Regeling vervallen per 12-04-2016

Bezoldigingsregeling gemeente Groesbeek 2015

Geldend van 09-07-2015 t/m 11-04-2016 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2015

Intitulé

Bezoldigingsregeling gemeente Groesbeek 2015

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Groesbeek besluit:

tot het vaststellen van de navolgende regeling

Bezoldigingsregeling gemeente Groesbeek 2015

Artikel 1 Begripsomschrijving

Voor de toepassing van deze regeling wordt verstaan onder:

a.Aanloopschaal

De aanloopschaal is de salarisschaal die één schaal onder de feitelijke salarisschaal waarin de betreffende functie is ingeschaald, ligt.

b.Bezoldiging

De bezoldiging als bedoeld in artikel 3:1 lid 2 sub c CAR/UWO, zijnde: het salaris vermeerderd met de aan de betreffende medewerker toegekende emolumenten en toelagen (niet zijnde onkostenvergoedingen) voor zover deze van structurele aard zijn, alsmede de waarnemingstoelage en functioneringstoelage.

Er is sprake van structurele toelagen en/of emolumenten wanneer deze voor onbepaalde tijd zijn toegekend of wanneer deze gedurende langere periode in een bepaald patroon zijn te herkennen.

c.Conversietabel

Een tabel die een koppeling legt tussen de resultaten van de functiewaardering en de salarisschalen.

d.Dagvenster

De tijdspanne van maandag tot en met vrijdag tussen 7.00 uur en 22.00 uur.

e. Functie

Het samenspel van werkzaamheden door de medewerker te verrichten krachtens en in overeenstemming met hetgeen door het daartoe bevoegde gezag is opgedragen. Deze functie is opgenomen in het functieboek van gemeente Groesbeek.

f.Functieschaal

De salarisschaal zoals die volgens de regeling functiewaardering aan een functie is gekoppeld.

g.Maximumsalaris

Het hoogste bedrag van de salarisschaal behorend bij een betreffende functie.

h.Medewerker

De ambtenaar in de zin van artikel 1:1 lid 1 sub a van de CAR/UWO.

i.Periodiek

De stappen waaruit een salarisschaal is opgebouwd, waarbij de salarisopbouw tussen het minimum- en maximumbedrag behorend bij de betreffende salarisschaal die in bijlage IIa van de CAR/UWO is opgenomen.

j.Personeelsbeoordeling

De eindbeoordeling voortvloeiende uit de jaarlijkse gesprekscyclus van POP-, functionerings- en beoordelingsgesprekken.

k.Salaris

Het salaris als bedoeld in artikel 3:1 lid 2 sub b CAR/UWO.

l.Salarisschaal

De schaal als bedoeld in artikel 3:1 lid 2 sub a CAR/UWO.

m.Toelagen

Alle toelagen –niet zijnde onkostenvergoedingen- waarop aanspraak bestaat.

n.Volledige betrekking

De betrekking als bedoeld in artikel 1:1 lid 1 sub k CAR/UWO.

o.Werkgever

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Groesbeek.

Artikel 2 Recht op salaris

  • 1. Een medewerker heeft recht op salaris vanaf de dag waarop het dienstverband (aanstelling of arbeidsovereenkomst) van de medewerker ingaat. Indien in het aanstellingsbesluit of de arbeidsovereenkomst geen ingangsdatum is opgenomen, vangt het recht op salaris aan op de dag waarop de medewerker feitelijk in dienst is getreden.

  • 2. Het salaris wordt gebaseerd op de gemiddelde arbeidsduur per week en uitbetaald per maand.

  • 3. Wanneer het salaris of een toelage moet worden berekend over een gedeelte van een kalendermaand, wordt het bedrag naar evenredigheid vastgesteld.

  • 4. Het recht op salaris eindigt in geval van ontslag met ingang van de dag waarop het ontslag ingaat, tenzij er sprake is van een uitzonderingssituatie als gevolg van artikel 16:1:2 CAR-UWO. Een dergelijke situatie wordt altijd voorgelegd aan Burgemeester en Wethouders van Groesbeek, waarbij er sprake is van onderbouwing van redenen die deze uitzondering rechtvaardigen.

