Regeling vervallen per 01-01-2014

Regeling keuzemodel arbeidsvoorwaarden

Geldend van 01-01-1998 t/m 24-05-2012

Regeling keuzemodel arbeidsvoorwaarden

Artikel 1 Begripsomschrijving

Voor de toepassing van deze regeling wordt verstaan onder:

  • a

    Werkgever:Het college van burgemeester en wethouders.

  • b

    Medewerker:De ambtenaar als bedoeld in artikel 1:1 lid 1 sub a van de CAR, voor zover deze een vaste aanstelling heeft dan wel tijdelijk is aangesteld voor de duur van tenminste één jaar.

  • c

    Keuzemodel arbeidsvoorwaarden:Medewerkers kunnen bepaalde arbeidsvoorwaarden (bronnen) kiezen uit een pakket opgesteld door de werkgever, die ingezet worden als ruilmiddel voor in dat pakket opgenomen faciliteiten op het terrein van de arbeidsvoorwaarden (doelen).

  • d

    Bronnen:Bronnen zijn bepaalde arbeidsvoorwaarden die onder bepaalde voorwaarden ingeruild worden voor bepaalde andere arbeidsvoorwaarden, ofwel de doelen. Deze bronnen zijn:

    • 1

      bezoldiging (bruto salaris inclusief vaste toeslagen);

    • 2

      eindejaarsuitkering;

    • 3

      vakantietoelage;

    • 4

      vakantie-uren op basis van hoofdstuk 4A CAR;

    • 5

      spaaruren;

    • 6

      persoonsgebonden budget;

  • e

    Doelen:Doelen zijn arbeidsvoorwaarden die de medewerker voor bepaalde bronnen terugkrijgt. De doelen zijn:

    • 1

      vakantie-uren;

    • 2

      extra brutoloon;

    • 3

      vergoeding reiskosten woon-werkverkeer;

    • 4

      eigen bijdrage studiefaciliteiten;

    • 5

      kerstattentie;

    • 6

      fiets;

    • 7

      stoelmassage;

    • 8

      bijsparen voor ouderdomspensioen;

    • 9

      levensloop sparen;

    • 10

      spaarloon;

    • 11

      contributie vakbondslidmaatschap;

  • f

    Persoonsgebonden budget (PGB):Een budget dat door de werkgever aan iedere medewerker wordt verstrekt om bepaalde arbeidsvoorwaarden (gedeeltelijk) te financieren. De medewerker kan het budget als bron aanwenden voor door de werkgever vastgestelde doelen. Het PBG bedraagt een door de werkgever vast te stellen bedrag per kalenderjaar, naar rato van duur aanstelling en omvang dienstbetrekking.

  • g

    Keuzesimulator:Het door de werkgever beschikbaar gestelde automatiseringsprogramma ter ondersteuning van het maken en verwerken van keuzes in arbeidsvoorwaarden op basis van deze regeling.

Artikel 2 Deelname aan de regeling

Lid 1

De medewerker neemt deel aan de regeling door definitieve keuzes in de keuzesimulator in te voeren.

Lid 2

De keuzesimulator wordt als volgt opengesteld voor de keuze van doelen:

  • a

    eenmalig per jaar gedurende door de werkgever vast te stellen maanden:

    • -

      levensloop sparen;

    • -

      spaarloon;

  • b

    gedurende het hele jaar:

    • -

      vakantie-uren;

    • -

      extra brutoloon;

    • -

      vergoeding reiskosten woon-werkverkeer;

    • -

      kerstattentie;

    • -

      bijsparen voor ouderdomspensioen;

    • -

      eigen bijdrage studiefaciliteiten en cursussen;

    • -

      fiets;

    • -

      stoelmassage;

    • -

      contributie vakbondslidmaatschap;

Lid 3

De eenmalige keuzes in uitruil van arbeidsvoorwaarden voor een kalenderjaar dienen uiterlijk voor 1 december van het voorafgaande jaar in de keuzesimulator te zijn ingevoerd. In de maand december worden de eenmalige keuzes in de besluitvorming en administratie doorgevoerd. De werkgever kan hiervan afwijken.

