Regeling vervallen per 12-02-2016

Beleidsregel wijkverboden artikel 2:77b APV Rotterdam 2012

Geldend van 08-03-2011 t/m 11-02-2016

Intitulé

Beleidsregel wijkverboden artikel 2:77b APV Rotterdam 2012

Gemeenteblad 2011

Beleidsregel wijkverboden artikel 2:77b APV Rotterdam 2012

 

 

De burgemeester van Rotterdam,

gehoord de beraadslaging in de driehoek van 9 november 2010; kenmerk 488318;

overwegende dat voor de toepassing van artikel 2:77b van de Algemene Plaatselijke Verordening Rotterdam 2012 een aanpassing van de beleidsregel “gebiedsontzeggingen artikel 2.10. APV Rotterdam 2008” noodzakelijk is wat betreft de bevoegdheden bij overlastgevend gedrag;

 

gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 172 derde lid van de Gemeentewet;

 

overwegende dat,

Rotterdam een lange historie heeft van gebruikers, dealers, pooiers, runners, prostituees, hangjongeren en andere figuren die in bepaalde wijken veel overlast veroorzaken, strafbare feiten plegen en intimiderend gedrag vertonen. Door alle betrokken instanties in Rotterdam zijn en worden nog steeds enorme investeringen gepleegd om deze overlast te bestrijden. Bij het bestrijden van overlast kan onder meer gedacht worden aan het instellen van een Meldpunt Drugsoverlast, het sluiten van overlastgevende woningen op grond van artikel 174a Gemeentewet, het aanbieden van dag- en nachtopvang aan verslaafden en dak- en thuislozen, het starten van een lik-op-stuk beleid door het Openbaar Ministerie (hierna: OM), het openen van gebruikersruimten, het aanbieden van medische behandeling en de persoonsgebonden aanpak voor ernstig verslaafde en zorgmijdende druggebruikers.

Ondanks al deze maatregelen blijft de overlastsituatie in bepaalde wijken van Rotterdam aanhoudend aandacht vragen. De overlast in de openbare ruimte wordt voor een belangrijk deel veroorzaakt door personen die overdag en ’s avonds in Rotterdam verblijven. Het gedrag van genoemde personen laat zich als volgt kenschetsen: samenscholing, intimiderend (groeps)gedrag, handel in drugs, openlijk drugsgebruik, geweldpleging, vernieling, doelloos ophouden in portieken van woningen en/of winkels, belemmering van de vrije doorgang, schreeuwen, urineren, gebruiken van de wijk als afwerkplek, onvoorspelbare agressiviteit en het anderszins lastigvallen van burgers.

Dit gedrag kan voor de omgeving ingrijpend zijn: mensen die zich in hun eigen woonomgeving bedreigd en onveilig voelen, bewoners die worden weggepest, ondernemers die hun zaak sluiten met verloedering van de buurt tot gevolg. Vanuit het oogpunt van omwonenden en slachtoffers is het onbegrijpelijk en is het maatschappelijk gezien onaanvaardbaar dat niet snel kan worden opgetreden tegen dergelijk gedrag.

Naast overlast ‘in het algemeen’ is sprake van een nieuwe ontwikkeling waar ook Rotterdam de afgelopen jaren mee is geconfronteerd. Steeds vaker worden (grootschalige) evenementen aangegrepen om de openbare orde ernstig te verstoren. De rellen op het strand in Hoek van Holland in 2009, maar ook de ongeregeldheden tijdens de Koninginnedagviering in 2009 en de aanloop naar de bekerfinale van 2010 zijn hier recente voorbeelden van. De gebeurtenissen - in het bijzonder de gebeurtenissen op het strand van Hoek van Holland - leidden tot grote politieke en maatschappelijke verontwaardiging.

Op 1 september 2010 is de Wet Maatregelen Bestrijding Voetbalvandalisme en Ernstige Overlast (hierna: overlastwet) inwerking getreden. De toevoeging van artikel 172a en 172b aan de Gemeentewet laat de toepassing van wat in de APV is bepaald onverlet. Dit betekent dat de huidige bevoegdheden tegen overlast en baldadigheid blijven bestaan, zoals artikel 2:77b van de Algemene Plaatselijke Verordening 2012 (hierna: APV).

