Regeling vervallen per 12-04-2016

Regeling dienstreizen en verblijfskosten gemeente Groesbeek 2015

Geldend van 09-07-2015 t/m 11-04-2016 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2015

Intitulé

Regeling dienstreizen en verblijfskosten gemeente Groesbeek 2015

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Groesbeek besluit:

  • gelet op artikel 160 van Gemeentewet;

  • gelet op artikel 15:1:22 en artikel 18:1:10 CAR-UWO;

  • na verkregen instemming van de commissie voor Bijzonder Georganiseerd Overleg;

tot het vaststellen van de navolgende regeling

Regeling dienstreizen en verblijfskosten gemeente Groesbeek 2015.

Artikel 1 Begripsomschrijving

Voor de toepassing van deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    Werkgever

    Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Groesbeek

  • b.

    Medewerker

    De ambtenaar in de zin van artikel 1:1 lid 1 sub a van de CAR/UWO, alsmede stagiaires en personen die anderszins in dienst zijn van de werkgever.

  • c.

    Dienstreis

    Een naar het oordeel van het afdelingshoofd noodzakelijke verplaatsing van een medewerker tot het verrichten van een dienst of volgen van een opleiding/cursus buiten de plaats van tewerkstelling, evenals het hiermede verband houdende verblijf buiten deze plaats.

  • d.

    Standplaats/werkplek

    Het adres waar de medewerker zijn werkzaamheden uitoefent. Indien er meerdere vestigingen zijn, geldt de vestiging waar de werkzaamheden hoofdzakelijk plaatsvinden.

  • e.

    (Motor)voertuig

    (Gemotoriseerd) vervoersmiddel van de medewerker.

Artikel 2 Algemene bepalingen

  • 1. De medewerker heeft voor het maken van een dienstreis voorafgaande toestemming nodig van het afdelingshoofd.

  • 2. Indien de dienstreis naar het oordeel van het afdelingshoofd niet of niet op doelmatige wijze per openbaar vervoer of een door de werkgever beschikbaar gesteld vervoermiddel kan worden gemaakt, kan het afdelingshoofd aan de medewerker toestemming verlenen voor de dienstreis gebruik te maken van een eigen motorvoertuig.

  • 3. Reiskosten voor woon-/werkverkeer worden niet aangemerkt als dienstreis.

  • 4. Verkeersovertredingen worden niet aangemerkt als reiskosten.

Artikel 3 Afstand

  • 1. Tenzij een andere opdracht is gegeven, behoort een dienstreis via de kortste route te worden gemaakt. Slechts bij hoge uitzondering mag van de fiscus van deze regel worden afgeweken.

  • 2. De standplaats/werkplek wordt door het afdelingshoofd als begin- en eindpunt aangemerkt. Het aantal kilometers wordt naar boven afgerond tot het naast hogere gehele getal.

  • 3. In afwijking van het bepaalde in het vorige lid kan de woning van de medewerker of een andere plaats als beginpunt respectievelijk eindpunt van de dienstreis worden aangemerkt, tenzij op de heenreis onderscheidenlijk de terugreis de plaats van tewerkstelling wordt bezocht.

Artikel 4 Vergoeding reiskosten

  • 1. De vergoeding van de reiskosten met een openbaar vervoer middel vindt plaats op grond van de daadwerkelijk gemaakte kosten voor een plaats in de tweede klasse, tenzij anders bepaald door de werkgever.

  • 2. Indien de werkgever vooraf toestemming heeft verleend voor het gebruik van een eigen voertuig krijgt de medewerker een kilometervergoeding van € 0,28 netto per kilometer.

  • 3. Indien een dienstreis met het openbaar vervoer gemaakt moet worden en de medewerker gebruikt toch zijn eigen voertuig, dan wordt hem een gereduceerde reiskostenvergoeding toegekend conform de Reisregeling binnenland.

  • 4. Boven de vergoeding als bedoeld in de leden 1 en 2 van dit artikel, wordt aan de medewerker vergoed hetgeen door hem is betaald voor parkeerkosten, bruggelden en stallingkosten.

