Regeling vervallen per 01-06-2014

Referendumverordening Rotterdam 2007

Geldend van 25-04-2007 t/m 31-05-2014

Intitulé

Referendumverordening Rotterdam 2007

Gemeenteblad 2007

Referendumverordening Rotterdam 2007

De Raad van de gemeente Rotterdam,

Gelezen het voorstel van het presidium van 7 december 2006; 06GR3115; raadsstukken 2006-3115 en 2007-883;

overwegende dat het gewenst is regels te stellen voor het houden van raadgevende en raadplegende referenda;

gelet op de artikelen 83 en 147 van de Gemeentewet;

Besluit:

vast te stellen de hierna volgende:

Referendumverordening Rotterdam 2007

Artikel 1 Definities

In deze verordening wordt verstaan onder: a. verzoeker: degene die op de dag van het indienen van het inleidende verzoek de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt, ingezetene is van Rotterdam, niet uitgesloten is van het kiesrecht, en indien hij geen onderdaan is van een lidstaat van de Europese Unie voldoet aan de vereisten zoals gesteld in artikel B3, lid 2 van de Kieswet, met dien verstande dat voor de dag van de kandidaatstelling gelezen moet worden de dag van de indiening van het verzoek; b. ondertekenaar: degene die op het moment van de ondertekening van het inleidende of definitieve verzoek de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt, ingezetene is van Rotterdam, niet uitgesloten is van het kiesrecht, en indien hij geen onderdaan is van een lidstaat van de Europese Unie voldoet aan de vereisten zoals gesteld in artikel B3, lid 2 van de Kieswet, met dien verstande dat voor de dag van de kandidaatstelling gelezen moet worden het moment van ondertekening van het verzoek;

  • c.

    kiesgerechtigde: degene die voldoet aan de eisen voor een kiezer van de leden van de raad van de gemeente, zoals gesteld in artikel B3 van de Kieswet;

  • d.

    raadgevend referendum: een volksstemming op initiatief van de bevolking (evt. een of meer verzoekers in) van Rotterdam; e. raadplegend referendum: een volksstemming op initiatief van de raad.

Artikel 1a Onderwerp van referendum

Onderwerp van een raadplegend of raadgevend referendum kan, onverminderd het in artikel 2 bepaalde, zijn een voorgenomen besluit van de raad.

Artikel 2 Uitzonderingsbepalingen

Een referendum wordt niet gehouden over:

  • a.

    de uitvoering van besluiten van hogere bestuursorganen waaromtrent de raad geen beleidsvrijheid heeft;

  • b.

    gemeentelijke procedures;

  • c.

    de inrichting van de gemeentelijke organisatie als bedoeld in artikel 160, eerste lid, onder c, van de Gemeentewet;

  • d.

    vaststelling en wijziging van de gemeentelijke begroting en rekening;

  • e.

    gemeentelijke belastingen en tarieven;

  • f.

    geldelijke voorzieningen voor ambtsdragers, gewezen ambtsdragers dan wel hun nagelaten betrekkingen of hun rechthebbenden;

  • g.

    handelingen en gedragingen van collegeleden, raadsleden of ambtenaren waartegen een klacht kan worden ingediend op grond van de Algemene wet bestuursrecht of een door de raad of het college vastgestelde klachtenregeling;

  • h.

    benoemingen of functioneren van personen;

  • i.

    beschikkingen;

  • j.

    onderwerpen waarover deelgemeenten bevoegd zijn;

  • k.

    besluiten op grond van een gehouden referendum of in het kader van deze verordening;

  • l.

    besluiten met een spoedeisend karakter;

  • m.

    besluiten over een ingediend burgerinitiatief.

Artikel 3 Duidelijkheid vooraf over uitzonderingsgevallen

In ieder raadsvoorstel wordt aangegeven of het voorgenomen besluit al dan niet onderwerp van een referendum kan zijn.

Paragraaf 2 Bijzondere bepalingen over het raadgevend referendum

Artikel 4

  • 1.

