Regeling vervallen per 01-01-2017

VERORDENING VERREKENING BESTUURLIJKE BOETE BIJ RECIDIVE GEMEENTE HEERENVEEN 2015

Geldend van 01-01-2015 t/m 31-12-2016

Intitulé

VERORDENING VERREKENING BESTUURLIJKE BOETE BIJ RECIDIVE GEMEENTE HEERENVEEN 2015

VERORDENING VERREKENING BESTUURLIJKE BOETE BIJ RECIDIVE GEMEENTE HEERENVEEN 2015

De raad van de gemeente Heerenveen;

  

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 11 november 2014;

 

gelet op artikel 8, eerste lid, onderdeel d van de Participatiewet;,

  

BESLUIT:

  

Vast te stellen de

  

Verordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive gemeente Heerenveen 2015

Artikel 1. Begrippen

Artikel 2. De uitoefening van de bevoegdheid tot verrekening

  • 1. Het college verrekent het openstaande boetebedrag met de algemene bijstand in afwijking van artikel 4:93, vierde lid, Awb gedurende de eerste maand na dagtekening van het besluit tot het opleggen van de recidiveboete zonder dat daarbij de beslagvrije voet in acht wordt genomen.

  • 2. Aansluitend op verrekening als bedoeld in het eerste lid van dit artikel, verrekent het college het openstaande boetebedrag met de algemene bijstand gedurende de tweede en derde maand op een dusdanige wijze, dat belanghebbende blijft beschikken over een inkomen ter hoogte van 80% van de toepasselijke bijstandsnorm.

  • 3. Tot het inkomen, bedoeld onder het derde lid van dit artikel, worden ook middelen gerekend als bedoeld in artikel 31, tweede lid, onderdelen n en r van de Participatiewet.

Artikel 3. Verrekenen met inachtneming beslagvrije voet

1.In afwijking van artikel 2 kan het college de recidiveboete met inachtneming van de beslagvrije voet verrekenen indien:

  • a.

    aannemelijk is, dat verrekening op de wijze, bedoeld in artikel 2, zou leiden tot huisuitzetting van belanghebbende en diens gezin; of

  • b.

    anderszins sprake is van dringende redenen.

Artikel 4. Eerder opgelegde bestuurlijke boetes

De artikelen 2 en 3 van deze verordening zijn van overeenkomstige toepassing op de verrekening van de bestuurlijke boete, bedoeld in artikel 18a, eerste lid van de Participatiewet, indien en voor zover deze boete nog niet is betaald op het moment van verrekening van de recidiveboete.

Artikel 5. Intrekken oude verordening

De Verordening verrekening bestuurlijke boet bij recidive 2013 gemeente Heerenveen wordt ingetrokken.

Artikel 6. Citeertitel en inwerkintreding

  • 1.

    Deze verordening wordt aangehaald als “Verordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive gemeente Heerenveen 2015”

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2015.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad, gehouden op 15 december 2014.

  

De griffier,
mevrouw W.J.M.A. Jansen
  
De voorzitter,
de heer T.J. van der Zwan

Toelichting op de Verordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive gemeente Heerenveen 2015

Algemene toelichting

In het kader van de “Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving” heeft de VNG een modelverordening “Verordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive” ontwikkeld. De verordening van de gemeente Heerenveen sluit met uitzondering van één artikel aan op deze modelverordening. In de modelverordening is een artikel opgenomen voor het verrekenen met beslagvrije voet bij voldoende bezit. Kort gezegd houdt dit in, dat een boete wordt verrekend zonder inachtneming van de beslagvrije voet indien er een bezit is, dat minimaal driemaal de toepasselijke bijstandsnorm bedraagt. Dit bezit is echter met name bedoeld voor de aanschaf van duurzame goederen (ten behoeve van de eerste levensbehoefte). Het verrekenen zonder inachtneming van de beslagvrije voet kan naar onze mening “aan de achterkant” leiden tot maatschappelijk ongewenste situaties en een onbedoeld beroep op bijzondere bijstand. Dit is voor ons een reden om af te zien van toepassing van het betreffende artikel.