Artikel 5 Vergoeding verblijfskosten

  • 1. Verblijfskosten worden vergoed tot de naar het oordeel van het afdelingshoofd in redelijkheid gemaakte werkelijke kosten, met inachtneming van het tweede lid van dit artikel.

  • 2. De in verband met een dienstreis noodzakelijk gemaakte kosten voor maaltijden en logies worden vergoed op basis van de Reisregeling binnenland.

Artikel 6 Declaratie

Uitbetaling van reis- en verblijfskosten geschiedt achteraf, op declaratiebasis. De vergoeding van de verblijfskosten wordt conform de regeling van de fiscus eventueel gedeeltelijk belast uitbetaald. Declaraties dienen voorzien te zijn van originele, deugdelijke bewijsstukken.

Artikel 7 Termijn

Geen aanspraak op tegemoetkoming in reis- en/of verblijfskosten bestaat indien de declaratie van de in een kalendermaand gemaakte kosten niet binnen drie maanden na die kalendermaand bij het afdelingshoofd is ingediend.

Artikel 8 Aansprakelijkheid bij schade

Bij schade aan het eigen motorvoertuig tijdens uitoefening van de dienst, als gevolg van verwijtbaar gedrag van de medewerker, is de werkgever niet aansprakelijk te stellen voor die schade.

Artikel 9 Onvoorziene gevallen

In gevallen waarin deze regeling niet of niet in redelijkheid voorziet, kan de werkgever een bijzondere voorziening treffen.

Artikel 10 Citeertitel en inwerkingtreding

  • 1. Deze regeling treedt in werking op de dag na bekendmaking en werkt terug tot en met 1 januari 2015. Gelijktijdig worden de voorgaande regelingen dienstreizen en verblijfskosten zoals vastgesteld door de voormalige gemeenten Millingen aan de Rijn, Ubbergen en Groesbeek ingetrokken.

  • 2. Deze regeling kan worden aangehaald als de “Regeling dienstreizen en verblijfskosten gemeente Groesbeek 2015”.

Ondertekening

Groesbeek,

30 juni 2015

Burgemeester en wethouders van Groesbeek,
De secretaris, De burgemeester,

Reisregeling binnenland

De Minister van Binnenlandse Zaken,

Gelet op het Reisbesluit binnenland;

Besluit:

Artikel 1

  • 1.

    In deze regeling wordt verstaan onder ‘besluit’: Reisbesluit binnenland.

  • 2.

    De begripsomschrijvingen in artikel 2 van het besluit zijn voor de toepassing van deze regeling van overeenkomstige toepassing.

Artikel 2

De vergoeding voor het gebruik van een eigen motorvoertuig of bromfiets als bedoeld in artikel 7 van het besluit, bedraagt € 0,37 per afgelegde kilometer.

Artikel 3. Eigen motorvoertuig of bromfiets indien openbaar vervoer wel doelmatig is

De vergoeding voor het gebruik van een eigen motorvoertuig of bromfiets als bedoeld in artikel 8 van het besluit bedraagt in beide gevallen € 0,09 per afgelegde kilometer. Deze vergoeding wordt verhoogd met € 0,09 per afgelegde kilometer voor iedere in het kader van de dienstreis meereizende betrokkene, tot een maximum van € 0,37 per afgelegde kilometer.

Artikel 4

De vergoeding voor het gebruik van een eigen fiets als bedoeld in artikel 9 van het besluit bedraagt:

  • a.

    € 0,37 per afgelegde kilometer indien openbaar vervoer niet mogelijk of niet doelmatig is;

  • b.

    € 0,09 per afgelegde kilometer, vermeerderd met de eventuele kosten van stalling, indien openbaar vervoer wel doelmatig is.

Artikel 4a

  • 1.

    Het gedeelte van de in de artikelen 2, 3 en 4 genoemde vergoeding dat uitgaat boven het bedrag per kilometer dat maximaal belastingvrij mag worden vergoed, strekt mede tot vergoeding van kilometers die al dan niet op grond van het Reisbesluit binnenland, het Reisbesluit buitenland, het Verplaatsingskostenbesluit 1989 en daarvan afgeleide regelingen nog aanvullend belastingvrij kunnen worden vergoed.