Op grond van de overlastwet kan een burgemeester een gebiedsverbod, groepsverbod en/of meldingsplicht opleggen indien de overlast een herhaaldelijk karakter heeft, waarbij tevens sprake moet zijn van een ernstige vrees voor een verdere verstoring van de openbare orde. De bevoegdheden uit de overlastwet zijn feitelijk niet geschikt om in een kortdurend en/of acuut zich manifesterend openbare orde probleem in te zetten, omdat de overlast (nog) niet herhaaldelijk is.

Dit betekent dat voor situaties waarbij de overlast plotseling opkomt, deze voor korte duur is of waarbij de overlastplegers bij de politie nog onvoldoende bekend zijn, er nog geen sprake is van structureel, dan wel ernstige overlastgevend gedrag, deze overlastwet dus geen soelaas biedt. In een situatie waarin relschoppers bij een evenement de openbare orde ernstig hebben verstoord biedt de overlastwet dan ook geen mogelijkheid om op te treden tijdens hetzelfde evenement of een kort daarop volgend evenement om de openbare orde en veiligheid van bezoekers te kunnen waarborgen.

Hiervoor blijven de APV, zoals het bestuurlijk ophouden, dan wel het noodrecht (artikelen 172, 175-176a Gemeentewet) de meest geëigende instrumenten. Een wijkverbod op grond van de APV blijft in de hierboven beschreven situaties het meest passende middel.

In artikel 2:77b van de APV Rotterdam 2012 is bepaald dat de burgemeester bevoegd is om een persoon een wijkverbod op te leggen in het belang van:

- de openbare orde en veiligheid;

- het voorkomen of beperken van overlast;

- het voorkomen of beperken van aantastingen van het woon- en leefklimaat;

- de veiligheid van personen en goederen; of

- de gezondheid of zedelijkheid.

Een wijkverbod wordt opgelegd aan personen die strafbare feiten of openbare orde verstorende handelingen verrichten en éénmaal zijn gewaarschuwd door de politie. De duur van het wijkverbod bedraagt maximaal 30 dagen, waarbij een cumulatie van wijkverboden tot de mogelijkheden behoort.

Het artikel uit de APV maakt het mogelijk na een waarschuwing bij (lichte) ordeverstorende gedragingen direct een wijkverbod voor zeer korte duur op te leggen. Op grond van de APV kan direct worden opgetreden op het moment dat een maatregel op dat moment, in dat gebied noodzakelijk wordt geacht voor het herstel van de openbare orde. Een wijkverbod is daarom mogelijk bij een op dat moment manifesterend probleem, mits de betrokkene eerder is gewaarschuwd en de persoon in de gelegenheid is gesteld zijn/haar gedrag te verbeteren, dan wel het gebied waar het ordeverstorende gedrag heeft plaatsgehad te verlaten.

Mede doordat de bevoegdheid is gemandateerd aan de politie is direct optreden bij openbare orde problemen bijvoorbeeld rond uitgaansgelegenheden op deze manier mogelijk en proportioneel gelet op de duur van de maatregel.

In deze beleidsregel geeft de burgemeester aan op welke wijze hij of de door of namens hem gemandateerde ambtenaren van de bevoegdheid van artikel 2:77b van de APV Rotterdam 2012 gebruik wordt gemaakt. Een wijkverbod wordt onder meer ingezet bij een direct manifesterend openbare orde probleem of bij overlast waarbij nog geen sprake is van een structureel karakter. Ook kan het gaan om een persoon die meer dan eens licht ordeverstorend gedrag heeft vertoond. Indien de overlast een structureel karakter krijgt kan inzet worden gepleegd op grond van de overlastwet conform de beleidsregel “aanpak overlast”.

Het opleggen van een wijkverbod betekent niet dat er geen strafrechtelijke vervolging door het OM kan plaatsvinden tegen de gepleegde strafbare feiten, zoals bij een overtreding van een door de burgemeester afgegeven bevel. Hierbij toetst het OM onder meer of een maatregel genomen door de burgemeester gelet op de proportionaliteit en subsidiariteit in dat stadium mogelijk was.

