Regeling vervallen per 01-01-2020

Ambtenarenreglement : verordening tot regeling van de rechtstoestand van de ambtenaren der gemeente Rotterdam

Geldend van 05-02-2015 t/m 30-06-2015

Intitulé

Ambtenarenreglement : verordening tot regeling van de rechtstoestand van de ambtenaren der gemeente Rotterdam

Integrale tekst van het Ambtenarenreglement, vastgesteld bij raadsbesluit (Gemeenteblad 1971 nr. 148)

De Raad der Gemeente Rotterdam,

Gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 23 november 1971 (Verzameling gedrukte stukken, volgnr. 425, A.P. nr. 71/6714);

Gelet op art. 125, lid 2 jo lid 1, der Ambtenarenwet 1929;

Besluit:

vast te stellen de volgende

Alinea 

Verordening tot regeling van de rechtstoestand van de ambtenaren der gemeente Rotterdam.

Hoofdstuk I

Algemene bepalingen

Artikel 1

  • 1. In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

    • a.

      ambtenaar: hij, die door of vanwege de gemeente is aangesteld om in Openbare dienst werkzaam te zijn;

    • b.

      cluster: de door de gemeente beheerde clusters, waaronder ook begrepen de Bestuursdienst en de Rotterdamse Service Organisatie;

    • c.

      concerndirecteur: degene die belast is met het dagelijks beheer en de dagelijkse leiding van het cluster;

    • d.

      betrekking: het geheel van werkzaamheden door de ambtenaar te verrichten;

    • e.

      salaris:

      • 1.

        Het bedrag uit de salarisklassen, vastgesteld op grond van artikel 28, waarop de ambtenaar aanspraak heeft dan wel, als voor zijn betrekking een of meer vaste bedragen gelden, dat bedrag;

      • 2.

        de toelagen, bedoeld in de artikelen 30 en 35, tweede lid;

    • f.

      salaris per uur/uurloon: het 1/156ste deel van het salaris bij een volledige betrekking;

    • g.

      salarisklasse/salarisschaal: een reeks van genummerde salarissen, vastgesteld op grond van artikel 28;

    • h.

      functionele salarisklasse/functionele salarisschaal: de salarisklasse/ salarisschaal waarin de betrekking van de ambtenaar is ingedeeld;

    • i.

      maximumsalaris: het hoogste bedrag van de salarisklasse dat kan worden bereikt door jaarlijkse salarisverhogingen;

    • j.

      bezoldiging: het salaris vermeerderd met de toelagen die aan de betrekking zijn verbonden of aan de ambtenaar zijn toegekend, met uitzondering van de wacht- en waakdienstwerktoelage en de piketwerktoelage;

    • k.

      arbodienst: de instelling waarmee een overeenkomst is gesloten terzake van de advisering over de arbeidsomstandigheden en de bedrijfsgeneeskundige begeleiding;

    • l.

      pensioenwet: de Algemene burgerlijke pensioenwet, zoals die gold tot en met 31 december 1995;

    • m.

      pensioen: een pensioen in de zin van het pensioenreglement van de Stichting Pensioenfonds ABP;

    • n.

      WAO: de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering;

    • o.

      arbeidsongeschiktheid: arbeidsongeschikt in de zin van artikel 18, eerste lid, van de WAO;

    • p.

      WAO-uitkering; een uitkering op grond van de WAO;

    • q.

      WAJONG: Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening voor jong gehandicapten;

    • r.

      WAZ: Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen;

    • s.

      UWV: het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, genoemd in hoofdstuk 5 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;

    • t.

      WAZO: de Wet arbeid en zorg (Stb. 2001, nr. 567);

    • u.

      pensioenreglement: het pensioenreglement van de Stichting Pensioenfonds ABP;

    • v.

      FPU-regeling: de regeling Flexibel Pensioen en Uittreden, bedoeld in artikel 2 van de Centrale Vut-overeenkomst overheids- en onderwijspersoneel.

    • w.

      FPU-reglement: het reglement basis en aanvullende uitkering zoals bedoeld in artikel 6, tweede lid, van de Centrale VUT-overeenkomst overheids- en onderwijspersoneel;

    • x.

      WPA: de Wet privatisering ABP;

    • y.

      ZW: de Ziektewet;

    • z.

      ZW-uitkering: ziekengeld of uitkering krachtens de ZW;

    • aa.

      Zvw: de Zorgverzekeringswet;

    • bb.

      WIA: Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen;

    • cc.

      IVA: Regeling inkomensvoorziening volledig arbeidsongeschikten;

    • dd.

      WGA: Regeling werkhervatting gedeeltelijk arbeidsongeschikten.;

    • ee.

      Topkader:

      • 1.

        de Algemeen Directeur en de overige leden van de

        Concerndirectie;

      • 2.

        overige directeuren;

    • ff.

      clustercontroller: de functionaris als bedoeld in artikel 13a van de Regeling organisatie 2012.

  • 2. In deze verordening en de daarop rustende bepalingen wordt verstaan onder:

    • a.

      arbeidsduur: de vooraf vastgestelde omvang van het aantal uren in een bepaalde periode, gedurende welke door de ambtenaar arbeid moet worden verricht;

    • b.

      formele arbeidsduur: de arbeidsduur per week volgens de aanstelling;

    • c.

      feitelijke arbeidsduur: de arbeidsduur zoals die voor de ambtenaar voor een bepaalde week is vastgesteld;

    • d.

      [vervallen]

    • e.

      arbeidsduur per jaar: de naar elk kalenderjaar herleide formele arbeidsduur, gecorrigeerd voor feestdagen;

    • f.

      volledige betrekking: een betrekking met een formele arbeidsduur van 36 uur en een arbeidsduur per jaar van het aantal dagen in dat jaar, niet vallende op een zaterdag, zondag of een feestdag, vermenigvuldigd met 7,2 uur;

    • g.

      overwerk: werkzaamheden door de ambtenaar in dienstopdracht verricht buiten de feitelijke arbeidsduur;

    • h.

      dienstdag: een dag waarop de ambtenaar arbeid moet verrichten;

    • i.

      werktijd: de periode tussen de vastgestelde tijdstippen gedurende welke door de ambtenaar arbeid moet worden verricht;

    • j.

      roostervrije tijd: de in het kader van een werktijdenregeling aangewezen dagen of delen daarvan waarop de ambtenaar als gevolg van de algemene arbeidsduurverkorting met ingang van 1 januari 1997 in beginsel geen arbeid behoeft te verrichten;

    • k.

      deeltijdbetrekking: een betrekking waarbij de arbeidsduur minder bedraagt dan die van een volledige betrekking als bedoeld onder f.

    • l.

      [vervallen]

    • m.

      [vervallen]

    • n.

      [vervallen]

    • o.

      feestdagen: Nieuwjaarsdag, Goede Vrijdag, Tweede Paasdag, Hemelvaartsdag, Tweede Pinksterdag, de Kerstdagen, de dag waarop de verjaardag van Z.M. de Koning wordt gevierd, 5 mei en iedere andere dag die burgemeester en wethouders als feestdag

      aanwijzen;

    • p.

      volcontinudienst: een dienstregeling op grond waarvan op zeven dagen per week door vaste ploegen van gelijke sterkte op 24 uur per dag arbeid moet worden verrich;

    • q.

      SUWI: de wet Structuur Uitvoeringsorganisatie Werk en Inkomen.

    • r.

      werktoelage: overwerkvergoeding ten gevolge van piketdienst of wacht- en waakdienst;

    • s.

      garantietoelage:

      • 1.

        de overbrugging van het verschil in salaris tussen twee functies, indien een ambtenaar buiten zijn schuld een betrekking niet langer kan vervullen en daarom in een andere betrekking wordt geplaatst, met behoud van het salaris en de doorloop in de salarisschaal die verbonden is aan de betrekking die hij laatstelijk vervulde;

      • 2.

        de overbrugging van het verschil in salaris tussen twee functies, indien de functie van een ambtenaar, anders dan in de zin van reorganisatie en anders dan op zijn verzoek, in neerwaartse zin wordt hergewaardeerd, met behoud van het salaris en de doorloop in de salarisschaal die aan de vervallen functiewaardering is gekoppeld;

      • 3.

        de overbrugging van het verschil in salaris tussen twee functies, indien een ambtenaar wordt geplaatst in een functie waaraan een hogere functionele salarisklasse is verbonden, maar door toekenning van een toelage op grond van individueel presteren

        in de betrekking die de ambtenaar laatstelijk vervulde sprake zou zijn van een achteruitgang in salaris;

      • 4.

        het extra bedrag dat op grond van punt 3.7.1 van de P&O-circulaire 2010/6 bij de daar genoemde salarisgarantie opgeteld c.q. toegekend kan worden;

      • 5.

        de garantietoelage in het kader van de harmonisatie bezoldiging, bedoeld in punt 2.3.7. van de P&O-circulaire 2005/12.

  • 3. In afwijking van het tweede lid onder f is een volledige betrekking voor de ambtenaar die in volcontinudienst werkzaam is, een betrekking met een formele arbeidsduur van 33,6 en een arbeidsduur per jaar van het aantal dagen in dat jaar, niet vallende op een zaterdag, zondag of een feestdag, vermenigvuldigd met 6,72 uur.

  • 4. Bij de berekening van de uren voor de arbeidsduur en het vakantieverlof wordt tot op één decimaal op de gebruikelijke wijze afgerond.

Artikel 1a

  • 1. Voor de toepassing van deze verordening en de daarop berustende bepalingen en andere verordeningen op grond van artikel 125 van de Ambtenarenwet en de daarop berustende bepalingen wordt onder echtgenote of echtgenoot mede begrepen de geregistreerde partner

    en de levenspartner met wie de niet gehuwde ambtenaar samenwoont en - met het oogmerk duurzaam samen te leven - een gemeenschappelijk huishouding voert.

  • 2. Van een gemeenschappelijke huishouding als bedoeld in het eerste lid is slechts sprake indien dit blijkt uit een - door burgemeester en wethouders ingerichte - schriftelijke verklaring, of een notarieel verleden samenlevingscontract, beide voorzien van daarmede

    overeenstemmende uittreksels uit het bevolkingsregister.

  • 3. Voor de toepassing van deze verordening en de daarop berustende bepalingen en andere verordeningen op grond van artikel 125 van de Ambtenarenwet en de daarop berustende bepalingen wordt onder weduwe of weduwnaar begrepen de nabestaande geregistreerde partner en de nabestaande levenspartner, bedoeld in het eerste lid.

  • 4. Voor de toepassing van deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt tot gezinslid in voorkomend geval mede gerekend de geregistreerde partner en de levenspartner, bedoeld in het eerste lid.

  • 5. Tegelijkertijd kan slechts één persoon als levenspartner, bedoeld in het eerste lid, worden aangemerkt.

Artikel 2

  • 1. Voor de toepassing van deze verordening wordt niet als ambtenaar beschouwd:

    • a.

      hij, met wie een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht is gesloten;

    • b.

      de onbezoldigd gemeenteambtenaar als genoemd in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, c d en e van de Gemeentewet;

    • c.

      het onderwijzend personeel bij een inrichting van openbaar onderwijs; het onderwijsondersteunend personeel bij een inrichting van openbaar onderwijs, voor zover dat belanghebbende is in de zin van het Rechtspositiebesluit onderwijspersoneel;

    • d.

      de ambtenaar van de burgerlijke stand als zodanig;

    • e.

      de ambtenaar belast met de heffing en invordering van het zeehavengeld;

    • f.

      de gemeentelijke ombudsman;

    • g.

      de directeur gemeentelijke rekenkamer;

    • h.

      de onbezoldigd ambtenaar die toezichthouder is zonder opsporingsbevoegdheid;

    • i.

      de onbezoldigd ambtenaar die toezichthouder is met opsporingsbevoegdheid.

  • 2. Voor toepassing van onderdeel h. of i. van het eerste lid is instemming vereist van de ondernemingsraad.

Artikel 2a

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen een student in het kader van opleiding, studie of onderzoek een stageplaats aanbieden op basis van een stage-overeenkomst.

  • 2. Op de stage-overeenkomst zijn het Ambtenarenreglement en de daarop gebaseerde uitvoeringsregelingen van toepassing, met uitzondering van de artikelen 9, 9a, 12 en 13 en de hoofdstukken VII, X, XI en XII van het Ambtenarenreglement en van de regelingen ten aanzien van bezoldiging en andere geldelijke aanspraken, inclusief het uitwisselen van arbeidsvoorwaarden, en regelingen ten aanzien van vakantie en

    verlof, voorzieningen bij werkloosheid en opleiding en ontwikkeling.

  • 3. De stage-overeenkomst wordt aangegaan voor bepaalde tijd, waarbij de duur afhankelijk is van de leerdoelen van de stagiair.

  • 4. De te verrichten werkzaamheden worden bepaald in samenspraak met de stagiair en onderwijsinstelling, waarbij het leerproces van de stagiair centraal staat.

    Burgemeester en wethouders zorgen voor adequate begeleiding.

  • 5. Aan de stagiair kan een onkostenvergoeding worden betaald.

  • 6. De stagiair is geen werknemer in de zin van artikel 2:4 van het Pensioenreglement Stichting Pensioenfonds ABP.

Werkervaringsplaats

Artikel 2b

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen degene die daarom verzoekt een

    werkervaringsplaats aanbieden op basis van een werkervarings-overeenkomst.

  • 2. Op de werkervaringsovereenkomst zijn het Ambtenarenreglement en de daarop gebaseerde uitvoeringsregelingen van toepassing, met uitzondering van de artikelen 9, 9a, 12 en 13 van het Ambtenarenreglement en van de regelingen ten aanzien van bezoldiging en andere geldelijke aanspraken, inclusief het uitwisselen van arbeidsvoorwaarden, en regelingen ten aanzien van vakantie en verlof, aanspraken bij ziekte, voorzieningen bij werkloosheid en opleiding en ontwikkeling.

  • 3. De werkervaringsovereenkomst wordt aangegaan voor een periode van maximaal zes maanden. De werkervaringsovereenkomst kan eenmalig worden verlengd met een periode van maximaal zes maanden.

  • 4. De te verrichten werkzaamheden worden bepaald in overleg met de medewerker, waarbij het leerproces van de medewerker centraal staat. Burgemeester en wethouders zorgen voor adequate begeleiding.

  • 5. Aan de medewerker wordt een onkostenvergoeding betaald.

  • 6. De medewerker is geen werknemer in de zin van artikel 2:4 van het

    Pensioenreglement Stichting Pensioenfonds ABP.

Artikel 3

De bepalingen van deze verordening vinden ten aanzien van ambtenaren, omtrent wier rechtstoestand bij of krachtens wet of afzonderlijke verordening regelen zijn gesteld, slechts toepassing voorzover bij of krachtens wet of afzonderlijke verordening die rechtstoestand niet is

geregeld.

Artikel 4

[vervallen]

Artikel 4a

De aanvraag tot het geven van een beschikking waartoe het bestuursorgaan mandaat heeft verleend, wordt ingediend bij de gemandateerde.

Artikel 5

[vervallen]

Artikel 6

  • 1. Een cluster wordt als onderneming en burgemeester en wethouders als ondernemer in de zin van de Wet op de ondernemingsraden aangemerkt.

  • 2. Een cluster waarin in de regel ten minste 50 personen krachtens een aanstelling of arbeidsovereenkomst werkzaam zijn, heeft een ondernemingsraad.

  • 3. Bij een cluster waarin in de regel minder dan 50 personen krachtens een aanstelling of arbeidsovereenkomst werkzaam zijn, wordt een ondernemingsraad ingesteld, indien de concerndirecteur of één van de in de centrale commissie van overleg vertegenwoordigde vakorganisaties van overheidspersoneel dit wenst.

  • 4. Burgemeester en wethouders kunnen nadere regels stellen over samenstelling, bevoegdheden en werkwijze van de ondernemingsraad.

Artikel 7

  • 1. De ambtenaar heeft het recht zijn belangen rechtstreeks bij de concerndirecteur en bij burgemeester en wethouders voor te dragen. Hij kan zich daarbij door een raadsman laten bijstaan of doen vertegenwoordigen.

  • 2. Aan vertegenwoordigers van vakorganisaties van overheidspersoneel wordt gelegenheid gegeven de belangen van ambtenaren bij concerndirecteuren en bij burgemeester en wethouders voor te dragen.

Artikel 8

  • 1. De concerndirecteur draagt er zorg voor dat voldoende exemplaren van deze verordening en van de regelingen, welke ter uitvoering van deze verordening zijn vastgesteld, op een voor de ambtenaar gemakkelijk toegankelijke plaats ter inzage liggen.

  • 2. Op verzoek ontvangen kosteloos een exemplaar van de in het eerste lid bedoelde stukken:

    • a.

      de vakorganisaties van overheidspersoneel, welke deelnemen aan het overleg in de centrale commissie, als bedoeld in artikel 6, eerste lid;

    • b.

      andere instellingen of personen, die daarvoor naar het oordeel van burgemeester en wethouders in aanmerking komen.

Artikel 8a

  • 1. Berichten inzake het maandelijks in geld vastgestelde loon alsmede de jaaropgave aan de ambtenaar behoeven uitsluitend elektronisch te worden verzonden.

  • 2. Burgemeester en Wethouders kunnen andere berichten inzake de rechtspositie van de ambtenaar dan die bedoeld in het eerste lid aanwijzen die uitsluitend elektronisch behoeven te worden verzonden nadat hierover overeenkomstig hoofdstuk XIIA van dit reglement

    overleg met de organisaties van overheidspersoneel heft plaatsgevonden.

  • 3. De in het eerste en tweede lid bedoelde berichten worden niet uitsluitend elektronisch verzonden:

    • a.

      indien de ambtenaar geen mogelijkheid heeft om kennis te nemen van een elektronisch bericht;

    • b.

      bij ontslag of overlijden van de ambtenaar;

    • c.

      op verzoek van de ambtenaar in het geval deze een zwaarwegend belang heeft bij incidentele verzending op een andere wijze.

Hoofdstuk II

Aanstelling

Artikel 9

  • 1. De ambtenaar wordt aangesteld in algemene dienst van de gemeente.

  • 2. Het college stelt in een regeling nadere regels ter uitvoering van dit

    artikel.

  • 3. De ambtenaar die op 31 december 2012 in dienst is van de gemeente, is met ingang van 1 januari 2013 van rechtswege aangesteld in algemene dienst van de gemeente.

Artikel 9a

  • 1. De ambtenaar is – nadat hij is gehoord – verplicht om in het belang van de dienst een andere passende betrekking te aanvaarden. Een passende betrekking is een functie die de ambtenaar redelijkerwijs in verband met zijn persoonlijkheid, zijn omstandigheden en de voor hem bestaande vooruitzichten kan worden opgedragen.

  • 2. Indien het college dit in het belang van de dienst nodig acht, is de ambtenaar verplicht om:

    • a)

      tijdelijk niet tot zijn betrekking behorende werkzaamheden te verrichten, dan wel tijdelijk een andere betrekking waar te nemen;

    • b)

      tijdelijk werkzaamheden te verrichten buiten de voor hem vastgestelde werktijden;

    • c)

      beschikbaar te zijn buiten de voor zijn betrekking vastgestelde

      werktijden. Voor het gedurende onbepaalde tijd periodiek verrichten

      van deze beschikbaarheidsdiensten wordt de ambtenaar schriftelijk

      aangewezen, indien deze diensten ten minste op gemiddeld zestig

      kalenderdagen in een periode van twaalf maanden zullen moeten

      worden verricht, hetgeen uit een schriftelijke aanwijzing moet blijken.

  • 3. Wanneer de ambtenaar meent, dat in verband met zijn persoonlijkheid en omstandigheden de in het tweede lid bedoelde werkzaamheden

    redelijkerwijs niet van hem kunnen worden gevergd, geeft hij –

    onverminderd zijn verplichting om die werkzaamheden terstond aan te

    vangen - daarvan door tussenkomst van de concerndirecteur terstond

    kennis aan het college, dat zo spoedig mogelijk een beslissing terzake

    neemt.

Artikel 10

  • 1. Aanstelling in de door burgemeester en wethouders aangewezen betrekkingen kan in de regel slechts plaats vinden nadat betrokkene blijkens een geneeskundig onderzoek medisch geschikt wordt geacht voor de door hem te vervullen betrekking.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen bepalen dat aanstelling in door hen aan te wijzen betrekkingen in de regel slechts kan plaats vinden nadat ten aanzien van betrokkene een verklaring omtrent het gedrag is afgegeven als bedoeld in de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens.

  • 3. Voorzover aan de uitvoering van het bepaalde in het tweede lid kosten zijn verbonden, komen deze voor rekening van de gemeente.

  • 4. Burgemeester en wethouders dragen zorg voor de geheimhouding van alle omtrent betrokkene verkregen gegevens.

  • 5. Een vreemdeling als bedoeld in de Vreemdelingenwet 2000 wordt slechts aangesteld indien hij beschikt over een tewerkstellingsvergunning, tenzij hij van deze verplichting is uitgezonderd krachtens artikel 3 of 4 van de Wet arbeid vreemdelingen.

Artikel 11

  • 1. Bij wijziging van de betrekking of plaatsing in een andere betrekking vindt het bepaalde in artikel 10, voorzover dit naar het oordeel van burgemeester en wethouders noodzakelijk is, overeenkomstige toepassing.

  • 2. Bij het verlenen van een aanstelling voor onbepaalde tijd aan een ambtenaar met een aanstelling voor bepaalde tijd blijft het bepaalde in artikel 10, eerste en tweede lid, buiten toepassing.

Duur van de aanstelling

Artikel 12

  • 1. Aanstelling geschiedt voor bepaalde of onbepaalde tijd.

  • 2. Aan een aanstelling voor onbepaalde tijd gaat in de regel een aanstelling voor bepaalde tijd vooraf.

  • 3. Indien aan de aanstelling voor onbepaalde tijd geen aanstelling voor bepaalde tijd voorafgaat, kan aan de aanstelling een proeftijd van ten hoogste een jaar worden verbonden, zonodig in bijzondere gevallen te verlengen met ten hoogste een jaar.

  • 4. Vanaf de dag dat een reeks van twee of drie aanstellingen voor bepaalde tijd, die elkaar opvolgen met tussenpozen van ten hoogste zes maanden, een periode van 24 maanden overschrijdt (de tussenpozen inbegrepen), geldt de laatste aanstelling met ingang van die dag als een aanstelling voor onbepaalde tijd.

  • 5. Vanaf de dag dat meer dan drie aanstellingen voor bepaalde tijd elkaar hebben opgevolgd met tussenpozen van niet meer dan zes maanden, geldt de laatste aanstelling als een aanstelling voor onbepaalde tijd.

  • 6. Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op elkaar opvolgende aanstellingen en arbeidsovereenkomsten tussen een ambtenaar en verschillende werkgevers die, ongeacht of inzicht bestaat in de hoedanigheid of geschiktheid van de ambtenaar, ten aanzien van de

    verrichte arbeid redelijkerwijs geacht moeten worden elkaars opvolger te zijn.

  • 7. Dit artikel is niet van toepassing op aanstellingen die zijn verleend in verband met een beroepsbegeleidende leerweg als bedoeld in artikel 7.2.2. van de Wet educatie en beroepsonderwijs.

Overgangsrecht

Artikel 13

Op een aanstelling voor bepaalde tijd die vóór 1 juli 2015 is verleend worden het vierde tot en met het zesde lid van artikel 12 pas van toepassing indien binnen een periode van ten hoogste zes maanden na het einde van deze aanstelling een volgende aanstelling wordt verleend.

Artikel 13a

In bepaalde hogere functies kunnen burgemeester en wethouders in bijzondere gevallen op verzoek van de betrokkene een aanstelling verlenen, waarbij besluiten en verordeningen die betrekking hebben op ambtenaren, ten aanzien van de betrokkene geheel of gedeeltelijk buiten toepassing worden verklaard.