Artikel 3 Salaris bij deeltijd

Het salaris van de medewerker die in deeltijd werkt, wordt vastgesteld naar evenredigheid van het salaris bij een volledige werktijd.

Artikel 4 Bepalen salarisschaal

  • 1. Het salaris van de medewerkers waarvan het salaris niet bij of krachtens de wet is geregeld, wordt afgeleid van de bedragen volgens de salarisschalen zoals opgenomen in bijlage IIa van de CAR-UWO.

  • 2. De werkgever bepaalt de voor de betreffende functie geldende salarisschaal. Dit vindt plaats aan de hand van de HR21-normfunctiebeschrijving, de daarbij behorende resultaatbeschrijving en de vastgestelde conversietabel.

  • 3. De werkgever kan nadere regels stellen in de HR21-procedureregeling.

  • 4. Indien de medewerker (nog) niet volledig voldoet aan de eisen die aan de functie worden gesteld, kan het salaris bepaald worden aan de hand van de aanloopschaal, welke één schaal lager ligt dan de functieschaal behorend bij de functie die de medewerker uitoefent.

  • 5. Zonder voorafgaand ontslag kan in principe voor een medewerker geen salarisschaal gaan gelden met een lager maximumsalaris dan het salaris van de reeds voor hem geldende salarisschaal.

  • 6. Een verlaging van het salaris kan wel plaatsvinden:

    • ·

      bij definitieve herplaatsing van een medewerker van 55 jaar of ouder in het kader van seniorenbeleid als bedoeld in artikel 3:1, zevende lid CAR-UWO rekening houdend met artikel 5a:9 CAR-UWO;

    • ·

      bij definitieve herplaatsing van een arbeidsongeschikte medewerker als bedoeld in artikel 7:16, tweede lid CAR-UWO;

    • ·

      bij herplaatsing wegens onbekwaamheid of ongeschiktheid voor de eigen functie als bedoeld in artikel 8:6 CAR-UWO;

    • ·

      bij het opleggen van een disciplinaire straf, als bedoeld in hoofdstuk 16 van de CAR-UWO.

Artikel 5 Salaris bij indiensttreding

  • 1. Bij indiensttreding kent de werkgever de medewerker het salaris toe, dat in de op zijn functie betrekking hebbende salarisschaal is vermeld bij periodiek 0.

  • 2. Indien daartoe naar het oordeel van de werkgever aanleiding bestaat, kan van het bepaalde in het vorige lid worden afgeweken door het toekennen van een hoger salaris, niet zijnde hoger dan het maximumsalaris van de betreffende salarisschaal. Argumenten hiervoor zijn gelegen in:

    • het hebben van aantoonbare relevante werkervaring;

    • de aansluiting van het aangetoonde salaris van de vorige dienstbetrekking ten opzichte van de huidige dienstbetrekking.

  • 3. Indien de medewerker bij indiensttreding naar verwachting nog niet volledig voldoet aan de eisen die de functie stelt, wordt hij ingeschaald in de aanloopschaal. Inschaling in de aanloopschaal is alleen mogelijk indien de verwachting bestaat dat er binnen afzienbare tijd wordt voldaan aan de gestelde eisen.

  • 4. De medewerker blijft in de aanloopschaal ingeschaald tot hij aan de voorwaarden voldoet waarbij recht ontstaat op inschaling in de functieschaal. Deze voorwaarden zijn opgenomen in het aanstellingsbesluit of de arbeidsovereenkomst.

Artikel 6 Salarisverhoging bij bevordering naar een hogere schaal

  • 1. Wanneer voor de medewerker een salarisschaal gaat gelden met een hoger maximumsalaris, wordt het salaris in de nieuwe schaal vastgesteld op een bedrag, gelegen onmiddellijk boven het salaris, dat de medewerker in de oude schaal zou hebben genoten. Indien deze bevordering tegelijkertijd plaatsvindt met een periodieke verhoging vindt eerst de periodieke verhoging plaats en vervolgens de inschaling vanwege de bevordering.