Uitgangspunt is dat gelet op de intensiteit en de aard van de gedragingen bekeken wordt of direct vervolging plaatsvindt (lik op stuk). Hierbij kan gedacht worden aan een situatie tijdens het uitgaan, waarbij een persoon in korte tijd diverse overtredingen pleegt. In dergelijk gevallen is het wenselijk om direct een signaal af te geven dat dit gedrag niet wordt getolereerd. Indien sprake is van bijvoorbeeld een veelpleger, waarbij de intensiteit van de overlastgevende gedragingen over een langere periode is verspreid kan gebruik worden gemaakt van een gecombineerde vervolging;

gelet op artikel 2:77b van de Algemene Plaatselijke Verordening Rotterdam 2012,

Besluit vast te stellen:

 

Beleidsregel wijkverboden artikel 2:77b APV Rotterdam 2012

Instructie opleggen wijkverbod

1. De gedragingen waarvoor een wijkverbod kan worden opgelegd, zijn opgenomen in onderdeel 19.

 

2. Een wijkverbod geldt voor het gebied waarbinnen een strafbaar feit heeft plaatsgevonden en wordt begrensd door de grenzen van de politie wijkteams. Indien een overlastgevende gedraging zoals genoemd in onderdeel 19 heeft plaatsgevonden tijdens een grootschalige B of C evenement[1] wordt een verbod opgelegd waarbij voor het gebied aansluiting wordt gezocht bij het evenemententerrein, dan wel het gebied waar het evenement plaatsvindt.

3. Alvorens een wijkverbod wordt opgelegd, wordt een persoon die zich voor de eerste keer schuldig heeft gemaakt aan een gedraging als genoemd in onderdeel 19, eenmalig schriftelijk gewaarschuwd en aan de persoon uitgereikt. Deze waarschuwing geldt voor de gehele gemeente Rotterdam voor de duur van zes maanden. De persoon wordt tevens het beleid uitgelegd. Indien sprake is van een ordeverstorende handeling bij een B of C evenement kan direct een wijkverbod worden opgelegd, zonder dat de persoon wordt gewaarschuwd. Er moet dan sprake zijn van een directe vrees van een verdere verstoring van de openbare orde tijdens dit evenement en de vereiste spoed zich verzet tegen het waarschuwen. Dit kan onder meer blijken uit de ernst van de gedraging, het effect op het evenement, gevaar voor de overige bezoekers en overige omstandigheden van het geval. Indien er geen directe vrees is voor een verdere verstoring van de openbare orde en er geen direct gevaar is voor de overige bezoekers van het evenement dient de persoon eerst te worden gewaarschuwd.

4. Indien ten aanzien van een persoon voor de tweede maal een gedraging, binnen zes maanden na de waarschuwing als bedoeld in onderdeel 19 wordt geconstateerd, wordt een wijkverbod opgelegd om zich gedurende drie dagen te bevinden op de in het wijkverbod aangewezen gebieden. Bij overtreding van een wijkverbod wordt een proces-verbaal opgemaakt op grond van artikel 2:77b, vijfde lid, APV Rotterdam 2012.

5. Aan een persoon die zich binnen zes maanden na het opleggen van een wijkverbod in hetzelfde gebied voor een volgende maal schuldig maakt aan een gedraging als genoemd in onderdeel 19 wordt - in overeenstemming met het tweede lid van artikel 2:77b APV Rotterdam 2012 - een verbod opgelegd, om zich gedurende het in onderdeel 20 genoemde tijdvak te bevinden in het in dat verbod aangewezen gebied, waar of in de nabijheid waarvan de genoemde gedragingen hebben plaatsgevonden. Bij overtreding van een wijkverbod wordt een proces-verbaal terzake van artikel 2:77b, vijfde lid, APV Rotterdam 2012 opgemaakt. Deze opbouw geldt niet als het verbod is opgelegd in het kader van een overtreding rond een evenement. Voor een evenement kan alleen een verbod voor de duur van het evenement, dan wel maximaal drie dagen worden opgelegd.

