie, tot één uur voor het begin van de vergadering.

Verder is het mogelijk om zich als spreker te melden bij het tekenen van de presentielijst en tijdens de raadsvergadering.

Artikel 24 Voorstellen van orde

Ingevolge het derde lid moet over een voorstel van orde direct beslist worden. Bij het staken van de stemmen wordt de besluitvorming niet uitgesteld tot een volgende vergadering, maar wordt het voorstel geacht niet te zijn aangenomen.

Artikel 27 Beledigende uitdrukkingen/ontnemen van het woord

Van belang is ook artikel 26 Gemeentewet dat luidt:

  • 1.

    De voorzitter zorgt voor de handhaving van de orde in de vergadering en is bevoegd, wanneer die orde op enigerlei wijze door toehoorders wordt verstoord, deze en zo nodig andere toehoorders te doen vertrekken.

  • 2.

    Hij is bevoegd toehoorders die bij herhaling de orde in de vergadering verstoren voor ten hoogste drie maanden de toegang tot de vergadering te ontzeggen.

  • 3.

    Hij kan de raad voorstellen aan een lid dat door zijn gedragingen de geregelde gang van zaken belemmert, het verdere verblijf in de vergadering te ontzeggen. Over het voorstel wordt niet beraadslaagd. Na aanneming daarvan verlaat het lid de vergadering onmiddellijk. Zo nodig doet de voorzitter hem verwijderen. Bij herhaling van zijn gedrag kan het lid bovendien voor ten hoogste drie maanden de toegang tot de vergadering worden ontzegd.

Artikel 30 Moties

Moties dienen te worden getypt op niet-geïllustreerd en niet-gedessineerd papier. Door de partij vastgestelde logo’s zijn wel toegestaan. Tijdens de raadsvergaderingen kunnen raadsleden gebruik maken van de computerfaciliteiten van de griffie.

De ondertekenaar(s) van de motie moet(en) duidelijk herkenbaar zijn; daarom moet een ondertekenaar zelf zijn naam tussen haakjes en duidelijk leesbaar bij zijn handtekening vermelden.

Tijdens de beraadslagingen geeft het college aan op welke wijze het college met de motie zal omgaan. In het geval een motie door de raad wordt aangenomen zijn er drie mogelijkheden:

  • a.

    het college heeft aangegeven de motie uit te zullen voeren. Het college rapporteert dan periodiek in de voortgangsrapportage met betrekking tot de uitvoering.

  • b.

    Het college heeft aangegeven de motie naast zich neer te leggen. In deze situatie is het ter beoordeling van de raad om in het kader van de verantwoording eventuele verdere stappen te nemen.

  • c.

    Het college heeft aangegeven de motie mee te nemen voor nader intern beraad. In deze situatie zal het college in de eerstvolgende vergadering nader rapporteren aan de raad.

Artikel 32 Procedure behandeling begroting

Ingevolge artikel 191 Gemeentewet moet de begroting vóór 15 november van het jaar, voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient te zijn vastgesteld en aan het college van Gedeputeerde Staten te worden gezonden.

Artikel 33 Procedure rekening

Volgens artikel 200 Gemeentewet moet de door de raad vastgestelde rekening binnen twee weken na vaststelling, maar in ieder geval vóór 15 juli van het jaar, volgend op het begrotingsjaar, aan Gedeputeerde Staten worden gezonden.

Artikel 34 Indiening en toelichting amendementen

Amendementen dienen getypt te worden op niet-geïllustreerd en niet-gedessineerd papier. Door de partij vastgestelde logo’s zijn wel toegestaan. Tijdens de raadsvergaderingen kunnen raadsleden gebruik maken van de computerfaciliteiten van de griffie.

De ondertekenaar van een amendement moet duidelijk herkenbaar zijn; daarom moet een ondertekenaar zelf zijn naam duidelijk leesbaar en tussen haakjes bij zijn handtekening vermelden.

Artikel 37 Stemming

In de Gemeentewet komen enige, dwingende voorschriften voor omtrent stemmingen.

De artikelen luiden als volgt:

Artikel 27

De leden van de raad stemmen zonder last.

Artikel 28

  • 1.

    Een lid van de raad neemt niet deel aan de stemming over:

    • a)

      een aangelegenheid die hem rechtstreeks of middellijk persoonlijk aangaat of waarbij hij als vertegenwoordiger is betrokken;

    • b)

      de vaststelling of goedkeuring der rekening van een lichaam waaraan hij rekenplichtig is of tot welks bestuur hij behoort.

  • 2.

    Bij een schriftelijke stemming wordt onder het deelnemen aan de stemming verstaan het inleveren van een stembriefje.

  • 3.

    Een benoeming gaat iemand persoonlijk aan, wanneer hij behoort tot de personen tot wie de keuze door een voordracht of bij een herstemming is beperkt.

