Regeling vervallen per 24-03-2020

Verordening Sociale Kredietverlening gemeente Barneveld 1998

Geldend van 01-01-1998 t/m 23-03-2020

Intitulé

Verordening Sociale Kredietverlening gemeente Barneveld 1998

Hoofdstuk 1 Algemene Bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    inkomen: het reëel besteedbare netto inkomen op maandbasis, waarbij rekening wordt gehouden met de cumulatieve effecten van draagkrachtberekeningen en bijzondere individuele omstandigheden die daarop van invloed zijn. Inkomsten met een bijzonder, naar het oordeel van burgemeester en wethouders noodzakelijk, doel worden buiten beschouwing gelaten.

  • b.

    bijstandsnorm: de van toepassing zijnde bijstandsnorm als bedoeld in hoofdstuk IV, afdeling 1, § 2 en 3 van de Algemene bijstandswet.

  • c.

    belanghebbende: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken;

  • d.

    partner: de echtgenoot dan wel echtgenote van de belanghebbende dan wel degene met wie de belanghebbende een duurzame gezamenlijke huishouding voert als bedoeld in artikel 3, van de Algemene bijstandswet.

  • e.

    inwoner: degene die zijn hoofdverblijf heeft in de gemeente Barneveld en ook als zodanig in het bevolkingsregister staat ingeschreven.

Artikel 2 Doelgroep

Burgemeester en wethouders kunnen aan inwoners financiële steun met toepassing van deze verordening verlenen, indien de belanghebbende wordt geacht te beschikken over een inkomen, welke de bijstandsnorm niet of slechts in geringe mate overschrijdt.

Artikel 3 Financiering

  • 1.

    De financiële steun wordt slechts verleend voor zover binnen de vastgestelde gemeentebegroting hiervoor voldoende middelen beschikbaar zijn.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders doen jaarlijks aan de gemeenteraad verslag over de uitvoering van deze verordening.

Artikel 4 Beslissingsbevoegdheid

Op aanvragen op grond van deze verordening wordt beslist door burgemeester en wethouders. Zij kunnen de uitoefening van deze bevoegdheid, onder behoud van hun verantwoordelijkheid, opdragen aan één of meer ambtenaren.

De bevoegdheid tot het nemen van beslissingen op bezwaarschriften tegen genomen beslissingen kan niet worden overgedragen.

Artikel 5 Inlichtingenplicht

De belanghebbende is verplicht alle voor de uitvoering van deze verordening door of namens burgemeester en wethouders noodzakelijk geachte gegevens te verstrekken en desgewenst bewijsstukken daarvan over te leggen.

Artikel 6 Onderzoek

  • 1.

    Burgemeester en wethouders doen een onderzoek verrichten naar het recht op financiële steun krachtens deze verordening. Zij zijn daarbij bevoegd zonodig inlichten bij derden in te winnen.

  • 2.

    Indien een belanghebbende overwegende bezwaren heeft tegen het inwinnen van inlichtingen bij derden dient hij of zij hiervan bij het indienen van de aanvraag mededeling te doen. In dat geval wordt de aanvraag afgewezen, tenzij de belanghebbende zelf er zorg voor draagt dat de van derden verlangde inlichtingen aan de gemeente worden verstrekt.

Hoofdstuk 2 Sociale kredietverlening

Artikel 7 Geldlening

Aan belanghebbende kan een geldlening worden verstrekt voor naar het oordeel van burgemeester en wethouders noodzakelijke kosten, indien de financiële situatie van de belanghebbende en diens partner daartoe naar het oordeel van burgemeester en wethouders aanleiding geven.

Artikel 8 Rente

  • 1.

    Geldleningen als bedoeld in artikel 7 zijn rentedragend. Het rentepercentage wordt door burgemeester en wethouders vastgesteld met als uitgangspunt de door de gemeente te betalen marktrente verhoogd met 1 %.

  • 2.

    In zeer bijzondere individuele situaties kunnen burgemeester en wethouders besluiten tot de verstrekking van een geldlening tegen een lager percentage dan wel tot de verstrekking van een renteloze geldlening.

Artikel 9 Voorwaarden

  • 1.

    Burgemeester en wethouders stellen per geval de termijnen voor de betaling van rente en aflossing, alsmede de andere voorwaarden vast.

  • 2.

    Zij kunnen voorwaarden aan de lening verbinden, welk zijn gericht op meerdere zekerheid voor de nakoming van de rente- en aflossingsverplichtingen en/of de aard en doel van de hulpverlening.

  • 3.

    Bij de vaststelling van de voorwaarden wordt voor zoveel noodzakelijk rekening gehouden met de individuele omstandigheden en het doel van de geldlening.

Artikel 10 Borgstelling

In bijzondere daarvoor in aanmerking komende gevallen kunnen burgemeester en wethouders besluiten tot borgstelling door de gemeente voor leningen door belanghebbende aangegaan.

Artikel 11 Inning

  • 1.

    Burgemeester en wethouders bewaken de nakoming van de voorwaarden en de tijdige betaling van rente en aflossing.

  • 2.

    De belanghebbende die niet aan de rente- en aflossingsverplichtingen voldoet, wordt door burgemeester en wethouders tot betaling gemaand.

  • 3.

    Indien de belanghebbende in gebreke blijft, vorderen burgemeester en wethouders het geleende bedrag en de achterstallige rente - beide verhoogd met de wettelijke rente - terug, zonodig door middel van het voeren van een rechtsgeding.

Hoofdstuk 3 Slotbepalingen

Artikel 12 Bevoegdheid burgemeester en wethouders

Door burgemeester en wethouders kunnen nadere regels worden bepaald voor de verlening van sociale kredieten als in deze verordening bedoeld.

Artikel 13 Afwijking

Van de bepalingen en criteria in deze verordening kan gemotiveerd worden afgeweken, indien en voor zover de individuele situatie van de belanghebbende daartoe aanleiding geeft:

  • a.

    in het nadeel van de belanghebbende indien er sprake is van tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan;

  • b.

    in het voordeel van de belanghebbende indien individuele omstandigheden dit rechtvaardigen en toepassing van de verordening in het geval van de belanghebbende tot een ongewenste hardheid leidt.

Artikel 14 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening Sociale Kredietverlening gemeente Barneveld 1998".

Artikel 15 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 1998.

Op dat tijdstip wordt de verordening Minimabeleid Barneveld, vastgesteld bij besluit van de gemeenteraad van 23 april 1991, nr. 91-82, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 28 maart 1995, ingetrokken;

Artikel 16 Overgangsbepalingen

  • 1.

    Verstrekkingen op grond van de in artikel 15 tweede lid genoemde regeling worden geacht te hebben plaatsgevonden op grond van deze verordening;

  • 2.

    Aanvragen op grond van de in artikel 15 tweede lid genoemde regeling waarop op het tijdstip van inwerkingtreding nog geen beslissing is genomen worden geacht op grond van deze verordening te zijn ingediend.