Op 1 januari 2013 is de “Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving” in werking getreden. De Wet werk en bijstand (WWB) introduceerde de bestuurlijke boete bij een schending van de inlichtingenplicht. Daarmee verdwijnt de eerdere bevoegdheid in deze situatie een maatregel op te leggen. De hoogte van de boete is in beginsel gelijk aan het bedrag, dat de belanghebbende te veel aan bijstand heeft ontvangen.

Is sprake van het bij herhaling schenden van de inlichtingenplicht (recidive), dan wordt de boete in beginsel verhoogd tot 150% van het te veel ontvangen bedrag. Het college van burgemeester en wethouders is verplicht de bestuurlijke boete met de lopende uitkering te verrekenen. In beginsel moet bij deze verrekening de bescherming van de beslagvrije voet in acht genomen worden. Is er echter sprake van een bestuurlijke boete wegens recidive, dan kan het college besluiten gedurende maximaal drie maanden met de beslagvrije voet te verrekenen.

In eerste instantie had de wetgever voorzien in een plicht tot volledige verrekening van de boetevordering. Bij amendement is deze verplichting echter omgezet in een bevoegdheid, zodat de gemeente de mogelijkheid heeft om daar waar volledige verrekening onwenselijke effecten heeft (denk bijvoorbeeld aan hogere maatschappelijke kosten vanwege uithuisplaatsing) de verrekening aan te passen, dan wel bij de verrekening de beslagvrije voet volledig te respecteren.

Op 14 oktober 2013 is de Verordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive 2013 gemeente Heerenveen vastgesteld en deze verordening werkt terug tot en met 1 januari 2013. De grondslag voor deze verordening is gelegen in artikel 8 eerste lid sub i en artikel 60b van de Wet werk en bijstand. Aangezien op 1 januari 2015 de Participatiewet in werking treedt dient er een verordening vastgesteld te worden op grond van de Participatiewet.

 

De Participatiewet verplicht de gemeenteraad in een verordening nadere regels te stellen over de bevoegdheid de beslagvrije voet tijdelijk buiten werking te stellen bij verrekening van de recidiveboete. Gemeenten krijgen daarmee de ruimte een afweging te maken van situaties of omstandigheden, waarin het buiten werking stellen van de beslagvrije voet niet proportioneel wordt geacht.

Nog op te merken is, dat de verordening alleen verrekening regelt van personen, die afhankelijk zijn van bijstand en te maken krijgen met een door het college op te leggen recidiveboete. Is deze recidiveboete opgelegd op het moment, dat belanghebbende elders bijstand ontvangt, dan kan het college, dat de boete oplegt, aan het college, dat de bijstand versterkt, verzoeken overeenkomstig de regels van het college, dat de boete oplegt, tot verrekening over te gaan. De belanghebbende kan het college, dat de bijstand verstrekt, tussentijds vragen de beslagvrije voet te respecteren. In artikel 60b, tweede lid van de Participatiewet is geregeld, dat het college, dat de bijstand verstrekt, de bevoegdheid heeft aan dit verzoek van belanghebbende tegemoet te komen. Het ligt voor de hand, dat het college bij de beslissing op dat verzoek handelt analoog aan de regels, die in de eigen gemeentelijke verordening zijn vastgelegd. Dit wordt neergelegd in een door het college vast te stellen beleidsregel.

 

Deze verordening is voor wat betreft de inhoud identiek aan de Verordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive 2013 gemeente Heerenveen.

Artikelsgewijze toelichting

Enkel die bepalingen die nadere toelichting behoeven worden hier behandeld.

Artikel 1 Begrippen

Behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 2 De uitoefening van de bevoegdheid tot verrekening

Gedurende het tijdvak van drie maanden vanaf het moment van de dagtekening, waarop de bestuurlijke boete is opgelegd, verrekent het college de eerste maand zonder inachtneming van de beslagvrije voet. Voor de overige twee maanden vindt weliswaar verrekening met de beslagvrije voet plaats, maar niet volledig. Belanghebbende blijft beschikken over een inkomen ter hoogte van 80% van de toepasselijke bijstandsnorm. Voor het percentage van 80% is aansluiting gezocht bij de invorderingsmogelijkheden, die de Belastingdienst heeft bij notoire wanbetalers. Onder omstandigheden kan deze beslagvrije voet (90% van de toepasselijke bijstandsnorm) worden verlaagd met 10% op grond van artikel 19, eerste lid, Invorderingswet 1990.