  • 4.

    Het eerste lid is niet van toepassing bij de beslissing betreffende de geloofsbrieven van de na periodieke verkiezing benoemde leden.

Artikel 29

  • 1.

    Een stemming is alleen geldig, indien meer dan de helft van het aantal leden dat zitting heeft en zich niet van deelneming aan de stemming moet onthouden, daaraan heeft deelgenomen.

  • 2.

    Het eerste lid is niet van toepassing:

    • a)

      ingeval opnieuw wordt gestemd over een voorstel of over een benoeming, voordracht of aanbeveling van een of meer personen ten aanzien van wie in een vorige vergadering een stemming op grond van dat lid niet geldig was;

    • b)

      in een vergadering als bedoeld in artikel 20, tweede lid, voor zover het betreft onderwerpen die in de daaraan voorafgaande, ingevolge artikel 20, eerste lid, niet geopende vergadering aan de orde waren gesteld.

Artikel 30

  • 1.

    Voor het tot stand komen van een besluit bij stemming wordt de volstrekte meerderheid vereist van hen die een stem hebben uitgebracht.

  • 2.

    Bij een schriftelijke stemming wordt onder het uitbrengen van een stem verstaan het inleveren van een behoorlijk ingevuld stembriefje.

Artikel 31

  • 1.

    De stemming over personen voor het doen van benoemingen, voordrachten of aanbevelingen geschiedt bij gesloten en ongetekende stembriefjes.

  • 2.

    Indien de stemmen staken over personen tot wie de keuze door een voordracht of bij een herstemming is beperkt, wordt in dezelfde vergadering een herstemming gehouden.

  • 3.

    Staken bij deze stemming de stemmen opnieuw, dan beslist terstond het lot.

Artikel 32

  • 1.

    De overige stemmingen geschieden bij hoofdelijke oproeping, indien de voorzitter of een van de leden dat verlangt. In dat geval geschieden zij mondeling.

  • 2.

    Bij hoofdelijke oproeping is ieder ter vergadering aanwezig lid dat zich niet van deelneming aan de stemming moet onthouden verplicht zijn stem voor of tegen uit te brengen.

  • 3.

    Indien over een voorstel geen stemming wordt gevraagd, is het aangenomen.

  • 4.

    Tenzij de vergadering voltallig is, wordt bij staking van stemmen het nemen van een besluit uitgesteld tot een volgende vergadering, waarin de beraadslagingen kunnen worden heropend.

  • 5.

    Indien de stemmen staken in een voltallige vergadering of in een ingevolge het vierde lid opnieuw belegde vergadering, is het voorstel niet aangenomen.

  • 6.

    Onder een voltallige vergadering wordt verstaan een vergadering waarin alle leden waaruit de raad bestaat, voor zover zij zich niet van deelneming aan de stemming moesten onthouden, een stem hebben uitgebracht.

Artikel 38 Heropening beraadslaging

In het eerste lid is mede in verband met de Algemene wet bestuursrecht en de in sommige wetten voorkomende fatale beslistermijnen, toegevoegd: tenzij er sprake is van een wettelijke termijn waarbinnen moet worden besloten op straffe van het ontstaan van een fictief besluit.

In het tweede lid is – mede op basis van de in de praktijk gebleken behoefte - een uitzondering opgenomen voor het geval de vergadering na de verwerping van een amendement wordt geconfronteerd met (het voornemen tot) de indiening van een andersluidend amendement.

Als de beraadslaging is heropend kunnen door de leden ook moties worden ingediend (zie artikel 30).

Uit de redactie van de tweede volzin van het tweede lid kan echter worden afgeleid dat de beraadslaging in dat geval beperkt blijft tot één termijn.

Voor alle duidelijkheid wordt opgemerkt dat met de woorden 'tijdens de stemming' is bedoeld de feitelijke stemwerkzaamheden; niet de discussie voorgaande aan/over de te houden stemming. In samenhang daarmee bepaalt het derde lid dat heropening van de beraadslaging niet mogelijk is als eenmaal met de stemming (lees: het voorlezen van de namen van de blijkens de presentielijst aanwezige leden) is begonnen.

Artikel 43 Stemming over personen

De Gemeentewet geeft aan dat over benoemingen van personen, het opstellen van een voordracht of aanbeveling schriftelijk moet worden gestemd. Over het ontslag van personen mag niet schriftelijk worden gestemd (artikel 31 Gemeentewet).

Bij een stemming over personen is het van belang te weten of er sprake is van een aanbeveling of een voordracht.

Een voordracht is voor de raad bindend; de raad heeft geen andere keuze dan de keuze tussen degenen die op de voordracht zijn vermeld. Dit houdt concreet in dat een stembriefje dat een naam bevat van een niet op de voordracht geplaatste persoon, ongeldig is (artikel 43, zesde lid, sub d).