  • 2.

    De toepassing van het eerste lid geschiedt per kalenderjaar.

  • 3.

    Bij tussentijdse beëindiging van de dienstbetrekking in de loop van een kalenderjaar dient de na toepassing van het eerste lid eventueel verschuldigde loonheffing te worden ingehouden uiterlijk in de kalendermaand volgende op de kalendermaand waarin de dienstbetrekking eindigt.

  • 4.

    Bij de toepassing van het eerste en tweede lid worden de vergoedingen, genoemd in de artikelen 2, 3 en 4 toegekend als voorschot.

  • 5.

    Na afloop van het desbetreffende kalenderjaar worden de in het vierde lid bedoelde vergoedingen definitief vastgesteld.

  • 6.

    Voor de berekening van de loonheffing over het bovenmatig deel van de in het desbetreffende kalenderjaar uitbetaalde vergoedingen dient te worden uitgegaan van alle daadwerkelijk afgelegde dienstreiskilometers, vermeerderd met de overeenkomstig de artikelen 11, vierde lid, 12 en 13 van de Verplaatsingskostenregeling 1989 berekende woon-werkverkeerkilometers waarvoor een tegemoetkoming is toegekend.

Artikel 5. Vergoedingen wegens verblijfkosten

  • 1.

    De vergoeding wegens verblijfkosten als bedoeld in artikel 13, eerste lid, van het besluit omvat voor ieder vol etmaal dat de dienstreis duurt een bedrag van € 4,50 voor kleine uitgaven overdag (dagcomponent) alsmede een bedrag van € 13,43 voor kleine uitgaven 's-avonds (avondcomponent) vermeerderd met:

    • a.

      € 14,18 voor een lunch (lunchcomponent);

    • b.

      € 21,45 voor een avondmaaltijd (dinercomponent);

    • c.

      € 85,40 voor logies (logiescomponent);

    • d.

      € 8,34 voor een ontbijt (ontbijtcomponent).

  • 2.

    De aanspraak op de onder het eerste lid onderdeel a, b, c en d bedoelde vergoedingen bestaat slechts indien voor het verkrijgen van de respectievelijke verstrekkingen kosten zijn gemaakt in een daarvoor bestemde gelegenheid.

  • 3.

    Bij aansluitende dienstreizen kan de avondcomponent als bedoeld in het eerste lid niet langer dan voor de eerste acht avonden worden toegekend. Voor ieder volgend etmaal dat binnen die dienstreizen valt, wordt het bedrag van de avondcomponent gehalveerd.

  • 4.

    Voor een resterend gedeelte van een etmaal dan wel voor een incidentele dienstreis van kortere duur dan een etmaal worden de uit te keren bedragen voor verblijfkosten berekend overeenkomstig het eerste, het tweede en het derde lid, met dien verstande dat:

    • a.

      de dagcomponent slechts wordt toegekend, indien mede wordt voldaan aan de voorwaarde dat ten minste 4 uren in het resterende gedeelte of in de dienstreis valt;

    • b.

      de avondcomponent en de ontbijtcomponent slechts worden toegekend, indien mede wordt voldaan aan de voorwaarde dat een overnachting in het resterende gedeelte of in de dienstreis valt;

    • c.

      de lunchcomponent respectievelijk de dinercomponent slechts worden toegekend, indien mede wordt voldaan aan de voorwaarde dat de tijd tussen 12.00 uur en 14.00 uur respectievelijk tussen 18.00 uur en 21.00 uur geheel in het resterende gedeelte of in de dienstreis valt.

  • 5.

    De vergoeding voor een overnachting als bedoeld in artikel 13, derde lid, van het besluit is gelijk aan de werkelijke kosten.

Artikel 6. Inwerkingtreding

Deze regeling, die zal worden gepubliceerd in de Staatscourant, treedt in werking op 1 april 1993.

Artikel 7. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Reisregeling binnenland.

De Minister van Binnenlandse Zaken,

voor deze,

de Directeur-Generaal management en personeelsbeleid, H. A. P. M. Pont