Met de gekozen opzet wordt enerzijds uiting gegeven aan het principe, dat fraude niet mag lonen. Het gaat hier immers om belanghebbenden, die herhaaldelijk hun inlichtingenplicht hebben geschonden. Daar mag een duidelijk signaal tegenover staan. Anderzijds wordt rekening gehouden met de zorgplicht van gemeenten. Het volledig buitenwerking stellen van de beslagvrije voet gedurende drie maanden kan kwalijke maatschappelijke consequenties hebben. Dat moet voorkomen worden, omdat de regeling daarmee zijn doel voorbij zou schieten.

Een maand zonder inkomsten zou, ook bij het ontbreken van vermogen, in de meeste gevallen te overbruggen moeten zijn (denk bijvoorbeeld aan de 100% verlaging in verband met schending arbeidsverplichting). Na deze maand blijft een belanghebbende voor de daarop volgende twee maanden in ieder geval over voldoende middelen beschikken om bepaalde vaste lasten te kunnen voldoen.

Een belanghebbende kan inkomsten uit arbeid hebben, die op grond van artikel 31, tweede lid, onderdelen n of r van de Participatiewet worden vrijgelaten voor de algemene bijstand. Bij verrekening van een recidiveboete tot 80% van de bijstandsnorm tellen deze inkomsten uit maatschappelijk oogpunt en het doel van regeling echter wel mee.

Artikel 3 Verrekening met inachtneming beslagvrije voet

Hoewel het hier gaat om een herhaaldelijke schending van de inlichtingenplicht, zijn situaties denkbaar waarin volledige of gedeeltelijke verrekening met de beslagvrije voet niet aanvaardbaard wordt geacht. Die situaties komen aan de orde in artikel 3. Het gaat daarbij altijd om individuele omstandigheden, waaraan het college zal moeten toetsen. Dit is maatwerk.

In onderdeel a is geregeld, dat het college kan besluiten in afwijking van artikel 2 toch de beslagvrije voet te respecteren, wanneer volledige verrekening gedurende een maand en verrekening met 20% gedurende twee maanden waarschijnlijk leidt tot huisuitzetting van belanghebbende en diens gezin. Voorkomen moet worden, dat een belanghebbende door die verrekening op straat komt te staan, nu dit de problematiek alleen maar verergert met alle maatschappelijke gevolgen en kosten van dien.

Een dreigende huisuitzetting wordt in deze verordening gezien als een dringende reden om van verrekening met de beslagvrije voet af te zien. Dat volgt uit het woord “anderszins” in onderdeel b. Ook bij aanwezigheid van andere dringende redenen, dan een dreigende huisuitzetting, kan het college rekening houden met de bescherming van de beslagvrije voet. Van dringende redenen is niet snel sprake. Het moet gaan om zeer bijzondere omstandigheden, waarbij de behoeftige omstandigheden, waarin de belanghebbende en diens gezin verkeren op geen enkele andere wijze te verhelpen zijn. Het enkele feit, dat het belanghebbende door de verrekening aan middelen ontbreekt om in het bestaan te voorzien, is op zich geen voldoende voorwaarde om te kunnen spreken van dringende redenen. Bij toepassing van dringende redenen kan bijvoorbeeld gedacht worden dat toepassing van artikel 2 onaanvaardbare consequenties heeft voor de eventuele minderjarige belanghebbende(n) of dat de gezondheidstoestand van (een van de) belanghebbende(n) naar het oordeel van het college ernstig wordt bedreigd, doordat mogelijkheden ontbreken om de noodzakelijke medicatie of behandeling te financieren. Dit zijn situaties, die tijdens de parlementaire behandeling expliciet zijn benoemd.

Artikel 4 Eerder opgelegde bestuurlijke boetes

In artikel 60b, derde lid van de Participatiewet is bepaald, dat de bevoegdheid om te verrekenen met de beslagvrije voet ook van toepassing is op eerder opgelegde bestuurlijke boetes voor zover op het moment van verrekening van de recidiveboete, die eerdere boetes nog niet zijn betaald. Mocht het college die eerdere, nog openstaande boetes gaan verrekenen, dan regelt artikel 4, dat de bepalingen in deze verordening van overeenkomstige toepassing zijn.

Artikel 5 Intrekken oude verordening

Behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 6 Citeertitel en inwerkingtreding

Behoeft geen nadere toelichting.