Artikel 3 Toetsing aanvraag

Lid 1

De werkgever willigt een verzoek met betrekking tot aan- en verkoop van verlof in, tenzij zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen zich daartegen verzetten. Er is in ieder geval sprake van een zwaarwegend bedrijfs- of dienstbelang indien toekenning van de aanvraag leidt tot ernstige problemen:

  • a

    van financiële of organisatorische aard;

  • b

    wegens het niet voorhanden zijn van voldoende werk;

  • c

    omdat de vastgestelde formatieruimte of personeelsbegroting geen ruimte biedt;

  • d

    voor de bedrijfsvoering bij de herbezetting van de vrijgekomen uren;

  • e

    op het gebied van veiligheid;

  • f

    van roostertechnische aard.

Lid 2

Overige verzoeken voor toepassing van het keuzemodel arbeidsvoorwaarden worden gehonoreerd, mits zij passen binnen de (fiscale) wet- en regelgeving. Indien de (fiscale) wet- en regelgeving tussentijds wijzigt zal de toepassing van de regeling in overeenstemming met de nieuwe wet- en regelgeving plaatsvinden.

Lid 3

De werkgever bepaalt of een aanvraag in overeenstemming is met de gestelde voorwaarden zoals onder meer opgenomen in dit artikel, in artikel 4 lid 1 van deze regeling alsmede de voorwaarden zoals opgenomen in de bijlage. Werknemer is in dit verband verplicht alle door de werkgever gewenste informatie of (bewijs)stukken te verstrekken.

Lid 4

Na ondertekening van de overeenkomst door werknemer en werkgever heeft het formulier het karakter van een overeenkomst.

Artikel 4 Gevolgen van de keuze

Lid 1

Indien aan de belastingvrije uitbetaling van een doel door de belastingdienst bijzondere voorwaarden worden verbonden, is de medewerker gehouden aan deze voorwaarden te voldoen en dit desgewenst aan te tonen. De werkgever informeert de medewerker over deze bijzondere voorwaarden. Een eventuele naheffing als gevolg van het niet voldoen aan deze voorwaarden, komt voor rekening van de medewerker.

Lid 2

Verlaging van de bezoldiging door de inzet als bron kan gevolgen hebben voor de pensioengrondslag, salaris tijdens ziekte of zwangerschap, het bruto salaris sociale verzekeringen, de grondslag voor inkomensafhankelijke voorzieningen en andere loongerelateerde uitkeringen zoals de vakantietoelage. Deze gevolgen zijn voor rekening van de medewerker.

Lid 3

Waar sprake is van inkomensgevolgen en/of gevolgen voor inkomensafhankelijke uitkeringen/subsidies voor de medewerker als gevolg van het voorgaande lid, zal dit niet worden gecompenseerd door de werkgever.

Artikel 5 Voorwaarden

Lid 1

De medewerker kan verzoeken zijn bronnen in te zetten voor (een combinatie van) doelen zoals genoemd in bijlage 1.

Lid 2

Het inzetten van bezoldiging, vakantietoelage en eindejaarsuitkering als bron is mogelijk, voor zover de bezoldiging niet lager wordt dan het maandbedrag van het minimumloon dat krachtens de artikelen 7, 8 en 14 van de Wet Minimumloon en Minimumvakantiebijslag cq. krachtens de CAR / RLA geldt voor medewerkers van dezelfde leeftijd als de medewerker.

Lid 3

Bij het ruilen van vakantie-uren tegen bezoldiging en omgekeerd moet voldaan worden aan artikel 4a:1 van de CAR / RLA.

Lid 4

De voorwaarden / toelichting genoemd in de bijlagen 1 en 2 maken een onlosmakelijk onderdeel uit van deze regeling.

Artikel 6 Einde van het recht op deelname

Lid 1

Het recht op deelname aan het keuzemodel arbeidsvoorwaarden eindigt op de datum van beëindiging van de dienstbetrekking van de medewerker.

Lid 2

Bij beëindiging van de dienstbetrekking vindt een herberekening plaats van de hoogte van het persoonsgebonden budget. Indien er na de herberekening sprake blijkt te zijn van een overschrijding van het budget, zal verrekening met resterende salarisaanspraken plaatsvinden of zal het resterende bedrag bij de medewerker worden teruggevorderd.

