Verordening tot verlening van geldelijke steun ingevolge de Wet op de Stads- en Dorpsvernieuwing

Geldend van 01-01-2002 t/m heden

Intitulé

Verordening tot verlening van geldelijke steun ingevolge de Wet op de Stads- en Dorpsvernieuwing

HOOFDSTUK 1 Algemeen deel

Artikel 1.1

  • 1. Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder stadsvernieuwing, de stelselmatige inspanning, zowel op stedenbouwkundig als op sociaal, economisch, cultureel en milieuhygiënisch gebied, gericht op behoud, herstel, verbetering, herindeling of sanering van de bebouwde gedeelten van het gemeentelijk grondgebied.

  • 2. De verordening is van kracht in de door de gemeenteraad voor stadsvernieuwing aangewezen dan wel nog aan te wijzen gebieden.

  • 3. De gemeenteraad kan in het belang van de stadsvernieuwing voor onderdelen van deze verordening de werkingssfeer uitbreiden tot buiten de in het vorige lid bedoelde gebieden.

  • 4. Geldelijke steun wordt toegekend aan natuurlijke personen of aan instellingen die rechtspersoonlijkheid bezitten.

Artikel 1.2

De gemeenteraad besluit jaarlijks welk bedrag voor een bepaald jaar beschikbaar wordt gesteld per sector van de samenleving, waaronder in elk geval de bewoners van huur- en eigen woningen en in het bijzonder ten behoeve van de versterking van de positie van de bewoners, het bedrijfsleven en sociale culturele instellingen. De totaalbedragen voor de onderscheiden sectoren worden bekend gemaakt in een of meer Haagse nieuwsbladen.

Artikel 1.3

De gemeenteraad kan de werkingssfeer van deze verordening of onderdelen daarvan naar tijd en plaats beperken. Een besluit terzake wordt bekend gemaakt als voorgeschreven in artikel 1.2.

Artikel 1.4

  • 1. Burgemeester en wethouders, gehoord de commissie voor de Stadsvernieuwing, de desbetreffende raadscommissie en de commissie voor de Gemeentefinanciën, zijn bevoegd het voor een bepaalde sector van de samenleving bestemd bedrag, als bedoeld in artikel 1.2, te verhogen dan wel te verlagen ten koste danwel ten gunste van een andere sector, wanneer, mede gelet op het totaalbedrag van de ingediende desbetreffende aanvragen, redelijkerwijze kan worden aangenomen dat voor die sector aan het einde van het jaar gelden zullen ontbreken danwel resteren.

  • 2. Een voornemen tot een besluit terzake wordt bekend gemaakt als voorgeschreven in artikel 1.2.

Artikel 1.5

  • 1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om in het belang van de stadsvernieuwing en met inachtneming van het bepaalde in deze verordening geldelijke steun toe te kennen.

  • 2. Burgemeester en wethouders laten bij hun goedkeuring van de kosten, waarvoor op grond van een hoofdstuk van deze verordening geldelijke steun kan worden verleend, de kosten buiten beschouwing waarvoor op grond van enig ander hoofdstuk van deze verordening en/of enige andere regeling van deze verordening geldelijke steun kan worden verkregen.

  • 3. Burgemeester en wethouders kunnen aan het toekennen van geldelijke steun nadere voorwaarden verbinden.

Artikel 1.6

  • 1. Burgemeester en wethouders kennen slechts geldelijke steun toe voor zover de begrote financiële middelen voor de verschillende onderdelen van deze verordening toereikend zijn.

  • 2. Aanvragen om geldelijke steun, aan welke in verband met het bepaalde in het eerste lid niet kan worden voldaan, worden door burgemeester en wethouders aangehouden.

  • 3. Aanvragen welke op grond van het bepaalde in lid 2 zijn aangehouden, worden met onmiddellijke ingang van het daarop volgend jaar bij voorrang in behandeling genomen en afgedaan zonder dat opnieuw een aanvraag behoeft te worden ingediend.

