Regeling vervallen per 01-01-2018

Regeling maatschappelijke ondersteuning 2015

Geldend van 29-09-2015 t/m 30-11-2015 met terugwerkende kracht vanaf 01-07-2015

Enig artikel

Gemeenteblad 2014

Regeling maatschappelijke ondersteuning 2015

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam,

gelezen het voorstel van de concerndirecteur van het cluster Maatschappelijke Ontwikkeling van 28 november 2014, registratienummer 14MO18687;

gelet op artikel 4 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning Rotterdam 2015;

besluit vast te stellen:

 

 

Regeling maatschappelijke ondersteuning Rotterdam 2015 (Rmor 2015)

Artikel 1 Begripsbepaling

In deze regeling en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • 1.

    verordening: Verordening maatschappelijke ondersteuning Rotterdam 2015;

  • 2.

    ZZP-GGZ-c: Zorgzwaartepakket voor intramurale zorg zonder behandeling aan cliënten met een psychiatrische aandoening, zoals werd geïndiceerd onder de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten.

 

Artikel 2 Melding

  • 1.

    Als locatie waar een melding voor maatschappelijke ondersteuning kan worden gedaan, gelden:

    • 1.

      de verbrede VraagWijzer van het gebied waar de cliënt woonachtig is;

    • 2.

      Centraal Onthaal;

    • 3.

      Centraal Onthaal jongeren.

  • 2.

    Een professionele hulpverlener kan een melding namens de cliënt doen bij het wijkteam in de wijk waar de cliënt woonachtig is.

 

Artikel 3 Geldigheidsduur besluit maatwerkvoorziening

  • 1.

    Het college verstrekt een maatwerkvoorziening voor maximaal vijf jaar.

  • 2.

    Het college kan een voorziening voor dienstverlening getrapt verstrekken, waarbij per stap een andere invulling van de ondersteuning plaatsvindt gedurende de looptijd van de maatwerkvoorziening.

  • 3.

    Het college kan een maatwerkvoorziening in de vorm van een woonvoorziening, rolstoel, vervoersvoorziening of sportvoorziening voor een langere periode dan vijf jaar verstrekken, als dit gezien de aard van de maatwerkvoorziening en beperkingen van de cliënt verantwoord is.

 

 

  • 1.

    De looptijd van het besluit wordt vastgesteld met inachtneming van ten minste: a.  de beperkingen van de cliënt en de veranderingen die zich daarin

kunnen voordoen; b.  de woonomstandigheden en samenstelling van het huishouden van

de cliënt en de veranderingen die zich daarin kunnen voordoen; c.  het bereiken van een leeftijd van gezinsleden of huisgenoten die van invloed kunnen zijn op de noodzaak van de maatwerkvoorziening.

  • 1.

    Onder de gronden tot intrekking van een besluit, als bedoeld in artikel 2.3.10 van de wet, wordt ook begrepen de mogelijkheid tot intrekking als er op basis van gewijzigde regelgeving of gewijzigd beleid geen recht meer bestaat op de maatwerkvoorziening op de wijze zoals deze is toegekend.

 

Artikel 4 Professionele ondersteuning

Er is sprake van professionele ondersteuning als er sprake is van één van de in dit artikel genoemde situaties en de hulpverlener beschikt over een VOG die na of kort voor indiensttreding bij zijn werkgever of de start van de ondersteuning is afgegeven:

  • 1.

    de organisatie die de ondersteuning levert is door de gemeente voor een maatwerkvoorziening gecontracteerd voor het betreffende segment;

  • 2.

    de organisatie die de ondersteuning levert voldoet aan alle volgende, cumulatieve, criteria: 10 staat ingeschreven bij de Kamer van Koophandel en waarvan de activiteiten blijkens deze inschrijving bestaan uit het verlenen van ondersteuning die past binnen de kaders van de resultaatgebieden als bedoeld in artikel 11, eerste lid, van de verordening; 20 biedt een dienstverband aan minimaal twee medewerkers; 30 de organisatie en de medewerkers voldoen aan de kwaliteitseisen die voor de betreffende ondersteuning worden gesteld aan aanbieders en ontvangen een salaris dat daarmee overeenkomstig is; 40 de eigenaar en medewerkers zijn geen eerste- of tweedegraads bloed- of aanverwant van degene aan wie ze ondersteuning bieden; 50 beschikt voor de resultaatgebieden, genoemd in artikel 11, eerste lid, onder d, f en g van de verordening over een locatie waar meerdere cliënten tegelijk kunnen verblijven;

c. een zelfstandig werkende hulpverlener voldoet aan alle volgende, cumulatieve, criteria: 10 staat ingeschreven bij de Kamer van Koophandel en waarvan de activiteiten blijkens deze inschrijving bestaan uit het verlenen van ondersteuning die past binnen de kaders van de resultaatgebieden als bedoeld in artikel 11, eerste lid, onder a, b, c, d, e of g, van de verordening; 20 de belastingdienst beschouwt de hulpverlener in het kader van de hulpverlening aan de cliënt als ondernemer; 30 ..de medewerker voldoet aan de kwaliteitseisen die aan een hulpverlener van een aanbieder worden gesteld en berekent een tarief dat marktconform is; 40 ..de hulpverlener is geen eerste- of tweedegraads bloed- of aanverwant van degene aan wie hij ondersteuning biedt; 50 ..beschikt voor de resultaatgebieden, genoemd in artikel 11, eerste lid, onder d en g van de verordening over een locatie waar meerdere cliënten tegelijk kunnen verblijven.

  • 1.

    een hulpverlener die een arbeidsovereenkomst heeft met de cliënt voor het leveren van ondersteuning binnen één of meerdere van de resultaatgebieden als bedoeld in artikel 11, eerste lid, onderdelen a, c, d, e of g, indien en voor zover de hulpverlener: 10 is ingeschreven in het register, bedoeld in artikel 3 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg, voor het uitoefenen van een beroep voor het verlenen van ondersteuning binnen de kaders van voornoemde resultaatgebieden; 20  de ondersteuning levert binnen deze resultaatgebieden; 30 geen eerste- of tweedegraads bloed- of aanverwant is van degene aan wie hij ondersteuning biedt; 40 voldoet aan de kwaliteitseisen die aan een hulpverlener van een aanbieder worden gesteld en berekent een tarief dat marktconform is.