Artikel 14

  • 1. In het bericht van aanstelling dat de ambtenaar voor of bij zijn indiensttreding kosteloos ontvangt, worden behalve de gegevens, bedoeld in artikel II, tweede lid, onderdelen a tot en met i, van de Wet van 2 december 1993 (Stb. 1993, 635), in elk geval de volgende gegevens vermeld:

    • a.

      de voornamen en de geboortedatum van de ambtenaar;

    • b.

      de functionele salarisklasse;

    • c.

      indien van toepassing, de rang waarin hij is aangesteld;

    • d.

      indien hij op afroep is aangesteld, de hoogte van het uurloon en de tijden waarbinnen de werkzaamheden waartoe kan worden opgeroepen, mogelijk zijn;

    • e.

      indien burgemeester en wethouders toepassing hebben gegeven aan artikel 13a, welke van de in dat artikel bedoelde regelingen buiten toepassing worden gelaten.

  • 2. Alle wijzigingen in de gegevens, bedoeld in het eerste lid, worden de ambtenaar binnen een maand kosteloos en schriftelijk meegedeeld.

Artikel 14

  • 1. Overeenkomstig de Wet aanpassing arbeidsduur heeft de ambtenaar recht om de aanstellingsomvang te verminderen, tenzij het dienstbelang zich hiertegen verzet.

  • 2. Overeenkomstig de Wet aanpassing arbeidsduur heeft de ambtenaar recht om de aanstellingsomvang uit te breiden tot het aantal uren van een volledige aanstelling, tenzij het dienstbelang zich hiertegen verzet.

  • 3. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het gestelde in het tweede lid ten aanzien van ambtenaren die werkzaam zijn in het kader van het Besluit in- en doorstroombanen, indien dit zou leiden tot een verlies van subsidie.

  • 4. Op verzoek van burgemeester en wethouders kan de formele arbeidsduur van een ambtenaar met een volledige betrekking tijdelijk met maximaal gemiddeld vier uur per week worden uitgebreid, met dien verstande dat:

    • -

      de urenuitbreiding maximaal een jaar kan gelden;

    • -

      de bezoldiging evenredig wordt verhoogd;

    • -

      de duur van de vakantie evenredig wordt verhoogd;

    • -

      dit verzoek niet gedaan kan worden aan ambtenaren met een functie in de functionele salarisklassen 1 tot en met 10.

  • 5. Burgemeester en wethouders rapporteren jaarlijks in het sociaal jaarverslag over het gebruik van de uitbreidingsmogelijkheid van de arbeidsduur met maximaal vier uur per week als bedoeld in het vorige lid. Deze rapportage wordt ter bespreking voorgelegd aan de (centrale) ndernemingsraad.

Werken na 65-jarige leeftijd

Artikel 14b

[vervallen]

Hoofdstuk IIa

De aanstelling op afroep

Artikel 15

Dit hoofdstuk is, voor zover nodig in afwijking van het elders bij of krachtens dit reglement bepaalde, slechts van toepassing op de ambtenaar die is aangesteld voor het op afroep verrichten van werkzaamhden van een in omvang wisselend karakter.

Artikel 15a

  • 1. De ambtenaar die arbeid verricht, heeft aanspraak op ten minste twee uurlonen.

  • 2. Op maandbasis wordt aan de ambtenaar ten minste vijftien maal het uurloon betaald.

  • 3. Aan de ambtenaar die in een kalenderkwartaal gedurende meer dan 45 uren heeft gewerkt, wordt het uurloon over de uren waarmee het aantal van 45 uren is overschreden, uitbetaald in de eerste maand die op dat kwartaal volgt.

Artikel 15b

  • 1. Indien zich binnen het cluster waar de ambtenaar zijn betrekking vervult, werkzaamheden voordoen die een beroep op zijn arbeid rechtvaardigen, zullen deze werkzaamheden aan hem worden aangeboden.

    Indien meerdere ambtenaren voor zo'n aanbod in aanmerking komen, worden de werkzaamheden naar evenredigheid aan hen aangeboden.

  • 2. Een oproep wordt in de regel ten minste 24 uren voor de aanvang van de werkzaamheden aan de ambtenaar kenbaar gemaakt. Hierbij wordt de omvang van de werkzaamheden zo nauwkeurig mogelijk aangegeven.

  • 3. Een oproep kan worden ingetrokken of afgezegd, indien de intrekking, respectievelijk de afzegging uiterlijk 12 uur voor de aanvang van de werkzaamheden aan de wederpartij wordt kenbaar gemaakt. Indien de oproep binnen de termijn, genoemd in de vorige volzin, wordt ingetrokken, behoudt de ambtenaar zijn aanspraak op bezoldiging over de periode waarvoor de oproep gold.

  • 4. Aan de ambtenaar kan ontslag worden verleend, indien hij gedurende twaalf maanden ten minste vier maal geen gehoor heeft gegeven aan een oproep, welke hem ten minste 24 uren voor de aanvang van de werkzaamheden kenbaar is gemaakt, zonder dat hij wegens ziekte of een andere geldige reden verhinderd was om de werkzaamheden te verrichten.

Artikel 15c

Hoofdstuk VII is van overeenkomstige toepassing, indien de ambtenaar wegens ziekte ongeschikt wordt tot het verrichten van zijn arbeid, nadat hij heeft toegestemd in het verrichten van de werkzaamheden waarvoor hem een oproep is kenbaar gemaakt.

Hoofdstuk III

Het vervullen van de betrekkingen

Artikel 16

  • 1. De concerndirecteur is verplicht de personeelsformatie aan burgemeester en wethouders ter goedkeuring voor te leggen.

  • 2. Bij ingebreke blijven van de concerndirecteur of bij gemis aan overeenstemming ter zake beslissen burgemeester en wethouders.

Artikel 17

  • 1. De vervulling van een vacature geschiedt bij voorkeur uit het personeel der gemeente, tenzij naar het oordeel van burgemeester en wethouders het dienstbelang zich daartegen verzet.

    Van de te vervullen vacatures wordt het personeel regelmatig op de hoogte gesteld.

  • 2. Het bepaalde in het vorige lid is van overeenkomstige toepassing op degenen die een wachtgeld, dan wel een uitkering op basis van de Verordening bovenwettelijke werkloosheidsuitkering of de Verordening voorzieningen bij werkloosheid ten laste van de gemeente genieten.

Artikel 18

  • 1. Burgemeester en wethouders en de ambtenaar leggen in een persoonlijk ontwikkelingsplan (POP) afspraken vast over de loopbaanontwikkeling en de vereiste kennis en vaardigheden van de ambtenaar, alsmede in dat kader door hem te volgen opleiding(en) en de te ondernemen activiteiten.

  • 2. Het persoonlijk ontwikkelingsplan wordt ten minste één keer per drie jaar opgesteld en door burgemeester en wethouders vastgesteld.

  • 3. Een te volgen opleiding en de te ondernemen activiteiten passen in de doelstellingen, criteria en budgettaire voorwaarden van het gemeentelijk opleidingsbeleid, zoals neergelegd in het door burgemeester en wethouders vastgestelde opleidingsplan.

  • 4. De kosten die gemaakt zullen worden in het kader van de in het persoonlijk ontwikkelingsplan opgenomen opleiding en activiteiten worden door burgemeester en wethouders vergoed als ze passen in het opleidingsplan van het cluster.

  • 5. In het persoonlijk ontwikkelingsplan worden afspraken vastgelegd met betrekking tot benodigd verlof en eventuele verdere medewerking van de zijde van de werkgever die de ambtenaar in staat moeten stellen de gemaakte afspraken uit te voeren.

  • 6. In het persoonlijk ontwikkelingsplan worden afspraken vastgelegd met betrekking tot één of meer van de volgende onderwerpen:

    • -

      de keuze van de opleidingsvorm of instituut, alsmede de redelijkerwijs te maken kosten;

    • -

      de periode gedurende welke een studie gevolgd zal worden;

    • -

      de minimaal te behalen resultaten en te maken voortgang;

    • -

      de omstandigheden onder welke een te volgen studie kan worden onderbroken of gestopt;

    • -

      de gehele of gedeeltelijke terugbetaling van de genoten vergoeding bij het voortijdig afbreken van een studie door de ambtenaar;

    • -

      de gehele of gedeeltelijke terugbetaling van de genoten vergoeding bij het verlaten van de gemeentelijke dienst binnen een te bepalen periode na afronding van de studie;

    • -

      eventuele andere onderwerpen die van belang zijn voor een goede uitvoering van de gemaakte afspraken.

Artikel 18a

De ambtenaar heeft na elke periode van vijf jaar recht op loopbaanadvies bij een door burgemeester en wethouders aangewezen interne of externe deskundige.

Artikel 18b

  • 1. In het persoonlijk ontwikkelingsplan van en het functioneringsgesprek met een ambtenaar van 50 jaar en ouder stellen burgemeester en wethouders zijn belasting en belastbaarheid aan de orde. Zonodig worden naar aanleiding hiervan afspraken gemaakt over aanpassingen in het individuele takenpakket.

  • 2. Burgemeester en wethouders passen voor de ambtenaar van 62 tot 65 jaar, binnen de mogelijkheden van de fiscale wetgeving, een ‘premiekorting in dienst hebben oudere werknemers’ toe. Het bedrag van de korting wordt gebruikt voor verhoging van de inzetbaarheid van de ambtenaar. Burgemeester en wethouders en de ambtenaar bepalen in overleg de besteding van het bedrag.

Artikel 19

De ambtenaar is, indien burgemeester en wethouders dit bepalen, verplicht een bijzondere vakopleiding of enig ander onderwijs te volgen. De daaraan verbonden kosten komen ten laste van de gemeente.

Artikel 20

Met inachtneming van door burgemeester en wethouders te stellen regelen wordt over de ambtenaar een beoordeling uitgebracht omtrent de wijze waarop hij zijn betrekking vervult en omtrent zijn gedragingen tijdens de uitoefening van die betrekking.

Artikel 21

Bevordering van de ambtenaar geschiedt door burgemeester en wethouders overeenkomstig door hen te stellen regelen.

Hoofdstuk IV

Bezoldiging en andere geldelijke aanspraken

Artikel 22

  • 1. De ambtenaar heeft met ingang van de dag waarop zijn aanstelling ingaat, recht op bezoldiging volgens bij of krachtens dit hoofdstuk te stellen regels. Als in het aanstellingsbesluit geen ingangsdatum is vermeld, vangt het recht op bezoldiging aan met ingang van de dag waarop hij feitelijk in dienst treedt.

  • 2. De ambtenaar ontvangt geen bezoldiging over de tijd gedurende welke hij hetzij in strijd met zijn verplichtingen opzettelijk nalaat, hetzij tengevolge van aan hemzelf te wijten feiten of omstandigheden zich in de onmogelijkheid heeft geplaatst om zijn betrekking te vervullen.

Artikel 23

[vervallen]

Artikel 24

Vervallen.

Artikel 25

[Vervallen]

Artikel 26

[Vervallen]

Artikel 27

  • 1. De ambtenaar die buiten zijn schuld zijn betrekking niet langer kan vervullen en daarom in een andere betrekking wordt geplaatst, behoudt bij vereist functioneren in de nieuwe functie ten minste het salaris en de doorloop in de salarisschaal die verbonden is aan de betrekking die hij laatstelijk vervulde. Tevens kan behoud van verdere vooruitzichten in de persoonlijke prestatietoelage worden verleend. De als gevolg van het vorenstaande tot effectuering gekomen prestatietoelage wordt verrekend met toekomstige salarisverhogingen die niet het gevolg zijn van algemene salarisverhogingen.

    Op de inkomensachteruitgang ten gevolge van de aanstelling in een functie waaraan een lagere functionele salarisklasse is verbonden, zijn de door burgemeester en wethouders te stellen regels, bedoeld in artikel 27, tweede lid, van overeenkomstige toepassing.

  • 2. Als aan de betrekking die de ambtenaar laatstelijk vervulde, gedurende ten minste een jaar onmiddellijk voorafgaande aan zijn overplaatsing toelagen waren verbonden, ontvangt hij, voor zover aan de nieuwe betrekking geen of lagere toelagen zijn verbonden, een aflopende ergoeding volgens door burgemeester en wethouders te stellen regels.

  • 3. De ambtenaar wiens functie, anders dan in de zin van reorganisatie en anders dan op zijn verzoek hergewaardeerd wordt, behoudt bij vereist functioneren ten minste het salaris en de doorloop in de salarisschaal die aan de vervallen functiewaardering is gekoppeld. Daarnaast kan behoud van verdere vooruitzichten in de persoonlijke prestatietoelage, worden verleend.

    De als gevolg van het vorenstaande tot effectuering gekomen prestatietoelage wordt verrekend met toekomstige salarisverhogingen die niet het gevolg zijn van algemene salarisverhogingen.

  • 4. Het eerste tot en met het derde lid zijn niet van toepassing, als de ambtenaar recht heeft op een herplaatsingtoelage als bedoeld in hoofdstuk 12 van het pensioenreglement.

  • 5. In gevallen van disfunctioneren, waarbij als gevolg hiervan inhouding op het salaris plaats vindt en waarbij tevens aanspraak bestaat op garantie ingevolge dit artikel, wordt een eerder ingelopen salarisgarantie niet meer gereactiveerd.

  • 6. Onverminderd het gestelde in het eerste lid, kan de ambtenaar na de toepassing van artikel 57, tweede lid, worden herplaatst in de eigen of een passende functie waaraan een lagere functionele salarisklasse is verbonden met dienovereenkomstige aanpassing van het salaris.

Artikel 27a

  • 1. De ambtenaar van 55 jaar of ouder kan op zijn verzoek in het kader van seniorenbeleid worden aangesteld in een functie waaraan een lagere functionele salarisklasse is verbonden met een dienovereenkomstige aanpassing van het schaalbedrag. Indien een persoonlijke prestatietoelage is toegekend, wordt de hoogte van deze toelage vanaf het moment waarop de aanstelling is gewijzigd gebaseerd op de nieuwe functionele salarisklasse. De overige bezoldigingscomponenten, inclusief toeslagen en vergoedingen, worden herzien met inachtneming van de daarvoor geldende voorschriften.

  • 2. Indien de ambtenaar op grond van het eerste lid in een andere functie wordt aangesteld, blijft de pensioengrondslag gebaseerd op het oude pensioengevend inkomen. Het bepaalde in de eerste volzin is van overeenkomstige toepassing indien het een ambtenaar betreft die

    afkomstig is van een andere werkgever in de gemeentelijke sector.

Artikel 28

  • 1. Burgemeester en wethouders stellen de salarisklassen en de hoogte van de salarissen die daarin voorkomen, vast.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen voor door hen aan te wijzen ambtenaren of groepen van ambtenaren een bijzondere salarisregeling vaststellen.

Artikel 29

Burgemeester en wethouders stellen regels over:

  • a.

    de beschrijving van de betrekkingen die binnen het kader van de doelstellingen van de clusters worden vervuld;

  • b.

    de uitvoering van het functiewaarderingsonderzoek en de daarbij te hanteren methode;

  • c.

    de indeling van betrekkingen in de salarisklassen;

  • d.

    de toekenning van salaris.

Artikel 30

  • 1. De ambtenaar wiens salaris lager is dan het maandbedrag van het minimumloon dat krachtens de artikelen 7, 8 en 14 van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag geldt voor werknemers van dezelfde leeftijd, ontvangt een toelage ten bedrage van dit verschil.

  • 2. Voor de ambtenaar met een onvolledige betrekking wordt het minimumloon dat voor werknemers van dezelfde leeftijd geldt, geacht te zijn vastgesteld op een evenredig deel van het minimumloon bij volledige betrekking.

Artikel 31

Burgemeester en wethouders regelen de verhoging van het salaris van de ambtenaar.

Artikel 32

Burgemeester en wethouders stellen regels over kortingen die op salaris plaatsvinden wegens het bewonen van een dienstwoning en wegens huisverwarming.

Artikel 33

  • 1. In dit artikel wordt verstaan onder bezoldiging: de bezoldiging met uitzondering van de vakantietoelage, de eindejaarstoelage, Rotterdamse eindejaarstoelage, en de levenslooptoelage.

  • 2. De ambtenaar heeft per maand recht op een vakantietoelage ten bedrage van 8% van de bezoldiging die hij in die maand heeft genoten.

  • 3. Bij de toepassing van het tweede lid wordt in de gevallen, bedoeld in artikel 52, steeds uitgegaan van de volledige bezoldiging.

  • 4. De vakantietoelage bedraagt ten minste het bedrag dat voor het overeenkomstige personeel van de sector gemeenten geldt. Als hij in de desbetreffende maand een onvolledige betrekking vervult of in de loop van de desbetreffende maand wordt aangesteld of ontslagen, wordt dit bedrag naar evenredigheid verminderd.

Artikel 34

  • 1. De vakantietoelage wordt één maal per jaar uitbetaald over de periode van twaalf maanden die aangevangen is met de maand juni van het voorafgaande kalenderjaar.

  • 2. Bij ontslag van de ambtenaar vindt de uitbetaling plaats over het tijdvak, gelegen tussen het einde van de laatste periode, bedoeld in het eerste lid, en de ingangsdatum van het ontslag.

  • 3. Burgemeester en wethouders kunnen aan de ambtenaar op diens verzoek een voorschot op de vakantietoelage verlenen.

Artikel 35

  • 1. Burgemeester en wethouders regelen de vergoeding voor de ambtenaar die ingevolge een hem verstrekte opdracht:

    • a.

      overwerk verricht;

    • b.

      een andere betrekking waarneemt;

    • c.

      regelmatig of vrij regelmatig arbeid verricht op andere tijden dan op de dagen maandag tot en met vrijdag tussen 06.00 en 18.00 uur;

    • d.

      zich buiten de voor zijn betrekking geldende werktijden beschikbaar houdt voor het verrichten van arbeid;

    • e.

      arbeid verricht onder omstandigheden die bijzonder belastend of onaangenaam zijn.

  • 2. Burgemeester en wethouders regelen de toekenning van:

    • a.

      toelagen of uitkeringen op grond van individueel presteren;

    • b.

      toelagen op grond van arbeidsmarktoverwegingen;

    • c.

      toelagen op grond van het verrichten van tijdelijke extra of hoger gewaardeerde werkzaamheden, anders dan bedoeld in het eerste lid onder b.

  • 3. Burgemeester en wethouders regelen de vergoeding voor de ambtenaar wiens werktijd, anders dan op zijn verzoek, verschuift.

Artikel 36

Burgemeester en wethouders kunnen aan de ambtenaar een uitkering ineens toekennen overeenkomstig de afspraken die in het Landelijk Overleg Gemeentelijke Arbeidsvoorwaarden worden gemaakt.

Artikel 36a

  • 1. De ambtenaar heeft recht op een eindejaarstoelage en een Rotterdamse eindejaarstoelage.

  • 2. De in het vorige lid genoemde toelagen worden, onverminderd het bepaalde in het derde lid, betaalbaar gesteld bij de salarisbetaling van de maand december.

  • 3. Bij ontslag van de ambtenaar vindt de uitbetaling plaats over het gedeelte van het kalenderjaar dat de ambtenaar werkzaam is geweest.

  • 4. Bij de toepassing van het tweede lid wordt in de gevallen, bedoeld in artikel 52, steeds uitgegaan van de volledige bezoldiging.

Artikel 37

  • 1. Volgens door burgemeester en wethouders te stellen regels kan een gratificatie worden toegekend aan:

    • a.

      de ambtenaar die gedurende 25, 40 of 50 jaren een betrekking bij de overheid heeft vervuld;

    • b.

      de ambtenaar aan wie ingevolge artikel 85a, 89, 90 of 90bis ontslag wordt verleend.

  • 2. Er kan aandacht worden besteed aan de ambtenaar die gedurende 12½ jaren een betrekking bij de gemeente heeft vervuld.

Artikel 38

  • 1. Bij overlijden van de ambtenaar wordt de bezoldiging die aan hem verschuldigd is tot en met de dag van het overlijden, uitbetaald aan de rechthebbenden.

  • 2. Zo spoedig mogelijk na het overlijden wordt aan de weduwe of weduwnaar van wie de ambtenaar niet duurzaam gescheiden leefde, een bedrag uitgekeerd gelijk aan de bezoldiging over een tijdvak van drie maanden.

  • 3. Bij ontstentenis van een weduwe of weduwnaar van wie de ambtenaar niet duurzaam gescheiden leefde, geschiedt de uitkering ten behoeve van de minderjarige wettige, natuurlijke, stief- en pleegkinderen. Ontbreken ook zodanige kinderen, dan geschiedt de uitkering ten behoeve van ouders, meerderjarige kinderen, broers of zusters van wie de ambtenaar kostwinner was.

  • 4. Als de overledene geen betrekkingen als bedoeld in het tweede en derde lid nalaat, kan de uitkering door burgemeester en wethouders geheel of ten dele worden aangewend ter betaling van de kosten van de laatste ziekte en van de lijkbezorging, als de nalatenschap van de overledene voor de betaling van die kosten ontoereikend is.

  • 5. De uitkering, bedoeld in het tweede lid, wordt verminderd met het bedrag van de overeenkomstige uitkering:

Overlijdensuitkering bij een ongeval in en door de dienst

Artikel 39

  • 1. Indien de ambtenaar overlijdt en zijn overlijden een rechtstreeks gevolg is van een ongeval in en door de dienst, dan wordt aan de weduwe, weduwnaar of geregistreerde partner een uitkering verstrekt. Indien de overledene geen weduwe, weduwnaar of geregistreerd partner nalaat, wordt de uitkering verstrekt aan de minderjarige wettige, natuurlijke en pleegkinderen.

  • 2. De uitkering bedraagt één jaarbezoldiging, berekend over de 12 kalendermaanden onmiddellijk voorafgaande aan de maand van overlijden.

  • 3. Indien burgemeester en wethouders een verzekering hebben afgesloten die tot uitkering komt in geval de ambtenaar overlijdt als gevolg van een ongeval in en door de dienst, bedraagt de uitkering in afwijking van het tweede lid het bedrag waarvoor burgemeester en wethouders

    zich terzake hebben verzekerd, met een minimum van één jaarbezoldiging.

Hoofdstuk V

Arbeidsduur en werktijden

Artikel 39a

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen in overleg de feitelijke arbeidsduur per week vaststellen op een andere omvang dan de formele arbeidsduur per week. De voor de ambtenaar geldende arbeidsduur per jaar mag hierdoor niet worden overschreden.

  • 2. De arbeidsduur bedraagt ten hoogste 11 uur per dag en 50 uur per week.

Artikel 39b

  • 1. De feitelijke arbeidsduur per week van de ambtenaar die wegens ziekte langer dan vier weken geen feitelijke dienst verricht, is vanaf het moment dat er sinds de eerste ziektedag vier weken zijn verstreken gelijk aan de formele arbeidsduur.

  • 2. Voor de toepassing van het eerste lid wordt de ambtenaar, indien hij een volledige betrekking vervult, geacht gedurende vijf dagen 7,2 uur per dag te werken. Voor een ambtenaar met een deeltijdbetrekking wordt het aantal van 7,2 uur naar evenredigheid verminderd.

  • 3. Het eerste en het tweede lid gelden niet voor de ambtenaar voor wie wisselende werktijden gelden, zolang voor deze wisselende werktijden een rooster is vastgesteld dat betrekking heeft op de periode die volgt nadat sinds de eerste ziektedag vier weken zijn verstreken.

    Indien voor de betrokken ambtenaar geen rooster meer is vastgesteld, gelden het eerste en tweede lid van dit artikel.

  • 4. [vervallen]

Artikel 40

  • 1. Burgemeester en wethouders regelen de werktijden. Voor zover voor de ambtenaar wisselende werktijden gelden, wordt daarvoor een rooster vastgesteld, dat ten minste één maand voor aanvang aan de ambtenaar bekend wordt gemaakt.

  • 2. Bij vaststelling van de werktijd wordt in acht genomen dat:

    • a.

      geen arbeid wordt verricht op zaterdagen, zondagen en feestdagen, tenzij afwijking van deze regel in het belang van de dienst noodzakelijk is.

      In geval arbeid op zondag onvermijdelijk is wordt deze zoveel mogelijk beperkt tot ten hoogste 26 zondagen per jaar;

    • b.

      de werktijd behoorlijk door pauze wordt onderbroken;

    • c.

      rekening wordt gehouden met wensen van de ambtenaar, indien het dienstbelang dit toelaat.

  • 3.

    • a.