  • 2. Indien bij toepassing van het eerste lid van dit artikel het verschil tussen het oude salaris en het salaris in de nieuwe schaal minder dan 75% bedraagt van het verschil tussen het bedrag dat de medewerker laatstelijk genoot en het naast hogere bedrag in de oude schaal dan volgt een extra periodieke verhoging.

  • 3. Wanneer de in het tweede lid benoemde vergelijkingsystematiek niet mogelijk is omdat de medewerker het maximum van de salarisschaal behorende bij zijn oude functie reeds had bereikt, dient te worden vergeleken met het verschil tussen het bedrag behorende bij periodiek 10 en 11 in de oude schaal.

Artikel 7 Toekenning periodieke verhoging

  • 1. Op basis van de gesprekscyclus met de medewerker adviseren de afdelingshoofden het college over de toekenning van de reguliere periodieke verhogingen (minimaal voldoende functioneren) aan de medewerker die het maximum van de voor hem geldende schaal nog niet heeft bereikt.

    Eenmaal per kalenderjaar, in december, besluit het college daar over.

    Dit geldt niet voor de medewerker die het maximum van de voor hem geldende schaal reeds heeft bereikt.

  • 2. Een mogelijke salarisverhoging wordt voor de eerste maal met ingang van 1 januari na de datum van indiensttreding toegekend.

  • 3. Het tijdstip waarop ingevolge het tweede lid van dit artikel een periodieke verhoging wordt toegekend, kan worden vervroegd indien daartoe naar het oordeel van de werkgever aanleiding bestaat.

  • 4. In afwijking van het gestelde in het tweede lid vindt bij indiensttreding of bevordering op of na 1 oktober, per 1 januari daaropvolgend geen periodieke verhoging plaats.

  • 5. De diensttijd die als medewerker in tijdelijke dienst wordt doorgebracht en die onmiddellijk gevolgd wordt door een aanstelling of arbeidsovereenkomst, komt in aanmerking voor een beoordeling en de daaruit voortvloeiende salarisconsequentie als bedoeld in het eerste lid van dit artikel.

Artikel 8 Niet toekennen periodieke verhoging

Als er een besluit wordt genomen dat er geen periodieke salarisverhoging wordt toegekend, dan zal de medewerker daarvan zo spoedig mogelijk schriftelijk op de hoogte worden gesteld. Het informeren van de medewerker vindt in elk geval plaats voor de datum waarop de salarisverhoging had kunnen ingaan. Hierbij worden tevens de redenen aangegeven die aan dit besluit ten grondslag liggen.

Artikel 9 Periodieke salarisverhoging bij ziekte

Een verhindering wegens ziekte als bedoeld in hoofdstuk 7 van de CAR-UWO is niet van invloed op het tijdstip van toekenning van periodieke salarisverhogingen.

Artikel 10 Extra periodieke verhoging

  • 1. Aan de medewerker, die het maximumsalaris van de voor hem geldende salarisschaal nog niet heeft bereikt, kan een extra salarisverhoging tot een in de salarisschaal genoemd bedrag, niet uitgaande boven het maximumsalaris, worden toegekend op grond van buitengewone bekwaamheid, geschiktheid en inzet of andere door de werkgever van voldoende belang geachte omstandigheden.

  • 2. De toepassing van het vorige lid laat het tijdstip, waarop als gevolg van artikel 7, tweede lid van deze regeling een salarisverhoging zou moeten worden toegekend, onverlet, tenzij door de werkgever anders wordt bepaald.

Artikel 11 Persoonlijke toelage

  • 1. Aan de medewerker die het maximum van de voor hem geldende schaal heeft bereikt en die naar het oordeel van de werkgever blijk heeft gegeven van langdurig zeer goed functioneren, kan een persoonlijke toelage als bedoeld in artikel 3:7:8 CAR-UWO worden toegekend tot een bedrag van maximaal 10% van het bruto salaris per maand.

  • 2. De toelage dient vergezeld te gaan van schriftelijk vastgelegde afspraken over de duur, de grond, de hoogte en de ingangs- en einddatum van deze toelage.

  • 3. De toelage kan verlengd worden tot een maximumduur van twee jaar.