Artikel 1.7

In bijzondere gevallen kunnen burgemeester en wethouders in het belang van de stadsvernieuwing afwijken van de bepalingen van deze verordening, voor zover de mogelijkheid niet reeds in deze verordening is opgenomen.

HOOFDSTUK 2 Verbetering van door de eigenaren bewoonde woningen en van bedrijfsruimten

(Vervallen bij rb 430III/1993).

HOOFDSTUK 3 Verbetering van panden met waarde als monument

Artikel 3.1

  • 1. In dit hoofdstuk wordt verstaan onder panden:

    • a.

      monumenten:

      1e

      panden die zijn opgenomen in het monumentenregister zoals bedoeld in artikel 6 van de Monumentenwet 1988;

      2e

      panden die zijn opgenomen in de monumentenlijst zoals bedoeld in de Monumentenverordening 's-Gravenhage.

    • b.

      beeldbepalende panden:

      1e

      panden die niet als monument zijn beschermd, maar die naar het oordeel van het gemeentebestuur een kenmerkend onderdeel vormen van een stads- of dorpsgezicht dat krachtens artikel 35 van de Monumentenwet 1988 in de gemeente is aangewezen, of vanwege de desbetreffende minister beschermingswaardig worden geacht;

      2e

      panden die niet als monument zijn beschermd, maar die naar het oordeel van de gemeenteraad een kenmerkend onderdeel vormen van een door de gemeenteraad als waardevol aangemerkt gebied.

  • 2. In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

    • a.

      eigenaar:

      1e

      degene die op het tijdstip van voltooiing van de voorzieningen eigenaar is;

      2e

      degene die het recht van erfpacht heeft;

      3e

      de houder van het recht van opstal;

      4e

      de houder van een appartementsrecht als bedoeld in artikel 875a van het Burgerlijk Wetboek;

    • b.

      programma van eisen-monumenten:

      de bij deze verordening behorende en als zodanig vastgestelde bijlage met werkzaamheden, die, voor zover van toepassing, tot de te treffen voorzieningen aan het pand moeten behoren;

    • c.

      kosten van het treffen van voorzieningen:

      de geraamde en door of namens burgemeester en wethouders goedgekeurde bedragen van:

      1e

      de aanneemsom voor het verrichten van werkzaamheden;

      2e

      de risicoverrekening van loon- en materiaalprijsstijgingen, met inachtneming van het bepaalde in de Risicoregeling Woningbouw 1964;

      3e

      het architectenhonorarium, zoals bepaald in de SR88;

      4e

      het toezicht op de uitvoering;

      5e

      de leges voor de bouwvergunning;

      6e

      het honorarium van adviseurs op constructief gebied;

      7e

      de verschuldigde en niet verrekenbare omzetbelasting.

    • d.

      onderhoudsplan:

      een overzicht van onderhoudswerkzaamheden die gedurende een periode van vijftien jaar nodig worden geacht, teneinde het bouwtechnische en monumentwaardige kwaliteitsniveau dat met het treffen van de voorzieningen zal worden bereikt, te handhaven.

Artikel 3.2

  • 1. Aan de eigenaar van een pand, gelegen in een door de gemeenteraad voor subsidiëring aangewezen gebied, kunnen burgemeester en wethouders een bijdrage toekennen ter tegemoetkoming in de kosten van het treffen van voorzieningen.

  • 2. Met de in het eerste lid bedoelde toekenning wordt bedoeld, dat er een opschortend, voorwaardelijk recht op subsidie ontstaat.

Artikel 3.3

De bijdrage wordt slechts toegekend indien:

  • a.

    de voorziening waarvoor de bijdrage wordt aangevraagd gerekend vanaf het moment dat de

    aanvraag wordt ingediend, niet vijftien jaar of korter geleden met geldelijke steun van overheidswege ingrijpend is verbeterd;

  • b.

    pand na het treffen van de voorzieningen in haar geheel beschouwd redelijkerwijs zal oldoen aan het programma van eisen-monumenten.