Artikel 7 Onrechtmatig gebruik

Wanneer de medewerker onjuiste gegevens verstrekt en/of onrechtmatig gebruik maakt van deze regeling, worden de totale kosten –met inbegrip van rente, verhaalskosten e.d.- die de werkgever maakt met terugwerkende kracht op de medewerker verhaald.

Artikel 8 Onvoorziene gevallen

In gevallen waarin deze regeling niet of niet in redelijkheid voorziet, kan de werkgever een bijzondere voorziening treffen.

Artikel 9 Algemene bepalingen in verband met aanvragen

Lid 1

Indien het keuzemodel arbeidsvoorwaarden wordt ingezet voor aankopen dan mag het alleen worden aangewend voor aankopen bij, dan wel het aangaan van een overeenkomst met, een leverancier/ instituut ingeschreven bij de Kamer van Koophandel.

Lid 2

Het gebruik van het persoonsgebonden budget is uitsluitend voorbehouden aan het eigen zakelijk gebruik van de deelnemer van deze regeling.

Lid 3

Aankopen luiden altijd incl. BTW in zoverre BTW in rekening wordt gebracht.

Lid 4

Onvolledig ingevulde formulieren dan wel het ontbreken van de juiste bewijsstukken worden niet in behandeling genomen cq. gehonoreerd.

Lid 5

Indien de toepassing van deze regeling in een individueel geval onredelijk uitwerkt, is het hoofd Beleid en Control van de dienst Stadsbalie bevoegd naar redelijkheid en billijkheid een nadere toepassingsregeling te treffen. Voor deze nadere regeling is het hoofd Beleid en Control verantwoording verschuldigd aan de directeur van de aanvrager.

Lid 6

Door gebruikmaking van de keuzesimulator verklaart de medewerker tevens bekend te zijn met deze regeling en de hierbij behorende toelichting en vrijwaart hij of zij de werkgever van eventuele gevolgen voortvloeiend uit een eventuele naheffing - inclusief rente en boete - door de belastingdienst.

Bijlage 1 bij artikel 5 lid 1

Bronnen en doelen kunnen volgens onderstaand schema worden geruild:

Bron

Doel

bezoldiging

vakantie-urenvergoeding reiskosten woon-werkverkeereigen bijdrage studiefaciliteitenspaarloonfietsbijsparen voor ouderdomspensioenlevensloop sparencontributie vakbondslidmaatschap

eindejaarsuitkering

vakantie-urenvergoeding reiskosten woon-werkverkeer eigen bijdrage studiefaciliteitenfiets

vakantietoelage

vakantie-urenvergoeding reiskosten woon-werkverkeer eigen bijdrage studiefaciliteitenfiets

vakantie-uren (obv H4a CAR)

extra brutoloonvergoeding reiskosten woon-werkverkeer eigen bijdrage studiefaciliteitenfietslevensloop sparen

spaaruren

fiets

persoonsgebonden budget

extra brutoloonvakantie-urenvergoeding reiskosten woon-werkverkeer eigen bijdrage studiefaciliteitenfietsstoelmassagekerstattentiebijsparen voor ouderdomspensioenlevensloop sparencontributie vakbondslidmaatschap

Bijlage 2 Nadere toelichting en voorwaarden met betrekking tot bronnen en doelen van het keuzemodel arbeidsvoorwaarden

BRONNEN

Bezoldiging

De bezoldiging zoals omschreven in art 3:1 lid 2 sub c CAR/RLA kan ingezet worden als bron. De bezoldiging mag niet lager worden dan het maandbedrag dat voor de betreffende medewerker geldt krachtens de artikelen 7, 8 en 14 van de Wet Minimumloon en minimum Vakantiebijslag cq. krachtens de CAR/RLA. Hoofdregel is dat indien bruto bezoldiging wordt geruild tegen een (onbelast) beloningselement, het zogenaamde pensioengevende loon – heffingsgrondslag – van de betreffende medewerker moet worden verlaagd. De medewerker betaalt hierdoor minder premie. Consequentie hiervan is dat de toekomstige pensioenuitkeringen waar de medewerker recht op heeft ook lager worden.Voor een aantal beloningselementen is door de Staatssecretaris van Financiën een uitzondering gemaakt (besluit 22 februari 2002, CPP2001/3047M).Daarbij geldt dat het verschil tussen het oorspronkelijke pensioengevende loon en het verlaagde pensioengevende loon zoals dat eigenlijk zou dienen te worden vastgesteld, niet meer mag bedragen dan 30% van het oorspronkelijke pensioengevende loon.De doelen