      Voor de ambtenaar die volgens rooster op een zaterdag, een zondag of een feestdagvoorzover niet vallende op een zaterdag of een zondag zijn betrekking vervult, wordt voor elk dier dagen een andere dag als dienstvrije dag aangewezen;

    • b.

      indien door samenvallen van een feestdag voor zover niet vallende op een zaterdag of een zondag met een dienstvrije dag voor de ambtenaar die feestdag verloren zou gaan wordt een andere dag als dienstvrije dag aangewezen;

    • c.

      indien het dienstbelang het aanwijzen van een dienstvrije dag voor een feestdag niet toelaat wordt aan de ambtenaar voor iedere niet met een dienstvrije dag vergolden dag een vergoeding toegekend van 100% van het salaris.

  • 4.

    • a.

      De ambtenaar van 55 jaar en ouder die ingevolge het voor hem geldende dienstrooster gedurende een bepaalde periode van aaneengesloten dagen van 0.00 uur tot 06.00 uur dienst moet verrichten, heeft voor deze periode recht op één dag verlof indien hij in deze periode ten minste 3 aaneengesloten dagen op genoemde uren werkelijke dienst heeft verricht.

    • b.

      Het verlof, bedoeld in lid 4 onder a, wordt in de regel niet later dan 13 weken na de week waarin de aanspraak op het verlof is ontstaan, verleend. Op verzoek van de ambtenaar kan, indien de belangen van de dienst dit toelaten, het verlof - zo nodig in afwijking van het bepaalde in de vorige volzin - worden verleend op een tijdstip waaraan de ambtenaar de voorkeur geeft.

  • 5. [vervallen]

Artikel 40a

  • 1. Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder:

    • a.

      opgebouwd verloftegoed: voor 1 april 2006 opgebouwde verlof in het kader van de voormalige verlofspaarmogelijkheid;

    • b.

      kapitalisatie van het opgebouwde verloftegoed: omzetten van het opgebouwde verloftegoed in een geldbedrag. Per verlofuur wordt een bedrag uitgekeerd ten hoogte van het op het moment van uitbetalen geldende uurloon van de ambtenaar.

  • 2. Het opgebouwde verloftegoed wordt op verzoek van de ambtenaar door burgemeester en wethouders verleend, tenzij de belangen van de dienst zich daartegen verzetten. De ambtenaar geniet het verlof zoveel als mogelijk in een aaneengesloten periode.

  • 3. De ambtenaar kan verzoeken om kapitalisatie van het opgebouwde verloftegoed. Burgemeester en wethouders beslissen of aan dit verzoek kan worden voldaan. Het opgebouwde verloftegoed kan alleen worden gekapitaliseerd wanneer de ambtenaar deelneemt aan de levensloopregeling en wanneer het gekapitaliseerde verloftegoed wordt

    gestort op zijn levensloopregeling. Bij de kapitalisatie van het opgebouwde verloftegoed gelden de randvoorwaarden zoals opgenomen in de wettelijke bepalingen betreffende de levensloopregeling.

    Wanneer in een bepaald jaar het opgebouwde verloftegoed niet volledig kan worden gekapitaliseerd, kan de ambtenaar in een volgend jaar opnieuw een verzoek indienen tot kapitalisatie van het resterende opgebouwde verloftegoed. Burgemeester en wethouders beslissen dan of aan dit verzoek kan worden voldaan.

  • 4. In geval van ontslag op grond van artikel 85 wordt het resterende opgebouwde verloftegoed zoveel mogelijk opgenomen gedurende de opzegtermijn. In afstemming met de ambtenaar kan hiervoor de maximale opzegtermijn zonodig worden verlengd. Indien het voor de

    ambtenaar, in verband met het aanvaarden van een andere betrekking, niet mogelijk is om de opzegtermijn te verlengen, wordt het niet opgenomen resterende opgebouwde verloftegoed uitbetaald overeenkomstig het tiende lid.

  • 5. In geval van ontslag op grond van artikel 85a, 89, 91, 95 of 96 wordt de ambtenaar in de gelegenheid gesteld om voorafgaand aan het ontslag het resterende opgebouwde verloftegoed op te nemen. Indien dit niet mogelijk is, wordt het niet opgenomen opgebouwde verloftegoed uitbetaald overeenkomstig het tiende lid.

  • 6. In geval van ontslag op grond van artikel 79, eerste lid, onderdeel j, of 90a is de ambtenaar verplicht het resterende opgebouwde verloftegoed op te nemen met ingang van de dag dat het voornemen tot ontslag aan de ambtenaar is meegedeeld. Het ontslag gaat in op de eerste dag na afloop van de opname van het opgebouwde verloftegoed.

  • 7. In geval van ontslag op grond van artikel 90 90bis of 94 wordt het resterende opgebouwde verloftegoed uitbetaald overeenkomstig het tiende lid.

  • 8. In geval van overlijden van de ambtenaar wordt aan de nabestaanden, met inachtneming van artikel 38, het resterende opgebouwde verloftegoed uitbetaald overeenkomstig het tiende lid.

  • 9. In geval het ontslag als bedoeld in de voorgaande leden een gedeeltelijk ontslag betreft, worden tussen de ambtenaar en het college van burgemeester en wethouders nadere afspraken gemaakt over de opname van het resterende opgebouwde verloftegoed.

  • 10. Indien het opgebouwde verloftegoed wordt uitbetaald, wordt dit uitbetaald naar het op het moment van uitbetalen geldende uurloon van de ambtenaar.

Artikel 40b

[vervallen]

Artikel 40c

[vervallen]

Artikel 40d

[vervallen]

Hoofdstuk VA

Uitwisselen van arbeidsvoorwaarden

Artikel 40e

  • 1. De ambtenaar kan bij burgemeester en wethouders voor 1 november een verzoek indienen om gedurende het daaropvolgende kalenderjaar de duur van de vakantie over dat kalenderjaar– als bedoeld in artikel 42 - te verminderen in ruil voor een vergoeding, als bedoeld in het vierde lid.

  • 2. Voor de ambtenaar met een volledige betrekking bedraagt het aantal vakantie-uren -na vermindering van de eventueel op grond van het eerste lid verkochte vakantie-uren in het kader van het uitwisselen van arbeidsvoorwaarden minimaal 144 uur. Voor de ambtenaar die is aangesteld voor een formele arbeidsduur van minder dan 36 uur per week, geldt een naar evenredigheid lager aantal uren als minimum.

  • 3. Burgemeester en wethouders wijzen een verzoek als bedoeld in het eerst lid toe, tenzij zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen zich daartegen verzetten.

  • 4. Tenzij anders is overeengekomen ontvangt de ambtenaar voor de op grond van het eerste lid verminderde vakantie-uren het salaris per uur dat hij geniet bij de aanvang van het kalenderjaar waarop het verzoek betrekking heeft.

Artikel 40f

  • 1. De ambtenaar kan bij burgemeester en wethouders voor 1 november een verzoek indienen om gedurende het daaropvolgende kalenderjaar de duur van de vakantie – als bedoeld in artikel 42, eerste lid – te vermeerderen tegen inlevering van een vergoeding, als bedoeld in het vierde lid. Voor de ambtenaar met een volledige betrekking bedraagt het aantal op grond van het eerste lid te vermeerderen vakantie-uren maximaal 72 uur.

  • 2. Voor de ambtenaar die is aangesteld voor een formele arbeidsduur van minder dan 36 uur per week, geldt een naar evenredigheid lager aantal uren als maximum.

  • 3. Burgemeester en wethouders wijzen een verzoek als bedoeld in het eerste lid toe, tenzij zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen zich daartegen verzetten.

  • 4. Tenzij anders is overeengekomen wordt het salaris van de ambtenaar voor de op grond van het eerste lid meer verkregen vakantie-uren verminderd met een vergoeding ter hoogte van het salaris per uur dat hij geniet bij aanvang van het kalenderjaar waarop het verzoek betrekking heeft.

Artikel 40g

[vervallen]

Artikel 40h

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen op verzoek van de ambtenaar zijn bezoldiging als bedoeld in artikel 33, eerste lid, zijn eindejaarstoelage en Rotterdamse eindejaarstoelage als bedoeld in artikel 36a, zijn vakantietoelage als bedoeld in artikel 33, tweede lid, of zijn vergoeding als bedoeld in artikel 40e, eerste lid, verlagen voor door burgemeester en wethouders vastgestelde bestedingsmogelijkheden.

  • 2. Bij regeling van burgemeester en wethouders kunnen voor de uitvoering van het bepaalde in het eerste lid nadere voorschriften worden gesteld.

Hoofdstuk VI

Vakantie en verlof

Artikel 41

  • 1. In elk kalenderjaar wordt aan de ambtenaar, al dan niet op zijn verzoek, vakantie met behoud van bezoldiging verleend.

  • 2. Op verzoek van de ambtenaar wordt hem vakantie verleend, voorzover het dienstbelang zich daartegen niet verzet.

  • 3. Indien naar het oordeel van het gezag, dat de vakantie verleent, voor de ambtenaar geldige redenen van verhindering bestaan, wordt de vakantie niet ongevraagd verleend.

Artikel 42

  • 1. Burgemeester en wethouders stellen regelen met betrekking tot de duur van de vakantie.

  • 2. Bij de in het vorige lid bedoelde regelen wordt tevens voorzien in een vermeerdering van vakantie op grond van leeftijd.

Artikel 43

  • 1. De ambtenaar die in de loop van een kalenderjaar is aangesteld of wordt ontslagen heeft recht op een duur van de vakantie naar rato van de tijd dat hij zijn betrekking vervult.

  • 2. De duur van de vakantie van de ambtenaar, die krachtens zijn aanstelling een onvolledige betrekking vervult, wordt bepaald in evenredigheid met het aantal uren waarop hij recht zou hebben indien hij een volledige betrekking vervulde.

  • 3. De duur van de vakantie van de ambtenaar wordt vanaf het tijdstip waarop hij geen werkelijke dienst verricht naar evenredigheid verminderd, indien hij langer dan een maand geen werkelijke dienst verricht.

  • 4. Vermindering als bedoeld in het vorige lid wordt niet toegepast:

    • a.

      in geval geen werkelijke dienst wordt verricht wegens verleende vakantie, toegekende roostervrije tijd of een toegekende spaarverlofperiode;

    • b.

      gedurende afwezigheid wegens zwangerschap en bevalling;

    • c.

      gedurende afwezigheid wegens niet aan schuld of nalatigheid te wijten ziekte van de ambtenaar, voorafgaand aan het herstel of het ontslag van de ambtenaar.

  • 5. Indien aan de ambtenaar vakantie wordt verleend op werkdagen, waarop hij wegens ziekte geheel of gedeeltelijk zijn werk niet kan verrichten, wordt het aantal vakantie-uren van de ambtenaar verminderd met het aantal uren dat hij op die dag zou werken als hij niet ziek zou zijn geweest.

  • 6. Indien het belang van de dienst het onvermijdelijk maakt dat de vakantie geheel aaneengesloten of het aaneengesloten deel daarvan bedoeld in artikel 44, eerste lid, wordt genoten buiten het tijdvak van 1 mei tot 1 oktober wordt de vakantie of het aaneengesloten deel daarvan met 1/3 deel vermeerderd.

Artikel 44

  • 1. De vakantie wordt als regel voor 2/3 deel, maar in elk geval ten minste voor 10 dienstdagen aaneensluitend verleend.

  • 2. De vakantie wordt, voorzover de belangen van de dienst en van de overige ambtenaren dit toelaten, zoveel mogelijk verleend in het tijdvak van 1 mei tot 1 oktober. Dit geldt in het bijzonder voor de aaneengesloten periode bedoeld in het vorige lid.

  • 3. Indien voor de betrekking van de ambtenaar een rooster geldt zal de duur van de aaneengesloten vakantie tenminste gelijk zijn aan het aantal aaneengesloten dienstdagen volgens dat rooster.

  • 4. Bij het verlenen van vakantie wordt, voor zover de belangen van de dienst en die van de overige ambtenaren dit toelaten, ten aanzien van de tijdstippen waarop en de tijdvakken waarin vakantie zal worden verleend, zoveel mogelijk rekening gehouden met de wensen van de ambtenaar.

  • 5. De ambtenaar wordt in de gelegenheid gesteld jaarlijks gedurende ten hoogste drie dagen vakantie op te nemen op officiële feestdagen, samenhangend met geloof en/of culturele achtergrond, anders dan de feestdagen als bedoeld in artikel 1, tweede lid, onderdeel o. De ambtenaar dient zijn wensen als bedoeld in de vorige volzin ten minste drie maanden van tevoren kenbaar maken.

Artikel 45

  • 1. Verleende vakantie kan worden ingetrokken, wanneer dringende redenen van dienstbelang dat noodzakelijk maken. In dat geval wordt de dag waarop de ambtenaar dientengevolge slechts gedeeltelijk vakantie heeft genoten, niet als vakantie aangemerkt. Indien de

    ambtenaar tengevolge van de intrekking van de vakantie geldelijke schade lijdt, wordt de aantoonbare schade hem door burgemeester en wethouders vergoed.

  • 2. Indien de ambtenaar tijdens de vakantie ziek wordt en de ziekte komt vast te staan op een door burgemeester en wethouders te bepalen wijze, wordt de tijd gedurende welke hij ziek was, niet als vakantie aangemerkt.

Artikel 46

  • 1. Indien aan de ambtenaar in enig kalenderjaar de vakantie niet of niet geheel is verleend, wordt hem de niet genoten vakantie zoveel mogelijk in het volgende kalenderjaar verleend, tenzij het belang van de dienst of de belangen van de andere ambtenaren zich daartegen verzetten.

  • 2. Het bepaalde in het vorige lid geldt met dien verstande dat aan de ambtenaar in enig kalenderjaar niet meer vakantie wordt verleend dan anderhalf maal het aantal uren waarop hij in dat kalenderjaar krachtens de artikelen 42 en 43 aanspraak heeft.

Artikel 47

  • 1. Indien de ambtenaar in enig kalenderjaar meer vakantie heeft genoten dan waarop hij ingevolge dit hoofdstuk aanspraak heeft, wordt dit meerdere verrekend met de vakantie waarop hij in een of meer volgende kalenderjaren aanspraak heeft.

  • 2. Indien de ambtenaar tot de datum van zijn ontslag meer vakantie heeft genoten dan waarop hij tot die datum aanspraak heeft, is hij verplicht de bezoldiging over de teveel genoten vakantie terug te betalen.

  • 3. Indien de ambtenaar voor de datum van zijn ontslag de vakantie waarop hij tot die datum aanspraak heeft, niet of gedeeltelijk niet heeft genoten, wordt hem over de niet genoten uren een bedrag uitbetaald gelijk aan de normaal over die uren uitgekeerde bezoldiging. Bij de berekening van de schadeloosstelling zal in elk geval niet meer vakantie in aanmerking worden genomen dan anderhalf maal het aantal uren waarop de ambtenaar over het gehele kalenderjaar waarin het ontslag plaats vindt, aanspraak zou hebben ingevolge de artikelen 42 en 43.

  • 4. Bij overlijden van de ambtenaar wordt, indien de ambtenaar de hem op het tijdstip van overlijden toekomende vakantie niet of gedeeltelijk niet heeft genoten, aan de nagelaten betrekkingen, bedoeld in artikel 38, een bedrag uitbetaald gelijk aan de bezoldiging over de niet genoten uren. Het bepaalde in de laatste volzin van het vorige lid is hierbij van

    overeenkomstige toepassing.

  • 5. [Vervallen].

Artikel 48

Burgemeester en wethouders stellen regelen met betrekking tot de gevallen waarin en de tijd gedurende welke aan de ambtenaar, buiten verrekening met de vakantie, al dan niet met behoud van gehele of gedeeltelijke bezoldiging verlof kan worden verleend.

Artikel 48a

  • 1. Indien de ambtenaar geheel of gedeeltelijk doorbetaald verlof geniet en in aanmerking komt voor een uitkering als bedoeld in hoofdstuk 7 van de WAZO, geschiedt deze doorbetaling slechts voor zover het deze uitkering te boven gaat.

  • 2. Betrokkene is wanneer hij geheel of gedeeltelijk betaald verlof opneemt, verplicht eraan mee te werken dat hij voor een financiële tegemoetkoming op basis van de WAZO in aanmerking komt. De financiële tegemoetkoming zal uitbetaald worden via de werkgever.

Zwangerschaps- en bevallingsverlof

Artikel 48b

  • 1. De vrouwelijke ambtenaar die op grond van de WAZO zwangerschaps- en bevallingsverlof geniet, heeft gedurende dit verlof aanspraak op doorbetaling van haar volledige bezoldiging.

  • 2. De WAZO-uitkering van het zwangerschaps- en bevallingsverlof wordt in mindering gebracht op het bedrag waarop de ambtenaar op grond van het eerste lid recht heeft.

  • 3. De ambtenaar is, wanneer zij recht heeft op zwangerschaps- en bevallingsverlof, verplicht mee te werken aan de aanvraag en de uitbetaling van de WAZO-uitkering door de gemeente bij en door het UWV.

  • 4. Indien als gevolg van handelingen of nalaten van handelingen door de vrouwelijke ambtenaar de WAZO-uitkering nog niet tot uitbetaling is gekomen, vermindering ondergaat, aan de ambtenaar een boete wordt opgelegd, danwel het recht op de WAZO-uitkering geheel of gedeeltelijk wordt geweigerd, en dit aan haar schuld of toedoen te wijten is, wordt de WAZOuitkering op de bezoldiging in mindering gebracht.

  • 5. [vervallen]

Hoofdstuk VII

Aanspraken en verplichtingen in geval van ziekte

Definities

Artikel 49

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

  • a

    passende arbeid: alle arbeid die voor de krachten en bekwaamheden van de ambtenaar is berekend, tenzij aanvaarding om redenen van lichamelijke, geestelijke of sociale aard niet van hem kan worden gevergd;

  • b

    werkzaamheden in het kader van de reïntegratie:

    loonvorrnende arbeid, die specifiek gericht is op de terugkeer in de eigen dan wel passende arbeid waarover afspraken zijn vastgelegd in het plan van aanpak bedoeld in artikel 54, derde lid;

  • c

    scholing in het kader van de reïntegratie: scholing die gericht is op terugkeer in de eigen dan wel passende arbeid waarover afspraken zijn vastgelegd in het plan van aanpak bedoeld in artikel 54, vierde lid;

  • d

    arbeidsongeschiktheid in en door de dienst: arbeidsongeschiktheid wegens ziekte of gebreken die in overwegende mate haar oorzaak vindt in:

    • -

      de aard van de opgedragen werkzaamheden of in de bijzondere omstandigheden waaronder deze moesten worden verricht, of

    • -

      in een dienstongeval verband houdende met de aard van de opgedragen werkzaamheden of de bijzondere omstandigheden waaronder deze werkzaamheden moesten worden verricht, en die niet aan schuld of nalatigheid van de ambtenaar is te wijten;

  • e

    restverdiencapaciteit: het door het UWV vast te stellen inkomen dat de ambtenaar met zijn vaardigheden en bekwaamheden, gelet op zijn beperkingen, nog kan verdienen;

  • f

    Vervallen

  • g

    Vervallen

  • h

    Vervallen

Inleiding

Artikel 50
  • 1. Burgemeester en wethouders stellen nadere regelen over de geneeskundige controle.

  • 2. Ieder geneeskundig onderzoek overeenkomstig de bepalingen van dit hoofdstuk gebeurt door een geneeskundige, aangewezen door een arbodienst of gecertificeerd deskundige(n).

  • 3. De kosten van een geneeskundig onderzoek komen ten laste van de gemeente.

Bedrijfsgeneeskundige begeleiding

Artikel 51
  • 1. De ambtenaar heeft het recht op bedrijfsgeneeskundige begeleiding overeenkomstig het bepaalde in dit hoofdstuk.

  • 2. De bedrjfsgeneeskundige begeleiding van de ambtenaar gebeurt door een arbodienst of gecertificeerd deskundige(n), overeenkomstig door burgemeester en wethouders te stellen regels.

Artikel 51a

De ambtenaar heeft het recht een arts van de arbodienst rechtstreeks te consulteren over gezondheidsproblemen die naar zijn mening met zijn arbeidssituatie kunnen samenhangen.

Artikel 51b

De ambtenaar die in verband met de uitoefening van zijn werkzaamheden aan bijzonder gevaar voor zijn gezondheid blootstaat, dan wel voor een goede vervulling van zijn betrekking aan bijzondere gezondheidseisen moet voldoen, is verplicht zich aan een periodiek geneeskundig onderzoek te onderwerpen, indien dit naar het oordeel van burgemeester en wethouders, na overleg met de arbodienst, noodzakelijk is.

Geneeskundig onderzoek

Artikel 51c
  • 1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de arbodienst opdracht te geven de ambtenaar aan een geneeskundig onderzoek te onderwerpen:

    • a.

      indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders redelijkerwijs aanleiding bestaat tot twijfel aan een goede gezondheidstoestand van de ambtenaar;

    • b.

      indien de ambtenaar niet of niet langer volledig geschikt is gebleken voor het naar behoren vervullen van zijn betrekking, dit ten einde na te gaan of hiervoor medische oorzaken zijn aan te wijzen.

  • 2. De ambtenaar is verplicht zich aan een onderzoek, bedoeld in het eerste lid, te onderwerpen.

Artikel 51d
  • 1. Indien bij een onderzoek, bedoeld in artikel 51b of artikel 51c blijkt van een zodanige lichamelijke of geestelijke toestand van de ambtenaar, dat naar het oordeel van de arbodienst de belangen van de ambtenaar, die van de dienst of van bij de dienstuitoefening betrokken derden zich tegen voortzetting van zijn betrekking verzetten, wordt de ambtenaar door burgemeester en wethouders buiten dienst gesteld.

  • 2. Een buitendienststelling, bedoeld in het eerste lid, vindt niet plaats indien, naar het oordeel van de arbodienst, de lichamelijke of geestelijke toestand van de ambtenaar het wenselijk maakt dat hij tijdelijk met andere werkzaamheden wordt belast, indien en voorzover deze voorhanden zijn. In dat geval is artikel 57b van overeenkomstige toepassing.

  • 3. Een buitendienststelling, bedoeld in het eerste lid, wordt voor de toepassing van de overige artikelen van dit hoofdstuk gelijkgesteld met een verhindering wegens ziekte.

Artikel 51e
  • 1. Indien daartoe naar het oordeel van de arbodienst aanleiding bestaat, verzoeken burgemeester en wethouders het UWV de ambtenaar in aanmerking te laten komen voor maatregelen of voorzieningen in het belang van het herstel van zijn gezondheid, dan wel in het belang van het behoud, het herstel of de bevordering van zijn arbeidsgeschiktheid.

  • 2. De ambtenaar wordt van het verzoek, bedoeld in het eerste lid, schriftelijk in kennis gesteld.

Recht op bezoldiging

Artikel 52
  • 1. De ambtenaar heeft bij ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek vanaf de eerste dag van die ongeschiktheid gedurende de eerste zes maanden recht op doorbetaling van zijn volledige bezoldiging.

  • 2. De ambtenaar heeft bij voortduring van deze ongeschiktheid gedurende de zevende tot en met de twaalfde maand recht op doorbetaling van 90% van zijn bezoldiging.

  • 3. De ambtenaar heeft bij voortduring van deze ongeschiktheid na 12 maanden gedurende de dertiende tot en met de vierentwintigste maand recht op doorbetaling van 75% van zijn bezoldiging.

  • 4. De ambtenaar heeft bij voortduring van deze ongeschiktheid na 24 maanden tot het einde van zijn dienstverband recht op doorbetaling van 70% van zijn bezoldiging.

  • 5. e ambtenaar heeft ten minste recht op het wettelijk minimumloon, berekend naar rato van zijn formele arbeidsduur.

  • 6. Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt onder ziekte ook gebreken verstaan.

  • 7. De ambtenaar heeft recht op de doorbetaling van zijn volledige bezoldiging over de uren waarop hij:

    • a.

      zijn arbeid verricht;

    • b.

      passende arbeid verricht;

    • c.

      werkzaamheden in het kader van zijn reïntegratie verricht;

    • d.

      scholing volgt in het kader van zijn reïntegratie.

  • 8. De ambtenaar behoudt na afloop van de termijn van zes maanden recht op de doorbetaling van zijn volledige bezoldiging bij arbeidsongeschiktheid in en door de dienst.