Artikel 3.4

  • 1. De bijdrage wordt toegekend onder de voorwaarde dat:

    • a.

      binnen drie maanden na een bij de toekenning te bepalen tijdstip met het treffen van de voorzieningen een aanvang wordt gemaakt;

    • b.

      de voorzieningen waarvoor de bijdrage is aangevraagd, binnen twee jaar na de toekenning zijn getroffen;

    • c.

      aan de door burgemeester en wethouders met controle belaste personen op door die personen te bepalen tijdstippen:

      1e

      toegang wordt verleend tot het pand;

      2e

      inzage wordt verleend van de op het treffen van de voorzieningen betrekking hebbende bescheiden en tekeningen;

      3e

      de op het treffen van de voorzieningen betrekking hebbende gegevens worden verstrekt;

      4e

      gelegenheid wordt gegeven tot het controleren van de op het treffen van de voorzieningen betrekking hebbende gegevens.

    • d.

      de voorzieningen naar het oordeel van burgemeester en wethouders op voldoende wijze worden uitgevoerd;

    • e.

      de werkzaamheden als bedoeld in dit hoofdstuk worden uitgevoerd door een ondernemer, die in het bezit is van de daarvoor vereiste vergunningen.

  • 2. Het in lid 1, sub e bepaalde is niet van toepassing in het geval genoemd in artikel 3.6.

Artikel 3.5

De bijdrage wordt niet toegekend indien:

  • a.

    met het treffen van de voorzieningen het belang van de monumentenzorg niet of in onvoldoende mate wordt gediend;

  • b.

    de voorzieningen niet sober en doelmatig worden uitgevoerd;

  • c.

    de kosten van de voorzieningen niet geacht kunnen worden te staan in een redelijke verhouding tot het te verkrijgen resultaat;

  • d.

    met het treffen van de voorzieningen is begonnen voordat de eigenaar bij de gemeente een aanvraag om subsidie heeft ingediend;

  • e.

    door of vanwege burgemeester en wethouders de noodzaak tot het treffen van de voorzieningen niet is vastgesteld;

  • f.

    de in artikel 3.9 lid 4 vermelde goedkeuring niet is verleend;

  • g.

    de kosten van de voorziening minder bedragen dan € 680,--

Artikel 3.6

Indien werkzaamheden verbonden aan het treffen van de voorzieningen worden verricht door de eigenaar- anders dan in de uitoefening van zijn bedrijf- al dan niet met behulp van anderen, zonder dat er bij de hulp sprake is van uitoefening van een bedrijf, worden de materiaalkosten, het honorarium van de architect en de constructeur, de kosten van het dagelijks toezicht en de leges voor de bouwverordening tot de kosten van de voorzieningen gerekend.

Artikel 3.7

  • 1. De bijdrage voor het treffen van voorzieningen, als bedoeld in artikel 3.2, bedraagt 100% van de kosten van voorzieningen tot een maximum van € 68.000,--

  • 2. De bijdrage wordt toegekend in de vorm van een bijdrage-op-termijn.

  • 3. De bijdrage wordt betaalbaar gesteld aan het einde van het lopende kwartaal van het jaar, waarin een termijn van vijftien jaar na de vaststelling van de bijdrage, is verstreken, mits aan alle voorwaarden, zoals bedoeld in artikel 3.12 is voldaan.

  • 4. Aan een eigenaar zijnde een instelling zonder winstoogmerk kan een voorschot op de bijdrage-op-termijn van 30% betaalbaar worden gesteld na definitieve vaststelling van de subsidie.

Artikel 3.8

Bij hun beslissing op aanvragen om bijdragen ingevolge artikel 3.2 houden burgemeester en wethouders in elk geval rekening met de bouwtechnische en uiterlijke staat van het pand, mede in relatie tot zijn omgeving.