  • 4. Het recht op de persoonlijke toelage eindigt van rechtswege, indien de schriftelijk vastgelegde gronden waarop de toelage werd toegekend niet meer aanwezig zijn, tenzij de werkgever van oordeel is dat er omstandigheden zijn om de toelage geheel of gedeeltelijk te handhaven.

Artikel 12 Arbeidsmarkttoelage

  • 1. Aan de medewerker kan een arbeidsmarkttoelage worden toegekend.

  • 2. Mogelijke redenen om de in het voornoemde lid bedoelde toelage toe te kennen zijn:

    • ·

      het voorkomen van uitstroom van de betreffende medewerker;

    • ·

      het aantrekken van potentiële medewerkers, die zonder een dergelijke toelage niet in dienst zouden treden.

  • 3. De arbeidsmarkttoelage wordt toegekend voor een tijdvak van minimaal 1 jaar en maximaal 3 jaar.

  • 4. De hoogte van de arbeidsmarkttoelage bedraagt maximaal het verschil tussen het huidige schaalbedrag en het maximum van de naast hogere salarisschaal.

  • 5. De arbeidsmarkttoelage eindigt in ieder geval op de in het derde lid vastgestelde vervaldatum.

  • 6. Wanneer de situatie van de arbeidsmarkt waarop de toelage is gebaseerd nog steeds bestaat, kan opnieuw een toelage als bedoeld in het eerste lid worden toegekend.

  • 7. Het recht op de arbeidsmarkttoelage eindigt van rechtswege, indien de gronden waarop de toelage werd toegekend niet meer aanwezig zijn, tenzij de werkgever van oordeel is dat er omstandigheden zijn om de toelage geheel of gedeeltelijk te handhaven.

Artikel 13 Individuele gratificatie

  • 1. Indien een medewerker een uitstekende kortdurende of eenmalige prestatie heeft geleverd, kan de werkgever een gratificatie als bedoeld in artikel 15:1:28 CAR-UWO toekennen.

  • 2. De in het voornoemde lid bedoelde prestatie betreft een activiteit die niet uit de functiebeschrijving voortvloeit.

  • 3. De gratificatie wordt bruto uitgekeerd. De hoogte is afhankelijk van de geleverde prestatie en de mate en/of de tijdsduur waarin deze prestatie geleverd is.

  • 4. Een medewerker die in deeltijd werkt ontvangt de gratificatie naar evenredigheid van de omvang van de dienstbetrekking.

  • 5. De werkgever kan nader bepalen wat onder een uitstekende kortdurende of eenmalige prestatie moet worden verstaan.

Artikel 14 Groepsgratificatie

  • 1. Indien een groep medewerkers als collectief een uitstekende kortdurende of eenmalige prestatie heeft geleverd, kan de werkgever een gratificatie als bedoeld in artikel 15:1:28 CAR-UWO toekennen.

  • 2. De in het voornoemde lid bedoelde prestatie betreft een activiteit die niet uit de functiebeschrijving voortvloeit.

  • 3. De groepsgratificatie wordt bruto uitgekeerd. De hoogte hangt af van de geleverde prestatie en de mate en/of de tijdsduur waarin deze prestatie geleverd is.

  • 4. Bij de verdeling van de in het eerste lid van dit artikel bedoelde gratificatie wordt geen onderscheid gemaakt tussen medewerkers met een deeltijd- of volledig dienstverband.

  • 5. De werkgever kan nader bepalen wat onder een uitstekende kortdurende of eenmalige prestatie moet worden verstaan.

Artikel 15 Toelage in verband met minimumloon

  • 1. Indien het salaris van een medewerker buiten zijn toedoen minder bedraagt dan het maandbedrag van het minimumloon dat krachtens de artikelen 7, 8 en 14 van de Wet Minimumloon en Minimumvakantiebijslag (WML) geldt voor werknemers van dezelfde leeftijd als de medewerker, wordt hem een toelage toegekend ten bedrage van het verschil.

  • 2. Voor de medewerker die in deeltijd werkt wordt het voor werknemers van dezelfde leeftijd geldende minimumloon geacht te zijn vastgesteld op een evenredig deel van het minimumloon bij een volledige werktijd.