  • 9. De ambtenaar bedoeld in het derde en vierde lid, die tenminste 50% van zijn formele arbeidsduur zijn arbeid, passende arbeid, dan wel werkzaamheden in het kader van zijn reïntegratie verricht of scholing volgt in het kader van zijn reïntegratie, genoemd in het zevende lid van dit artikel, heeft recht op een extra percentage van 5% berekend over de bezoldiging waar hij recht op heeft ingevolge dit artikel. Hierbij geldt als maximum de bezoldiging bedoeld in het eerste lid.

  • 10. De periode waarover de ambtenaar voorafgaand aan de periode van het zwangerschaps- en bevallingsverlof, bedoeld in artikel 48b, ziek is als gevolg van de zwangerschap, schort de periode, bedoeld in het eerste tot en met het vierde lid, op.

  • 11. Voor de toepassing van het eerste tot en met het vierde lid worden perioden van ongeschiktheid wegens ziekte samengeteld indien zij elkaar met een onderbreking van minder dan vier weken opvolgen of indien zij direct voorafgaan aan en aansluiten op een periode waarin zwangerschaps- en bevallingsverlof wordt genoten, bedoeld in artikel 48b, tenzij in dat geval de ongeschiktheid redelijkerwijs niet geacht kan worden voort te vloeien uit dezelfde oorzaak.

  • 12. De doorbetaling van de bezoldiging, bedoeld in het eerste, tweede, derde en vierde lid, eindigt indien de ambtenaar definitief wordt herplaatst in een andere functie.

  • 13. Burgemeester en wethouders zullen rekening houden met individuele gevallen van terminale ziekte. In die gevallen zal de afweging worden gemaakt of ook na afloop van de termijn van zes maanden, bedoeld in het eerste lid, de volledige bezoldiging wordt doorbetaald.

Bezoldiging bij ziekte bij onbetaald/gedeeltelijk betaald verlof

Artikel 52a

De ambtenaar die onbetaald dan wel gedeeltelijk betaald verlof geniet heeft recht op doorbetaling van de bezoldiging, bedoeld in artikel 52, met dien verstande dat de ambtenaar nooit een groter bedrag aan bezoldiging doorbetaald kan krijgen, dan dat hij doorbetaald zou hebben gekregen, indien hij niet ziek zou zijn geweest.

Uitkering wegens arbeidsongeschiktheid in en door de dienst

Artikel 53
  • 1. Aan de gewezen ambtenaar die recht heeft op een WGA- of ]VA-uitkering wordt, bij arbeidsongeschiktheid in en door de dienst, een aanvullende uitkering verleend.

  • 2. De aanvullende uitkering, bedoeld in het eerste lid, is voor de gewezen ambtenaar met een WGA- of IVA-uitkering gelijk aan het bedrag dat nodig is om de aan de gewezen ambtenaar toegekende WGA- of IVA-uitkering, vermeerderd met een aan de gewezen ambtenaar toegekende bovenwettelijke aanvulling ingevolge het pensioenreglement van de Stichting Pensioenfonds ABP, aan te vullen tot een bepaald percentage van de bezoldiging die de gewezen ambtenaar heeft genoten in het jaar voorafgaand aan zijn ontslag. Dit percentage is afhankelijk van de mate van arbeidsongeschiktheid en bedraagt bij een arbeidsongeschiktheid van:

    80% of meer:

    95%;

    65 tot 80%:

    68,875%;

    55 tot 65%:

    57%;

    45 tot 55%:

    47,5%;

    35 tot 45%

    38%.

  • 3. De aanvullende uitkering eindigt:

    • a.

      indien de gewezen ambtenaar niet meer voldoet aan de in het eerste lid genoemde voorwaarden; of

    • b.

      met ingang van de dag waarop de ambtenaar de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt.

  • 4. De gewezen ambtenaar die recht heeft op een uitkering op grond van dit artikel is verplicht om burgemeester en wethouders op de hoogte te stellen van wijzigingen in zijn arbeidsongeschiktheiduitkering of invaliditeitspensioen.

Overlijdensuitkering bij arbeidsongeschiktheid in en door de dienst

Artikel 53a

[Vervallen]

Vergoeding kosten geneeskundige verzorging bij arbeidsongeschiktheid in en door de dienst

Artikel 53b
  • 1. Bij arbeidsongeschiktheid in en door de dienst worden aan de ambtenaar vergoed de voor zijn rekening blijvende, naar het oordeel van burgemeester en wethouders noodzakelijk gemaakte kosten van geneeskundige behandeling of verzorging.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen over het bepaalde in het eerste lid nadere voorschriften geven.

Referte-tijdvak

Artikel 53c
  • 1. Voor de toepassing van het bepaalde in dit hoofdstuk worden wisselende inkomsten die deel uitmaken van de bezoldiging, geacht daartoe te behoren tot een bedrag berekend naar een percentage van het salaris. Dit percentage wordt berekend door de som van de percentages, die als uitkomsten worden verkregen wanneer over ten hoogste twaalf aaneengesloten maanden, voorafgaande aan de maand waarin de gehele of gedeeltelijke verhindering tot het vervullen van de betrekking is ontstaan, per maand de wisselende inkomsten worden gedeeld door een honderdste van het salaris, te delen door het in aanmerking genomen aantal maanden.

  • 2. ndien de bezoldiging afhankelijk is van het aantal gewerkte uren of van het aantal gepleegde verrichtingen, wordt voor de toepassing van dit hoofdstuk onder bezoldiging verstaan de bezoldiging die de ambtenaar gemiddeld per maand heeft genoten in de twaalf kalendermaanden voorafgaande aan de maand waarin de verhindering is ontstaan. Als de ambtenaar nog geen twaalf maanden in dienst is, wordt uitgegaan van de bezoldiging die de ambtenaar gemiddeld per maand heeft genoten over de tijd dat hij in dienst is.

Ziekte en periodieke salarisverhogingen

Artikel 53d

Een verhindering wegens ziekte als bedoeld in dit hoofdstuk zal niet van invloed zijn op het tijdstip van toekenning van periodieke salarisverhogingen.

Werktijd bij ziekte bij toepassing van artikel 14a

Artikel 53e

De ambtenaar wiens arbeidsduur is aangepast op grond van artikel 14a, vierde lid, kan voor de duur van de periode waarvoor toepassing van artikel 14a, vierde lid, is bepaald, worden verplicht tot aanvaarding van arbeid waarvan de arbeidsduur overeenkomt met deze tijdelijk uitgebreide arbeidsduur. Wanneer de periode waarvoor de toepassing van artikel 14a, vierde lid, is verstreken, geldt de verplichting voor de ambtenaar ten aanzien van de aanvaarding van een nieuwe functie voor de formele arbeidsduur.

Verplichtingen burgemeester en wethouders

Artikel 54
  • 1. Burgemeester en wethouders zijn verplicht zo tijdig mogelijk zodanige maatregelen te treffen en voorschriften te geven als redelijkerwijs nodig is, opdat de ambtenaar, die in verband met ongeschiktheid ten gevolge van ziekte of gebrek verhinderd is zijn arbeid te verrichten, in staat wordt gesteld de eigen arbeid of passende arbeid te verrichten.

  • 2. Indien vaststaat dat de eigen arbeid niet meer kan worden verricht en binnen de openbare dienst van de gemeente geen passende arbeid voorhanden is, bevorderen burgemeester en wethouders de inschakeling van de ambtenaar in passende arbeid buiten de openbare dienst van de gemeente.

  • 3. Uit hoofde van hun verplichting, genoemd in het eerste en tweede lid, stellen burgemeester en wethouders in overeenstemming met de ambtenaar een plan van aanpak op als bedoeld in artikel 25, tweede lid, van de WIA. Het plan van aanpak wordt met medewerking van de ambtenaar regelmatig geëvalueerd en zo nodig bijgesteld.

  • 4. Burgemeester en wethouders stellen een protocol vast, waarin de regels zijn opgenomen met betrekking tot de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de begeleiding van ziekteverzuim, verplichtingen omtrent ziek- en herstelmeldingen daaronder begrepen, de arbeidsgezondheidskundige begeleiding en de daarbij in achtte nemen procedures.

Verplichting ambtenaar tot informatieverstrekking bij ziekte

Artikel 55

De ambtenaar verstrekt op verzoek van burgemeester en wethouders alle informatie die noodzakelijk is voor de uitvoering van dit hoofdstuk.

Verplichting tot verlening van medewerking aan reïntegratie

Artikel 55a
  • 1. De ambtenaar die in verband met ongeschiktheid ten gevolge van ziekte verhinderd is zijn arbeid te verrichten, is verplicht:

    • a.

      gevolg te geven aan, door burgemeester en wethouders of een door hen aangewezen deskundige, gegeven redelijke voorschriften en mee te werken aan door burgemeester en wethouders of een door hen aangewezen deskundige getroffen maatregelen als bedoeld in artikel 54;

    • b.

      zijn medewerking te verlenen aan het opstellen, evalueren en bijstellen van een plan van aanpak als bedoeld in artikel 54, derde lid;

    • c.

      zich te gedragen naar de regels die in het protocol, bedoeld in artikel 54, vierde lid, zijn opgenomen.

  • 2. Indien de ambtenaar die wegens ziekte verhinderd is zijn betrekking te vervullen, in staat is passende arbeid als bedoeld in artikel 49 te verrichten en hij door burgemeester en wethouders of een andere werkgever daartoe in de gelegenheid wordt gesteld, is hij verplicht die arbeid te verrichten.

  • 3. [vervallen]

Verplichtingen ambtenaar medisch onderzoek

Artikel 56
  • 1. De ambtenaar is verplicht zich te onderwerpen aan een door of vanwege de arbodienst in te stellen medisch onderzoek ter beantwoording van de vragen:

    • a.

      of er sprake is van verhindering tot het vervullen van zijn betrekking wegens ziekte;

    • b.

      in welke mate er sprake is van verhindering als bedoeld onder a;

    • c.

      of de ambtenaar de verhindering tot het vervullen van zijn betrekking opzettelijk heeft veroorzaakt;

    • d.

      of de ambtenaar ten onrechte nalaat zich ondergeneeskundige behandeling te stellen of te blijven stellen, dan wel zich niet houdt aan de voorschriften hem door de behandelende geneeskundige gegeven, met dien verstande dat op dit punt voorschriften tot het verlenen van medewerking aan een heelkundige ingreep zijn uitgezonderd;

    • e.

      of de ambtenaar zich zodanig gedraagt, dat zijn genezing wordt belemmerd of vertraagd;

    • f.

      of verdere maatregelen of voorzieningen nodig zijn in het belang van het herstel van zijn gezondheid, dan wel in het belang van het behoud, het herstel of de bevordering van zijn arbeidsgeschiktheid;

    • g.

      wanneer en in welke mate de vervulling van de betrekking kan worden hervat.

  • 2. De geneeskundige die het onderzoek, bedoeld in het eerste lid, heeft verricht, deelt na het afsluiten van het onderzoek de uitkomst daarvan onmiddellijk schriftelijk mede aan de ambtenaar en zendt burgemeester en wethouders zo spoedig mogelijk een afschrift van die mededeling.

Geen aanspraak op doorbetaling bezoldiging

Artikel 56a

Geen aanspraak op doorbetaling van bezoldiging bestaat:

  • a.

    indien er blijkens het geneeskundig onderzoek, bedoeld in 56, eerste lid, sprake is van een in dat lid, onderdeel c, bedoelde omstandigheid, tenzij de ambtenaar daarvan op grond van zijn geestelijke toestand geen verwijt kan worden gemaakt;

  • b.

    indien de verhindering wegens ziekte zich voordoet binnen een halfjaar na het in artikel 10, eerste lid, bedoelde geneeskundige onderzoek en op dat moment blijkt, dat de ambtenaar hierbij onjuiste informatie over zijn gezondheid heeft verstrekt of gegevens heeft verzwegen, ten gevolge waarvan de verklaring dat tegen de vervulling van zijn betrekking uit medisch oogpunt geen bezwaren bestaan, ten onrechte is afgegeven, tenzij de ambtenaar aannemelijk maakt, dat hij te goeder trouw heeft gehandeld.

Staken doorbetaling bezoldiging

Artikel 56b
  • 1. De doorbetaling van de bezoldiging, bedoeld in artikel 52, wordt gestaakt, indien en voor zolang de ambtenaar:

    • a.

      weigert de in artikel 51c, tweede lid, of artikel 56, eerste lid, neergelegde verplichting tot het verlenen van medewerking aan een door of vanwege de arbodienst in te stellen medisch onderzoek na te komen;

    • b.

      blijkens het in artikel 56 bedoelde onderzoek ten onrechte heeft nagelaten zich onder geneeskundige behandeling te stellen of te blijven stellen;

    • c.

      blijkens het in artikel 56 bedoelde onderzoek de voorschriften van de behandelende arts niet opvolgt, met uitzondering van voorschriften om mee te werken aan een heelkundige ingreep;

    • d.

      zich blijkens het in artikel 56 bedoelde onderzoek schuldig maakt aan gedragingen waardoor zijn genezing wordt belemmerd of vertraagd;

    • e.

      er de oorzaak van is dat het arbeidsgezondheidskundig onderzoek door een door de arbodienst aangewezen arts niet kan plaatshebben;

    • f.

      tijdens de ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte arbeid voor zichzelf of voor derden verricht, tenzij dit door de arbodienst in het belang van zijn genezing wenselijk wordt geacht en burgemeester en wethouders daartoe toestemming hebben verleend;

    • g.

      weigert mededeling te doen van inkomsten uit arbeid, die hij heeft in verband met het verrichten van door de arbodienst in het belang van zijn genezing wenselijk geachte arbeid voor zichzelf of derden;

    • h.

      zijn arbeid verzuimt te hervatten op het door de arbodienst bepaalde tijdstip en in de door deze dienst bepaalde mate, indien dit hem is opgedragen, tenzij hij daarvoor een door de arbodienst als geldig erkende reden heeft opgegeven;

    • i.

      weigert om op verzoek van de werkgever informatie te verstrekken die noodzakelijk is voor de uitvoering van dit hoofdstuk.

  • 2. De doorbetaling van de bezoldiging vindt wel plaats indien de ambtenaar op grond van zijn geestelijke toestand geen verwijt kan worden gemaakt van het gedrag, genoemd in het eerste lid.

  • 3. Ten aanzien van het in het eerste lid, onderdeel h, bepaalde, kan doorbetaling van de bezoldiging wel plaatsvinden, indien de ambtenaar op grond van artikel 30, eerste lid, onderdelen e, f en g, van de Wet SUWI een deskundigenoordeel heeft aangevraagd.

Sanctie bij nalatigheid algemene verplichtingen ambtenaar

Artikel 56c
  • 1. De ambtenaar die zich niet houdt aan zijn verplichtingen bedoeld in artikel 55a, eerste lid, onder c, wordt disciplinair gestraft wegens plichtsverzuim.

  • 2. De doorbetaling van de bezoldiging, bedoeld in artikel 52, wordt gestaakt, indien en voor zolang de ambtenaar:

    • a.

      weigert mee te werken aan, door het college of een door hem aangewezen deskundige, gegeven redelijke voorschriften of getroffen maatregelen, als bedoeld in artikel 55a, eerste lid, onder a, die erop gericht zijn om de betrokkene in staat te stellen de eigen of passende arbeid te verrichten;

    • b.

      weigert mee te werken aan het opstellen, evalueren en bijstellen van een plan van aanpak als bedoeld in artikel 55a, eerste lid, onder b;

    • c.

      weigert aangeboden passende arbeid te verrichten, waartoe hij op grond van artikel 55a, tweede lid, verplicht is.

  • 3. De doorbetaling van de bezoldiging, als genoemd in het tweede lid, vindt wel plaats indien de ambtenaar op grond van zijn geestelijke toestand geen verwijt kan worden gemaakt van het gedrag, genoemd in het tweede lid.

Bezoldiging uitbetalen aan anderen en nabetaling aan ambtenaar

Artikel 56d
  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen, indien daarvoor naar hun oordeel bijzondere omstandigheden aanleiding geven, bepalen, dat de op grond van de artikelen 56a, 56b of 56c, tweede lid, niet uitbetaalde bezoldiging, geheel of gedeeltelijk aan anderen dan de ambtenaar zal worden uitbetaald.

  • 2. Voorzover burgemeester en wethouders van hun in het eerste lid bedoelde bevoegdheid geen gebruik hebben gemaakt, wordt de ingevolge de artikelen 56a, 56b of 56c, tweede lid, niet uitbetaalde bezoldiging alsnog aan de ambtenaar uitbetaald wanneer de ambtenaar op grond van het deskundigenoordeel dat hij conform artikel 32, van de wet SLIM, heeft aangevraagd inzake het oordeel over de ongeschiktheid tot werken in het gelijk gesteld wordt.

Wijze van opdragen passende arbeid

Artikel 56d
  • 1. Passende arbeid, bedoeld in artikel 55a, tweede lid, wordt de ambtenaar opgedragen:

    • a.

      door plaatsing in een andere betrekking voor tijdelijke duur, zonder dat dit gepaard gaat met een wijziging van de aanstelling;

    • b.

      door plaatsing in een andere betrekking bij wijze van proef, zonder dat dit gepaard gaat met een wijziging van de aanstelling;

    • c.

      bij een andere werkgever, door een tijdelijke detachering, zonder dat dit gepaard gaat met een wijziging van de aanstelling.

  • 2. Na 24 maanden van ziekte wordt passende arbeid, bedoeld in artikel 55a, tweede lid, aan de ambtenaar opgedragen door definitieve herplaatsing. Deze definitieve herplaatsing vindt plaats door wijziging van de aanstelling.

  • 3. Voorwaarde voor definitieve herplaatsing van de ambtenaar die ziek is geworden op of na I juli 2007 en die minder dan 35% arbeidsongeschikt is, is in de periode van 12 maanden na de periode van 24 maanden, bedoeld in het tweede lid, dat de ambtenaar met de passende arbeid zijn volledige restverdiencapaciteit benut.

  • 4. Voorwaarde voor definitieve herplaatsing van de ambtenaar die ziek is geworden op of na 1 juli 2007 en die 35% of meer, maar minder dan 80% arbeidsongeschikt is, is in de periode van 12 maanden na de periode van 24 maanden, bedoeld in het tweede lid, dat de ambtenaar met de passende arbeid 50% van zijn restverdiericapaciteit of meer benut.

  • 5. Voor de toepassing van het eerste tot en met vierde lid wordt onder een andere betrekking mede verstaan het verrichten van dezelfde werkzaamheden onder andere voorwaarden.

  • 6. Voor het bepalen van de periode van 24 respectievelijk 12 maanden worden perioden van ongeschiktheid voor de vervulling van de betrekking als gevolg van zwangerschap voorafgaand aan het zwangerschaps- en bevallingsverlof en de periode van het zwangerschaps- en bevallingsverlof bedoeld in artikel 48b, niet in aanmerking genomen.

  • 7. Voor het bepalen van de periode van 24 respectievelijk 12 maanden worden perioden van ongeschiktheid wegens ziekte samengeteld, indien zij elkaar met een onderbreking van minder dan vier weken opvolgen, of indien zij direct voorafgaan aan en aansluiten op een periode waarin zwangerschaps- en bevallingsverlof wordt genoten, tenzij de ongeschiktheid in dit geval redelijkerwijs niet geacht kan worden voort te vloeien uit dezelfde oorzaak.

  • 8. De termijn van 24 maanden wordt verlengd:

  • 9. De ambtenaar verleent alle medewerking en verstrekt alle informatie die nodig is om de restverdiencapaciteit vast te stellen.

Terugkeer in betrekking na ziekte

Artikel 57a
  • 1. Ten aanzien van de ambtenaar die wegens ziekte verhinderd is zijn betrekking te vervullen, kan worden bepaald dat hij zijn betrekking slechts weer zal mogen vervullen, indien burgemeester en wethouders daarvoor toestemming hebben verleend, onder bepaling van de mate waarin de hervatting kan gebeuren.

  • 2. Ten behoeve van de bepaling van het eerste lid zal mede worden gelet op het advies van de arbodienst of van het UWV.

  • 3. De in het eerste lid bedoelde toestemming is in ieder geval vereist indien de ambtenaar gedurende meer dan een jaar volledig verhinderd is geweest zijn betrekking te vervullen.

Inkomsten andere betrekking in mindering brengen op bezoldiging

Artikel 57b
  • 1. Indien de ambtenaar tijdens de verhindering tot het vervullen van zijn betrekking, op grond van een aan burgemeester en wethouders uitgebracht advies door de arbo-dienst of door het UWV, in het belang van zijn genezing of zijn reïntegratie, dan wel in het kader van herplaatsing wenselijk geachte arbeid voor zichzelf of voor derden verricht, worden de inkomsten uit deze arbeid in mindering gebracht op de bezoldiging waar de ambtenaar recht op heeft krachtens artikel 52.

  • 2. Tot de in het eerste lid bedoelde inkomsten wordt ook gerekend een

    herplaatsingstoelage, toegekend op grond van hoofdstuk 12 van het pensioenreglement, en ook elke andere toelage, onder welke benaming ook, die geacht kan worden betrekking te hebben op arbeid bedoeld in het eerste lid.

Samenloop met ZW-uitkering

Artikel 58
  • 1. Indien de ambtenaar terzake van de ongeschiktheid tot het verrichten van zijn werk recht heeft op een ZW-uitkering, wordt het bedrag van die uitkering in mindering gebracht op het bedrag waarop hij op grond van artikel 52 recht heeft.

  • 2. Indien de ambtenaar geen ZW-uitkering aanvraagt binnen de in de ZW gestelde termijnen en dit aan zijn schuld of toedoen te wijten is, wordt voor de periode dat hij daardoor geen ZW-uitkering ontvangt voor de toepassing van dit artikel uitgegaan van een volledige ZW-uitkering.

  • 3. Indien de ZW-uitkering door verwijtbaar handelen of nalaten van de ambtenaar vermindering ondergaat, aan hem een boete wordt opgelegd, dan wel het recht op de ZW-uitkering geheel of gedeeltelijk wordt geweigerd, wordt voor de toepassing van dit artikel uitgegaan van een volledige ZW-uitkering.

  • 4. De ambtenaar verleent desgevraagd zijn medewerking aan het via de werkgever tot uitbetaling laten komen van de ZW-uitkering.

  • 5. Indien de ZW-uitkering meer bedraagt dan het bedrag waarop de ambtenaar op grond van artikel 52 recht heeft, wordt het meerdere aan de ambtenaar uitbetaald.

Samenloop van bezoldiging bij ziekte met een WW-uitkering

Artikel 58a

Indien de ambtenaar terzake van de dienstbetrekking waarbij de ongeschiktheid tot het verrichten van zijn werk is ontstaan, recht heeft op een WW-uitkering, wordt het bedrag van die uitkering in mindering gebracht op het bedrag waarop hij op grond van artikel 52 recht heeft.

Samenloop van bezoldiging bij ziekte met arbeidsongeschiktheidsuitkering

Artikel 58b
  • 1. Indien de ambtenaar terzake van de desbetreffende verhindering tot het vervullen van zijn betrekking recht heeft op een WAO-, een WGA- of een IVA-uitkering, wordt het bedrag van die uitkering in mindering gebracht op het bedrag waarop hij op grond van artikel 52 recht heeft. Wanneer de ambtenaar recht heeft op een IVA-uitkering dan wel een WGA-uitkering in verband met volledige, maar niet duurzame arbeidsongeschiktheid, heeft de ambtenaar ten minste recht op een bedrag ter hoogte van deze IVA- of WGA-uitkering.

  • 2. Indien de ambtenaar recht heeft op een WAO-, een WGA- of een IVA-uitkering uit hoofde van twee of meer dienstbetrekkingen, wordt die uitkering naar rato van de bezoldiging uit de verschillende functies in mindering gebracht op de dienstbetrekking op grond waarvan de bezoldiging wordt doorbetaald.

  • 3. Indien de ambtenaar geen WAO-, WGA- of IVA-uitkering aanvraagt binnen de wettelijk gestelde termijnen en hem dit redelijkerwijs kan worden verweten, wordt voor de periode dat hij dientengevolge geen WAO-, WGA- of IVA-uitkering ontvangt, voor de toepassing van dit artikel rekening gehouden met een WAO-uitkering zoals die zou zijn toegekend bij een arbeidsongeschiktheid van 80% of meer dan wel met een IVA-uitkering.