Artikel 3.9

  • 1. De aanvraag om toekenning van een bijdrage wordt op een door burgemeester en wethouders beschikbaar te stellen formulier bij burgemeester en wethouders ingediend.

  • 2. Naast het in lid 1 bedoelde aanvraagformulier dient de aanvraag te bevatten:

    • a.

      een gespecificeerde begroting van de kosten;

    • b.

      een werkomschrijving c.q. bestek;

    • c.

      tekeningen, aangevende zowel de bestaande als de te maken toestand van het pand (minimaal schaal 1:100);

    • d.

      de naam en het adres van de architect en de aannemer(s).

  • 3. Burgemeester en wethouders verklaren de eigenaar die een aanvraag indient die niet aan de in de leden 1 en 2 gestelde voorwaarde voldoet, in zijn verzoek niet-ontvankelijk.

  • 4. De architectenkeuze, de keuze van aannemer(s) en de wijze van aanbesteden dienen door burgemeester en wethouders te worden goedgekeurd.

Artikel 3.10

Burgemeester en wethouders beslissen omtrent een aanvraag als bedoeld in artikel 3.9 binnen zes maanden na de dag, waarop de aanvraag ontvangen is. Zij kunnen hun beslissing eenmaal voor ten hoogste drie maanden verdagen. Een afschrift van hun besluit wordt aan de aanvrager schriftelijk kenbaar gemaakt.

Artikel 3.11

  • 1. Burgemeester en wethouders stellen de bijdrage definitief vast nadat:

    • a.

      de in de aanvraag opgenomen werkzaamheden schriftelijk zijn gereed gemeld onder indiening van de daarop betrekking hebbende gegevens, onder meer rekeningen en betalingsbewijzen inzake de uitgevoerde werkzaamheden;

    • b.

      de onder a. bedoelde werkzaamheden door of vanwege burgemeester en wethouders zijn gecontroleerd en akkoord bevonden;

    • c.

      de eigenaar bij burgemeester en wethouders een onderhoudsplan heeft ingediend en dit plan door burgemeester en wethouders goedgekeurd is.

  • 2. Indien bij de in het eerste lid onder b. genoemde controle blijkt dat de werkelijk gemaakte kosten hoger zijn dan de geraamde kosten, dan leidt dit gegeven niet tot verhoging van de bijdrage.

  • 3. Indien bij de in het eerste lid onder b. genoemde controle blijkt dat de werkelijk gemaakte kosten lager zijn dan de geraamde kosten, dan wordt de bijdrage dienovereenkomstig verlaagd.

  • 4. Burgemeester en wethouders stellen de definitief vastgestelde bijdrage betaalbaar op de wijze zoals vermeld in deze verordening, mits aan alle in deze verordening vermelde voorwaarden is voldaan.

Artikel 3.12

  • 1. Een bijdrage op grond van deze verordening wordt slechts uitbetaald onder de voorwaarde dat de eigenaar het pand conform het onderhoudsplan zal onderhouden.

  • 2. Indien in een voorkomend geval naar het oordeel van burgemeester en wethouders niet aan de in het eerste lid bedoelde voorwaarde is voldaan, zullen burgemeester en wethouders:

    • a.

      geheel of gedeeltelijk niet tot uitbetaling van de bijdrage overgaan al naar gelang de ernst van de overtreding, en/of

    • b.

      reeds betaalde voorschotten op de bijdrage geheel of gedeeltelijk terugvorderen.

  • 3. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen met betrekking tot de in het eerste lid bedoelde voorwaarde.

  • 4. Naast het gestelde in lid 1 is de eigenaar van een pand als bedoeld in dit hoofdstuk verplicht een abonnement te nemen bij de Stichting Monumentenwacht Zuid-Holland, of een naar het oordeel van burgemeester en wethouders gelijkwaardige onafhankelijke instantie die tot taak heeft periodieke inspecties uit te voeren. Tevens is deze eigenaar verplicht het periodieke inspectierapport in afschrift aan burgemeester en wethouders te zenden.