  • -

    koop vakantie-uren

  • -

    eigen bijdrage studiefaciliteiten

  • -

    fiets

  • -

    spaarloon

  • -

    levensloop

  • -

    pensioen bijsparen

tegen inzet van brutoloon hebben geen gevolgen voor het pensioen van de medewerker. De doelen

  • -

    vergoeding reiskosten woon-werkverkeer

  • -

    en vakbondscontributie

leiden wel tot verlaging van de pensioengrondslag.

Eindejaarsuitkering

Als bron kan de in december uit te keren eindejaarsuitkering, zoals omschreven in art. 3:6 CAR/RLA worden ingezet. De eindejaarsuitkering behoort tot de grondslag voor de berekening van de pensioenuitkeringen. Het inzetten van deze uitkering kan daarom gevolgen hebben voor de pensioenopbouw van de medewerker (zie hiervoor bij bezoldiging).

Vakantietoelage

De in mei uit te betalen vakantietoelage, zoals bedoeld in art. 6:3 CAR/RLA kan worden ingezet als bron. De vakantietoelage mag niet lager worden dan het maandbedrag dat voor de betreffende medewerker geldt krachtens de Wet Minimumloon en minimum Vakantiebijslag cq. krachtens de CAR/RLA. De vakantietoelage behoort tot de grondslag voor de berekening van de pensioenuitkeringen. Het inzetten van deze uitkering kan daarom gevolgen hebben voor de pensioenopbouw van de medewerker (zie hiervoor bij bezoldiging).

(Vakantie-)uren

Lid 1

Hoofdstuk 4a van de CAR/RLA is van toepassing.

Lid 2

Elke medewerker kan jaarlijks op grond van hoofdstuk 4a van de CAR maximaal 72 vakantie-uren inzetten in het kader van het keuzemodel, voor parttimers geldt dit naar rato. Ingeval van inzet van vakantie-uren geldt de bepaling dat voor het betreffende kalenderjaar het wettelijk aantal van minimaal 144 vakantie-uren moet resteren; voor parttimers geldt dit naar rato.

Lid 3

Naast de inzet van vakantie-uren op grond van het eerste lid, kunnen spaaruren worden ingezet voor de aanschaf van een fiets en daarmee samenhangende voor woon-werkverkeer bestemde accessoires. Onder spaaruren worden uren verstaan die binnen de bandbreedte boven de aanstellingsuren per week worden gewerkt.

Lid 4

De waarde van één vakantie-uur staat gelijk aan het 1/156e deel van het actuele voltijdsalaris (bruto). Voor de aanschaf van een fiets geldt een minimum van € 13,-. Bij inlevering tegen nettoloon wordt de verrekening met het salaris vastgelegd in de keuzesimulator.

Lid 5

De waarde van één spaaruur voor de aanschaf van een fiets staat gelijk aan het 1/156e deel van het actuele voltijdsalaris (bruto), met een minimum van € 13,-.

Lid 6

Binnengekomen aanvragen worden conform artikel 3 lid 1 getoetst aan het dienstbelang.

Lid 7

Vakantie-uren behoren niet tot de grondslag voor de berekening van de pensioenuitkeringen. In het geval vakantie-uren worden ingezet, zijn er daarom geen gevolgen voor de pensioenopbouw voor de medewerker.

Persoonsgebonden budget

Lid 1

De financiering van bepaalde doelen kan ook plaatsvinden uit het persoonsgebonden budget per medewerker (PGB). Voor deeltijd medewerkers wordt het budget naar rato van de omvang van het dienstverband vastgesteld op basis van een 36-urige werkweek. De peildatum voor het deeltijdpercentage is 1 januari van het keuzejaar (c.q. datum indiensttreding) en wijzigt niet gedurende het jaar.