Artikel 16 Waarnemingstoelage

De medewerker die tijdelijk een functie waarneemt waarvoor een hogere salarisschaal geldt dan voor zijn eigen functie, kan recht hebben op een toelage conform het bepaalde in artikel 3:1:2 CAR-UWO.

Artikel 17 Module coördinatie

De medewerker die structureel is belast met module coördinatie als taakonderdeel van zijn functie heeft recht op een extra salarisschaal bovenop op de van toepassing zijnde HR21-functie.

Artikel 18 Buitendagvenstervergoeding

  • 1. De medewerker die onder de standaardregeling aangaande de werktijden valt, kan in aanmerking komen voor de buitendagvenstervergoeding zoals beschreven in artikel 3:8 CAR-UWO. Deze vergoeding bedraagt per gewerkt uur een percentage van het uurloon. De gewerkte uren buiten het dagvenster worden in tijd gecompenseerd. De medewerker maakt hierover afspraken met zijn leidinggevende.

  • 2. De medewerker die een functie bekleedt waaraan een functieschaal 11 of hoger verbonden is, heeft conform het bepaalde in artikel 3:8 CAR-UWO geen recht op een buitendagvenstervergoeding.

Artikel 19 Toelage bereikbaarheids- en beschikbaarheidsdienst

  • 1. Behoudens de uitzondering in artikel 3:3A, eerste lid, tweede volzin CAR-UWO, wordt aan de medewerker voor wie een functieschaal van 10 of lager geldt en die buiten de afgesproken werktijden als gevolg van een aanwijzing van de werkgever zich regelmatig of vrij regelmatig bereikbaar en beschikbaar moet houden teneinde bij oproep arbeid te verrichten, een toelage toegekend.

  • 2. Ter uitvoering van lid 1 stellen burgemeester en wethouders daar voor een aparte regeling vast.

Artikel 20 Verrichten bereikbaarheids- en beschikbaarheidsdienst medewerkers onder de standaardregeling van de werktijden

  • 1. De medewerker die onder de standaardregeling aangaande de werktijden valt en in het kader van de bereikbaarheids- en beschikbaarheidsdienst werkzaamheden verricht, komt voor de uren buiten het dagvenster (maandag tot en met vrijdag van 7:00 tot 22:00) in aanmerking voor een buitendagvenstervergoeding zoals bepaald in 3:8 van de CAR-UWO.

  • 2. Verricht de in het voornoemde lid genoemde medewerker werkzaamheden op uren binnen het dagvenster waarop deze medewerker op basis van de gemaakte afspraken normaal gezien geen werkzaamheden moet verrichten, dan dient hij die uren in overleg met zijn leidinggevende op een ander moment in tijd te compenseren.

Artikel 21 Verrichten bereikbaarheids- en beschikbaarheidsdienst medewerkers onder de bijzondere regeling van de werktijden

De medewerker die onder de bijzondere regeling aangaande de werktijden regeling valt en in het kader van de bereikbaarheids- en beschikbaarheidsdienst werkzaamheden verricht, komt over deze uren in aanmerking voor een overwerkvergoeding zoals bedoeld in artikel 22 van deze regeling.

Artikel 22 Overwerkvergoeding

  • 1. Onder overwerk wordt verstaan hetgeen in artikel 1:1 eerste lid, sub l CAR-UWO is bepaald.

  • 2. De medewerker die onder de bijzondere regeling aangaande de werktijden regeling valt voor wie een functieschaal van 11 of hoger geldt komt niet in aanmerking voor een overwerkvergoeding conform artikel 3:2:1 CAR-UWO.

Artikel 23 Toelage onregelmatige dienst

  • 1. De medewerker die onder de bijzondere regeling aangaande de werktijdenregeling valt, kan in aanmerking komen voor een toelage onregelmatige dienst.

  • 2. Behoudens de uitzondering in artikel 3:3, tweede lid CAR-UWO, wordt aan de bovengenoemde medewerker voor wie een functieschaal van 10 of lager geldt en die, anders dan bij wijze van overwerk, volgens een werkrooster geregeld of naar de aard van zijn functie vrij geregeld arbeid verricht op andere tijden dan op de werkdagen van maandag tot en met vrijdag tussen 8.00 en 18.00 uur, een toelage toegekend.