50 beschikt voor de resultaatgebieden, genoemd in artikel 11, eerste lid, onder d en g van de verordening over een locatie waar meerdere cliënten tegelijk kunnen verblijven.

 

Artikel 5 Vrij besteedbaar bedrag

Het vrij besteedbaar bedrag, bedoeld in artikel 24, zesde lid, van de verordening, bedraagt € 25,-- per kwartaal waarin ondersteuning is geboden.

 

Artikel 6 Maatwerkvoorziening in eigendom of in bruikleen

  • 1.

    De cliënt is verplicht voor de maatwerkvoorziening die hij in bruikleen ontvangt een bruikleenovereenkomst te tekenen.

  • 2.

    Voor een maatwerkvoorziening die een cliënt in eigendom of in bruikleen ontvangt gelden de volgende verplichtingen en verboden:

    • 1.

      het verbod van het gebruik van de maatwerkvoorziening in het buitenland, tenzij hiervoor uitdrukkelijk toestemming is verleend door het college;

    • 2.

      het verbod om wijzigingen aan te brengen aan de maatwerkvoorziening;

    • 3.

      de verplichting om de maatwerkvoorziening die in bruikleen is verstrekt in de oorspronkelijke staat, los van normale slijtage als gevolg van het gebruik, in te leveren als deze niet meer wordt gebruikt;

    • 4.

      de verplichting om de maatwerkvoorziening zorgvuldig te gebruiken;

    • 5.

      de verplichting om de maatwerkvoorziening in eigendom voldoende te verzekeren en onderhouden;

    • 6.

      het verbod om de maatwerkvoorziening aan derden in gebruik te geven.

  • 3.

    Als de leverancier door toedoen van de cliënt kosten moet maken voor het in oorspronkelijke staat terugbrengen van de in bruikleen verstrekte maatwerkvoorziening, kan de leverancier de kosten daarvan, na toestemming van het college, in rekening brengen bij de cliënt.

  • 4.

    Het gebruik van een maatwerkvoorziening in het buitenland komt volledig voor risico van de cliënt.

 

Artikel 7 Pgb zonder trekkingsrecht

  • 1.

    De cliënt voldoet de kosten die hij uit het pgb betaalt waar mogelijk per bank.

  • 2.

    Cliënt overlegt binnen zes maanden nadat het pgb is toegekend betaalbewijzen in de vorm van bankafschriften, pinbonnen of kwitanties, waarmee de rechtmatige en doelmatige besteding van het pgb voldoende kan worden verantwoord.

  • 3.

    Het college kan besluiten dat voor een pgb geen of een afwijkende vorm van verantwoording noodzakelijk of mogelijk is.

  • 4.

    De cliënt is verplicht een voorziening die hij met een pgb aanschaft: a. zorgvuldig te gebruiken; b. voldoende te verzekeren en onderhouden; c. slechts in het buitenland te gebruiken als hiervoor uitdrukkelijk toestemming is verleend door het college; d. niet aan derden in gebruik te geven.

  • 5.

    Als cliënt niet voldoet aan de in het vorige lid opgenomen verplichtingen, dan wel de voorziening die met het pgb is aangeschaft in het buitenland wordt gebruikt, komt dit voor risico van de cliënt.

 

Artikel 8 Maximale pgb-bedragen resultaatgebieden

  • 1.

    De maximale pgb-bedragen voor dienstverlening zijn opgenomen in bijlage 1.

  • 2.

    De maximale pgb-bedragen voor mantelzorgondersteuning met verblijf zijn opgenomen in bijlage 2.

  • 3.

    De maximale pgb-bedragen voor huisvesting zijn opgenomen in bijlage 3.

  • 4.

    De cliënt die een hulp in dienst heeft voor dienstverlening waarvoor hij niet het tarief voor professionele ondersteuning ontvangt, kan aanspraak maken op een toeslag voor de verschuldigde werkgeverslasten als de cliënt naar het oordeel van het college op vier dagen of meer per week dezelfde hulp moet hebben en op de hulp daardoor artikel 5, eerste lid, van de Wet op de loonbelasting 1964 niet van toepassing is.

Artikel 9 Maximale pgb-bedragen vervoersvoorzieningen

  • 1.

    De hoogte van het pgb in plaats van het CAV, in de situatie bedoeld in artikel 17, vierde lid, van de verordening, bedraagt maximaal € 7.076,--.

  • 2.

    De hoogte van het pgb in plaats van een maatwerkvoorziening voor het gebruik van een taxi, bedraagt maximaal € 1.415,-- per kalenderjaar.

 

Artikel 10 Maximale pgb-bedragen verhuiskosten

De hoogte van het pgb voor verhuiskosten bedraagt in totaal maximaal € 1.000,--, vermeerderd met het toepasselijke bedrag, zoals opgenomen in bijlage 4.

 

Artikel 10a Blijk van waardering voor mantelzorgers

  • 1.

    De attentie die het college jaarlijks op grond van artikel 21 van de verordening beschikbaar stelt bestaat uit een Rotterdampas.

  • 2.

    Mantelzorgers die al de beschikking hebben over een Rotterdampas, kunnen in plaats van voor een Rotterdampas in aanmerking komen voor een activiteit die op de pas kan worden geladen. Hierbij kan de mantelzorger kiezen uit een aantal door het college geselecteerde activiteiten.

  • 3.

    Om in een kalenderjaar in aanmerking te komen voor een attentie, moet de mantelzorger zich tussen 1 april en 15 december registreren in een gebied, onder vermelding van de naam en adres van de persoon aan wie hij mantelzorg verleent.

  • 4.

    De mantelzorger heeft recht op maximaal één attentie per kalenderjaar, ongeacht voor hoeveel personen hij mantelzorger is.

  • 5.

    Het college stelt voor het kalenderjaar 2015 voor maximaal 25.000 mantelzorgers een attentie beschikbaar, waarbij geldt: wie het eerst komt, die het eerst maalt.

  • 6.

    Als de attentie door toedoen van de persoon onrechtmatig is verstrekt en het college gebruiktmaakt van de bevoegdheid, bedoeld in artikel 21, derde lid van de verordening, sluit het college de persoon uit van het recht op een attentie voor een periode van:

    • a.

      één kalenderjaar als de attentie de eerste keer onrechtmatig is verkregen;

    • b.

      drie kalenderjaren als er sprake is van recidive in het verkrijgen van een attentie.