  • 4. Indien als gevolg van handelingen of nalaten van handelingen door de ambtenaar niet kan worden vastgesteld, of de ambtenaar in aanmerking komt voor een WAO-, een WGA- of een IVA-uitkering en hem dit redelijkerwijs kan worden verweten, wordt voor de toepassing van dit artikel rekening gehouden met een WAO-uitkering zoals die zou zijn toegekend bij een arbeidsongeschiktheid van 80% of meer dan wel met een IVA-uitkering.

  • 5. Indien als gevolg van handelingen of het nalaten van handelingen door de ambtenaar de WAO-, de WGA- of de IVA-uitkering vermindering ondergaat dan wel het recht daarop geheel of gedeeltelijk wordt geweigerd en hem dit redelijkerwijs kan worden verweten, wordt voor de toepassing van dit artikel uitgegaan van de WAO-, de WGA- of de IVA-uitkering zoals die werd genoten vóór vermindering of gehele of gedeeltelijke weigering van het bedrag plaatsvond.

  • 6. De ambtenaar verleent op verzoek van de werkgever alle medewerking aan het via de werkgever tot uitbetaling laten komen van de WAO-, de WGA- of de IVA-uitkering.

  • 7. Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op de ambtenaar die in aanvulling op zijn WGA- of IVA-uitkering recht heeft op een bovenwettelijke uitkering op grond van het pensioenreglement

WAJONG/WAZ

Artikel 58c

Indien de ambtenaar op grond van zijn arbeidsongeschiktheid recht heeft op een WAJONG- of WAZ-uitkering, worden deze uitkeringen voor de toepassing van dit hoofdstuk gelijk gesteld met een WAO-uitkering.

Tegemoetkoming ziektekosten

Artikel 59
  • 1. De ambtenaar, die een aanvullende verzekering Extra Zorg 3 of Extra Zorg 4 bij IZA Zorgverzekeraar NV, of Mijn Keuze 3 of Mijn Keuze 4 bij Zilveren Kruis Achmea heeft, heeft recht op een tegemoetkoming in zijn ziektekosten.

  • 2. De tegemoetkoming in de ziektekosten wordt eenmaal per kalenderiaar in de maand december uitbetaald.

  • 3. Bij indiensttreding op of na 1 januari van een kalenderjaar heeft de ambtenaar naar evenredigheid rechtop een tegemoetkoming in de ziektekosten.

Hoogte tegemoetkoming ziektekosten

Artikel 59a
  • 1. De tegemoetkoming in de ziektekosten aan de ambtenaar is € 296,= per jaar als zijn salaris, verhoogd met eventuele garantietoelagen als bedoeld in artikel 1, tweede lid, onder s, van het Ambtenarenreglement, vermenigvuldigd met de deeltijdfactor, lager is dan of gelijk is aan het bedrag dat hoort bij de hoogste periodiek van schaal 6.

Meerdere dienstverbanden

Artikel 59b

Indien de ambtenaar uit hoofde van een ander dienstverband een tegemoetkoming in ziektekosten ontvangt, wordt deze verrekend met de tegemoetkoming op grond van artikel 59. De ambtenaar is verplicht burgemeester en wethouders over een tegemoetkoming uit hoofde van een ander dienstverband te informeren.

Inhouding ziektekostenpremies

Artikel 59c

[vervallen].

Overgangsregeling 1%-regeling

Artikel 59d

[vervallen]

Artikel 59e

[vervallen]

Overgangsbepaling

Artikel 60

Op de ambtenaar of gewezen ambtenaar, die wegens ziekte op 31 december 2000 recht heeft op bezoldiging of uitkering op grond van dit hoofdstuk blijven de bepalingen van dit hoofdstuk, zoals deze luidden op 31 december 2000 van kracht tot het moment waarop de ziekte van de betrokkene eindigt, dan wel tot de datum waarop betrokkene recht krijgt op een uitkering op grond van de Ziektewet.

Garantie-uitkering

Artikel 61
  • 1. De ambtenaar die herplaatst is op grond van artikel 57, eerste lid, onderdeel c, heeft, indien naderhand maar vóór I januari 2001 de mate van arbeidsongeschiktheid op een lager niveau wordt vastgesteld, rechtop een garantie-uitkering, indien hem geen aanvullende gangbare arbeid wordt aangeboden van een zodanige omvang dat hij in staat is om zijn toegenomen restverdiencapaciteit volledig te benutten.

  • 2. De garantie-uitkering bedraagt te rekenen vanaf de datum van aanvang van de ziekte in de oorspronkelijke betrekking 18 maanden 100%, vervolgens 39 maanden 80% en daarna 33 maanden 70% van de bezoldiging die de ambtenaar genoot in de oorspronkelijke betrekking.

  • 3. Op de garantie-uitkering wordt in mindering gebracht wat de ambtenaar ontvangt aan bezoldiging uit de betrekking waarin hij is herplaatst en, in voorkomend geval, met het recht op WAO-uitkering, invaliditeitspensioen, herplaatsingstoelage en inkomsten uit of in verband met arbeid of bedrijf verkregen op of na de datum waarop de arbeidsongeschiktheid op een lager niveau is vastgesteld.

  • 4. Indien de betrokkene nalaat van de gelegenheid gebruik te maken die kan leiden tot het verkrijgen van gangbare arbeid, indien hij weigert gangbare arbeid te aanvaarden of indien hij opzettelijk inkomsten uit gangbare arbeid verloren laat gaan, wordt het bedrag van de garantie-uitkering verminderd met het bedrag van de verzuimde of de verloren gegane inkomsten.

  • 5. De garantie-uitkering eindigt:

    • a.

      vanaf de maand volgend op die waarin de ambtenaar de leeftijd van 65 jaar bereikt;

    • b.

      bij ontslag.

Overgangsartikel

Artikel 61a
  • 1. Op de ambtenaar van wie de eerste dag van ongeschiktheid bedoeld in artikel 52 is gelegen voor 1 januari 2004 zijn de artikelen 49, 52, 53, 54, 55a, 56c, 57, 57b, 58c en 58d niet van toepassing.

  • 2. Op de ambtenaar, bedoeld in het vorige lid, zijn de artikelen 49, 52, 53, 54, 55a, 56c, 57, 57b en 58c zoals die golden op 31 december 2005, van toepassing.

  • 3. Op de ambtenaar, van wie de eerste dag van ongeschiktheid bedoeld in artikel 52 is gelegen op of na 1januari 2004 en die op grond van de WAO recht heeft op een WAO-uitkering, zijn de artikelen 49, 54, 55a, 56c, 57 en 58b zoals die golden op 31 december 2005 van toepassing, waarbij de verwijzing in artikel 58b, eerste lid, naar artikel 52, eerste lid, gelezen moet worden als een verwijzing naar dat artikel zoals dat luidt met ingang van I januari 2006.

  • 4. Burgemeester en wethouders stellen per 1januari 2006 voor de ambtenaren van wie de eerste dag van ongeschiktheid, bedoeld in artikel 52, is gelegen op of na 1 januari 2004, de duur van de ongeschiktheid vast. De hoogte van de loondoorbetaling vanaf 1januari 2006 wordt bij voortduring van de ongeschiktheid berekend op basis van het bepaalde in artikel 52, eerste tot en met het vierde lid.

Artikel 61abis
  • 1. Op de ambtenaar van wie de eerste dag van ongeschiktheid bedoeld in artikel 52 gelegen is vóór 1 juli 2007 is artikel 57 niet van toepassing.

  • 2. Op de ambtenaar van wie de eerste dag van ongeschiktheid bedoeld in artikel 52 gelegen is vóór 1 juli 2007 is artikel 57, zoals dat gold op 30 juni 2008, van toepassing.

Artikel 61ater

Op de ambtenaar van wie de eerste dag van ongeschiktheid, bedoeld in artikel 52, gelegen is voor 1 augustus 2008. is artikel 57, zoals dat gold op 30 november 2008, van toepassing.

Artikel 61b t/m 61a

[vervallen]

Hoofdstuk VIIA

Suppletieregeling

Begripsomschrijvingen

Artikel 62

Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

  • a.

    betrokkene: de overheidswerknemer, bedoeld in artikel 2 van de WPA, aan wie op grond van artikel 90 ontslag is verleend op grond van ongeschiktheid voor de vervulling van zijn betrekking wegens ziekte en die ten tijde van dat ontslag minder dan 80% arbeidsongeschikt is, met uitzondering van degene die zijn resterende verdienvermogen volledig benut in een of meer aangehouden betrekkingen;

  • b.

    bestuursorgaan: burgemeester en wethouders;

  • c.

    suppletie: de suppletie, bedoeld in artikel 62e;

  • d.

    dagloon: het dagloon in de zin van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering zonder toepassing van de maxim umdagloongrens van artikel 9, eerste lid, van de Coördinatiewet Sociale Verzekering, vermeerderd met het bedrag aan pensioenbijdrage verhaal, bedoeld in artikel 10 van de Wet financiële voorzieningen privatisering ABP, en in voorkomend geval verminderd met bijdragen strekkende tot betaling van de premie van een door of voor de betrokkene afgesloten particuliere ziektekostenverzekering als bedoeld in artikel 1, tweede lid, onderdeel b, van het Besluit Algemene Dagloonregelen WAO;

  • e.

    berekeningsgrondslag van de suppletie: het dagloon van betrokkene op de dag voorafgaande aan het ontslag terzake waarvan hem recht op suppletie wordt toegekend, voor zover dat betrekking heeft op het inkomen uit de betrekking waaraan het recht op suppletie wordt ontleend;

  • f.

    werkloosheidsuitkering: een periodieke uitkering terzake van ontslag of werkloosheid, die voortvloeit uit enig dienstverband van betrokkene.

Recht op suppletie

Artikel 62a

  • 1. Betrokkene heeft recht op suppletie vanaf het tijdstip dat aan hem ontslag is verleend op grond van ongeschiktheid voor de vervulling van zijn betrekking wegens ziekte.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing, indien het in dat lid bedoelde ontslag wordt verleend na het moment dat de ongeschiktheid voor de vervulling van zijn betrekking wegens ziekte 90 maanden onafgebroken heeft geduurd. Voor het bepalen van genoemde periode van 90 maanden worden perioden van ziekte samengeteld, indien die elkaar met een onderbreking van minder dan vier weken opvolgen.

  • 3. Het eerste lid is alleen van toepassing op de ambtenaar die vóór I januari 2007 op grond van artikel 90 is ontslagen of recht heeft op een WAO-uitkering.

Artikel 62b

  • 1. Het verplichtingen- en sanctieregime van de Werkloosheidswet is van overeenkomstige toepassing op het recht op suppletie.

  • 2. Onverminderd het eerste lid, omvat passende arbeid in de zin van de Werkloosheidswet voor de toepassing van de suppletie mede gangbare arbeid. Hierbij wordt onder gangbare arbeid verstaan: alle algemeen geaccepteerde arbeid waartoe de betrokkene met zijn krachten en bekwaamheden in staat is.

Artikel 62c

Het recht op suppletie komt niet tot uitbetaling voor zolang:

  • a.

    betrokkene een WAO-uitkering ontvangt, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80% of meer;

  • b.

    betrokkene is herplaatst in een functie waaraan hij recht kan ontlenen op herplaatsingstoelage als bedoeld in hoofdstuk 12 van het pensioenreglement van de Stichting Pensioenfonds ABP.

Artikel 62d

Het recht op suppletie eindigt:

  • a.

    na ommekomst van de duur van de suppletie;

  • b.

    met ingang van de dag volgende op die waarop de betrokkene is overleden;

  • c.

    met ingang van de eerste dag van de maand waarin de betrokkene de leeftijd van 65 jaar bereikt.

Suppletie

Artikel 62e

  • 1. De suppletie bedraagt een percentage van de berekeningsgrondslag van de suppletie.

  • 2. De berekeningsgrondslag van de suppletie wordt telkens aangepast aan de voor de sector Gemeenten geldende algemene bezoldigingswijziging.

  • 3. Het in het eerste lid bedoelde percentage bedraagt:

    • a.

      gedurende de eerste drieëndertig maanden 80%; en

    • b.

      gedurende de daaropvolgende drieëndertig maanden 70%.

Artikel 62f

  • 1. In afwijking van artikel 62e, derde lid, wordt, indien het in artikel 62a bedoelde ontslag is verleend op een latere datum dan op het moment waarop de ongeschiktheid voor de vervulling van zijn betrekking wegens ziekte 24 maanden onafgebroken heeft geduurd, de in artikel 62e, derde lid, genoemde periode verminderd met de periode die gelegen is tussen de ontslagdatum en het moment waarop genoemde ongeschiktheid 24 maanden onafgebroken heeft geduurd. Deze vermindering vindt plaats, te beginnen met de periode gedurende welke de betrokkene recht heeft op 80% van de berekeningsgrondslag van de suppletie.

  • 2. Voor het bepalen van de in het eerste lid bedoelde periode van 24 maanden worden perioden van ziekte samengeteld indien die elkaar met een onderbreking van minder dan vier weken opvolgen.

Artikel 62g

  • 1. Indien de betrokkene gedurende de periode dat recht bestaat op suppletie, terzake van de dienstbetrekking waaruit dat recht op suppletie is ontstaan, een werkloosheidsuitkering dan wel een arbeidsongeschiktheidsuitkering ontvangt, wordt het bedrag van genoemde uitkering of uitkeringen in mindering gebracht op het bedrag van de suppletie. Indien de bedoelde betrokkene uit hoofde van twee of meer dienstbetrekkingen als overheidswerknemer recht heeft op een WAO-uitkering, wordt die uitkering voor de toepassing van de eerste volzin, toegerekend aan de dienstbetrekking terzake waarvan hem recht op suppletie is toegekend, naar rato van de feitelijk genoten inkomsten uit hoofde van de desbetreffende dienstbetrekkingen.

  • 2. Indien de betrokkene recht heeft op een arbeidsongeschiktheidsuitkering die kan worden toegerekend aan een dienstbetrekking waaruit hij is ontslagen op een datum, gelegen vóór de datum van ontslag uit de dienstbetrekking terzake waarvan hem recht op suppletie is toegekend, welk recht voortduurt na laatstgenoemde datum, wordt, in geval van een verhoging van de mate van arbeidsongeschiktheid, waardoor het bedrag van die arbeidsongeschiktheidsuitkering verhoogd wordt, uitsluitend het bedrag van die verhoging van die arbeidsongeschiktheidsuitkering in mindering gebracht op het bedrag van de suppletie. Indien de bedoelde betrokkene uit hoofde van twee of meer dienstbetrekkingen als overheidswerknemer recht heeft op een WAO-uitkering, wordt die uitkering voor de toepassing van de vorige volzin toegerekend aan de in die volzin eerstgenoemde dienstbetrekking, naar rato van de feitelijk genoten inkomsten uit hoofde van de desbetreffende dienstbetrekkingen.

  • 3. Indien de toerekeningswijze, bedoeld in het tweede lid, in een individueel geval naar het oordeel van het bestuursorgaan leidt tot een kennelijk onredelijke uitkomst voor de betrokkene, kan het bestuursorgaan ten gunste van die betrokkene tot een wijze van toerekenen besluiten die met de strekking van dit artikel overeenkomt.

Artikel 62h

  • 1. Indien betrokkene gedurende de periode dat recht bestaat op suppletie inkomsten verwerft uit of in verband met arbeid of bedrijf, anders dan bedoeld in artikel 62g, wordt de berekeningsgrondslag van de suppletie verminderd met de inkomsten uit of in verband met arbeid of bedrijf.

  • 2. Onder inkomsten uit of in verband met arbeid of bedrijf als bedoeld in het eerste lid worden begrepen inkomsten uit of in verband met arbeid of bedrijf die zijn ontstaan:

    • a.

      met ingang van of na de dag waarop het ontslag terzake waarvan de betrokkene suppletie is toegekend, hem is aangezegd; gedurende non-activiteit, vakantie of verlof onmiddellijk voorafgaande aan het ontslag terzake waarvan de betrokkene suppletie is toegekend;

    • b.

      vóór de dag van het ontslag terzake waarvan de betrokkene suppletie is toegekend, anders dan bedoeld in onderdeel a en b, en artikel 62g, tweede lid, voor zover uit deze arbeid of dit bedrijf na die dag inkomsten of meer inkomsten worden genoten door de betrokkene, terwijl die inkomsten of die meerdere inkomsten of een gedeelte daarvan, het gevolg zijn van een verhoogde werkzaamheid dan wel verband houden met het ontslag.

  • 3. In bijzondere gevallen kan het bestuursorgaan ten gunste van betrokkene afwijken van het tweede lid.

Artikel 62i

Voor de toepassing van artikel 62g en 62h worden uitkeringen steeds geacht onverminderd door betrokkene te zijn genoten indien, als gevolg van handelingen of het nalaten van handelingen door betrokkene, één of meer werkloosheidsuitkeringen, arbeidsongeschiktheidsuitkeringen, uitkeringen op grond van de Ziektewet dan wel uitkeringen die naar aard en strekking overeenkomen met laatstgenoemde uitkeringen, waarop betrokkene recht heeft:

  • a.

    vermindering ondergaan;

  • b.

    blijvend geheel geweigerd worden;

  • c.

    tijdelijk of blijvend gedeeltelijk geweigerd worden; dan wel

  • d.

    in uitkeringsduur beperkt worden.

Artikel 62j

  • 1. Zo spoedig mogelijk na het overlijden van de betrokkene aan wie een suppletie is toegekend, keert het bestuursorgaan een bedrag uit, gelijk aan de berekeningsgrondslag van de suppletie van betrokkene over een tijdvak van drie maanden.

  • 2. Het in het eerste lid bedoelde bedrag wordt uitgekeerd:

    • a.

      aan de langstievende der echtgenoten indien de overledene niet duurzaam van de andere echtgenoot gescheiden leefde;

    • b.

      bij ontstentenis van de onder a bedoelde persoon aan de minderjarige wettige of natuurlijke kinderen;

    • c.

      bij ontstentenis van de onder a en b bedoelde personen aan degenen ten aanzien van wie de overledene grotendeels in de kosten van het bestaan voorzag en met wie hij in gezinsverband leefde.

  • 3. Voor de toepassing van het tweede lid worden mede als echtgenoot aangemerkt niet gehuwde personen van verschillend of gelijk geslacht, die duurzaam een gezamenlijke huishouding voeren, tenzij het betreft personen tussen wie bloedverwantschap in de eerste of tweede graad bestaat.

  • 4. Van een gezamenlijke huishouding als bedoeld in het derde lid kan slechts sprake zijn indien twee ongehuwde personen gezamenlijk voorzien in huisvesting en bovendien beiden een bijdrage leveren in de kosten van de huishouding dan wel op andere wijze in elkaars verzorging voorzien.

  • 5. Op het uit te keren bedrag, bedoeld in het eerste lid, wordt in mindering gebracht het bedrag van de uitkering waarop de nagelaten betrekkingen van de betrokkene terzake van diens overlijden aanspraak kunnen maken uit hoofde van een of meer werkloosheidsuitkeringen, arbeidsongeschiktheidsuitkeringen, uitkeringen op grond van de Ziektewet dan wel uitkeringen die naar aard en strekking overeenkomen met laatstgenoemde uitkeringen, waarop betrokkene recht had.

Betaling van de suppletie

Artikel 62k

  • 1. Het bestuursorgaan stelt op aanvraag vast of er recht op suppletie bestaat.

  • 2. Een aanvraag wordt ingediend door middel van een door het bestuursorgaan beschikbaar gesteld aanvraagformulier.

  • 3. Het bestuursorgaan betaalt de suppletie zo spoedig mogelijk uit, doch uiterlijk binnen een maand nadat het het recht op die suppletie heeft vastgesteld. Het bestuursorgaan betaalt de suppletie in de regel per maand achteraf.

  • 4. De suppletie die niet in ontvangst is genomen of is ingevorderd binnen 3 maanden na de dag van betaalbaarstelling, wordt niet meer betaald. Het bestuursorgaan kan in bijzondere gevallen ten gunste van betrokkene afwijken van de eerste volzin.

Artikel 62l

  • 1. Het bestuursorgaan betaalt ambtshalve een naar redelijkheid vast te stellen voorschot op een suppletie indien uitsluitend onzekerheid bestaat omtrent de hoogte van de suppletie, omtrent het van de suppletie aan de betrokkene te betalen bedrag of omtrent het nakomen van een verplichting als bedoeld in artikel 62b.

  • 2. Het bestuursorgaan kan op verzoek van de betrokkene een naar redelijkheid vast te stellen voorschot op een suppletie betalen indien onzekerheid bestaat omtrent het recht op suppletie.

  • 3. Een voorschot als bedoeld in het eerste en tweede lid wordt beschouwd als een suppletie.

Scholing, opleiding en onbeloonde activiteiten

Artikel 62m

  • 1. Het bestuursorgaan kan regels stellen op grond waarvan in bij die regels aan te geven gevallen en met inachtneming van bij die regels te stellen beperkingen de betrokkene bevoegd is deel te nemen aan een opleiding of scholing in dagonderwijs.

  • 2. Indien de betrokkene die recht heeft op suppletie, gaat deelnemen aan een voor hem naar het oordeel van het bestuursorgaan noodzakelijke opleiding of scholing, blijft volgens door het bestuursorgaan te stellen regels het recht op suppletie bestaan totdat die opleiding of scholing is geëindigd.

  • 3. In de door het bestuursorgaan te stellen regels, bedoeld in het tweede lid, worden in ieder geval voorschriften en beperkingen gegeven met betrekking tot de aard, de omvang en de duur van de in het tweede lid bedoelde opleiding of scholing.

Artikel 62n

  • 1. De betrokkene die onbeloonde activiteiten verricht, is verplicht daarvan mededeling te doen aan het bestuursorgaan.

  • 2. De betrokkene heeft voor het verrichten van bijzondere vormen van onbeloonde activiteiten voorafgaande toestemming van het bestuursorgaan nodig.

Uitvoeringsvoorschriften

Artikel 62o

  • 1. Het bestuursorgaan stelt nadere regels vast met betrekking tot:

    • a.

      de wijze waarop de controle van betrokkene plaatsvindt;

    • b.

      het genieten van vakantie tijdens de duur van de suppletie.

  • 2. Het bestuursorgaan kan nadere regels stellen met betrekking tot artikel 62fl.

Conversie herplaatsingswachtgeld en bezoldiging of uitkering wegens ziekte

Artikel 62p

  • 1. Degene die op 31 december 1995 uit hoofde van een ontslag uit de sector gemeenten recht heeft op een herplaatsingswachtgeld als bedoeld in artikel K 4, tweede lid, juncto artikel K 6 van de Algemene burgerlijke pensioenwet, zoals die wet luidde op die datum, en waarvan de duur op I januari 1996 nog niet is verstreken, heeft recht op suppletie.

  • 2. Het in het eerste lid bedoelde recht op suppletie bedraagt bij een op 31 december 1995 genoten recht op herplaatsingswachtgeld van:

    I mnd.: gedurende de eerste 27 mnd. 80%, vervolgens 33 mnd. 70%;

    2 mnd " " " 26 "80% "33 "70%

    3 mnd.: " " " 25 "80%, "33 "70%;

    4 mnd.: " "" 24 " 80%, " 33 "70%;

    5 mnd.: " " " 22 " 80%, " 33 " 70%;

    6 mnd.: lIIl 21 " 80%, "33 11 70%;

    7 mnd.: "20 80% " 33 "70%

    8 mnd.: " " " 19 " 80% 11331170%.

    9 mnd.: " " " 18 " 80% 11331170%.