6. Als een wijkverbod wordt opgelegd terwijl al een wijkverbod geldt, gaat het nieuwe wijkverbod in na afloop van het eerder opgelegde wijkverbod. Gedurende de looptijd van het wijkverbod kan slechts één keer een nieuw wijkverbod worden opgelegd.

Wijkverbod

7. Het opleggen van een wijkverbod van drie dagen namens de korpschef – in overeenstemming met het Besluit mandaat, volmacht en machtiging burgemeester 2012 - zijn bevoegd de ambtenaren, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder c, van het Besluit algemene rechtspositie politie.

8. Tot het geven van een wijkverbod voor de duur van 14 en 30 dagen en een wijkverbod tijdens een evenement namens de korpschef - één en ander in overeenstemming met het besluit mandaat, volmacht en machtiging burgemeester 2009 - zijn bevoegd de hulpofficieren van justitie van de politieregio Rotterdam-Rijnmond. Een wijkverbod in een bijzondere omstandigheid wordt te allen tijde door de burgemeester opgelegd.

 

Zienswijzen en rechtsbescherming

9. De betrokkene aan wie een wijkverbod in persoon wordt uitgereikt, wordt door degene die een wijkverbod uitreikt direct in de gelegenheid gesteld zijn of haar zienswijzen kenbaar te maken. Indien de betrokkene van die gelegenheid gebruik maakt, wordt de afgelegde verklaring door de politie schriftelijk vastgelegd in het proces-verbaal. Tevens wordt betrokkene medegedeeld dat bezwaar tegen het besluit mogelijk is.

 

Uitreiking wijkverbod en waarschuwing

10. Een wijkverbod wordt in persoon aan de betrokkene uitgereikt onder verwijzing naar het besluit. De gedragingen waarop het wijkverbod is gebaseerd, worden medegedeeld en schriftelijk vastgelegd in een proces-verbaal, alsmede voor welk tijdvak en gebied het wijkverbod geldt. Tevens wordt een kaart uitgereikt van het gebied.

11. Indien de betrokkene kan aantonen dat hij/zij een zwaarwegend belang heeft om zich op een bepaalde plaats in het gebied op te houden, dan wordt in het besluit tot oplegging van een wijkverbod direct een looproute opgenomen. Het is de betrokkene in dat geval slechts toegestaan om de desbetreffende locatie via de aangegeven looproute te bereiken. Of iemand een zwaarwegend belang heeft om zich in het gebied op te houden, zal door betrokkene zelf moeten worden aangetoond. Doorgaans zal het daarbij gaan om belangen in de persoonlijke sfeer, zoals wonen, werken, het bezoek aan een huisarts, advocaat of een hulpverleningsinstantie.

Inwerkingtreding

12. Een wijkverbod treedt in werking op het moment dat het besluit aan de betrokkene wordt uitgereikt, dan wel aansluitend op de datum waarop een eerder opgelegd wijkverbod eindigt.

Dossiervorming en verslaglegging

13. Indien bezwaar wordt aangetekend tegen het besluit levert de politie een (kopie)dossier aan bij de Directie Veiligheid van de Bestuursdienst van de Gemeente Rotterdam. Dit dossier dient in ieder geval te bevatten:

  • 1.

    het voorblad met contactgegevens van de behandelend ambtenaar;

  • 2.

    de waarschuwing en het onderliggende proces-verbaal van het strafbare feit. In het proces-verbaal is tevens de zienswijze van betrokkene vastgelegd;

  • 3.

    de na het uitreiken van de waarschuwing opgemaakte ondertekende processen-verbaal van de in onderdeel 19 genoemde strafbare feiten en openbare orde verstorende handelingen welke hebben geleid tot de wijkverboden en bevat tevens de zienswijze van betrokkene;

  • 4.

    alle opgelegde wijkverboden;

  • 5.

    alle processen-verbaal inzake het negeren van de wijkverboden;

  • 6.

    het gebied waarvoor het wijkverbod is opgelegd;

 

14. De politie houdt een registratie bij van de opgelegde wijkverboden en de documenten zoals genoemd onder 13.

 

15. Een dossier dat bij het OM wordt aangeleverd bevat naast de in onderdeel 13 genoemde documenten, een afschrift van deze gebruiksinstructie, de bekendmaking van de APV en de publicatie van de mandatering aan de politie.