 

 

Artikel 10b Tegemoetkoming meerkosten zorg

  • 1.

    De hoogte van de tegemoetkoming meerkosten zorg, als bedoeld in artikel 22 van de verordening, bedraagt € 250,-- per kalenderjaar.

  • 2.

    Meerkosten worden aannemelijk geacht als er sprake is van: a. een maatwerkvoorziening of pgb op grond van de wet; b. extra kosten in verband met een chronische ziekte of beperking, zoals:   1o bewassing; 2o verwarming van de woning; 3o kledingslijtage;   4o een door een arts of diëtiste voorgeschreven dieet;   5o maaltijdservice;   6o niet vergoede medicijnen op voorschrift van een arts.

  • 3.

    Het college neemt het jaarinkomen en de meerkosten in aanmerking over het kalenderjaar, voorafgaand aan het kalenderjaar waarin de aanvraag is ingediend.

  • 4.

    Als er gedurende het kalenderjaar waarop de meerkosten betrekking hebben sprake is van een wijziging in de omstandigheden van degene waarop de meerkosten betrekking hebben, waardoor een andere bijstandsnorm van toepassing is, wordt het inkomen en de bijstandsnorm naar rato vastgesteld, waarbij wordt uitgegaan van de eerste dag van de kalendermaand volgend op de kalendermaand waarin de wijziging heeft plaatsgevonden.

  • 5.

    Als omstandigheden, als bedoeld in het vorige lid, worden aangemerkt: a. een wijziging van de toepasselijke bijstandsnorm als gevolg van een wijziging in de gezinssituatie: b. het bereiken van de leeftijd van 18 jaar van het kind waarop de meerkosten betrekking hebben.

  • 6.

    Het college besluit:

    • a.

      voor 1 januari 2016 op aanvragen die zijn ingediend voor 1 oktober 2015.

    • b.

      voor 1 april 2016 op aanvragen die zijn ingediend op of na 1 oktober 2015 en voor 1januari 2016.

  • 7.

    Indien het college gebruikt maakt van de bevoegdheid, bedoeld in artikel 22, negende lid,onder b, van de verordening, sluit het college de persoon uit van het recht op een tegemoetkoming voor een periode van:

    • a.

      één kalenderjaar als de tegemoetkoming de eerste keer onrechtmatig is verkregen;

    • b.

      drie kalenderjaren als er sprake is van recidive in het verkrijgen van een attentie.

 

 

Artikel 11 Intrekking oude regeling

De Regeling maatschappelijke ondersteuning Rotterdam 2012 wordt ingetrokken.

 

Artikel 12 Overgangsrecht

  • 1.

    Het vrij besteedbaar bedrag, als bedoeld in artikel 5, is niet van toepassing indien en zolang cliënt gebruik kan maken van een vrij besteedbaar bedrag in het kader van het overgangsrecht, als bedoeld in hoofdstuk 8 van de wet.

  • 2.

    De cliënt die een indicatie met een looptijd tot na 1 januari 2016 heeft voor zorg in de vorm van een ZZP-GGZ-c en die de indicatie extramuraal verzilvert, beslist vóór 1 januari 2016 of hij de indicatie uiterlijk vanaf 1 januari 2016 intramuraal wil ontvangen of een indicatie wil krijgen voor extramurale ondersteuning op basis van resultaatgebieden.

 

Artikel 13 Publicatie en inwerkingtreding

Deze regeling wordt geplaatst in het Gemeenteblad en treedt in werking op 1 januari 2015.

 

Artikel 14 Citeertitels

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling maatschappelijke ondersteuning 2015 of Rmor 2015.

 

Aldus vastgesteld in de vergadering van 9 december 2014.

 

De secretaris, De burgemeester,

 

 

 

A.C. Vervooren, l.s. A. Aboutaleb

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Dit gemeenteblad is uitgegeven op 10 december 2014 en ligt op werkdagen van 8.30 tot 16.00 uur ter inzage bij het Kenniscentrum Bestuursdienst Rotterdam (KBR), locatie Stadswinkel Centrum, Coolsingel 40 (zijde Doelwater, tegenover hoofdbureau politie)

(Zie ook: www.bis.rotterdam.nl – Regelgeving of Gemeentebladen chronologisch)

Toelichting

 

Algemene toelichting

De Regeling maatschappelijke ondersteuning Rotterdam 2015 (Rmor 2015) is een regeling die zijn grondslag heeft in artikel 4 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning Rotterdam 2015 (hierna: verordening).

De Rmor bevat regelingen over de toegang, de maatwerkvoorziening en het pgb.

De in de regeling opgenomen afkortingen komen overeen met de afkortingen die in de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (hierna: Wmo 2015) of de verordening worden gehanteerd en zijn daarom ook niet opnieuw in de lijst met definities opgenomen.

 

Artikelsgewijze toelichting

 

Artikel 2 Melding

De gemeente Rotterdam kent een groot aantal verbrede VraagWijzers, waar inwoners van de gemeente terecht kunnen voor informatie en advies op een breed terrein, zoals werk, inkomen, zorg, schulden, financiën, scholing. De VraagWijzers kunnen worden bemenst door zowel gemeenteambtenaren als externe professionals.

Het is de fysieke plek waar cliënten met een hulpvraag in het kader van de Wmo 2015 terechtkunnen.

Daarnaast zijn er voor de toegang voor opvang en beschermd wonen

2 stedelijke loketten: Centraal Onthaal (volwassenen) en Centraal Onthaal jongeren (18-23 jaar).

Professionals, zoals huisartsen, kunnen een cliënt ook direct aanmelden bij de wijkteams die verspreid over de stad aanwezig zijn. De wijkteams nemen de melding in behandeling, kunnen kortdurende ondersteuning en cliëntondersteuning bieden en eventueel doorleiden naar algemene en maatwerkvoorzieningen.

 

Artikel 3 Geldigheidsduur besluit maatwerkvoorziening Uitgangspunt is, dat een besluit voor toekenning van een maatwerk-voorziening voor maximaal vijf jaar geldt. Cliënt kan zich daarna melden voor een onderzoek voor verlenging van de maatwerkvoorziening. Afhankelijk van de situatie van de cliënt, zullen de onderzoekspunten van artikel 2.3.2 van de Wmo 2015 uitgebreid of beperkt worden doorgelopen en volgt een nieuw besluit.