  • 3. De toelage zoals bedoeld in het eerste lid bedraagt per gewerkt uur een percentage van het voor de medewerker geldende salaris per uur en wel:

    • a)

      20% voor de uren op maandag tot en met vrijdag tussen 6.00 en 8.00 uur en tussen 18.00 en 22.00 uur;

    • b)

      40% voor de uren op zaterdag tussen 6.00 en 22.00 uur;

    • c)

      40% voor de uren op maandag tot en met zaterdag tussen 0.00 en 6.00 uur en tussen 22.00 en 24.00 uur;

    • d)

      65% voor de uren op zondag en op de feestdagen genoemd in artikel 4:5, derde lid CAR-UWO, met dien verstande dat genoemde percentage worden berekend over ten hoogste het salaris per uur (uurloon), dat is in alle gevallen afgeleid van het salaris behorende bij het maximum van salarisschaal 6.

  • 4. Voor de in het vorige lid onder sub a genoemde ochtend- en avonduren wordt de toelage slechts toegekend, indien de werkzaamheden zijn begonnen vóór 7.00 uur, respectievelijk is beëindigd na 19.00 uur.

  • 5. De medewerker voor wie naar het oordeel van de werkgever bij de vaststelling van de bezoldiging of bij de regeling van de overige rechtstoestand rekening is gehouden met onregelmatige diensten komt niet in aanmerking voor een toelage als in dit artikel bedoeld.

  • 6. In bijzondere gevallen kan de werkgever een regeling treffen die afwijkt van of aanvullend is op het bepaalde in de voorgaande leden.

Artikel 24 Verschuivingsvergoeding

De medewerker die onder de bijzondere regeling aangaande de werktijdenregeling valt, kan in aanmerking komen voor een verschuivingsvergoeding conform de artikelen 3:4 en 3:4:1 CAR-UWO

Artikel 25 Indexatie

De in artikelen 11 en 19 van deze regeling genoemde bedragen worden gekoppeld en daarmee automatisch aangepast aan algemene salarisaanpassingen zoals deze worden vastgesteld voor het gemeentelijk personeel.

Artikel 26 Garantieregeling

  • 1. De medewerker die een garantietoelage ontvangt, die niet in deze regeling is opgenomen, blijft deze toelage ontvangen, zolang de grond hiervoor aanwezig is.

  • 2. De toegekende garantietoelagen worden aangepast aan algemene trendmatige salarisaanpassingen zoals deze worden voorgesteld voor het gemeentelijk personeel.

  • 3. Bij bevordering naar een hogere salarisschaal wordt het bedrag van de garantietoelage geïncorporeerd in het toe te kennen salarisbedrag en vervalt gelijktijdig de garantietoelage.

Artikel 27 Overbruggingsuitkering.

  • 1. De medewerker wiens bezoldiging, buiten zijn toedoen, een blijvende verlaging ondervindt door het vervallen van één of meerdere looncomponenten, kan aanspraak hebben op een overbruggingsuitkering ter compensatie van de gederfde inkomsten.

  • 2. Ter uitvoering van lid 1 stellen burgemeester en wethouders daar voor een aparte regeling vast.

Artikel 28 Onvoorziene gevallen

In gevallen waarin deze regeling niet of niet in redelijkheid voorziet, kan de werkgever een bijzondere voorziening treffen.

Artikel 29 Citeertitel en inwerkingtreding

  • 1. Deze regeling treedt in werking op de dag na bekendmaking en werkt terug tot en met 1 januari 2015.

    Gelijktijdig worden alle voorgaande bezoldigingsregelingen zoals vastgesteld door de voormalige gemeenten Millingen aan de Rijn, Ubbergen en Groesbeek ingetrokken.

  • 2. Deze regeling kan worden aangehaald als de “Bezoldigingsregeling gemeente Groesbeek 2015”.

Ondertekening

Groesbeek, 30 juni 2015

Burgemeester en wethouders van Groesbeek,

De secretaris,

De burgemeester,