    Een verzoeker kan schriftelijk een inleidend verzoek voor het houden van een raadgevend referendum indienen bij de voorzitter van de raad.

  • 2.

    Het inleidend verzoek geeft aan om welk te nemen besluit het gaat en wordt ten minste vijf werkdagen vóór de raadsvergadering, waarvoor het besluit dat onderwerp is van het inleidende verzoek is geagendeerd, ingediend.

  • 3.

    Het inleidend verzoek dient door ten minste duizend ondertekenaars te worden ondersteund.

  • 4.

    De ondertekenaars geven, op door de gemeente verstrekte lijsten, aan hun:

    • a.

      naam;

    • b.

      adres;

    • c.

      woonplaats;

    • d.

      geboortedatum;

en ondertekenen het inleidend verzoek.

  • 5.

    Het inleidend verzoek wordt door de voorzitter van de raad aan de in deze verordening bepaalde vereisten getoetst en vervolgens legt de voorzitter zijn bevindingen voor aan de raad.

  • 6.

    Indien het inleidend verzoek voldoet aan de in deze verordening bepaalde vereisten, besluit de raad in de in het tweede lid bedoelde vergadering de besluitvorming over het voorgenomen besluit met ten minste twee maanden te verdagen, zodat een definitief verzoek tot het houden van een referendum kan worden ingediend.

  • 7.

    De voorzitter van de raad maakt het besluit inzake het inleidende verzoek zo spoedig mogelijk openbaar op de in de gemeente gebruikelijke wijze.

Artikel 5

  • 1. Binnen zes weken na de dag waarop het besluit bedoeld in artikel 4, zevende lid, is bekend gemaakt wordt door verzoekers een definitief verzoek tot het houden van een raadgevend referendum bij de voorzitter van de raad ingediend.

  • 2. Een definitief verzoek dient ten minste door tienduizend ondertekenaars te worden ondersteund. De ondertekenaars die het inleidende verzoek hebben ondersteund, worden tevens geacht het definitief verzoek te ondersteunen.

  • 3. Artikel 4, derde en vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.

  • 4. De daartoe van gemeentewege verstrekte lijsten worden:

    • a.

      op bij openbare bekendmaking gemaakte plaatsen neergelegd; of

    • b.

      aan ondertekenaars beschikbaar gesteld.

  • 5. Binnen vier weken na de dag van ontvangst van het definitief verzoek wordt het verzoek door de raad in zijn vergadering aan de in deze verordening bepaalde vereisten getoetst.

  • 6. Indien het definitief verzoek voldoet aan de in deze verordening bepaalde vereisten, besluit de raad dat een raadgevend referendum wordt gehouden.

  • 7. De voorzitter van de raad maakt het besluit inzake het houden van een raadgevend referendum zo spoedig mogelijk openbaar op de in de gemeente gebruikelijke wijze.

Paragraaf 3 Bijzondere bepalingen over het raadplegend referendum

Artikel 6 Het raadplegend referendum, initiatief van de raad

  • 1. Eén of meer leden van de raad kunnen een voorstel doen tot het houden van een raadplegend referendum.

  • 2. Het voorstel wordt schriftelijk ingediend bij de voorzitter van de raad en bevat een probleemstelling met daarbij een toelichting.

  • 3. De raad toetst het voorstel aan de in artikel 2 gestelde uitzonderingen en besluit aansluitend of een raadplegend referendum kan worden gehouden.

  • 4. De voorzitter van de raad maakt het besluit inzake het houden van een raadplegend referendum zo spoedig mogelijk openbaar op de in de gemeente gebruikelijke wijze.

Paragraaf 4 Aanvullende bepalingen over het raadgevend en raadplegend referendum

Artikel 7 Aanhouden beslissing

  • 1. Indien de raad heeft bepaald dat over een te nemen besluit een raadgevend of raadplegend referendum kan worden gehouden dan wordt het betreffende raadsvoorstel op de gangbare wijze behandeld.