 

De inzet van de ondersteuning in het kader van de in artikel 11 genoemde resultaatgebieden is de versterking van de zelfredzaamheid van de cliënt. Als er perspectief is op versterking van de zelfredzaamheid, kan de indicatie in stappen worden opgebouwd, waarbij de invulling van de indicatie in de diverse stappen anders kan worden ingevuld.

Het college kan een voorziening voor dienstverlening getrapt verstrekken, waarbij een afbouw in de omvang van de voorziening plaatsvindt gedurende de looptijd van de maatwerkvoorziening.

 

Als duidelijk is dat de cliënt blijvend op een maatwerkvoorziening zoals genoemd in het derde lid is aangewezen, kan de indicatie voor langer dan vijf jaar (ook onbeperkt) worden afgegeven. Dit is dus niet aan de orde voor maatwerkvoorzieningen die in het kader van een arrangement op basis van resultaatgebieden worden geïndiceerd.

Bij de bepaling van de uiteindelijke looptijd van het indicatiebesluit zal naar diverse aspecten worden gekeken, die allemaal te maken hebben met de verwachting of er wijzigingen in de situatie van de cliënt zullen optreden en zo ja, op welke termijn.

 

Artikel 2.3.10 van de Wmo 2015 geeft (limitatief) de gronden weer waarop een besluit kan worden ingetrokken. Een van de gronden is, dat er geen recht meer bestaat op de maatwerkvoorziening. Ten overvloede is in het vijfde lid opgenomen dat het recht ook gekoppeld is aan de regelgeving en het beleid van dat moment.

 

Artikel 4 Professionele ondersteuning

In de verordening is opgenomen dat voor de vaststelling van de hoogte van het pgb ook bepalend is of de ondersteuning wordt geleverd op professionele basis of in het informele circuit.

In dit artikel is uitgewerkt wat onder professionele ondersteuning wordt verstaan. Alle vormen van ondersteuning die niet aan deze criteria voldoen, vallen onder de informele ondersteuning.

Allereerst gaat het om de aanbieders waarbij de gemeente zelf de ondersteuning inkoopt. Het moet dan wel gaan om hetzelfde segment. M.a.w.: een aanbieder die de gemeente heeft gecontracteerd voor het leveren van een rolstoel, is daarmee nog geen professionele leverancier voor het leveren van ondersteuning in het kader van de decentralisatie AWBZ.

 

Als het niet om een door de gemeente gecontracteerde aanbieder gaat, kan een organisatie desondanks als professionele organisatie worden aangemerkt als deze aan de onder b genoemde cumulatieve criteria voldoet.

Onder de kwaliteitseisen vallen bijvoorbeeld:

  • 1.

    inzet van voldoende gekwalificeerd personeel;

  • 2.

    een adequate klachtenregeling;

  • 3.

    beschikt over een agressieprotocol;

  • 4.

    ingeschreven in BIG-register, als dat voor de betreffende dienstverlening vereist is.

 

Een zelfstandig werkende hulpverlener (zelfstandige zonder personeel of freelancer) moet ingeschreven staan bij de Kamer van Koophandel voor de betreffende werkzaamheden en ook door de belastingdienst worden aangemerkt als ondernemer. Daarnaast is een aantal, cumulatieve kwaliteitseisen genoemd, die vergelijkbaar zijn met de kwaliteitseisen die aan een organisatie worden gesteld.

Er mag geen sprake zijn van eerste- of tweedegraads bloed- of aanverwantschap met de cliënt en er moeten marktconforme tarieven in rekening worden gebracht.

Voor het resultaatgebied huisvesting is in dat geval geen professioneel tarief mogelijk, omdat het als zelfstandige zonder personeel/freelancer niet mogelijk is dit resultaatgebied te bieden.

Om aan te tonen dat een freelancer of zelfstandige zonder personeel (ZZP-er) door de belastingdienst wordt aangemerkt als ondernemer, kan hij een zogenaamde VAR-wuo-verklaring bij de belastingdienst aanvragen. Hij is dit echter niet verplicht, maar dit brengt zowel voor de cliënt als voor de hulpverlener risico’s met zich mee.

 

De cliënt die een arbeidsovereenkomst heeft afgesloten met een hulpverlener kan ook voor de volgende resultaatgebieden in aanmerking komen voor het professionele tarief:

  • 1.

    sociaal en persoonlijk functioneren;

  • 2.

    financiën;

  • 3.

    dagbesteding;

  • 4.

    zelfzorg en gezondheid;

  • 5.

    mantelzorgondersteuning met verblijf.

 

De hulpverlener moet in dat geval wel ingeschreven staan in het BIG-register (voor zover relevant voor het betreffende resultaatgebied).

Er mag geen sprake zijn van een eerste- of tweedegraads bloed- of aanverwantschap met de cliënt.

Verder gelden dezelfde kwaliteitseisen als bij de ZZP-er en moet er sprake zijn van een marktconform tarief.

 

Een professioneel tarief voor het resultaatgebied “het voeren van een huishouden” is in de situatie van een arbeidsovereenkomst niet mogelijk. Eventueel kan de cliënt in aanmerking komen voor een toeslag op het informele tarief voor de te betalen werkgeverslasten en premies (zie artikel 8, vierde lid).

Een professioneel tarief voor het resultaatgebied huisvesting is evenmin mogelijk, omdat iemand dit resultaatgebied niet alleen kan leveren.

 

De hulpverlener moet beschikken over een VOG die is afgegeven:

  • 1.

    na of kort voor de hulpverlener in dienst is getreden bij de organisatie (a en b);

  • 2.

    kort voor het moment dat de hulpverlener start met de ondersteuning bij de cliënt (situatie c).

 

Artikel 5 Vrij besteedbaar bedrag

Een pgb-houder die met zijn pgb dienstverlening inkoopt, komt vaak voor kleine kosten te staan die niet in het zorg- en budgetplan voorkomen. Hiervoor kan de pgb-houder een vrij besteedbaar bedrag gebruiken. In artikel 12 is opgenomen dat dit vrij besteedbare bedrag niet opgeteld kan worden bij het vrij besteedbare bedrag waar een cliënt al gebruik van kan maken in het kader van het overgangsrecht.

 

Artikel 6 Maatwerkvoorziening in eigendom of in bruikleen

Voor een maatwerkvoorziening die een cliënt in bruikleen ontvangt, sluit de cliënt een bruikleenovereenkomst af. Daarin worden bepalingen opgenomen die samenhangen met het gebruik van de maatwerkvoorziening.