Lid 2

Indien een medewerker in enig jaar het beschikbaar gestelde budget niet of niet volledig besteedt, blijft het restant beschikbaar voor besteding in de navolgende jaren met de beperking dat nooit meer budget kan worden opgespaard dan over een reeks van drie jaren. Daarna vindt uitbetaling plaats onder inhouding van loonheffing en premies. Zo wordt bijvoorbeeld in januari van jaar 2008 het niet bestede deel van het PGB van 2005 uitbetaald.

Lid 3

Het bedrag voor het PGB wordt afgeleid van de omvang van de duur van het dienstverband. Indien een medewerker niet een vol kalenderjaar in dienst is (geweest), wordt het persoonsgebonden budget daar naar tijd aan aangepast. Voor elke volle maand die de medewerker in dienst is (geweest), bestaat er recht op 1/12e deel van het jaarbudget.

Lid 4

Met de medewerker die gebruik heeft gemaakt van het persoonsgebonden budget én gedurende de looptijd van deze regeling de gemeentelijke dienst verlaat, wordt ten gunste van de werkgever een gedeelte van het budget terugbetaald. Dit terug te betalen deel is gelijk aan het aantal volle maanden dat de medewerker in het lopende keuzejaar niet in dienst is geweest. De uitkomst hiervan wordt verrekend met de laatste salarisbetaling (netto salaris). Indien de laatste salarisbetaling ontoereikend blijkt om de uiteindelijke vereffening te doen plaatsvinden, zal aan de deelnemer een factuur worden verzonden.

Lid 5

Voor de medewerker van wie op enig moment –te weten het moment van schriftelijk ontslag- bekend is dat deze binnen de looptijd van deze regeling de gemeente zal verlaten, zal een besteding uit hoofde van de regeling vanaf dat moment niet meer mogelijk zijn. Aangezien de relatie tussen de verstrekking/vergoeding en het toekomstig nut van zakelijk gebruik niet of onvoldoende kan worden aangetoond, wordt deze door de belastingdienst op voorhand niet aannemelijk geacht.

Lid 6

De hoogte van het budget wordt ook op grond van een herberekening naar rato vastgesteld in die gevallen, waarin:

  • a

    op grond van de CAR/RLA bij ziekte en verlof een inhouding op de gebruikelijke bezoldiging plaatsvindt;

  • b

    de wet- of regelgeving hiertoe verplicht;

  • c

    de formele arbeidsduur van de deelnemer wijzigt.

Deze herberekening vindt plaats per 1 januari van het eerstvolgende keuzejaar.

DOELEN

Voorwaarden voor extra brutoloon

Lid 1

Het keuzemodel arbeidsvoorwaarden kan worden ingezet voor extra brutoloon.

Lid 2

Hoofdstuk 4a CAR/RLA is van toepassing.

Lid 3

De medewerker (ambtenaar in de zin van artikel 1:1 lid 1 sub a CAR), kan éénmaal per kalenderjaar een verzoek indienen tot het uitbetalen van zijn vakantie-uren (artikel 4a:1 lid 1 CAR).

Lid 4

Bij het uitbetalen van vakantie-uren dienen de volgende voorwaarden in acht genomen te worden:

  • a

    het maximum aantal uren dat een voltijd medewerker per jaar mag laten uitbetalen bedraagt 72 uur (4a:3 lid 3 CAR), mits minimaal 144 vakantie-uren resteren na verkoop van de vakantie-uren en na aftrek van de uren in het kader van de spaarmogelijkheid (artikel 4:3 lid 1 sub a CAR).

  • b

    als er op basis van 2 sub a te weinig uren resteren om het maximum van 72 uur uit te kunnen laten betalen, kan dit worden aangevuld met opbouw van spaaruren en/of een aantal uren als gevolg van overwerk om te zetten in verlof (artikel 3:2:1 lid 3 RLA).

  • c

    de medewerker die zijn vakantie-uren verkoopt, krijgt hier het volgende voor terug (4a:1 lid 5 CAR): een vergoeding van het bruto uurloon per verkocht vakantie-uur. Het bruto uurloon staat gelijk aan 1/156 deel van het bruto maandsalaris van een voltijd medewerker (1:1: lid 1 sub o CAR).

Voorwaarden voor de koop van extra vakantie-uren

Lid 1

Het keuzemodel arbeidsvoorwaarden kan worden ingezet voor de koop van extra vakantie-uren.