  • 2. De stemming over het door de raad te nemen besluit zoals dat luidt na verwerking van de aanvaarde amendementen, wordt aangehouden tot de eerstvolgende vergadering na de dag waarop de uitslag van het referendum bekend is, tenzij eerder negatief over de ontvankelijkheid van het inleidende of het definitieve verzoek wordt beslist.

  • 3. Indien de eerstvolgende vergadering na de uitslag van het referendum niet binnen vier weken valt, wordt binnen die termijn ten behoeve van de stemming een extra vergadering bijeengeroepen.

Paragraaf 5 Verdere procedure

Artikel 8 Datum referendum

  • 1.

    De raad stelt tegelijkertijd met het besluit tot het houden van een referendum de datum daarvan vast, met dien verstande dat het referendum niet later plaats vindt dan uiterlijk vier maanden na de bekendmaking bedoeld in artikel 5, zevende lid of artikel 6, vierde lid.

  • 2.

    In het geval de in het eerste lid genoemde termijn van vier maanden afloopt binnen twee maanden voor een algemene verkiezing kan de termijn worden overschreden opdat de stemmingen kunnen worden gecombineerd.

  • 3.

    Een referendum vindt niet plaats in de voor de regio aangewezen schoolvakanties voor het basis- en voortgezet onderwijs.

De in het eerste lid genoemde termijn van vier maanden kan door de raad worden verlengd met maximaal zes weken, indien een deel van de zomervakantie in die vier maanden valt.

4.Er kunnen meer referenda op dezelfde dag worden gehouden.

Artikel 9 Vraagstelling

  • 1. De raad stelt uiterlijk drie maanden voor de datum waarop het referendum wordt gehouden de vraagstelling en de antwoordcategorieën van het referendum vast. De raad laat zich voor de formulering bijstaan door onafhankelijke, externe deskundigen.

  • 2. Na de vaststelling van de vraagstelling wordt elk raadslid in de gelegenheid gesteld uit te spreken welke binding de uitslag van het referendum voor het raadslid heeft.

Artikel 10 Organisatie en uitvoering

  • 1. De bepalingen van de Kieswet voor wat betreft de raadsverkiezingen zijn zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing, tenzij deze verordening anders bepaalt. 2. Een referendum wordt gehouden onder de kiesgerechtigden van het gehele grondgebied van de gemeente Rotterdam.

  • 3. De voorzitter van de raad doet openbare kennisgeving van een besluit tot het houden van een referendum.

  • 4. De stukken met betrekking tot de te nemen beslissing liggen voor een ieder ter inzage op door de voorzitter van de raad aan te wijzen plaatsen. In de openbare kennisgeving wordt daarvan mededeling gedaan.

Artikel 11 Oproep

1. Een kiesgerechtigde voor het referendum ontvangt hiervoor een oproeping.

Artikel 12 Geldigheid referendum en inhoud uitslag

  • 1.

    Een referendum is geldig, indien ten minste 30% van de kiesgerechtigden voor dit referendum een stem heeft uitgebracht.

  • 2.

    De keuzemogelijkheid welke de meeste stemmen heeft gekregen wordt als referendumuitspraak vastgesteld.

  • 3.

    De raad is niet gebonden aan een referendumuitspraak.

  • 4.

    Het hoofdstembureau, als bedoeld in artikel E5 van de Kieswet, stelt op de tweede dag na de dag waarop het referendum is gehouden, het totaal aantal uitgebrachte stemmen vast alsmede het aantal geldige stemmen ‘voor’ en ‘tegen’.

Paragraaf 6De referendumcommissie   Artikel 13 De referendumcommissie 1. Er is een referendumcommissie. 2. De referendumcommissie verricht haar taken onafhankelijk van de andere gemeentelijke bestuursorganen. 3. De referendumcommissie kan een reglement van orde voor haar vergaderingen en haar andere werkzaamheden opstellen, dat aan de raad en het college wordt toegezonden.