In zijn algemeenheid geldt dat de cliënt zorgvuldig met de maatwerkvoorziening moet omgaan.

Hiertoe wordt bijvoorbeeld gerekend: het op slot zetten van de rolstoel of vervoersvoorziening en het volgens afspraak stallen daarvan, het nalaten van het aanbrengen van versieringen of veranderingen die schade kunnen brengen aan de maatwerkvoorziening wanneer deze worden verwijderd (denk aan stickers, verven), het meewerken aan regulier onderhoud, de maatwerkvoorziening alleen te bestemmen voor eigen gebruik.

 

In het derde lid is opgenomen dat de leverancier van de maatwerkvoorziening de kosten die hij moet maken om de voorziening weer in oorspronkelijke staat terug te brengen, na overleg met het college in rekening mag brengen bij de cliënt. Te denken valt aan het verwijderen van stickers of het weer in de oorspronkelijke kleur terugbrengen van de maatwerkvoorziening.

 

Als een cliënt een maatwerkvoorziening meeneemt naar het buitenland, komt dit voor risico van de cliënt. Te denken valt aan beschadiging bij transport of diefstal. Als de maatwerkvoorziening hierdoor voortijdig moet worden vervangen, kan het college besluiten dat de kosten hiervan voor rekening van cliënt komen.

 

Artikel 7 Pgb zonder trekkingsrecht

In ieder geval in 2015 zal een aantal (eenmalige) kosten waarvoor een pgb kan worden verstrekt niet onder het trekkingsrecht bij de Sociale Verzekeringsbank vallen.

Dat betekent dat de cliënt het pgb-bedrag op zijn rekening krijgt gestort (tenzij hij verzoekt het rechtstreeks over te maken aan de leverancier). Om die reden staat in dit artikel een aantal verplichtingen opgenomen ten aanzien van de besteding en verantwoording.

In het vierde lid zijn vergelijkbare bepalingen opgenomen als die ook in artikel 6 voor de maatwerkvoorziening zijn genoemd. De bepalingen hebben te maken met het zorgvuldige gebruik van de voorziening. Voor een verdere toelichting wordt verwezen naar artikel 6.

 

Artikel 8 Maximale pgb-bedragen resultaatgebieden

In de verordening is bepaald dat het pgb dat in het kader van de resultaatgebieden wordt verleend, wordt vastgesteld op basis van het zorg- en budgetplan dat de cliënt indient. Het pgb wordt vervolgens gemaximeerd op budgetten die afgeleid zijn van de budgetten die de gemeente voor de betreffende dienstverlening aan de aanbieder betaalt. In de verordening worden hiervoor de kaders gegeven.

In de bijlagen 1 t/m 3 staat vermeld welke maximum bedragen hier bij horen.

Bij maatwerkvoorzieningen kan in zeer bijzondere gevallen een afwijkend, hoger budget worden verstrekt, als de dienstverlening dermate complex is, dat de standaard treden niet toereikend zijn. In zo’n geval kan ook een afwijkend, hoger maximaal pgb-budget worden verstrekt.

Ook als de cliënt een pgb voor dienstverlening ontvangt voor een hulp op basis van het informele tarief, kan hij werkgeverslasten verschuldigd zijn. Dit is het geval als de hulp op vier dagen of meer per week bij de cliënt werkzaam is. In dat geval kan de cliënt een toeslag aanvragen voor betaling van deze werkgeverslasten als het noodzakelijk is dat de cliënt steeds dezelfde hulp ontvangt.

 

Artikel 9 Maximale pgb-bedragen vervoersvoorzieningen

In artikel 17, vierde lid, van de verordening is opgenomen dat de cliënt die in aanmerking komt voor vervoer via het collectief vervoerssysteem (CAV), onder voorwaarden, in plaats hiervan een pgb kan ontvangen. Dit maximale pgb-bedrag is opgenomen in het eerste lid.

De cliënt zal een offerte moeten indienen welke kosten hij moet maken voor de aanschaf van een aangepast gehandicaptenvoertuig of auto. Dat vormt de basis van het pgb-bedrag. Het maximum is gelijk aan de kosten die de gemeente gemiddeld genomen kwijt zou zijn over vijf jaar voor gebruik van het CAV.

 

Ook het individuele taxivervoer wordt door de gemeente ingekocht. De cliënt kan ervoor kiezen zelf een taxibedrijf uit te kiezen en te betalen. Hij kan hiervoor een offerte indienen, waaruit behalve de kosten ook de noodzakelijke reisbehoefte moet blijken.

In dat geval wordt het pgb-bedrag gemaximeerd op het bedrag dat de gemeente gemiddeld kwijt is voor het vervoer per taxi.

 

Artikel 10 Maximale pgb-bedragen verhuiskosten

De hoogte van de verhuiskostenvergoeding wordt vastgesteld op basis van de begroting van de cliënt en moet betrekking hebben op de kosten die samenhangen met een verhuizing. Kosten van inrichting van de nieuwe woning vallen hier niet onder. De cliënt wordt immers geacht over meubelen te beschikken.

De vergoeding wordt gemaximeerd op een vast bedrag voor de feitelijke verhuiskosten (verhuiswagen, administratiekosten) en een variabel bedrag voor verf en/of behang alsmede basisstoffering. De hoogte van het variabele bedrag is afhankelijk van de gezinssamenstelling en is opgenomen in bijlage 4. De bedragen komen overeen met de bedragen die ook in het kader van de bijzondere bijstand worden gehanteerd.

 

Artikel 10a Blijk van waardering voor mantelzorgers

De raad moet bij verordening regelen op welke wijze zij jaarlijks zorg wil dragen voor een blijk van waardering voor mantelzorgers. In artikel 21 van de verordening is geregeld dat de raad dit op twee manieren wil vormgeven, namelijk door middel van:

  • 1.

    een jaarlijkse dag voor de mantelzorger;

  • 2.

    een jaarlijkse attentie.

 

De attentie is in dit artikel verder uitgewerkt en bestaat uit een Rotterdampas. Als een mantelzorger al beschikt over een Rotterdampas, kan hij in aanmerking komen voor storting van één van de door het college geselecteerde activiteiten op de Rotterdampas.

De mantelzorger moet zich registreren om in aanmerking te kunnen komen voor de Rotterdampas.