 

Informatieplicht

16. De korpschef informeert de burgemeester indien een wijkverbod is opgelegd voor de duur van 30 dagen. Tevens informeert de korpschef de burgemeester door middel van een jaarrapportage over het aantal opgelegde wijkverboden. Indien het instrument is ingezet bij een evenement, wordt de burgemeester direct na het evenement geïnformeerd over het opgelegde wijkverbod.

 

17. Het OM informeert de burgemeester door middel van een jaarrapportage over het aantal dossiers en de wijze waarop de wijkverboden zijn afgedaan.

 

18. De burgemeester informeert het OM en de korpschef over een ingediend bezwaar tegen een wijkverbod en over de beslissing op bezwaar indien dit voor vervolging noodzakelijk is.

 

Strafbare feiten en openbare orde verstorende handelingen

19. Bij constatering van de volgende strafbare feiten kan een wijkverbod worden opgelegd.

 

 

Strafbare feiten:

 

artikel 2:1 APV Rotterdam 2012 samenscholing en ongeregeldheden

artikel 2:9 APV Rotterdam 2012 straatartiest

artikel 2:23a APV Rotterdam 2012 (slaap)verblijf op de weg, in voertuigen en in kampeermiddelen

artikel 2:26 APV Rotterdam 2012 openbare orde en veiligheid

(bij evenementen)

artikel 2:47 APV Rotterdam 2012 hinderlijk gedrag op openbare plaatsen

artikel 2:48 APV Rotterdam 2012 verboden drankgebruik

artikel 2:49 APV Rotterdam 2012 verboden gedrag bij of in gebouwen

artikel 2:50 APV Rotterdam 2012 hinderlijk gedrag in voor het publiek toegankelijke ruimten

artikel 2:50a APV Rotterdam 2012 messen en andere voorwerpen als wapen

artikel 2:65 APV Rotterdam 2012 bedelarij

artikel 2:77b, vijfde lid APV Rotterdam 2012 wijkverbod

artikel 3:9 APV Rotterdam 2012 prostitutie

artikel 2:74a APV Rotterdam 2012 openlijk drugsgebruik (m.u.v. “blowen”)

artikel 2:74b APV Rotterdam 2012 weggooien van spuiten e.d.

artikel 4:8 APV Rotterdam 2012 natuurlijke behoefte doen

artikel 5:15 APV Rotterdam 2012 venten

artikel 2 Opiumwet verkopen enz. van harddrugs

artikel 3 Opiumwet verkopen enz. van softdrugs

artikel 137c Wetboek van Strafrecht belediging groep mensen

artikel 141 Wetboek van Strafrecht openlijke geweldpleging

artikel 142 Wetboek van Strafrecht vals alarm

artikel 143 Wetboek van Strafrecht verhindering vergadering

artikel 144 Wetboek van Strafrecht verstoring vergadering

artikel 184 Wetboek van Strafrecht negeren bevoegd gegeven ambtelijk bevel

artikel 239 Wetboek van Strafrecht schennis van de eerbaarheid

artikel 266 jo. 267 Wetboek van Strafrecht belediging ambtenaar in functie

artikel 285 Wetboek van Strafrecht bedreiging

artikel 300-303 Wetboek van Strafrecht mishandeling

artikel 350 jo. 351 Wetboek van Strafrecht vernieling

artikel 424 Wetboek van Strafrecht straatschenderij

artikel 426-427 Wetboek van Strafrecht overtredingen betreffende algemene veiligheid

artikel 453 Wetboek van Strafrecht openbare dronkenschap

artikel 13, 26 of 27 Wet Wapens en Munitie dragen verboden wapens

 

- In geval van uitsluitend het aanwezig hebben van een middel als bedoeld in artikel 2 of 3 Opiumwet kan slechts een wijkverbod worden opgelegd indien de aangetroffen hoeveelheid meer is dan die waarbij volgens de daarvoor geldende richtlijn politiesepot wordt toegepast.