    10 mnd.: 111111171180%, 11331170%;

    11 mnd.: 111111161180%, 11331170%;

    12 mnd.: " " " 1580%, II 33 II 70%;

    13 mnd.: """14 " 80%, "33 "70%;

    14 mnd.: """1380%," 33 "70%;

    15 mnd.: """12 " 80%, "33 "70%;

    16 mnd.: "' " 1180%, 1133 "70%;

    17 mnd.: " " 10 " 80%, "33 "70%;

    18 mnd.: 111111 9 "80%," 33 "70%;

    19 mnd.:""" 9 "80%, II 33 "70%;

    20 mnd " " " 8 " 80% "33 ' 70%

    21 mnd 7 II 80% "33 "70%

    22 mnd.: " " " 6 11 80%, " 33 "70%;

    23 mnd.: 11 5 II 80%," 33 "70%;

    24 mnd.: 11 4 II 80%," 33 "70%;

    25 mnd.: " " " 3 " 80%," 33 "70%;

    26 mnd.: """2 " 80%, " 33 "70%;

    27 mnd.: """1" 80%, " 33 "70%;

    28 mnd.: gedurende 33 mnd. 70%;

    29 mnd.: "32 "70%;

    30 mnd.: "31" 70%;

    31 mnd.: "30 "70%;

    32 mnd.: "2970%;

    33 mnd.: " 28 " 70%;

    34 mnd.: "27 "70%;

    35 mnd.: " 26 " 70%;

    36 mnd.: "25 "70%;

    37 mnd.: "24 "70%;

    38 mnd.: " 23 " 70%;

    39 mnd.: "22 "70%;

    40 mnd.: "2170%;

    41 mnd.: "20 "70%;

    42 mnd.: " 19 " 70%;

    43 mnd.: gedurende 18 mnd. 70%;

    44 mnd.: " 17 " 70%;

    45 mnd.: " 16 " 70%;

    46 mnd.: " 15 " 70%;

    47 mnd.: " 14 " 70%;

    48 mnd.: ' 13 " 70%;

    49 mnd.: "II" 70%;

    50 mnd.: " 10 " 70%;

    51 mnd.: " 9 " 70%;

    52 mnd.: " 8 " 70%;

    53 mnd.: "7 "70%;

    54 mnd.: " 6 " 70%;

    55 mnd.: " 5 II 70%;

    56 mnd.: "4 " 70%;

    57 mnd.: " 3 "70%;

    58 mnd.: "2 II 70%;

    59 mnd.: "l"70%.

  • 3. De artikelen 62b tot en met 62d, 62e, tweede lid, 62f tot en met 62j, alsmede artikel 62k, derde lid, tot en met 620 zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 4. Het bestuursorgaan stelt ambtshalve van iedere overheidswerknemer als bedoeld in het eerste lid het recht op suppletie vast met inachtneming van het in dit artikel bepaalde.

  • 5. Artikel 62e, eerste lid, is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat voor de vaststelling van de berekeningsgrondslag voor de betrokkene als dagloon geldt het dagloon zoals bepaald in artikel 42, derde en vierde lid, van de WPA, zonder toepassing van de maximumdagloongrens van artikel 9, eerste lid, van de Coördinatiewet Sociale Verzekering.

  • 6. Bij de bepaling op 1 januari 1996 van de periode waarover herplaatsingswachtgeld is genoten, wordt deze periode naar beneden afgerond op een hele maand.

Artikel 62q

Indien de overheidswerknemer, bedoeld in artikel 2 van de WPA, op I januari 1996 gedurende een periode van 52 weken of langer onafgebroken arbeidsongeschikt is geweest in de zin van artikel 19, eerste lid, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering en de mate van zijn algemene invaliditeit op grond van de Algemene burgerlijke pensioenwet is vastgesteld op ten minste 15 procent dan wel de mate van arbeidsongeschiktheid ingevolge de ministeriële regeling op grond van artikel 8, derde lid, van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet is vastgesteld op ten minste 25 procent, binnen een periode van zes maanden is aan te merken als betrokkene, geldt voor hem als dagloon het dagloon zoals bepaald in artikel 39, vierde en vijfde lid, van de WPA, zonder toepassing van de maxim umdagloongrens van artikel 9, eerste lid, van de Coördinatiewet Sociale Verzekering.

Overige en slotbepalingen

Artikel 62r [vervallen]

Artikel 63 t/m 68

[vervallen]

Hoofdstuk VIII

Geneeskundige onderzoek

Artikel 69

[vervallen]

Artikel 70

[vervallen]

Artikel 71

[vervallen]

Artikel 72

[vervallen]

Artikel 73

[vervallen]

Hoofdstuk IX

Schorsing

Artikel 74

Burgemeester en wethouders kunnen de ambtenaar, anders dan bij wijze van disciplinaire straf, in zijn betrekking schorsen:

  • a.

    wanneer hem mededeling is gedaan van het voorstel hem te bestraffen met onvoorwaardelijk ontslag of van de oplegging van deze straf;

  • b.

    wanneer tegen hem een bevel tot inverzekeringstelling of voorlopige hechtenis wordt ten uitvoer gelegd;

  • c.

    wanneer tegen hem een strafrechtelijke vervolging wegens misdrijf is ingesteld;

  • d.

    wanneer het belang van de dienst dit vordert.

Artikel 75

Bij de bekendmaking van de schorsing worden vermeld:

  • a.

    het tijdstip waarop de schorsing ingaat;

  • b.

    voor zover mogelijk, de duur van de schorsing.

Artikel 76

[vervallen]

Artikel 77

  • 1. Tijdens de schorsing ingevolge artikel 74, onder a, kan de bezoldiging geheel of gedeeltelijk worden ingehouden.

  • 2. Tijdens de schorsing ingevolge artikel 74, onder b of c, kan de bezoldiging voor een derde gedeelte worden ingehouden; na verloop van een termijn van zes weken kan een verdergaande inhouding van de bezoldiging, ook tot het volle bedrag daarvan, plaatsvinden.

  • 3. Gedurende de schorsingsperiode blijft de ambtenaar in ieder geval in het genot van een bedrag gelijk aan het op hem verhaalbare gedeelte van de premies voor pensioen.

  • 4. Burgemeester en wethouders kunnen het niet ingehouden gedeelte van de bezoldiging aan anderen dan de geschorste ambtenaar doen uitbetalen.

  • 5. De ingevolge het bepaalde in de voorgaande leden ingehouden bezoldiging, wordt alsnog aan de ambtenaar uitbetaald, indien de schorsing niet door een door de strafrechter opgelegde straf of door de disciplinaire straf van onvoorwaardelijk ontslag wordt gevolgd, dan wel indien en in zoverre op andere gronden alsnog tot uitbetaling wordt besloten.

Hoofdstuk X

Disciplinaire straffen

Artikel 78

De ambtenaar kan wegens plichtsverzuim disciplinair worden gestraft. Plichtsverzuim omvat zowel het overtreden van enig voorschrift als het doen of nalaten van hetgeen een goed ambtenaar in gelijke omstandigheden behoort na te laten of te doen.

Artikel 79

  • 1. De disciplinaire straffen zijn:

    • a.

      schriftelijke berisping;

    • b.

      buitengewone dienst, op andere dagen dan zon- en feestdagen, zonder beloning of tegen een lagere dan de normale bezoldiging;

    • c.

      vermindering van het recht op jaarlijkse vakantie met ten hoogste 1/3 van het aantal uren waarop in het desbetreffende jaar aanspraak bestaat;

    • d.

      eenmalige inhouding op de bezoldiging van een bedrag van maximaal 1% van het salaris per jaar;

    • e.

      het niet toekennen van een periodieke verhoging gedurende ten hoogste vier jaar;

    • f.

      vermindering van salaris met ten hoogste het bedrag van de laatste twee periodieke verhogingen gedurende ten hoogste twee jaar;

    • g.

      plaatsing in een andere betrekking voor bepaalde of onbepaalde tijd met of zonder vermindering van bezoldiging;

    • h.

      terugstelling in rang danwel indeling in een salarisklasse waarvoor een lager maximumsalaris geldt dan dat verbonden aan de salarisklasse welke ingevolge de van toepassing zijnde bezoldigingsregeling behoort te gelden, een en ander al dan niet voor een bepaalde tijd en met of zonder vermindering van bezoldiging;

    • i.

      schorsing voor een bepaalde tijd met gehele of gedeeltelijke inhouding van bezoldiging;

    • j.

      ontslag.

  • 2. Bij het opleggen van de straf, behalve van die bedoeld in het eerste lid onder a, kan worden bepaald dat deze niet ten uitvoer zal worden gelegd indien de ambtenaar zich gedurende een bij het opleggen van de straf te bepalen termijn van ten hoogste drie jaar niet opnieuw schuldig maakt aan een soortgelijk plichtsverzuim als waarvoor de bestraffing plaatsvindt, noch aan enig ander ernstig plichtsverzuim en zich houdt aan bij het opleggen van de straf eventueel te stellen bijzondere voorwaarden.

Artikel 80

[vervallen]

Artikel 81

[vervallen]

Artikel 82

[vervallen]

Artikel 83

Met uitzondering van die van schriftelijke berisping wordt geen straf ten uitvoer gelegd, zolang het strafbesluit niet onherroepelijk is geworden, tenzij bij de strafoplegging onmiddelijke ten uitvoerlegging is bevolen.

Hoofdstuk XI

Ontslag

Artikel 84

  • 1. Ontslag wordt verleend door het gezag dat bevoegd is tot aanstelling in de betrekking, laatstelijk door de ambtenaar vervuld.

  • 2. Bij de bekendmaking van het ontslag wordt de datum van ingang van het ontslag dan wel een omschrijving of aanduiding van die datum vermeld.

  • 3. Ontslag op grond van de artikelen 85, 89, 91 en 96 kan ook gedeeltelijk worden verleend. Indien door de werkgever de formele arbeidsduur per week gedeeltelijk wordt teruggebracht, dient dit te geschieden door een gedeeltelijk ontslag op grond van dit hoofdstuk, behalve in het geval van wijziging van de aanstelling op grond van artikel 57.

Artikel 85

  • 1. Indien de ambtenaar ontslag verzoekt, wordt hem dit eervol verleend. Dit ontslag wordt niet verleend vroeger dan een maand of later dan drie maanden na de datum, waarop het verzoek om ontslag is ingekomen. Op verzoek van de ambtenaar kan hiervan worden afgeweken.

  • 2. Indien een strafrechtelijke vervolging tegen de ambtenaar aanhangig is of wordt overwogen hem disciplinair te straffen, kan het nemen van een beslissing op een verzoek om ontslag worden aangehouden totdat de uitspraak van de strafrechter of de beslissing inzake de disciplinaire straf onherroepelijk is geworden.

  • 3. Het ontslag op verzoek kan ook zonder het woord eervol worden verleend, indien de ambtenaar ontslag op grond van artikel 79, eerste lid, onder j, of op grond van artikel 95, eerste lid, onder a tot en met c, zou zijn verleend, indien het ontslagverzoek achterwege was gebleven.

Artikel 85a

  • 1. Aan de ambtenaar wordt op zijn verzoek eervol ontslag verleend, indien hij op de datum van zijn ontslag recht heeft op een uitkering op grond van de regeling FPU.

  • 2. Het in het eerste lid genoemde ontslag kan voor een gedeelte van de voor de ambtenaar geldende formele arbeidsduur worden verleend, tenzij het dienstbelang zich hiertegen verzet. Het deeltijdontslag bedraagt ten minste 10% van de formele arbeidsduur. Het deeltijdontslag bedraagt telkenmale dat het wordt verleend, ten minste 10% van de oorspronkelijke formele arbeidsduur.

  • 3. Het bepaalde in artikel 85 is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 85b

[vervallen]

Gemeentelijke FPU-regeling

Artikel 85c.1

De ambtenaar die:

  • a.

    ontslag wordt verleend op grond van artikel 85a; en

  • b.

    geen betrekking vervult of heeft vervuld die door de gemeente is aangewezen als bezwarende functie en waarvoor afwijkende regels zijn gesteld,

heeft in het kader van de regeling FPU-Gemeenten recht op een FPU-aanvulling.

Artikel 85c.2

  • 1. In de gemeentelijke FPU-regeling wordt onder berekeningsgrondslag verstaan: de pensioengrondslag zoals die is vastgesteld in januari in het jaar voorafgaand aan het moment van gebruikmaking van de aanvulling van de werkgever., met dien verstande dat indien de ambtenaar direct voorafgaande aan het ontstaan van het recht op een FPU-aanvulling meer dan een betrekking vervult, voor de vaststelling van de berekeningsgrondslag wordt uitgegaan van het inkomen uit de betrekking waaruit het recht op een FPU-aanvulling ontstaat.

  • 2. Voor de ambtenaar die een deeltijdbetrekking vervult, wordt als berekeningsgrondslag de in het eerste lid genoemde berekeningsgrondslag gehanteerd, vermenigvuldigd met de deeltijdfactor zoals genoemd in artikel 1.2, tweede lid van het pensioenreglement, direct voorafgaande aan het ontstaan van het recht op een FPU-aanvulling.

Hoogte van de FPU-aanvulling

Artikel 85c.3

  • 1. De FPU-aanvulling bedraagt een percentage van de berekeningsgrondslag, dat eenmalig wordt vastgesteld op het moment dat de ambtenaar voor het eerst gebruik maakt van de FPU-Gemeenten aan de hand van diens leeftijd op 31 december 2005.

  • 2. Dit percentage is:

    Leeftijd ambtenaar op 31 december 2005

    FPU-aanvulling als percentage van berekeningsgrondslag bij uittreden op spilleeftijd

    56

    6,9

    57

    8,0

    58

    9,4

    59

    11,3

    60

    14

    61 of ouder

    16

  • 3. De hoogte van de FPU-aanvulling wordt actuarieel neutraal herrekend indien de ambtenaar uittreedt op een eerder of later moment dan de voor hem geldende spilleeftijd.

  • 4. Onder spilleeftijd wordt verstaan de leeftijd waarop de ambtenaar gebruik kan maken van de FPUregeling met een uitkering ter hoogte van 70% van de laatstgenoten bezoldiging.

Artikel 85c.4

  • 1. Onder het totaalinkomen van de ambtenaar wordt verstaan de som van:

    • a.

      de FPU-uitkering;

    • b.

      de FPU-aanvulling;

      en, in het geval dat een deeltijdbetrekking resteert na het ontslag op grond van artikel 85a;

    • c.

      de berekeningsgrondslag zoals genoemd in artikel 85c.2, eerste lid, vermenigvuldigd met de deeltijdfactor die ontstaat op het moment dat ontslag is verleend op grond van artikel 85a;

    • d.

      de andere inkomsten uit of in verband met de resterende deeltijdbetrekking.

  • 2. De FPU-aanvulling wordt slechts uitgekeerd voorzover het totaalinkomen van de ambtenaar niet meer bedraagt dan 90% van de berekeningsgrondslag.

  • 3. De beoordeling of het totaalinkomen boven 90% van de berekeningsgrondslag uitkomt, vindt plaats bij elk ontslag op grond van artikel 85a.

  • 4. Bij de in het eerste lid, onder a, bedoelde FPU-uitkering blijft buiten beschouwing dat gedeelte van de uitkering krachtens de FPU-regeling dat gebaseerd is op een individuele opbouw krachtens artikel 16.2, 16.3 of 16.4 van het pensioenreglement.

  • 5. Indien de in het eerste lid, onder a, bedoelde FPU-uitkering is verminderd krachtens artikel 9 of 10 van het Reglement flexibel pensioen en uittreden (fpu) terzake van basisuitkering en aanvullende uitkering, respectievelijk in verband met samenloop van inkomsten uit arbeid of bedrijf of in verband met samenloop met uitkering terzake van arbeidsongeschiktheid, wordt voor de toepassing van dit artikel uitgegaan van de onverminderde FPU-uitkering.

Artikel 85c.4a

In afwijking van het bepaalde in artikel 85c.4 wordt de uitkering voor de ambtenaar die na I januari 2006 op of na het bereiken van de spilleeftijd, bedoeld in artikel 85c.3, vierde lid, voor de eerste keer gebruik maakt van de regeling FPU-Gemeenten, afgetopt op 100% van het totaalinkomen, bedoeld in artikel 85c.4, eerste lid. Het eventueel afgetopte deel van de aanvulling wordt toegevoegd aan het ouderdoms- en nabestaandenpensioen vanaf 65 jaar.

Artikel 85c.5

Het recht op een FPU-aanvulling eindigt bij een ontslag anders dan op grond van artikel 85a, dan wel wanneer niet langer recht bestaat op een uitkering krachtens de FPU-regeling.

Artikel 85c.6

De werkgever betaalt aan de ambtenaar die gebruik maakt van de gemeentelijke FPU-regeling een vergoeding die overeenkomt met de werkgeversbijdrage in de doorsneepremie die vereist is voor 20% pensioenopbouw gedurende de periode dat gebruik wordt gemaakt van de regeling. De in de eerste volzin genoemde pensioenopbouw heeft betrekking op dat deel van de dienstbetrekking waarvoor ontslag is verleend op grond van artikel 85a.

Artikel 85c.7

Burgemeester en wethouders kunnen een nadere regeling treffen op grond waarvan het gebruik van de gemeentelijke FPU-regeling kan worden beïnvloed.

Deze nadere regeling laat de aanspraken van de ambtenaar op de gemeentelijke FPU-regeling onverlet.

Artikel 85c.8

[vervallen]

Artikel 86

Ontslag anders dan bij wijze van straf of op verzoek van de ambtenaar, wordt, met uitzondering van de toepassing van artikel 89 of artikel 91 en behoudens het bepaalde in artikel 95, slechts verleend met inachtneming van een opzegtermijn. Deze bedraagt, tenzij in dit hoofdstuk anders is bepaald, voor de ambtenaar met een aanstelling voor onbepaalde tijd twee maanden en voor de ambtenaar met een aanstelling voor bepaalde tijd één maand.

Deze bedraagt, tenzij in dit hoofdstuk anders is bepaald, voor de ambtenaar aangesteld in vaste dienst twee maanden en voor de ambtenaar aangesteld in tijdelijke dienst één maand.

Artikel 87

  • 1. Aan de ambtenaar, die is aangesteld voor onbepaalde tijd meteen proeftijd, kan, als hij voor zijn betrekking niet voldoende bekwaam of geschikt blijkt te zijn, na afloop van de proeftijd of ingaande een binnen de proeftijd gelegen tijdstip ontslag worden verleend. Hierbij vindt het bepaalde in artikel 88, vierde en vijfde lid, overeenkomstige toepassing.

  • 2. Als de proeftijd van een ambtenaar die is aangesteld voor onbepaalde tijd met een proeftijd wordt verlengd, wordt dit de ambtenaar uiterlijk twee maanden voor het aflopen van de proeftijd schriftelijk bericht.

Artikel 88

  • 1. De ambtenaar die tijdelijk is aangesteld voor bepaalde tijd is van rechtswege ontslagen op de datum waarop die tijd verstrijkt. Indien na de datum, bedoeld in de eerste volzin, het dienstverband feitelijk wordt gehandhaafd zonder dat opnieuw een aanstelling is verleend, wordt de tijdelijke aanstelling geacht voor dezelfde tijd te zijn aangegaan.

  • 2. De ambtenaar die tijdelijk is aangesteld voor onbepaalde tijd kan ontslag worden verleend indien de omstandigheid die tot de aanstelling leidde is vervallen.

  • 3. Het ontslag als bedoeld in het eerste lid kan niet plaatsvinden wanneer de termijnen als genoemd in artikel 12 zijn overschreden.

  • 4. Aan de ambtenaar bedoeld in het eerste lid kan ontslag worden verleend met ingang van een dag, gelegen binnen de bepaalde tijd. Aan de ambtenaar bedoeld in het tweede lid kan ontslag worden verleend.

    In deze gevallen wordt een opzegtermijn in acht genomen van:

    • a.

      drie maanden, ingeval de ambtenaar bij het begin van de opzegtermijn, laatstelijk ten minste twaalf maanden onafgebroken in dienst was;

    • b.

      twee maanden, ingeval de ambtenaar bij het begin van de opzegtermijn, laatstelijk zes maanden of langer, doch korter dan twaalf maanden onafgebroken in dienst was;

    • c.

      één maand, ingeval de ambtenaar bij het begin van de opzegtermijn laatstelijk korter dan zes maanden onafgebroken in dienst was.

  • 5. Het ontslag kan, al dan niet op verzoek van de ambtenaar, ingaan voor de afloop van de opzegtermijn. Indien dit niet op verzoek van de ambtenaar geschiedt, wordt hem over de tijd die aan de opzegtermijn ontbreekt, de bezoldiging doorbetaald.

Artikel 89

  • 1. Aan de ambtenaar kan ontslag worden verleend wegens opheffing van zijn betrekking of wegens verandering in de inrichting van het cluster of van het onderdeel daarvan, waarbij hij werkzaam is, dan wel wegens verminderde behoefte aan arbeidskrachten.

    Bij dit ontslag wordt in de regel de volgende rangorde in acht genomen:

  • 2. Het verlenen van ontslag als bedoeld in het vorige lid geschiedt, behoudens in individuele gevallen, naar een vooraf vastgesteld plan. Over dit plan wordt overleg gepleegd in de Commissie voor georganiseerd overleg, bedoeld in hoofdstuk XIIA.

  • 3. [vervallen]

  • 4. [vervallen]

  • 5. [vervallen]

Artikel 89a

De ambtenaar die als gevolg van opheffing van zijn betrekking of wegens verandering in de inrichting van het cluster of van het onderdeel daarvan waarbij hij werkzaam is, dan wel wegens verminderde behoefte aan arbeidskrachten overtollig is geworden en die zonder deugdelijke grond:

  • a.

    heeft geweigerd een passende of gangbare functie te aanvaarden;

  • b.

    aantoonbaar onvoldoende eigen inspanningen heeft getoond bij het zoeken naar een passende of gangbare functie, dan wel zich aantoonbaar onvoldoende heeft ingezet bij het verwerven van een passende of gangbare functie;

  • c.

    aantoonbaar onvoldoende medewerking heeft verleend aan ondersteunende activiteiten voor herplaatsing;

  • d.

    in afwachting van een definitieve herplaatsing en bij het ontbreken van een structurele of tijdelijke formatieplaats, weigert tijdelijke, redelijkerwijs op te dragen werkzaamheden te aanvaarden;

  • e.

    andere verplichtingen die hem redelijkerwijs kunnen worden opgelegd in verband met het verkrijgen van een andere functie niet nakomt;

    kan in verband daarmee ontslag worden verleend.

Artikel 90

  • 1. Onder volledige arbeidsongeschiktheid wordt verstaan:

    • a.

      arbeidsongeschiktheid voor 80% of meer, waarbij recht bestaat op een WGA-uitkering;

    • b.

      arbeidsongeschiktheid voor 80% of meer, waarbij recht bestaat op een IVA-uitkering.

  • 2. Ontslag kan aan de ambtenaar worden verleend op grond van volledige ongeschiktheid voor de vervulling van zijn betrekking wegens ziekte. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder ziekte mede verstaan gebreken.

  • 3. Ontslag als bedoeld in het tweede lid mag slechts plaatsvinden indien er sprake is van ongeschiktheid voor de vervulling van zijn betrekking wegens ziekte gedurende een periode van 24 maanden.

  • 4. Burgemeester en wethouders betrekken bij het beoordelen van de vraag of er sprake is van een situatie als bedoeld in het derde lid het resultaat van de claimbeoordeling van de WIA en de resultaten van een mogelijke herbeoordeling.

  • 5. Burgemeester en wethouders stellen de ambtenaar schriftelijk op de hoogte dat een ontslagprocedure als bedoeld in het tweede lid wordt ingesteld. Deze melding geschiedt op zijn vroegst vanaf de 21e maand na de eerste ziektedag.

  • 6. Het ontslagbesluit moet binnen één jaar na de datum van de meest recente WIA- beschikking zijn genomen.

  • 7. Indien het ontslagbesluit niet binnen de termijn, bedoeld in het zesde lid, genomen is, moet burgemeester en wethouders, indien er geen overeenstemming bestaat over het ontslag, een deskundigenoordeel van het UWV betrekken.

  • 8. Voor het bepalen van het in het derde lid bedoelde tijdvak van 24 maanden worden perioden van ongeschiktheid voor de vervulling van de betrekking ten gevolge van zwangerschap voorafgaand aan het zwangerschaps- en bevallingsverlof en de periode van het zwangerschaps- en bevallingsverlof bedoeld in artikel 48b, niet in aanmerking genomen.

  • 9. Voor het bepalen van het in het derde lid bedoelde tijdvak van 24 maanden worden perioden van ongeschiktheid wegens ziekte samengeteld, indien zij elkaar met een onderbreking van minder dan vier weken opvolgen, of indien zij direct voorafgaan aan en aansluiten op een periode waarin zwangerschaps- en bevallingsverlof wordt genoten, tenzij de ongeschiktheid in dit geval redelijkerwijs niet geacht kan worden voort te vloeien uit dezelfde oorzaak.