Lid 2

Hoofdstuk 4a CAR/RLA is van toepassing.

Lid 3

Het kopen van vakantie-uren tot een maximum van 10% van de overeengekomen arbeidsduur heeft geen gevolgen voor de pensioengrondslag mits voldaan wordt aan de voorwaarden van het besluit 22 februari 2002, CPP2001/3047M.

Voorwaarden voor vergoeding van reiskosten woon-werkverkeer

Lid 1

Het keuzemodel arbeidsvoorwaarden kan worden ingezet voor vergoeding van de zakelijke kosten van woon-werkverkeer. De werkgever vergoedt, ongeacht de wijze van vervoer, maximaal de fiscaal geldende onbelaste vergoeding per zakelijke kilometer aan de werknemer.

Lid 2

De salarisadministratie houdt de werkelijk verreden kilometers bij.

Lid 3

De "regeling vergoeding reiskosten woon-werkverkeer voor het keuzemodel arbeidsvoorwaarden" is van toepassing.

Voorwaarden eigen bijdrage studiefaciliteiten

Lid 1

Het keuzemodel arbeidsvoorwaarden kan worden ingezet voor vergoeding van de eigen bijdrage studiefaciliteiten.

Lid 2

Hoofdstuk 17 CAR/RLA is van toepassing.

Lid 3

Voor vergoeding op grond van het keuzemodel arbeidsvoorwaarden komen in aanmerking de voor eigen rekening blijvende kosten van de te volgen cursus of opleiding, waarvoor op grond van hoofdstuk 17 van de CAR/RLA een toekenning is afgegeven.

Voorwaarden verbonden aan spaarloon

Lid 1

Het keuzemodel arbeidsvoorwaarden kan worden ingezet voor de deelname aan de spaarloonregeling.

Lid 2

De spaarloonregeling van de gemeente Assen is van toepassing.

Lid 3

Bij deelname aan de levensloopregeling is deelname aan de spaarloonregeling niet mogelijk.

Voorwaarden verbonden aan levensloop

Lid 1

Het keuzemodel arbeidsvoorwaarden kan worden ingezet voor de deelname aan de levensloopregeling.

Lid 2

Hoofdstuk 4a CAR/RLA is van toepassing.

Lid 3

De levensloopregeling van de gemeente Assen is van toepassing.

Lid 4

Bij deelname aan de spaarloonregeling is deelneem aan de levensloopregeling niet mogelijk.

Voorwaarden verbonden aan kerstattentie

Lid 1

Het keuzemodel arbeidsvoorwaarden kan worden ingezet voor de verstrekking van een kerstattentie.

Lid 2

de kerstattentie bestaat uit een nettobedrag van maximaal € 70,00; uitbetaling is met het salaris van de maand december.

Lid 3

De keuze voor een kerstattentie via het PGB is niet van invloed op het pensioengevend inkomen.

Voorwaarden verbonden aan stoelmassage

Lid 1

Het keuzemodel arbeidsvoorwaarden kan worden ingezet voor de verstrekking van stoelmassage.

Lid 2

De regeling vergoeding stoelmassage op basis van het keuzemodel arbeidsvoorwaarden is van toepassing.

Voorwaarden voor verstrekking van een fiets in het woon-werkverkeer

Lid 1

Het keuzemodel arbeidsvoorwaarden kan worden ingezet voor de verstrekking van een fiets.

Lid 2

De regeling verstrekking van een fiets op basis van het keuzemodel arbeidsvoorwaarden is van toepassing.

Voorwaarden voor bijsparen voor pensioen

Lid 1

Het keuzemodel arbeidsvoorwaarden kan worden ingezet voor bijspaarprodukten van het ABP voor pensioen.

Lid 2

Het maximale extra bij te sparen bedrag wordt bepaald door de pensioenruimte van de individuele medewerker.

Voorwaarden voor vergoeding van contributie vakbondslidmaatschap

Lid 1

Het keuzemodel arbeidsvoorwaarden kan worden ingezet voor de vergoeding van de contributie voor vakbondslidmaatschap.

Lid 2

Hoofdstuk 4a CAR/RLA is van toepassing.

Ondertekening