 

In het vierde lid is geregeld dat een mantelzorger recht heeft op een (1) attentie per jaar, ongeacht de hoeveelheid personen waarvoor hij mantelzorger is. Er worden voor 2015 maximaal 25.000 attenties beschikbaar gesteld. Vanaf 2016 wordt de uitwerking opnieuw bezien.

Het zesde lid is een uitwerking van de bevoegdheid, zoals opgenomen in artikel 21, derde lid, van de verordening. Hierin staat dat het college bevoegd is om een persoon voor één of meerdere jaren uit te sluiten van het recht op een attentie, als deze onrechtmatig is verstrekt.

In het zesde lid is deze bevoegdheid nader uitgewerkt. Uitsluiting geschiedt alleen als de verstrekking door toedoen van de persoon onrechtmatig heeft plaatsgevonden. Bijvoorbeeld omdat de persoon onjuiste gegevens heeft verstrekt. Als daar sprake van is, kan het college de persoon voor één jaar uitsluiten als dit voor de eerste keer gebeurt. Als er sprake is van recidive, sluit het college de persoon voor drie jaren uit.

 

Artikel 10b

De raad heeft in artikel 22 van de verordening geregeld op welke wijze zij personen met een beperking of chronisch psychisch of psychosociaal probleem tegemoet wil komen. Dit gebeurt met een tegemoetkoming meerkosten zorg.

Artikel 22 van de verordening is nader uitgewerkt in dit artikel.

 

In het eerste lid is de hoogte van de tegemoetkoming vastgesteld op basis van de criteria die in de verordening staan genoemd: de verwachte kosten die met de tegemoetkoming gemoeid zijn, het beschikbare budget en het verwachte aantal personen dat hiervoor in aanmerking komt.

 

In het tweede lid is opgenomen in welke situaties het college meerkosten aannemelijk acht.

In het kader van de bijzondere bijstand, danwel op grond van de collectieve ziektekostenverzekering zijn criteria vastgesteld om te bepalen wanneer er sprake is van dergelijke kosten. Diezelfde criteria worden ook gehanteerd voor de vaststelling van aannemelijke meerkosten.

 

Uitgangspunt is, dat uitgegaan wordt van de meerkosten en het jaarinkomen over het kalenderjaar, voorafgaand aan het jaar waarin de aanvraag voor een tegemoetkoming is ingediend.

Er kan sprake zijn van een wijziging in de situatie waarin niet redelijk is.

In sommige gevallen kan sprake zijn van een wisseling in de omstandigheden van de persoon, waardoor een ander inkomen en een andere bijstandsnorm van toepassing is. In dat geval worden bijstandsnorm en inkomen naar rato berekend.

 

In het vijfde lid staan de situaties genoemd waarin dat aan de orde kan zijn:

Bij onderdeel a kan bijvoorbeeld sprake zijn van een echtscheiding, waardoor niet langer de bijstandsnorm voor gehuwden relevant is. Of juist van een samenwonen of huwelijk, waardoor verhoging tot een bijstandsnorm voor gehuwden aan de orde is.

Door het bereiken van de leeftijd van 18 jaar is niet langer het inkomen van de ouders/verzorgers van belang, maar van de jongere zelf.

 

Bijvoorbeeld:

Een persoon gaat op 21 mei samenwonen. De betreffende persoon heeft geen kinderen.

Er wordt vijf maanden uitgegaan van de norm voor een alleenstaande en over zeven maandenvan de norm voor gehuwden.

Het inkomen van de persoon wordt over een jaar berekend, het inkomen van de partner wordtberekend over 7 maanden.

 

Een persoon wordt op 21 mei 18 jaar.

Er wordt over vijf maanden uitgegaan van het inkomen van zijn ouders, afgezet tegen de bijstandsnorm gehuwden. Er wordt over zeven maanden uitgegaan van het eigen inkomen, afgezet tegen de jongerennorm.

Na de laatste alinea worden twee nieuwe alinea’s ingevoegd die luiden:

Als er in een wettelijk voorschrift geen afhandelingstermijn van een aanvraag is opgenomen, geldt de redelijke termijn van de Algemene wet bestuursrecht. Dat betekent dat aanvragen die bijvoorbeeld op 1 september zijn ingediend, op 27 september moet zijn beslist. Aangezien dit administratief niet uitvoerbaar is, gezien het grote aantal aanvragen dat verwacht wordt, is in het zesde lid een afhandelingstermijn opgenomen. Hierbij is onderscheid gemaakt tussen aanvragen die voor en vanaf 1 oktober zijn ingediend.

Het zevende lid is een uitwerking van de bevoegdheid, zoals opgenomen in artikel 22, negende lid, onder b, van de verordening. Hierin staat dat het college bevoegd is om een persoon voor één of meerdere jaren uit te sluiten van het recht op een tegemoetkoming, als deze onrechtmatig is verstrekt.

In het zevende lid is deze bevoegdheid nader uitgewerkt. Uitsluiting geschiedt alleen als de verstrekking door toedoen van de persoon onrechtmatig heeft plaatsgevonden. Bijvoorbeeld omdat de persoon onjuiste gegevens heeft verstrekt. Als daar sprake van is, kan het college de persoon voor één jaar uitsluiten als dit voor de eerste keer gebeurt. Als er sprake is van recidive, sluit het college de persoon voor drie jaren uit.

 

Artikel III

Voor zover een cliënt die tot de doelgroep Ouderen behoort, een pgb ontvangt op grond van het hogere bedrag € 21,51 voor het resultaatgebied sociaal en persoonlijk functioneren, houdt de cliënt het pgb op basis van dit hogere bedrag totdat er een nieuw besluit is genomen of de pgb-bedragen wijzigen als gevolg van gewijzigde tarieven voor zorg in natura.

 

Artikel 12 Overgangsrecht

In artikel 5 is opgenomen dat de cliënt een bedrag van zijn pgb vrij mag besteden.

Een cliënt kan echter voor bepaalde dienstverlening die voorheen viel onder de Algemene Wet Bijzondere Ziektekostenverzekering (AWBZ) en nu onder de Wmo 2015, vallen onder het overgangsrecht. Ook de AWBZ kende een vrij besteedbaar bedrag, dat hoger was dan het bedrag, zoals opgenomen in artikel 5. De cliënt houdt gedurende de periode dat het overgangsrecht van toepassing is recht op dit hogere bedrag. Er vindt geen cumulatie plaats van het vrij besteedbaar bedrag op basis van artikel 5 en op basis van het overgangsrecht.

