Regeling vervallen per 19-07-2017

Verordening Individuele Inkomenstoeslag Participatiewet Rotterdam 2015

Geldend van 01-01-2015 t/m 18-07-2017

Gemeenteblad 2014

Verordening Individuele Inkomenstoeslag Participatiewet Rotterdam 2015

De raad van de gemeente Rotterdam,

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 25 november 2014 (raadsvoorstel nr. 2014-103); raadsstuk 14bb7722;

gelet op de artikel 8, eerste lid, aanhef en onder b en artikel 8, tweede lid, van de Participatiewet;

besluit vast te stellen:

Verordening Individuele Inkomenstoeslag Participatiewet Rotterdam 2015

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

belanghebbende: de ouder met een huishouding waartoe één of meerdere minderjarige kinderen behoren;

norm: norm, bedoeld in artikel 5, onderdeel c, van de wet;

peildatum: datum waarop een persoon individuele inkomenstoeslag aanvraagt;

referteperiode: aaneengesloten periode van 12 maanden voorafgaand aan de peildatum;

Vavo: voortgezet algemeen volwassenen onderwijs;

Wet: de Participatiewet.

Artikel 2 Voorwaarden voor het recht op individuele inkomenstoeslag

  • 1. In aanmerking voor de individuele inkomenstoeslag komt de belanghebbende van 18 tot 27 jaar die:

    • a)

      langdurig is aangewezen op een laag inkomen;

    • b)

      geen in aanmerking te nemen vermogen als bedoeld in artikel 34 van de wet heeft;

    • c)

      zelfstandig een huishouden voert;

    • d)

      geen startkwalificatie bezit;

    • e)

      een Vavo opleiding volgt en;

    • f)

      een tegemoetkoming scholieren van de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) ontvangt.

  • 2. Indien een belanghebbende een individuele inkomenstoeslag heeft ontvangen in een voorgaand jaar, toont de belanghebbende tevens aan in deze voorgaande periode een Vavo opleiding te hebben gevolgd en hiervoor voldoende inspanningen te hebben verricht.

Artikel 3 Langdurig laag inkomen

  • 1. Een belanghebbende heeft een langdurig laag inkomen als bedoeld in artikel 36, eerste lid, van de wet als gedurende de referteperiode het in aanmerking te nemen inkomen niet hoger is dan de voor de belanghebbende toepasselijke norm.

  • 2. Indien een belanghebbende zelfstandig een huishouden voert en op het moment van de aanvraag jonger is dan 19 jaar, is de referteperiode gelijk aan het aantal maanden dat de belanghebbende ouder is dan 18 jaar.

Artikel 4 Vorm en hoogte van Individuele inkomenstoeslag

De individuele inkomenstoeslag bestaat uit een financiële tegemoetkoming ten behoeve van het lesgeld aan een Vavo instelling, en is gelijk aan het lesgeld als bedoeld in artikel 5 tweede lid Les- en cursusgeldwet.

Artikel 5 Voorkoming onbillijkheid en onredelijkheid

Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd in bijzondere gevallen ten gunste van belanghebbende van de bepalingen in deze verordening af te wijken indien toepassing van de verordening leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 6 Evaluatiebepaling

Het college van burgemeester en wethouders zendt binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van deze verordening aan de gemeenteraad een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze verordening in de praktijk.

Artikel 7 Intrekking oude regeling

De Verordening langdurigheidstoeslag Rotterdam 2009 wordt ingetrokken.

Artikel 8 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2015.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening Individuele Inkomenstoeslag Participatiewet Rotterdam 2015.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 18 december 2014.

De griffier, De voorzitter,

J.G.A. Paans A. Aboutaleb

Dit gemeenteblad is uitgegeven op 22 december 2014 en ligt op werkdagen van 8.30 tot 16.00 uur ter inzage bij het Kenniscentrum Bestuursdienst Rotterdam (KBR), locatie Stadswinkel Centrum, Coolsingel 40 (zijde Doelwater, tegenover hoofdbureau politie)

(Zie ook: www.bis.rotterdam.nl – Regelgeving of Gemeentebladen chronologisch)

Toelichting op de Verordening Individuele Inkomenstoeslag Participatiewet Rotterdam 2015

Algemeen

Per 1 januari 2015 treedt te Participatiewet in werking. In het gewijzigde artikel 36 is de basis opgenomen voor een individuele inkomenstoeslag.

Het college heeft de bevoegdheid een individuele inkomenstoeslag te verlenen aan een persoon die langdurig een laag inkomen heeft, geen in aanmerking te nemen vermogen heeft en geen uitzicht heeft op inkomensverbetering. De individuele omstandigheden van het geval spelen een rol het bepalen van “uitzicht op inkomensverbetering”. Hierbij moet het college in ieder geval de krachten en bekwaamheden van de aanvrager betrekken en de verrichte inspanningen om tot de inkomensverbetering te komen.

In het gewijzigde artikel 8 Participatiewet wordt bepaald dat de gemeenteraad een verordening dient vast te stellen met betrekking tot de individuele inkomenstoeslag waarin de hoogte van de Individuele inkomenstoeslag en de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de begrippen langdurig en laag inkomen zijn geregeld.

Doelgroep

De doelgroep in deze verordening bestaat uit jonge ouders (vaak moeders en soms vaders) die veelal langdurig in de bijstand terecht komen, doordat ze niet (gaan) studeren of met hun school stoppen vanwege hun beperkte financiële middelen. Door middel van de financiële tegemoetkoming in het lesgeld wordt getracht te stimuleren dat de jonge ouder zijn of haar school afmaakt. Het op tijd stimuleren van teruggaan naar school is daarom van groot maatschappelijk belang. Een vereiste is dat de persoon voortgezet algemeen volwassenen onderwijs (Vavo) volgt. Vavo is met name bedoeld voor leerlingen die vanwege uiteenlopende oorzaken moeite hebben met het reguliere voortgezet onderwijs. Vavo biedt een alternatieve leerroute voor deze leerlingen en is bedoeld om het diploma vmbo-t, havo of vwo te halen. Deze groep kan geen aanspraak maken op de Wet Studiefinanciering. Dit beperkt de middelen bij deze groep, waardoor terugkeer naar school wordt bemoeilijkt.