  • 10. De termijn van 24 maanden, als bedoeld in het derde lid wordt verlengd:

Artikel 90bis

  • 1. Ontslag kan aan de ambtenaar worden verleend op grond van gedeeltelijke ongeschiktheid voor de vervulling van zijn betrekking wegens ziekte. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder ziekte mede verstaan gebreken.

  • 2. Ontslag als bedoeld in het eerste lid mag slechts plaatsvinden indien:

    • a.

      er sprake is van ongeschiktheid voor de vervulling van zijn betrekking wegens ziekte gedurende een periode van 36 maanden;

    • b.

      het na zorgvuldig onderzoek niet mogelijk is gebleken de ambtenaar binnen de gemeentelijke dienst passende arbeid op te dragen, als bedoeld in artikel 54.

  • 3. Burgemeester en wethouders betrekken bij het beoordelen van de vraag of er sprake is van een situatie als bedoeld in het tweede lid het resultaat van de claimbeoordeling op grond van de WIA en de resultaten van een mogelijke herbeoordeling.

  • 4. Burgemeester en wethouders stellen de ambtenaar schriftelijk op de hoogte dat sprake is van een situatie als bedoeld in het tweede lid, op grond waarvan de ontslagprocedure als bedoeld in het eerste lid wordt ingesteld. Deze melding geschiedt op zijn vroegst vanaf de 33e maand na de eerste ziektedag.

  • 5. Het ontslagbesluit moet binnen één jaar na de datum van de meest recente WIA- beschikking zijn genomen.

  • 6. Indien het ontslagbesluit niet binnen de termijn, bedoeld in het vijfde lid, genomen is, betrekken burgemeester en wethouders, indien er geen overeenstemming bestaat over het ontslag, een deskundigenoordeel van het UWV in hun besluitvorming.

  • 7. Voor het bepalen van het in het tweede lid, onderdeel a, bedoelde tijdvak van 36 maanden worden perioden van ongeschiktheid voor de vervulling van de betrekking als gevolg van zwangerschap voorafgaand aan het zwangerschaps- en bevallingsverlof en de periode van het zwangerschaps- en bevallingsverlof bedoeld in artikel 48b, niet in aanmerking genomen.

  • 8. Voor het bepalen van het in het tweede lid, onderdeel a, bedoelde tijdvak van 36 maanden worden perioden van ongeschiktheid wegens ziekte samengeteld, indien zij elkaar met een onderbreking van minder dan vier weken opvolgen, of indien zij direct voorafgaan aan en aansluiten op een periode waarin zwangerschaps- en bevallingsverlof wordt genoten, tenzij de ongeschiktheid in dit geval redelijkerwijs niet geacht kan worden voort te vloeien uit dezelfde oorzaak.

  • 9. De termijn van 36 maanden, als genoemd in het tweede lid, onderdeel a, wordt verlengd:

  • 10. In afwijking van het tweede lid, onderdeel a, is ontslag op grond van dit artikel vanaf 24 maanden na de eerste dag van ongeschiktheid mogelijk, indien voor de ambtenaar buiten de gemeentelijke dienst passende arbeid als bedoeld in artikel 57, derde of vierde lid, aanwezig is. Bij het bepalen van deze termijn van 24 maanden worden het zesde, zevende en achtste lid van artikel 57 overeenkomstig toegepast.

Artikel 90a

  • 1. De ambtenaar die ongeschikt is voor de vervulling van zijn betrekking wegens ziekte of gebrek kan ontslag verleend worden indien hij zonder deugdelijke grond weigert:

    • a.

      gevolg te geven aan door burgemeester en wethouders of een door hen aangewezen deskundige gegeven redelijke voorschriften en mee te werken aan door burgemeester en wethouders of een door hen aangewezen deskundige getroffen maatregelen om hem in staat te stellen de eigen of andere arbeid te verrichten, als bedoeld in artikel 54;

    • b.

      arbeid als bedoeld in artikel 55a te verrichten waartoe burgemeester en wethouders hem in de gelegenheid stellen;

    • c.

      zijn medewerking te verlenen aan het opstellen, evalueren en bijstellen van een plan van aanpak als bedoeld in artikel 25, tweede lid, van de WIA;

    • d.

      een uitkering op grond van de WIA aan te vragen.

  • 2. Om te beoordelen of er sprake is van een situatie als bedoeld in het eerste lid, winnen burgemeester en wethouders een hierop betrekking hebbend advies van het UWV in.

rtikel 91

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen de ambtenaar ontslag verlenen wegens onbekwaamheid of ongeschiktheid voor de vervulling van zijn betrekking, anders dan op grond van ziekten of gebreken.

  • 2. [vervallen]

Artikel 92

  • 1. Aan de trambestuurder en buschauffeur bij de Rotterdamse Elektrische Tram wordt, voor zover geen toepassing wordt gegeven aan nadere het ontslag betreffende bepalingen van de Uitkeringsverordening functioneel leeftijdsontslag, ontslag verleend met ingang van de eerste dag van de maand, volgende op die waarin de 60-jarige leeftijd wordt bereikt.

  • 2. Ontslag, als bedoeld in het vorige lid, wordt verleend onder toekenning van een uitkering als geregeld in de in dat lid bedoelde verordening.

  • 3. Geen ontslag op de in dit artikel bedoelde grond wordt verleend aan de ambtenaar die geboren is na 1949 en aan de ambtenaar die geboren is vóór 1950 maar op 1 april 1997 geen deelnemer was aan het ABP.

  • 4. [vervallen]

  • 5. [vervallen]

  • 6. [vervallen]

Artikel 93

  • 1. De ambtenaar wordt ontslag verleend met ingang van de dag waarop hij de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt.

  • 2. Aan de ambtenaar die voldoet aan de voorwaarden voor FPU, maar niet (geheel) gebruik maakt van dit recht, wordt eervol ontslag verleend met ingang van de eerste van de maand volgend op die waarin hij de volgens artikel 7.3, eerste lid van het pensioenreglement voor het recht op ouderdomspensioen vereiste leeftijd heeft bereikt.

  • 3. Van het bepaalde in het eerste lid, kan, indien de ambtenaar hiermede instemt, in bijzondere gevallen, ter beoordeling van het gezag dat bevoegd is het ontslag te verlenen, worden afgeweken.

Artikel 93a

Een aanstelling die is verleend nadat de ambtenaar de AOW-gerechtigde leeftijd heeft bereikt, dan wel een aanstelling waarop artikel 93, derde lid, is toegepast, kan worden beëindigd wanneer een van de partijen dat wenselijk acht met inachtneming van een opzegtermijn van één maand.

Artikel 94

Aan de ambtenaar, die krachtens het bepaalde in artikel 125c, eerste lid, van de Ambtenarenwet tijdelijk van de vervulling van zijn betrekking is ontheven, kan, nadat hij heeft opgehouden het lidmaatschap of de functie, genoemd in artikel 125c, eerste lid, te bekleden en alsdan naar het oordeel van het tot het verlenen van ontslag bevoegde gezag niet in die betrekking kan worden hersteld, ontslag worden verleend.

Artikel 95

  • 1. Aan de ambtenaar kan ontslag worden verleend wegens:

    • a.

      onherroepelijk geworden veroordeling tot vrijheidsstraf wegens misdrijf;

    • b.

      bij de gemeente voor zijn indiensttreding onjuiste verklaringen heeft afgelegd, dan wel onjuiste gegevens heeft verstrekt of gegevens heeft verzwegen;

    • c.

      ongeoorloofde afwezigheid gedurende drie of meer achtereenvolgende dienstdagen;

    • d.

      verlies van het vereiste genoemd in artikel 10, vijfde lid.

  • 2. In de gevallen, bedoeld in het vorige lid, kan het ontslag zonder inachtneming van een opzegtermijn worden verleend; in de gevallen bedoeld onder a tim c kan het ontslag worden verleend met ingang van de dag waarop de reden van het ontslag is ontstaan.

Artikel 96

  • 1. Aan de ambtenaar kan ontslag worden verleend op een bij besluit omschreven grond, niet vallende onder de gronden in vorige artikelen van dit hoofdstuk genoemd.

  • 2. Ontslag, als bedoeld in het vorige lid, wordt verleend onder toekenning van een uitkering, welke met het oog op de omstandigheden redelijk is te achten, met dien verstande, dat de ambtenaar minimaal recht heeft op een uitkering overeenkomstig de bepalingen van de Wachtgeld- en uitkeringsverordening 1996. Op deze uitkering wordt een eventuele uitkering op grond van de Werkloosheidswet in mindering gebracht.

Artikel 96a

  • 1. Ontslag op grond van artikel 87, 88 of 96 kan niet geschieden:

  • 2. In afwijking van het eerste lid kan ontslag op grond van artikel 87, 88 en 96 plaatsvinden, indien de ambtenaar schriftelijk met het ontslag instemt.

Artikel 97

  • 1. Ontslag op grond van de artikelen 87 tot en met 89, 90 tot en met 94, 95, eerste lid, onder d, en 96 wordt eervol verleend.

  • 2. In de gevallen, bedoeld in de artikelen 79, eerste lid onderj, en 95, eerste lid onder a tim c, kan het ontslag ook zonder toevoeging van het woord eervol worden verleend.

Artikel 98

  • 1. Burgemeester en wethouders reiken aan de amtenaar, op diens verzoek, een getuigschrift uit.

  • 2. Het getuigschrift bevat een opgave omtrent de aard en de duur van de betrekking alsmede, doch slechts op verzoek van de ambtenaar, de wijze waarop hij zijn betrekking heeft vervuld.

Overgangsbepaling

Artikel 98a

  • 1. Op de ambtenaar van wie de eerste dag van ongeschiktheid voor de vervulling van zijn betrekking wegens ziekte als bedoeld in de artikelen 90 en 90a, is gelegen vóór I januari 2004 zijn de artikelen 90 en 90a niet van toepassing.

  • 2. Op de ambtenaar, bedoeld in het vorige lid, zijn de artikelen 90 en 90a, zoals die golden op 30 juni 2006, van toepassing.

  • 3. Op de ambtenaar, van wie de eerste dag van ongeschiktheid voor de vervulling van zijn betrekking wegens ziekte als bedoeld in de artikelen 90 en 90a, is gelegen op of na I januari 2004, maar die op grond van de WAO recht heeft op een WAO-uitkering, zijn de artikelen 90 en 90a niet van toepassing.

  • 4. Op de ambtenaar.

Artikel 98b

  • 1. Op de ambtenaar van wie de eerste dag van ongeschiktheid voor de vervulling van zijn betrekking wegens ziekte, bedoeld in artikel 90bis, is gelegen vóór 1 juli 2007 is artikel 90bis niet van toepassing.

  • 2. Op de ambtenaar, bedoeld in het vorige lid, is artikel 90, zoals dat gold op 30 juni 2008, van toepassing.

Artikel 98c

Op de ambtenaar van wie de eerste dag van ongeschiktheid, bedoeld in artikel 52, gelegen is voor 1 augustus 2008, is artikel 90 of artikel 90bis, zoals dat gold op 30 november 2008, van toepassing.

Hoofdstuk XII

Overige rechten en verplichtingen

Artikel 99

De ambtenaar is gehouden zijn betrekking nauwgezet en ijverig te vervullen en zich ook overigens te gedragen zoals een goed ambtenaar betaamt.

Artikel 99a

  • 1. De ambtenaar is verplicht bij zijn aanstelling een eed of een belofte af te leggen.

  • 2. Burgemeester en wethouders stellen regels inzake het afleggen door de ambtenaar van de eed of de belofte.

  • 3. Burgemeester en wethouders stellen de tekst vast die wordt gebruikt voor het afleggen door de ambtenaar van de eed of de belofte.

Artikel 99b

  • 1. De ambtenaar die te goeder trouw misstanden of ongewenste omgangsvormen meldt volgens de geldende procedure, mag geen nadelige gevolgen voor zijn rechtspositie ondervinden tijdens en na het volgen van de procedure.

  • 2. Burgemeester en wethouders wijzen vertrouwenspersonen en commissieleden aan inzake meldingen bedoeld in het vorige lid.

  • 3. De vertrouwenspersonen en commissieleden mogen geen nadelige gevolgen voor hun rechtspositie ondervinden als gevolg van het fungeren als zodanig op grond van aanwijzing bedoeld in het vorige lid.

Artikel 100

Wegens buitengewone toewijding of zeer loffelijke vervulling van de betrekking kunnen burgemeester en wethouders aan de ambtenaar een bijzonder blijk van hun waardering verlenen in de vorm van:

  • a.

    een schriftelijke tevredenheidsbetuiging;

  • b.

    extra-verlof;

  • c.

    een geschenk in natura;

  • d.

    buitengewone verhoging van bezoldiging.

Artikel 101

Onverminderd het bepaalde in de regels over de geneeskundige controle, is de ambtenaar die door andere omstandigheden dan ziekte verhinderd is zijn betrekking te vervullen, verplicht dit onder opgave van redenen zo spoedig mogelijk mede te delen of te doen mededelen.

Artikel 102

  • 1. De ambtenaar is verplicht zich te gedragen naar de maatregelen van orde die ten aanzien van het verblijf in dienstgebouwen, op dienst- of andere arbeidsterreinen zijn vastgesteld.

  • 2. De ambtenaar kan ddoor of namens burgemeester en wethouders de toegang tot de in het vorige lid bedoelde gebouwen of terreinen, dan wel het verblijf aldaar, worden ontzegd.

Artikel 103

[vervallen]

Artikel 104

  • 1. De ambtenaar die meent in verband met de door hem vervulde betrekking een uitvinding te hebben gedaan is verplicht daarvan onverwijld mededeling te doen aan burgemeester en wethouders.

  • 2. Burgemeester en wethouders stellen regelen met betrekking tot de indiening en beloning van ideeën van ambtenaren welke gericht zijn op de verbetering van het functioneren van de dienst.

Artikel 105

  • 1. Als het dienstbelang dit vereist, kunnen burgemeester en wethouders de ambtenaar verplichten in of nabij de gemeente Rotterdam of, als zijn plaats van tewerkstelling is gelegen in een andere gemeente, in of nabij die gemeente te gaan wonen.

  • 2. De ambtenaar die binnen twee jaren aan zijn verhuisplicht voldoet, heeft aanspraak op een tegemoetkoming in de verhuiskosten.

  • 3. De ambtenaar die voldoet aan een verhuisplicht die hem bij zijn indiensttreding is opgelegd en aan wie binnen twee jaren na de datum van indiensttreding en binnen één jaar na de datum van verhuizing op eigen verzoek of tengevolge van feiten of omstandigheden die aan hemzelf te wijten zijn, ontslag wordt verleend, dient de tegemoetkoming terug te betalen.

  • 4. De tegemoetkoming in de verhuiskosten wordt aan de ambtenaar die voldoet aan een verhuisplicht die hem bij zijn indiensttreding is opgelegd, slechts toegekend, als hij schriftelijk heeft verklaard, dat de verplichting tot terugbetaling, bedoeld in het derde lid, hem bekend is.

  • 5. Burgemeester en wethouders kunnen in bijzondere gevallen afwijken van de termijn, genoemd in het tweede lid.

Artikel 105a

  • 1. De ambtenaar die op medisch advies in het belang van zich zelf, zijn echtgenote of zijn eigen, stief- of pleegkinderen verhuist en in de kosten van die verhuizing niet krachtens enige wettelijke regeling een tegemoetkoming ontvangt, heeft aanspraak op een tegemoetkoming in de verhuiskosten, als deze verhuizing plaatsvindt binnen één jaar nadat de medische noodzaak daartoe is ontstaan.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen in bijzondere gevallen afwijken van de termijn, genoemd in het eerste lid.

Artikel 106

  • 1. De ambtenaar heeft aanspraak op een tegemoetkoming in de kosten van het dagelijks heen en weer reizen tussen zijn woonplaats en de plaats van tewerkstelling volgens door burgemeester en wethouders te stellen regelen.

  • 2. De ambtenaar die op grond van artikel 105 in aanmerking kan komen voor een tegemoetkoming in de verhuiskosten en die naar het oordeel van burgemeester en wethouders niet dagelijks heen en weer kan reizen, heeft, tenzij van gemeentewege in voeding en huisvesting wordt voorzien, aanspraak op een tegemoetkoming in de pensionkosten voor verblijf in een pension in een door burgemeester en wethouders aangewezen gebied.

  • 3. De ambtenaar, bedoeld in het tweede lid, heeft aanspraak op een tegemoetkoming in de reiskosten voor gezinsbezoek.

  • 4. De tegemoetkoming in de reis- en pensionkostert wordt ingetrokken, zodra de ambtenaar naar het oordeel van burgemeester en wethouders niet al het redelijkerwijs mogelijke heeft gedaan om aan zijn verplichting tot verhuizing te voldoen.

Artikel 107

De ambtenaar heeft aanspraak op vergoeding van reis- en verblijfkosten ter

zake van dienstreizen overeenkomstig de daarvoor door burgemeester en wethouders te stellen regelen.

Artikel 108

  • 1. De ambtenaar is verplicht, indien hem in het belang van de dienst een dienstwoning wordt aangewezen, deze te betrekken en zich terzake van de woning en het gebruik te gedragen naar de daaromtrent gestelde voorschriften.

    Voor het gebruik van de dienstwoning wordt maandelijks een volgens de desbetreffende bepalingen vastgestelde vergoeding op zijn bezoldiging ingehouden.

    Hij draagt de kosten van onderhoud van de dienstwoning, welke volgens de wet en het plaatselijk gebruik gemeenlijk voor rekening van de huurder komen, tenzij burgemeester en wethouders terzake een afwijkende regeling hebben vastgesteld.

  • 2. De ambtenaar, die een dienstwoning bewoont, welke deel uitmaakt van of in nauwe betrekking staat tot een dienstgebouw of een dienstterrein, onthoudt zich van het uitsteken of hijsen van andere dan de nationale of de oranje vlag. Uit het uiterlijk aanzien van die dienstwoning of van het daarbij behorende erf mag niet blijken van de politieke gezindheid van de ambtenaar of zijn huisgenoten.

  • 3. De ambtenaar die een dienstwoning betrekt binnen twee jaar nadat de verplichting daartoe is ontstaan, heeft recht op een tegemoetkoming in de verhuiskosten.

  • 4. De ambtenaar die een dienstwoning verlaat binnen één jaar nadat de verplichting daartoe is ontstaan, heeft recht op een tegemoetkoming in de verhuiskosten, tenzij het verlaten van de dienstwoning samenhangt met een ontslag op verzoek anders dan wegens vervroegde uittreding of wegens het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd of meteen ontslag als gevolg van feiten of omstandigheden die aan de ambtenaar te wijten zijn.

  • 5. De nagelaten gezinsleden van de overleden ambtenaar hebben recht op een tegemoetkoming in de verhuiskosten, als zij de dienstwoning in verband met het overlijden van de ambtenaar verlaten binnen één jaar nadat de verplichting daartoe is ontstaan. Onder nagelaten gezinsleden worden verstaan: de echtgenote en de eigen, stief- en pleegkinderen van de ambtenaar die met hem samenwoonden.

  • 6. Burgemeester en wethouders kunnen in bijzondere gevallen afwijken van de in het derde, vierde en vijfde lid genoemde termijnen.

Artikel 108a

Buiten de gevallen, bedoeld in de artikelen 105, 105a en 108, kunnen

burgemeester en wethouders in bijzondere gevallen onder door hen te stellen voorwaarden een tegemoetkoming in de verhuiskosten toekennen.

Artikel 108b

De tegemoetkomingen, bedoeld in de artikelen 105, 105a, 106, 108 en 108a, worden slechts verleend, voor zover voor de ambtenaar of één van zijn gezinsleden geen recht op vergoeding van diezelfde kosten krachtens enige wettelijke regeling bestaat.

Artikel 108c

Burgemeester en wethouders stellen nadere regels vast ter uitvoering van de artikelen 105, 105a, 106 en 108.

Artikel 109

Gedurende de maand waarin het overlijden van de ambtenaar plaatsvond en de daarop volgende drie maanden behouden de achterblijvende gezinsleden tegen betaling van de laatstelijk door de ambtenaar verschuldigde huursom het gebruik van de dienstwoning waarin zij met de ambtenaar woonden, met dien verstande dat de voor de dienst bestemde vertrekken onmiddellijk ter beschikking moeten worden gesteld.

Burgemeester en wethouders kunnen van het bepaalde in de vorige zin afwijken indien dit naar hun oordeel noodzakelijk is.

Artikel 110

  • 1. Indien over een ambtenaar klachten van derden ter kennis komen van burgemeester en wethouders of van de concemdirecteur, wordt - tenzij die klachten kennelijk ongegrond of niet van enig belang zijn - de inhoud daarvan zo spoedig mogelijk door of namens burgemeester en wethouders onderscheidenlijk de concerndirecteur aan de ambtenaar medegedeeld.

  • 2. De ambtenaar heeft het recht zijn oordeel over de klacht mondeling of schriftelijk te geven. Desgewenst kan hij zich daarbij door een raadsman doen bijstaan.

Artikel 111

  • 1. De ambtenaar kan niet worden verplicht om bij staking of uitsluiting, ter vervanging van stakers of uitgeslotenen, werkzaamheden te verrichten of werknemers bij het verrichten van werkzaamheden behulpzaam te zijn, tenzij dit naar het oordeel van burgemeester en wethouders met het oog op de openbare veiligheid of gezondheid of voor het regelmatig functioneren van de openbare dienst der gemeente noodzakelijk is.

  • 2. Bij toepassing van het bepaalde in het vorige lid wordt terzake zo spoedig mogelijk overleg gepleegd in de commissie, bedoeld in artikel 121a, vorige lid.

Artikel 112

  • 1. De ambtenaar is verplicht, indien hij daartoe door of namens burgemeester en wethouders wordt aangewezen, in tijden van oorlog, oorlogsgevaar of andere buitengewone omstandigheden andere werkzaamheden te verrichten dan die welke hij gewoonlijk verricht, mits die werkzaamheden strekken ter uitvoering van de taak die de gemeente in die tijden heeft of zal krijgen, dan wel ertoe strekken een zo goed en ongestoord mogelijke uitvoering van die taak te verzekeren.

  • 2. De ambtenaar is verplicht, indien hij daartoe door burgemeester en wethouders wordt aangewezen, taken te verrichten in het kader van de Wet veiligheidsregio's.

  • 3. In geval van een ramp of crisis als bedoeld in artikel 1 van de Wet veiligheidsregio's, is de ambtenaar die is aangewezen op grond van het tweede lid van dit artikel verplicht de taken in het kader van de Wet veiligheidsregio's te verrichten onder leiding en toezicht van het bevoegd gezag van de veiligheidsregio waarde ramp of crisis

    plaatsvindt.

  • 4. De ambtenaar, op grond van het eerste en tweede lid aangewezen, is te allen tijde verplicht lessen te volgen en deel te nemen aan oefeningen welke verband houden met zijn in dat lid aangeduide taak.

  • 5. Bij de toepassing van het bepaalde in de voorgaande leden wordt voor zoveel mogelijk rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de ambtenaar.

Artikel 113

[vervallen]

Artikel 114

  • 1. De ambtenaar is verplicht opgave te doen van de nevenwerkzaamheden die hij verricht of voornemens is te verrichten, die de belangen van de dienst, voorzover deze in verband staan met zijn functievervulling, kunnen raken.

  • 2. Burgemeester en wethouders voeren een registratie van de in het eerste lid gedane opgaven.

  • 3. Het is de ambtenaar verboden nevenwerkzaamheden te verrichten waardoor de goede vervulling van zijn functie of de goede functionering van de openbare dienst, voorzover deze in verband staat met zijn functievervulling, niet in redelijkheid zou zijn verzekerd.

  • 4. Burgemeester en wethouders regelen de openbaarmaking van de in het eerste lid bedoelde nevenwerkzaamheden van topkaderfunctionarissen en clustercontrollers, alsmede van andere ambtenaren aangesteld in een functie waarvoor ter bescherming van de integriteit van de openbare dienst openbaarmaking van nevenwerkzaamheden noodzakelijk is.