 

Een cliënt die op grond van ernstige psychiatrische problematiek een indicatie had voor een ZZP GGZ-c valt nu onder de reikwijdte van de Wmo 2015. Voor hen is in hoofdstuk 8 overgangsrecht geregeld. Een cliënt had onder de AWBZ de mogelijkheid de indicatie extramuraal te verzilveren in de vorm van een volledig pakket thuis of in klassen.

 

In het tweede lid is opgenomen dat een cliënt die ervoor heeft gekozen de indicatie op deze wijze extramuraal te verzilveren, in 2015 moet kiezen of hij kiest voor behoud van zijn rechten op het overgangsrecht (maar dan in de vorm van intramurale zorg) of dat hij ervoor kiest ondersteuning extramuraal te ontvangen op grond van de resultaatgebieden zoals opgenomen in de verordening. In dat geval zal de cliënt vervroegd op basis van de resultaatgebieden worden geherindiceerd.

 

Bijlage 1 Maximale pgb-bedragen voor dienstverlening

 

  • 1.

    Ouderen

 

Maximum pgb bij inzet van professionele ondersteuning

Resultaatgebied

 

 

 

 

 

 

 

 

1

2

3

4

5

6

7

Sociaal en persoonlijk functioneren

21,15

63,45

105,75

190,35

274,95

 

 

Het voeren van een huishouden

22,50

27,00

32,40

40,50

50,40

59,40

72

Financiën

21,15

42,30

169,20

 

 

 

 

Dagbesteding

45,61

114,03

 205,25

 

 

 

 

Zelfzorg en gezondheid

 

 

 

 

 

 

 

 

Maximum pgb bij inzet van informele hulp

Resultaatgebied

 

 

 

 

 

 

 

 

1

2

3

4

5

6

7

Sociaal en persoonlijk functioneren

11,37

34,12

56,87

102,37

147,86

 

 

Het voeren van een huishouden

15,60

18,72

22,46

28,08

34,94

41,18

49,92

Financiën

11,37

22,75

90,99

 

 

 

 

Dagbesteding

24,53

61,32

 110,38

 

 

 

 

Zelfzorg en gezondheid

n.v.t

 

 

 

 

 

 

 

  • 1.

    Verstandelijke beperking

 

Maximum pgb bij inzet van professionele ondersteuning

Resultaatgebied

 

 

 

 

 

 

 

 

1

2

3

4

5

6

7

Sociaal en persoonlijk functioneren

21,51

64,53

107,55

193,59

279,63

 

 

Het voeren van een huishouden

22,50

27,00

32,40

40,50

50,40

59,40

72

Financiën

21,51

43,02

172,08

 

 

 

 

Dagbesteding

65,25

163,13

293,63

 

 

 

 

Zelfzorg en gezondheid

39,86

159,44

478,33

 

 

 

 

 

Maximum pgb bij inzet van informele hulp

 

Resultaatgebied

 

 

 

 

 

 

 

 

1

2

3

4

5

6

7

Sociaal en persoonlijk functioneren

11,57

34,70

57,84

104,11

150,38

 

 

Het voeren van een huishouden

15,60

18,72

22,46

28,08

34,94

41,18

49,92

Financiën

11,57

23,14

92,54

 

 

 

 

Dagbesteding

35,09

87,73

157,91

 

 

 

 

Zelfzorg en gezondheid

21,44

85,75

257,24

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

  • 1.

    Lichamelijke beperking

Hierbinnen valt ook de doelgroep Niet aangeboren hersenletsel (NAH). Ter beoordeling van de indicatiesteller kunnen voor personen uit deze doelgroep onderstaande budgetten verhoogd worden met een opslag voor 15% bij de resultaatgebieden sociaal en persoonlijk functioneren.

Maximum pgb bij inzet van professionele ondersteuning

Resultaatgebied

 

 

 

 

 

 

 

 

1

2

3

4

5

6

7

Sociaal en persoonlijk functioneren

21,51

64,53

107,55

193,59

279,63

 

 

Het voeren van een huishouden

22,50

27,00

32,40

40,50

50,40

59,40

72

Financiën

21,51

43,02

172,08

 

 

 

 

Dagbesteding

65,25

163,13

293,63

 

 

 

 

Zelfzorg en gezondheid

n.v.t

 

 

 

 

 

 

 

Maximum pgb bij inzet van informele hulp

 

Resultaatgebied

 

 

 

 

 

 

 

 

1

2

3

4

5

6

7

Sociaal en persoonlijk functioneren

11,57

34,70

57,84

104,11

150,38

 

 

Het voeren van een huishouden

15,60

18,72

22,46

28,08

34,94

41,18

49,92

Financiën

11,57

23,14

92,54

 

 

 

 

Dagbesteding

35,09

87,73

157,91

 

 

 

 

Zelfzorg en gezondheid

n.v.t

 

 

 

 

 

 

 

  • 1.

    GGZ extramuraal

 

Maximum pgb bij inzet van professionele ondersteuning

 

Resultaatgebied

 

 

 

 

 

 

 

 

1

2

3

4

5

6

7

Sociaal en persoonlijk functioneren

25,16

75,49

125,82

226,48

327,13

 

 

Het voeren van een huishouden

22,50

27,00

32,40

40,50

50,40

59,40

72

Financiën

25,16

50,33

201,31

 

 

 

 

Dagbesteding

52,25

130,64

235,14

 

 

 

 

Zelfzorg en gezondheid

39,86

159,44

478,33

 

 

 

 

 

Maximum pgb bij inzet van informele hulp

 

Resultaatgebied

 

 

 

 

 

 

 

 

1

2

3

4

5

6

7

Sociaal en persoonlijk functioneren

13,53

40,60

67,66

121,79

175,92

 

 

Het voeren van een huishouden

15,60

18,72

22,46

28,08

34,94

41,18

49,92

Financiën

13,53

27,07

108,26

 

 

 

 

Dagbesteding

28,10

70,25

126,45

 

 

 

 

Zelfzorg en gezondheid

21,44

85,75

257,24

 

 

 

 

 

 

 

  • 1.

    Zintuiglijke beperking

Maximum pgb per sub-cliëntgroep, bij inzet van professionele ondersteuning en informele hulp.