De individuele inkomenstoeslag wordt hierbij ingezet als instrument om tot inkomensverbetering te komen door een financiële tegemoetkoming in het lesgeld. De voordelen zijn voor de ouder zelf (financiële zelfredzaamheid), voor het kind (voorbeeldfunctie van de ouder) en de kosten voor de samenleving (geen kosten bijstand). Het instrument wil daarmee voorkomen dat deze jonge ouders in de toekomst afhankelijk zullen blijven van de bijstand en langdurig een laag inkomen zullen hebben.

Artikelsgewijs

Artikelsgewijs

Artikel 1. Begripsbepalingen

In dit artikel is een beperkt aantal begrippen opgenomen, omdat de wet voldoende duidelijk is over de gehanteerde termen en begrippen.

Met het begrip norm wordt aangesloten op de op de belanghebbende van toepassing zijnde bijstandsnorm, waarbij de kostendelersnorm buiten beschouwing wordt gehouden.

Het begrip peildatum is opgenomen, omdat op deze datum het recht op individuele inkomenstoeslag wordt bepaald op grond van de situatie van dat moment en de referteperiode daaraan voorafgaand.

Artikel 2. Voorwaarden voor het recht op individuele inkomenstoeslag

In het eerste lid is aangegeven welke criteria gelden voor de doelgroep. De doelgroep voor deze regeling betreft Rotterdamse jonge ouders, in de leeftijdcategorie 18 tot 27 jaar met minderjarige kinderen die willen meewerken aan het investeren in een startkwalificatie en het voorkomen van uitval komen in aanmerking voor de inkomenstoeslag, indien zij langdurig een laag inkomen hebben en geen zicht hebben op inkomensverbetering. Een vereiste is dat deze jonge ouders voortgezet algemeen volwassenen onderwijs (Vavo) volgen. De wet vereist dat rekening wordt gehouden met de krachten en bekwaamheden van de belanghebbende en de verrichte inspanningen. Indien een jonge ouder wil meewerken en Vavo onderwijs gaat volgen, voldoet de persoon aan deze inspanningsverplichting. Bij vervolgaanvragen worden extra eisen gesteld aan de inspanningsverplichting omdat hierbij ook moet worden beoordeeld of de eerdere individuele inkomenstoeslag daadwerkelijk voor het beoogde doel is gebruikt. De belanghebbende moet daarom aantonen in de voorgaande periode daadwerkelijk Vavo onderwijs te hebben gevolgd en zich te hebben ingespannen om goede onderwijsresultaten te bereiken. Op deze wijze kan worden voorkomen dat de individuele inkomenstoeslag opnieuw wordt verstrekt aan jonge ouders die vanwege slechte schoolresultaten blijven zitten of die opnieuw zijn uitgevallen en waarbij dit verwijtbaar is.

Artikel 3. Langdurig laag inkomen

Van “langdurig laag inkomen” wordt gesproken als er sprake is van 12 maanden. Dit wordt ook wel de referteperiode genoemd.

De aard van het inkomen is niet van belang. Als het vastgestelde inkomen op of onder de toepasselijke bijstandsnorm ligt dan is er sprake van een laag inkomen.

Bij jonge ouders die geen zelfstandige huishouding voeren, wordt ook rekening gehouden met het inkomen van de medebewoners. Hierbij wordt met name gedacht aan jonge ouders die nog thuis wonen bij ouders of samenwonen.

Bij jonge ouders die een zelfstandige huishouding voeren en jonger zijn dan 19 jaar, die aan de overige criteria voldoen, wordt de referteperiode niet gehanteerd, omdat een aaneengesloten periode van 12 maanden nog niet mogelijk is. Tot 18 jaar is er sprake van minderjarigheid. De referteperiode kan daarom pas starten vanaf de leeftijd van 18 jaar. De referteperiode wordt daarom verkort tot het aantal maanden dat de belanghebbende 18 jaar is.

Artikel 4. Vorm en hoogte van Individuele inkomenstoeslag

De Individuele inkomenstoeslag wordt ingezet als instrument om tot inkomensverbetering te komen. De voordelen zijn voor de ouder zelf (financiële zelfredzaamheid), voor het kind (voorbeeldfunctie van de ouder) en de kosten voor de samenleving (geen kosten bijstand). De financiële tegemoetkoming is gelijk aan het lesgeld zoals is vastgelegd in de Les- en cursusgeldwet. Deze bedraagt in 2015 € 1.118,--. Bij ministeriële regeling wordt het bedrag jaarlijks geïndexeerd aan de hand van de consumentenprijsindex. Bij het indienen van het verzoek voor een individuele inkomenstoeslag wordt eveneens gevraagd om een toestemmingsverklaring te ondertekenen, waardoor het bedrag rechtstreeks kan worden doorbetaald aan de onderwijsinstelling.

Artikel 5. Voorkoming onbillijkheid en onredelijkheid

Dit artikel is opgenomen omdat het denkbaar is dat, gelet op het doel en de strekking van de verordening, de toepassing van de verordening kan leiden tot onbillijkheden van overwegende aard in niet precies te voorziene gevallen of groepen van gevallen.

Artikelen 6 t/m 8. Evaluatiebepaling, intrekking oude regeling, inwerkingtreding en citeertitel

Deze artikelen spreken voor zich.