Artikel 14 Duur benoeming en ontslag1. De referendumcommissie bestaat uit een voorzitter en vier andereleden die voor een periode van zes jaar door de raad worden benoemd op voordracht van de zittende referendumcommissie. De voorzitter en de leden kunnen éénmalig worden herbenoemd voor een termijn van zes jaar. 2. De voorzitter en de leden van de commissie kunnen te allen tijdeontslag nemen; degenen die aftreden of ontslag nemen blijven hun functie waarnemen, totdat in hun opvolging is voorzien. Zij zijn nog dertig dagen nadat in hun opvolging is voorzien, bevoegd aan de behandeling van ten tijde van hun aftreden of ontslag lopende zaken deel te nemen.

Artikel 15 Onverenigbare functiesDe artikelen 13 en 15 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 16 Taken referendumcommissie

1. De referendumcommissie kan nadere regels als bedoeld in artikel 4 van de Subsidieverordening Rotterdam 2005 vaststellen, ten behoeve van de subsidiëring van instellingen die activiteiten ontwikkelen in het kader van een referendum.

  • 2.

    De referendumcommissie stelt subsidiecriteria op en maakt deze bekend. 3. De referendumcommissie verdeelt het door de raad vastgestelde budget voor voorlichting, campagnes en het vervullen van een platformfunctie.

  • 4.

    De referendumcommissie toetst de voorlichting aan de eisen van objectiviteit en de campagnes aan de eisen van fair play. 5. De referendumcommissie is belast met het uitbrengen van adviezen over klachten, ingediend na inwilliging van het definitieve verzoek, over de gemeentelijke voorlichting en de wijze waarop gemeentelijke campagnes in het kader van het referendum worden gevoerd. 6. De referendumcommissie is belast met het behandelen van klachten, ingediend na inwilliging van het definitieve referendumverzoek, over de campagnes en platformactiviteiten van de organisaties die voor die activiteiten van de referendumcommissie middelen toebedeeld hebben gekregen.

  • 7.

    Bezwaarschriften, ingediend tegen besluiten van de referendumcommissie, worden ter advisering in handen gesteld van Kamer III van de Algemene Bezwaarschriftencommissie (ABC).

Artikel 17 Openbaarheid vergaderingen1. De vergaderingen van de referendumcommissie worden in het openbaar gehouden.2. De deuren worden gesloten wanneer een lid daarom verzoekt of de voorzitter het nodig oordeelt.3. De referendumcommissie beslist vervolgens of met gesloten deuren zal worden vergaderd.4. De raad heeft inzage in de stukken waaromtrent door de referendumcommissie geheimhouding is opgelegd. De referendumcommissie kan inzage slechts weigeren voor zover zij in strijd is met het openbaar belang.

Artikel 18 Verantwoording

1. Ter afronding van het referendum maakt de referendumcommissie een eindverslag op. 2. Het eindverslag bevat in ieder geval: a. een overzicht van de verleende subsidies; b. de bevindingen en een oordeel over de campagnes, de gemeentelijke voorlichting en de ingediende klachten. 3. De referendumcommissie brengt het eindverslag 20 weken na de datum waarop het referendum is gehouden ter kennis van de raad en het college.

Paragraaf 7 Overige bepalingen

Artikel 19 Evaluatie

1. De raad is belast met de uitvoering van de evaluatie van het referendum. 2. De raad kan het college opdragen de evaluatie uit te voeren.

Slotbepalingen

Artikel 20

Deze verordening treedt in werking na publicatie in het Gemeenteblad.

Artikel 21

De Referendumverordening 2000 wordt ingetrokken.

Artikel 22

Deze verordening wordt aangehaald als: Referendumverordening 2007.

Aldus vastgesteld in de openbare vergaderingen van 25 januari 2007 en

5 april 2007.

De griffier, De voorzitter,

K.D. Handstede I.W. Opstelten

Dit gemeenteblad is uitgegeven op 25 april 2007 en ligt op werkdagen van 8.30 tot 16.30 uur ter inzage bij het Kenniscentrum Bestuursdienst Rotterdam (KBR), Stadskantoor ingang Rodezand 18, begane grond.

(Zie ook: www.bds.rotterdam.nl – Gemeentebladen)