 

 

 

20. Duur van het wijkverbod

 

Overtreding

Politie

OM

 

1eovertreding bevel

recidive

Eerste constatering

Waarschuwing

 

 

Tweede constatering

3 dagen

€ 150,- Subsidiair

3 dagen hechtenis

€ 200,- Subsidiair

4 dagen hechtenis

Derde constatering

14 dagen

 

7 dagen hechtenis

Vierde constatering

30 dagen

 

14 dagen hechtenis

iedere verdere constatering indien alleen sprake is van een overtreding van het bevel.

30 dagen, verlenging steeds met 30 dagen tot een periode van maximaal 6 maanden

 

Te beoordelen door de zaaksofficier

Iedere verdere constatering indien sprake is van een overlastgevende gedraging

Kan worden opgetreden conform de beleidsregel “aanpak overlast”

 

Te beoordelen door de zaaksofficier

 

B en C Evenementen

 

Politie **)

 

 

Eerste constatering en een ernstige vrees voor een verdere verstoring van de openbare orde tijdens dit evenement

Duur van het evenement, dan wel maximaal voor de duur van 3 dagen

Te beoordelen door de zaaksofficier

Te beoordelen door de zaaksofficier

Meerdere constateringen bij B en C evenementen in de afgelopen 13 maanden

Kan worden opgetreden conform de beleidsregel “aanpak overlast”

Te beoordelen door de zaaksofficier

Te beoordelen door de zaaksofficier

**) De burgemeester wordt direct in kennis gesteld.

 

Afhankelijk van de veiligheidssituatie op de locatie, de strafbare feiten die de overlastgever heeft gepleegd en de termijn waarbinnen deze feiten zijn gepleegd, kan er worden gekozen om de overlastgever aan te pakken op basis van de overlastwet (artikel 172a Gemeentewet). Er moet dan wel sprake zijn van herhaaldelijk overlastgevend gedrag binnen een termijn van 13 maanden.

 

Intrekking

21. De gebruiksinstructie gebiedsontzeggingen artikel 2.10.1 van de APV Rotterdam van 1 januari 2008 wordt ingetrokken.

 

Overgangsrecht

22. Indien binnen een termijn van drie maanden voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze gewijzigde instructie een of meerdere “gebiedsontzeggingen” aan een persoon zijn opgelegd, dan is de duur van het volgende wijkverbod afhankelijk van het langstdurende opgelegde wijkverbod binnen die zes maanden, dan wel wordt een wijkverbod conform de nieuwe beleidsregels wijkverboden, dan wel beleidsregel aanpak overlast opgelegd.

 

Inwerkingtreding

23. Deze beleidsregel treedt in werking op de eerste dag na publicatie in het gemeenteblad.

 

Citeertitel

24. Deze beleidsregel kan worden aangehaald als: Beleidsregel wijkverboden artikel 2:77b APV Rotterdam 2012.

 

Aldus vastgesteld op 18 februari 2011.

 

De burgemeester van Rotterdam,

 

 

 

Ing. A. Aboutaleb

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Dit gemeenteblad is uitgegeven op 7 maart 2011 en ligt op werkdagen van 8.30 tot 16.00 uur ter inzage bij het Kenniscentrum Bestuursdienst Rotterdam (KBR), locatie Stadswinkel Centrum, Coolsingel 40 (zijde Doelwater, tegenover hoofdbureau politie)

(Zie ook: www.bds.rotterdam.nl – Gemeentebladen)

[1] 

De APV van Rotterdam definieert drie soorten evenementen, gerelateerd aan het effect van het evenement op het gemeenschapsleven. Hierbij wordt door middel van een risicoanalysemodel een evenement ingeschaald. A- evenementen hebben een beperkte impact op de omgeving en het verkeer. Het is een kleinschalig evenement tot circa 5000 bezoekers. Een B- evenement heeft een gemiddeld risico met een grote impact op de directie omgeving en gevolgen voor het verkeer. C- evenementen hebben een grote impact op de stad en/of regionale gevolgen.