 

Ondersteuning vroegdoven

 

 

Professionele ondersteuning

Informele hulp

Gespecialiseerde begeleiding

72

38,72

Revaliderende begeleiding

72

38,72

Dagbesteding

37,97

20,42

 

Ondersteuning doofblinden

 

 

Professionele ondersteuning

Informele hulp

Gespecialiseerde begeleiding

83,60

44,96

Revaliderende begeleiding

95,89

51,57

Begeleidersvoorziening doofblinden

38,28

20,58

Dagbesteding

49,94

26,86

 

Ondersteuning visueel beperkten

 

 

Professionele ondersteuning

Informele hulp

Gespecialiseerde begeleiding

93,38

50,22

 

Bijlage 2 Maximale pgb-bedragen voor mantelzorgondersteuning met verblijf

 

  • 1.

    1. Ouderen

 

Maximum pgb bij inzet van professionele ondersteuning

Resultaatgebied

 

 

 

 

1

2

3

Mantelzorgondersteuning

61,78

123,55

185,33

Mantelzorgondersteuning met individuele begeleiding

231,73

463,46

695,20

 

Maximum pgb bij inzet van informele hulp

Resultaatgebied

 

 

 

 

1

2

3

Mantelzorgondersteuning

23,96

47,91

71,87

Mantelzorgondersteuning met individuele begeleiding

115,35

230,70

346,05

Resultaatgebied

 

 

 

 

 

1

2

3

 

Mantelzorgondersteuning

35,56

71,11

106,67

 

Mantelzorgondersteuning met individuele begeleiding

133,37

266,75

400,12

 

 

  • 1.

    2. Verstandelijke beperking

 

Maximum pgb bij inzet van professionele ondersteuning

Resultaatgebied

 

 

 

 

1

2

3

Mantelzorgondersteuning

61,78

123,55

185,33

Mantelzorgondersteuning met individuele begeleiding

231,73

463,46

695,20

 

Maximum pgb bij inzet van informele hulp

 

Resultaatgebied

 

 

 

 

1

2

3

Mantelzorgondersteuning

35,56

71,11

106,67

Mantelzorgondersteuning met individuele begeleiding

133,37

266,75

400,12

 

  • 1.

    3. Lichamelijke beperking

Maximum pgb bij inzet van professionele ondersteuning

Resultaatgebied

 

 

 

 

1

2

3

Mantelzorgondersteuning

61,78

123,55

185,33

Mantelzorgondersteuning met individuele begeleiding

231,73

463,46

695,20

 

 

 

Maximum pgb bij inzet van informele hulp

 

Resultaatgebied

 

 

 

 

1

2

3

Mantelzorgondersteuning

35,56

71,11

106,67

Mantelzorgondersteuning met individuele begeleiding

133,37

266,75

400,12

 

  • 1.

    4. GGZ extramuraal

 

Maximum pgb bij inzet van professionele ondersteuning

Resultaatgebied

 

 

 

 

1

2

3

Mantelzorgondersteuning

61,78

123,55

185,33

Mantelzorgondersteuning met individuele begeleiding

231,73

463,46

695,20

 

Maximum pgb bij inzet van informele hulp

 

Resultaatgebied

 

 

 

 

1

2

3

Mantelzorgondersteuning

35,56

71,11

106,67

Mantelzorgondersteuning met individuele begeleiding

133,37

266,75

400,12

 

Bijlage 4 Maximale pgb-bedragen voor verhuiskosten

 

Aantal personen

Maximum budget in € voor stoffering

1 persoon, kamerbewoner

257,--

1 persoon

631,--

2 personen, echtpaar

631,--

2 personen, geen echtpaar

952,--

3 personen, echtpaar

952,--

3 personen, geen echtpaar

1.274,--

4 personen

1.274,--

5 personen

1.559,--

6 personen

1.784,--

Meer personen, per persoon extra

225,--

 

Toelichting bij de bijlagen

 

Bijlagen 1 t/m 3

De resultaatgebieden zijn aanbesteed in 5 afzonderlijke percelen:

  • 1.

    Ouderen;

  • 2.

    Lichamelijk beperkten;

  • 3.

    Verstandelijk beperkten;

  • 4.

    GGZ extramuraal;

  • 5.

    GGZ intramuraal.

 

Daarnaast is landelijk de dienstverlening aan zintuiglijk beperkten ingekocht, met afwijkende vormen van dienstverlening.

Anders dan dat de term “ouderen” suggereert, vallen onder deze cliëntgroep niet alleen ouderen. Het betreft cliënten van wie de belemmeringen ten aanzien van participatie en zelfredzaamheid vooral worden veroorzaakt door somatische of psychogeriatrische aandoeningen.

 

Aangezien aan de resultaatgebieden per cliëntgroep verschillende tarieven voor de aanbieders zijn gekoppeld, gelden ook voor de pgb-tarieven verschillende maxima per cliëntgroep.

 

De budgetten zijn afhankelijk van de zwaarte of omvang van de ondersteuning die noodzakelijk is.

De budgetten gelden per week en zijn bedragen in euro’s.

 

In de wet (en de verordening) is bepaald dat niet alle resultaatgebieden bij alle cliëntgroepen voorkomen. Zo is in de wet gedefinieerd wanneer opvang of beschermd wonen aangewezen kan zijn. Deze resultaatgebieden komen dan ook niet terug in de vorm van pgb-bedragen voor de cliëntgroepen waarop deze niet van toepassing zijn.

 

Cliënten met een zintuiglijk beperking die naast de gespecialiseerde ondersteuning ook nog reguliere ondersteuning nodig hebben, bijvoorbeeld in de vorm van mantelzorgondersteuning met verblijf of ondersteuning bij het voeren van het huishouden, krijgen deze ondersteuning via de reguliere dienstverleners. Een eventueel pgb-bedrag wordt hier vanaf geleid, afhankelijk van de cliëntgroep waar zij op grond van hun beperkingen of aandoeningen het meest bij passen.

 

Bijlage 4

De maximale verhuiskostenvergoeding bestaat uit een maximaal basisbedrag voor de kosten van de verhuizing à € 1.000,-- en een toeslag voor stoffering, behang, verf etc.

Deze toeslag staat opgenomen in de tabel in bijlage 4.

De hoogte van de toeslag is afhankelijk van de gezinsgrootte en –samenstelling.