  • 5. Burgemeester en wethouders kunnen ter uitvoering van de vorige leden nadere regels stellen.

Artikel 114a.

  • 1. Burgemeester en wethouders wijzen ambtenaren aan die zijn aangesteld in een functie waaraan in het bijzonder het risico van financiële belangenverstrengeling of het risico van oneigenlijk gebruik van koersgevoelige informatie verbonden is.

  • 2. De ambtenaar bedoeld in het eerste lid meldt aan burgemeester en wethouders, op een door hen te bepalen wijze, zijn financiële belangen respectievelijk bezit van en transacties in effecten, die de belangen van de dienst, voor zover deze in verband staan met de functievervulling, kunnen raken.

  • 3. Burgemeester en wethouders voeren een registratie van de meldingen bedoeld in het tweede lid.

  • 4. Het is de ambtenaar verboden financiële belangen te hebben, effecten te bezitten en transacties in effecten te verrichten waardoor de goede vervulling van zijn functie of de goede functionering van de openbare dienst, voor zover deze in verband staat met zijn functievervulling, niet in redelijkheid zou zijn verzekerd.

  • 5. Burgemeester en wethouders kunnen ter uitvoering van de vorige leden nadere regels stellen.

Artikel 115

  • 1. Het is de ambtenaar verboden:

    • a.

      rechtstreeks of zijdelings deel te nemen aan of enig voordeel te trekken uit aannemingen of leveringen ten behoeve van de gemeente of van een gemeentelijke instelling;

    • b.

      vergoedingen, beloningen, geschenken of beloften van derden te vorderen, te verzoeken of aan te nemen in verband met de uitoefening van zijn betrekking;

    • c.

      voor persoonlijke doeleinden werkzaamheden te doen verrichten door personen in dienst van de gemeente of van gemeentelijke instellingen;

    • d.

      ten eigen bate aan de gemeente toebehorende eigendommen te gebruiken;

    • e.

      ten eigen bate gebruik te maken van hetgeen hem in of in verband met zijn betrekking is bekend geworden.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen in bijzondere gevallen, onder door hen te stellen voorwaarden, ontheffing verlenen van het verbod, bedoeld in het vorige lid, onder b en d.

  • 3. Burgemeester en wethouders kunnen regelen stellen betreffende het deelnemen van de ambtenaar, rechtstreeks of zijdelings, aan aannemingen en leveringen ten behoeve van anderen.

Artikel 116

  • 1. De rekenplichtige ambtenaar wordt van de verplichting tot aanzuivering van een tekort geheel of gedeeltelijk ontheven naarmate hij het beheer nauwgezet heeft gevoerd en de nodige voorzorgen heeft genomen voor de bewaring van gelden en geldswaardige papieren.

  • 2. Vloeit de verplichting tot aanzuivering van een tekort voort uit aansprakelijkheid voor ondergeschikt personeel dan wordt bovendien in aanmerking genomen in hoeverre hij op de handelingen van dat personeel deugdelijk toezicht heeft gehouden.

  • 3. De rekenplichtige ambtenaar is van zijn verantwoordelijkheid ontheven gedurende de tijd dat hij door ziekte of wettige afwezigheid zijn beheer niet persoonlijk heeft gevoerd, indien gedurende die tijd zijn betrekking wordt waargenomen krachtens aanwijzing door of namens burgemeester en wethouders.

Artikel 117

De ambtenaar kan worden verplicht tot gehele of gedeeltelijke vergoeding van door de gemeente geleden schade, voor zover deze aan zijn schuld of nalatigheid is te wijten.

Artikel 118

  • 1. Aan de ambtenaar wordt de schade aan zijn eigendommen, geen motorrijtuig in de zin van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen zijnde, welke hij buiten zijn schuld of nalatigheid lijdt ten gevolge van de vervulling van zijn betrekking, vergoed naar de dagwaarde dier eigendommen.

  • 2. Aan de ambtenaar wordt de schade vergoed aan een hem toebehorend motorrijtuig in de zin van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen, welke hij lijdt ten gevolge van de vervulling van betrekking, tenzij:

    • a.

      die schade bestaat uit de normale slijtage of

    • b.

      sprake is van aan opzet of bewuste roekeloosheid grenzende verwijtbaarheid of

    • c.

      de ambtenaar in de regel 10.000 of meer kilometers per jaar rijdt ten behoeve van de dienst en per kilometer een vergoeding ontvangt gelijk aan of hoger dan het belastingvrije bedrag per kilometer.

Artikel 119

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen in niet elders voorziene gevallen naar billijkheid de ambtenaar schadeloos stellen, kosten vergoeden of overigens een geldelijke tegemoetkoming verlenen.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen regels stellen over deze schadeloosstellingen, kostenvergoedingen en overige geldelijke tegemoetkomingen aan groepen van ambtenaren.

Artikel 120

  • 1. De ambtenaar is verplicht tijdens de vervulling van zijn betrekking de voorgeschreven dienst-of werkkleding te dragen.

  • 2. Het is de ambtenaar toegestaan buiten de vervulling van zijn betrekking de voorgeschreven dienstkleding te dragen behalve bij deelneming aan betogingen en optochten, tenzij daarvoor door of namens burgemeester en wethouders toestemming is verleend.

  • 3. Burgemeester en wethouders stellen regelen betreffende de verstrekking, reiniging en herstelling van de in het eerste lid bedoelde kleding.

Artikel 120a

[vervallen]

Artikel 121

De ambtenaar die activiteiten vervult, waarvoor hij krachtens artikel 5 van de Vakantie- en Verlofregeling 1971 extra verlof met behoud van bezoldiging kan genieten, wordt niet vanwege deze activiteiten benadeeld in zijn positie in de gemeentelijke organisatie.

Hoofdstuk XIIA

Overleg met organisaties van overheidspersoneel

Artikel 121a

  • 1. Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

    • a.

      de commissie: de in het tweede lid bedoelde Commissie voor georganiseerd overleg;

    • b.

      de ambtenaren:

      • 1.

        de ambtenaar in de zin van deze verordening,

      • 2.

        de werknemer in de zin van de Arbeidsovereenkomstenverordening, en

      • 3.

        de vrijwilliger bij de Gemeentelijke Brandweer;

    • c.

      de organisaties: de tot de commissie toegelaten organisaties van overheidspersoneel;

    • d.

      meebeslissende organisaties: de organisaties, bedoeld in het derde lid;

    • e.

      meesprekende organisaties: de organisaties, bedoeld in het vierde lid.

  • 2. Er is een Commissie voor georganiseerd overleg, die is samengesteld uit een vertegenwoordiging van het gemeentebestuur en een vertegenwoordiging van de organisaties.

  • 3. Een organisatie kan als meebeslissende organisatie tot de commissie worden toegelaten, als zij tenminste 300 ambtenaren tot haar leden telt.

  • 4. Burgemeester en wethouders kunnen een organisatie als meesprekende organisatie tot de commissie toelaten, als zij naar hun oordeel een zekere aanhang onder het gemeentepersoneel heeft.

  • 5. Een meesprekende Organisatie heeft het recht de vergaderingen van de commissie bij te wonen en aan de beraadslagingen deel te nemen, maar heeft niet het recht deel te nemen aan een stemming als bedoeld in artikel 121p en aan besluitvorming over het vragen van advies of arbitrage.

Samenstelling

Artikel 121b

  • 1. De vertegenwoordiging van het gemeentebestuur bestaat uit de wethouder van Personeel en Organisatiezaken of diens plaatsvervanger.

  • 2. De vertegenwoordiging van de organisaties bestaat uit twee vertegenwoordigers of plaatsvervangende vertegenwoordigers per organisatie.

    Deze vertegenwoordigers mogen geen lid van de raad zijn. Deze aanwijzing geschiedt door en uit de organisaties.

  • 3. Degene die als lid of als plaatsvervanger door een organisatie is aangewezen, houdt op dit te zijn zodra hij geen lid van de organisatie meer is alsmede indien de organisatie schriftelijk aan burgemeester en wethouders doet weten, dat zijn aanwijzing als vertegenwoordiger of plaatsvervanger is ingetrokken. In deze gevallen wordt zo spoedig mogelijk een opvolger aangewezen.

  • 4. Het recht de vergaderingen van de commissie bij te wonen en aan de besprekingen deel te nemen hebben:

    • a.

      de leden van het college van burgemeester en wethouders, die niet behoren tot de vertegenwoordiging van het gemeentebestuur;

    • b.

      de leden van de commissie voor Personeel en Organisatie;

    • c.

      drie hoofden van dienst, aangewezen door de gezamenlijke hoofden van dienst.

  • 5. De vertegenwoordiging van het gemeentebestuur bepaalt haar standpunt bij de beraadslagingen na overleg met burgemeester en wethouders.

Artikel 121c

  • 1. Een organisatie die als meebeslissende organisatie tot de commissie toegelaten wenst te worden of te blijven, doet jaarlijks voor 1 april aan burgemeester en wethouders opgave van het aantal van de op I januari van dat jaar bij haar aangesloten ambtenaren.

  • 2. Om te kunnen vaststellen of een organisatie voldoende leden heeft, kunnen burgemeester en wethouders een gespecificeerde opgave van het ledenbestand vorderen.

  • 3. Jaarlijks voor 1 juli beslissen burgemeester en wethouders welke organisaties als meebeslissende organisatie tot de commissie worden toegelaten.

  • 4. Een toelating als meesprekende organisatie geldt voor een bepaalde aangelegenheid, voor een bepaalde tijd of voor onbepaalde tijd.

Voorzitterschap en secretariaat

Artikel 121d

  • 1. Voorzitter van de commissie is de wethouder van Personeel en Organisatiezaken of diens plaatsvervanger.

  • 2. Burgemeester en wethouders wijzen een ambtenaar, niet behorende tot de vertegenwoordiging van de organisaties, tot secretaris van de commissie aan, alsmede diens plaatsvervanger. Zo nodig stellen burgemeester en wethouders verder personeel voor het secretariaat ter beschikking.

  • 3. De secretaris kan aan de besprekingen deelnemen.

Mededeling omtrent CAR

Artikel 121e

Ingeval het Landelijk Overleg Gemeentelijke Arbeidsvoorwaarden tussen het College voor Arbeidszaken van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en de centrales van overheidspersoneel leidt tot overeenstemming, als gevolg waarvan het voor de gemeente bindende gedeelte van de tekst van de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling wijzigt, doen burgemeester en wethouders daarvan mededeling aan de commissie.

Reorganisaties

Artikel 121f

  • 1. Indien het bevoegde bestuursorgaan voornemens is een verandering aan te brengen in de inrichting van enig dienstonderdeel, wijziging in de behoefte aan arbeidskrachten daaronder begrepen, stelt het de commissie hiervan op de hoogte.

  • 2. De commissie voert overleg over de personele gevolgen van een verandering in de inrichting van een dienstonderdeel, wijziging in de behoefte aan arbeidskrachten daaronder begrepen, als:

    • a.

      het gaat om een ingrijpende verandering, of

    • b.

      de verandering naar verwachting ertoe zal leiden dat één of meer personen de status van ambtenaar in de zin van de Ambtenarenwet zullen verliezen, of

    • c.

      de organisaties dit overleg wensen.

  • 3. Van een ingrijpende verandering als bedoeld in het tweede lid is sprake, als naar verwachting door de verandering de functie van tenminste 60 ambtenaren of tenminste 10% van de formatieplaatsen van het desbetreffende cluster zal verdwijnen of zodanig veranderen, dat geen sprake meer is van dezelfde functie.

Taak en bevoegdheden

Artikel 121g

De commissie voert overleg over alle aangelegenheden van algemeen belang voor de rechtstoestand van de ambtenaren met inbegrip van de algemene regels volgens welke het personeelsbeleid zal worden gevoerd. De commissie overlegt niet over onderwerpen die voorbehouden zijn aan het Landelijk Overleg Gemeentelijke Arbeidsvoorwaarden tussen het College voor Arbeidszaken van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en de centrales van overheidspersoneel.

Artikel 121h

  • 1. Besluiten omtrent de onderwerpen, bedoeld in artikel 121g, worden door burgemeester en wethouders pas genomen nadat de commissie haar gevoelen over de conceptbesluiten heeft kenbaar gemaakt.

  • 2. Besluiten tot invoering, wijziging of intrekking van regelingen waaraan individuele ambtenaren rechten kunnen ontlenen, en werkgelegenheidsmaatregelen die beslag leggen op de ruimte voor het arbeidsvoorwaardenoverleg, worden niet genomen, als deze besluiten, respectievelijk maatregelen, niet de instemming hebben van de meerderheid van de meebeslissende organisaties.

Voorstellen van de vertegenwoordiging van de organisaties

Artikel 121i

  • 1. De commissie, alsmede de vertegenwoordiging van de organisaties, is bevoegd aangaande de in artikel 121g bedoelde onderwerpen voorstellen te doen aan burgemeester en wethouders.

  • 2. Heeft een voorstel betrekking op onderwerpen, behorende tot de bevoegdheid van burgemeester en wethouders, dan nemen dezen daaromtrent een beslissing.

  • 3. De besluiten welke worden genomen naar aanleiding van voorstellen van de commissie, worden meegedeeld aan de vertegenwoordiging van de organisaties.

Subcommissies

Artikel 121j

  • 1. De commissie kan een subcommissie instellen, bestaande uit een door haar aan te wijzen voorzitter en leden, indien dit voor de behandeling van een bepaald onderwerp nodig wordt geacht.

  • 2. De secretaris van de commissie is tevens secretaris van de subcommissie. Hij kan zich doen bijstaan of vervangen door degenen die de commissie ingevolge artikel 121d, tweede lid, ter beschikking staan.

  • 3. Het bepaalde in artikel 121 n is van overeenkomstige toepassing.

Bijeenroepen van vergaderingen

Artikel 121k

  • 1. De commissie vergadert indien de voorzitter dit nodig oordeelt op door hem te bepalen tijdstippen.

  • 2. Voorts belegt de voorzitter een vergadering indien ten minste één organisatie hem dit schriftelijk met opgave van redenen verzoekt en wel uiterlijk binnen één maand na ontvangst van het verzoek. In spoedeisende gevallen vindt de vergadering zo spoedig mogelijk plaats.

Oproep voor de vergaderingen; quorom

Artikel 121l

  • 1. De commissie wordt tijdig, in de regel zeven dagen van tevoren, ter vergadering opgeroepen. De oproepingsbrief vermeldt zoveel mogelijk de te behandelen onderwerpen.

  • 2. Een vergadering kan slechts plaatshebben indien tenminste de helft van de meebeslissende organisaties is vertegenwoordigd.

  • 3. Indien wegens onvoltalligheid in de zin van het tweede lid een vergadering niet kan plaatshebben, worden de aan de orde zijnde onderwerpen door de voorzitter geplaatst op de agenda van een binnen 14 dagen te houden nieuwe vergadering, in welke vergadering die onderwerpen in elk geval kunnen worden behandeld.

Plaatsing van onderwerpen op de agenda

Artikel 121m

Elk lid heeft het recht onderwerpen ter behandeling aanhangig te maken door deze schriftelijk op te geven aan de voorzitter. Deze stelt die onderwerpen zoveel mogelijk in de eerstvolgende vergadering aan de orde.

Gang van zaken op de vergadering

Artikel 121n

  • 1. De vergaderingen zijn niet openbaar.

  • 2. De voorzitter kan hoofden van dienst, andere ambtenaren of deskundigen de vergadering laten bijwonen. Dezen kunnen aan de besprekingen deelnemen.

  • 3. De vertegenwoordigers van de organisaties kunnen zich laten bijstaan door een vertegenwoordiger van het hoofdbestuur van hun organisatie of een deskundige; zij zijn voorts bevoegd de onderwerpen van de agenda binnen de grenzen van een doelmatige en vertrouwelijke behandeling van zaken aan voorbespreking in eigen kring te onderwerpen.

  • 4. De voorzitter kan omtrent het in de vergadering behandelde en omtrent de inhoud van aan de commissie overgelegde stukken geheimhouding opleggen. Deze geheimhouding geldt niet ten opzichte van burgemeester en wethouders en van de raad, alsmede niet tegenover de hoofdbesturen van de vertegenwoordigende organisaties.

Schorsing van de vergadering

Artikel 121o

De voorzitter kan op verzoek van ten minste twee leden of zo dikwijls hij dit nodig acht, de vergadering schorsen voor een door hem te bepalen tijd.

Stemming

Artikel 121p

  • 1. Indien in de vergadering moet worden gestemd, brengt elke vertegenwoordiging, bedoeld in artikel 121a, tweede lid, één stem uit.

  • 2. De stem van de vertegenwoordiging van de organisaties wordt bepaald door stemming per vertegenwoordigende meebeslissende organisatie, waarbij voor iedere organisatie zoveel stemmen worden uitgebracht als ambtenaren bij haar zijn aangesloten op de eerste dag van het lopende jaar, met dien verstande dat voor een organisatie niet meer stemmen in aanmerking komen dan het totaal aantal stemmen dat door de andere organisaties gezamenlijk wordt uitgebracht. Bij staking van stemmen wordt de vertegenwoordiging geacht tegen te hebben gestemd.

Verslag van de vergadering

Artikel 121q

Het in de vergadering behandelde wordt zakelijk weergegeven in de notulen, welke zo spoedig mogelijk in afschrift aan de leden worden gezonden.

Advies- en arbitragecommissie

Artikel 121r

Voortoepassing van de artikelen 121t tot en met 121x wordt verstaan onder:

  • a.

    deelnemers aan het overleg: de vertegenwoordiging van het gemeentebestuur en de vertegenwoordigers van de meebeslissende organisaties;

  • b.

    advies- en arbitragecommissie: de advies- en arbitragecommissie ingesteld door het College voor Arbeidszaken van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten.

Artikel 121s

De artikelen 121t tot en met 121x zijn slechts van toepassing op geschillen inzake aangelegenheden, bedoeld in artikel 121g, voor zover die aangelegenheden uitsluitend de rechtstoestand van ambtenaren betreffen, met inbegrip van de algemene regels volgens welke het personeelsbeleid zal worden gevoerd.

Artikel 121t

Indien een of meer van de deelnemers aan het overleg tijdens het overleg tot het oordeel komen dat dit overleg niet zal leiden tot een uitkomst die de instemming van alle deelnemers aan het overleg zal hebben, brengen zij dat oordeel binnen zes dagen, nadat zij daarvan in het overleg blijk hebben gegeven, schriftelijk ter kennis van de overige deelnemers aan het overleg.

Artikel 121u

  • 1. Binnen tien dagen na de kennisgeving, bedoeld in artikel 121t, schrijft de voorzitter een vergadering uit van de commissie. De vergadering moet worden gehouden binnen zeven dagen nadat deze is uitgeschreven.

  • 2. Tenzij door de commissie wordt besloten het overleg voort te zetten dan wel te beëindigen, wordt in de vergadering nagegaan of overeenstemming bestaat over de vraag wat het onderwerp en de inhoud van het geschil is en of een oplossing van dat geschil zal worden gezocht door middel van voortzetting van het overleg nadat het advies is ingewonnen van de advies- en arbitragecommissie dan wel door onderwerping van het geschil aan een arbitrale uitspraak van die commissie.

  • 3. Tot het inwinnen van advies zijn - ieder voor zich - de vertegenwoordiging van het gemeentebestuur en de vertegenwoordiging van de meebeslissende organisaties bevoegd.

  • 4. Voor onderwerping van het geschil aan arbitrage is overeenstemming vereist tussen alle deelnemers aan het overleg. Het bepaalde in artikel 121 p is hierbij onverkort van toepassing.

Artikel 121v

  • 1. Binnen zes dagen na de vergadering, bedoeld in artikel 121u, wordt het verzoek om advies ter kennis gebracht van de voorzitter van de advies- en arbitragecommissie.

    Het verzoek wordt ondertekend door de deelnemers aan het overleg die zich voor inwinning van het advies hebben uitgesproken en bevat ten minste het onderwerp en de inhoud van het geschil.

    Indien in de vergadering, bedoeld in artikel 121u, geen overeenstemming is bereikt tussen alle deelnemers aan het overleg over de vraag wat het onderwerp en de inhoud van het geschil is, brengen de overige deelnemers aan het overleg hun visie op het onderwerp en de inhoud van het geschil eveneens binnen zes dagen na eerder genoemde vergadering ter kennis van de voorzitter van de advies- en arbitragecommissie.

  • 2. Binnen zes dagen na de vergadering, bedoeld in artikel 121u, wordt het verzoek om arbitrage ter kennis gebracht van de voorzitter van de advies- en arbitragecommissie.

    Het verzoek daartoe wordt ondertekend door alle deelnemers aan het overleg en dient ten minste te bevatten:

    • a.

      het onderwerp en de inhoud van het geschil;

    • b.

      de standpunten van alle deelnemers aan het overleg omtrent onderwerp en inhoud van het geschil.

Artikel 121w

Binnen twee weken na ontvangst van het advies wordt het overleg over het geschil voortgezet.

Artikel 121x

De arbitrale uitspraak van de advies- en arbitragecommissie heeft bindende kracht.

Faciliteiten

Artikel 121y

Voorzover mogelijk wordt aan de organisaties en hun leden om niet zaalruimte beschikbaar gesteld voor bijeenkomsten ter voorbereiding van de vergaderingen van de commissie, van subcommissies als bedoeld in artikel 121j en van andere vergaderingen waarbij zij zijn betrokken.

Slotbepaling

Artikel 121z

In de gevallen waarin deze regeling niet voorziet, beslissen burgemeester en wethouders, na overleg met de commissies.

Hoofdstuk XIII

Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 122

Met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze verordening vervallen:

  • 1.
    • a.

      de verordening van 12 december 1952, Gemeenteblad 1952 nr. 107 (Ambtenaren reglement);

    • b.

      de verordening van 18 maart 1954, Gemeenteblad 1954 nr. 18 (Reglement hoofden van dienst);

    • c.

      de verordening van 18 maart 1954, Gemeenteblad 1954 nr. 19 (Reglement secretaris en ontvanger);

      zoals deze verordeningen sedertdien zijn gewijzigd.

  • 2.

    Tevens vervallen met ingang van de datum bedoeld in het eerste lid de verordeningen van 22 juli 1954, Gemeenteblad 1954 nrs. 52 en 53, regelende de vakantietoeslag voor de Gemeentesecretaris en de Gemeenteontvanger, onderscheidenlijk voor de Hoofden van Dienst.

Artikel 123

De ambtenaren die ingevolge het bepaalde in artikel 7, tweede lid van de verordening bedoeld in artikel 122, eerste lid onder a, door een hoofd van dienst zijn aangesteld, worden met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze verordening geacht door burgemeester en wethouders te zijn aangesteld.

Artikel 124

Voor die ambtenaren die op de datum van inwerkingtreding van deze verordening in tijdelijke dienst zijn aangesteld, blijven de bepalingen omtrent aanstelling, zoals deze laatstelijk luidden, van kracht.

Artikel 125

Uitkeringen, toegekend krachtens artikel 82, eerste lid van de verordening, bedoeld in artikel 122, eerste lid onder a, worden ten aanzien van de gewezen ambtenaren die op de datum van inwerkingtreding van deze verordening in het genot zijn daarvan, geacht krachtens artikel 59, eerste lid van deze verordening te zijn toegekend.

Artikel 126

Deter uitvoering van de in artikel 122, eerste lid, onder a en b bedoelde verordeningen vastgestelde voorschriften worden, voor zover deze niet in strijd zijn met deze verordening, geacht krachtens deze verordening te zijn vastgesteld.

Voor zoveel nodig worden bedoelde voorschriften door het bevoegde gezag herzien.

Artikel 127

Ten aanzien van de op de datum van inwerkingtreding van deze verordening aan het oordeel van het Gemeentelijk Scheidsgerecht onderworpen klachten blijven de bepalingen van paragraaf XIV van de verordening, bedoeld in artikel 122, eerste lid onder a, zoals deze laatstelijk luidden, van kracht.

Artikel 128

Deze verordening treedt in werking op een nader door burgemeester en wethouders te bepalen datum.

Artikel 129

Deze verordening kan worden aangehaald als 'Ambtenarenreglement'.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 9 december 1971.

De Secretaris,

Th.J.C. Verduin

De Voorzitter,

W. Thomassen