Een aanbeveling is een voorstel waarvan de raad mag afwijken. In dat geval kan de raad iemand benoemen buiten de aanbeveling.

Een ongeldig stembriefje telt wel mee voor de vaststelling of aan het stemquorumvereiste (artikel 29 Gemeentewet) is voldaan.

Bij het vaststellen van de uitslag van een schriftelijke stemming wordt met blanco of anderszins ongeldige stembriefjes geen rekening gehouden (het besluitquorum, artikel 30 Gemeentewet).

De stembiljetten worden voor de vergadering in een gesloten omslag op tafel gelegd.

De raadsleden mogen de omslag pas openen na toestemming van de voorzitter.

Artikel 47a Opheffing geheimhouding

Artikel 47 en 47a zijn opgenomen in verband met het bepaalde in artikel 25, tweede, derde en vierde lid, artikel 55, tweede en derde lid, en artikel 86, tweede en derde lid, van de Gemeentewet.

Die bepalingen luiden als volgt:

Artikel 25, tweede, derde en vierde lid

  • 2.

    Op grond van een belang, genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur, kan de geheimhouding eveneens worden opgelegd door het college van burgemeester en wethouders, de burgemeester en een commissie, ieder ten aanzien van de stukken die zij aan de raad of aan leden van de raad overleggen. Daarvan wordt op de stukken melding gemaakt.

  • 3.

    De krachtens het tweede lid opgelegde verplichting tot geheimhouding met betrekking tot de aan de raad overgelegde stukken vervalt, indien de oplegging niet door de raad in zijn eerstvolgende vergadering die blijkens de presentielijst door meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden is bezocht, wordt bekrachtigd.

  • 4.

    De krachtens het tweede lid opgelegde verplichting tot geheimhouding met betrekking tot de aan leden van de raad overgelegde stukken wordt in acht genomen totdat het orgaan dat de verplichting heeft opgelegd, dan wel, indien het stuk waaromtrent geheimhouding is opgelegd aan de raad is voorgelegd totdat de raad haar opheft. De raad kan deze beslissing alleen nemen in een vergadering die blijkens de presentielijst door meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden is bezocht.

Artikel 55, tweede en derde lid

  • 2.

    Op grond van een belang, genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur, kan de geheimhouding eveneens worden opgelegd door de burgemeester of een commissie, ten aanzien van de stukken die zij aan het college overleggen. Daarvan wordt op de stukken melding gemaakt. De geheimhouding wordt in acht genomen totdat het orgaan dat de verplichting heeft opgelegd, danwel de raad haar opheft.

  • 3.

    Indien het college zich ter zake van het behandelde waarvoor een verplichting tot geheimhouding geldt tot de raad heeft gericht, wordt geheimhouding in acht genomen totdat de raad haar opheft.

Artikel 86, tweede en derde lid

  • 2.

    Op grond van een belang, genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur, kan de geheimhouding eveneens worden opgelegd door de voorzitter van de commissie, het college en de burgemeester, ieder ten aanzien van stukken die hij aan de commissie overlegt. Daarvan wordt op de stukken melding gemaakt. De geheimhouding wordt in acht genomen totdat het orgaan dat de verplichting heeft opgelegd, dan wel de raad haar opheft.

  • 3.

    Indien de commissie zich ter zake van het behandelde waarvoor een verplichting tot geheimhouding geldt tot de raad heeft gericht, wordt de geheimhouding in acht genomen totdat de raad haar opheft.

Artikel 46 tot en met 48

Van belang zijn ook de artikelen 23 en 24 van de Gemeentewet.

Deze artikelen luiden als volgt:

Artikel 23 Openbaarheid raadsvergadering

  • 1.

    De vergadering van de raad wordt in het openbaar gehouden.

  • 2.

    De deuren worden gesloten wanneer ten minste een vijfde van het aantal leden dat de presentielijst heeft getekend daarom verzoekt of de voorzitter het nodig oordeelt.

  • 3.

    De raad beslist vervolgens of met gesloten deuren zal worden vergaderd.

  • 4.

    Van een vergadering met gesloten deuren wordt een afzonderlijk verslag opgemaakt, dat niet openbaar wordt gemaakt tenzij de raad anders beslist.

Artikel 24 Besloten vergadering

In een besloten vergadering kan niet worden beraadslaagd of besloten over:

  • a)

    de toelating van nieuw benoemde leden;

  • b)

    de vaststelling en wijziging van de begroting en de vaststelling van de jaarrekening;

  • c)

    de invoering, wijziging en afschaffing van gemeentelijke belastingen, en

  • d)

    de benoeming en het ontslag van wethouders.