  • 5. Indien het niet voldoen aan de voorwaarde in lid 1 niet verwijtbaar is, kunnen burgemeester en wethouders besluiten de in lid 2 genoemde sanctie geheel of gedeeltelijk niet te treffen.

Artikel 3.13

  • 1.

    Indien de eigenaar het pand waarvoor de bijdrage op grond van artikel 3.7 is toegekend, binnen vijftien jaar na toekenning van de bijdrage vervreemdt, stellen burgemeester en wethouders de bijdrage opnieuw vast volgens de in lid 2 genoemde reeks.

  • 2.

    De hoogte van de bijdrage als bedoeld in het eerste lid bedraagt bij vervreemding in het eerste tot en met het vijftiende jaar na vaststelling van de definitieve bijdrage een percentage van de volgens artikel 3.7 berekende hoogte van de bijdrage:

1e

jaar

32%

2e

jaar

34%

3e

jaar

37%

4e

jaar

40%

5e

jaar

43%

6e

jaar

46%

7e

jaar

50%

8e

jaar

54%

9e

jaar

58%

10e

jaar

63%

11e

jaar

68%

12e

jaar

74%

13e

jaar

79%

14e

jaar

86%

15e

jaar

93%

Artikel 3.14

Aan de eigenaar van een pand, gelegen in een door de gemeenteraad voor subsidiëring aangewezen gebied, kunnen burgemeester en wethouders een bijdrage toekennen ter tegemoetkoming in de kosten van het verrichten van haalbaarheidsonderzoeken.

Artikel 3.15

Burgemeester en wethouders verlenen de bijdrage als bedoeld in artikel 3.14 slechts, indien:

  • 1.

    nog geen onderzoek heeft plaatsgevonden naar de haalbaarheid van één of meer ingrepen met betrekking tot het project waarvoor thans een bijdrage wordt gevraagd;

  • 2.

    de kosten van het onderzoek naar hun oordeel niet of niet geheel door de eigenaar van het pand zelf kunnen worden gedragen.

Artikel 3.16

Burgemeester en wethouders verlenen de bijdrage als bedoeld in artikel 3.14 slechts indien de opdrachtsverlening in nauw overleg met hen geschiedt.

Artikel 3.17

De hoogte van de bijdrage als bedoeld in artikel 3.14 is 50% van de kosten tot een maximum van € 4.540,--.

Artikel 3.18

  • 1. Na ontvangst van de resultaten van het haalbaarheidsonderzoek bevestigen burgemeester en wethouders binnen één maand de ontvangst ervan. Hierbij geven zij tevens aan of naar hun oordeel het onderzoek is verricht overeenkomstig de opdracht.

  • 2. Indien het onderzoek naar hun tevredenheid is uitgevoerd, betalen zij de bijdrage als bedoeld in artikel 3.14 binnen één maand na de datum van verzending van de ontvangstbevestiging.

  • 3. Indien het onderzoek niet (geheel) is uitgevoerd overeenkomstig de opdracht stellen burgemeester en wethouders een termijn waarbinnen alsnog daaraan kan worden voldaan. Alsdan vangen de hiervoor genoemde termijnen aan, na ontvangst van de ontbrekende gegevens.

Artikel 3.19

Indien een verantwoorde restauratie dit naar het oordeel van burgemeester en wethouders met zich meebrengt, kunnen burgemeester en wethouders afwijken van het bepaalde in dit hoofdstuk.

HOOFDSTUK 4 Winkels en bedrijven

A. Algemeen

Artikel 4.1

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

a.

ondernemer:

een natuurlijk persoon of een rechtspersoonlijkheid bezittende instelling die rechtmatig een winkel of bedrijf uitoefent;

b.

winkel:

een onderneming voor het te koop aanbieden, verkopen en/of leveren van roerende goederen aan de uiteindelijke gebruiker en/of verbruiker anders dan voor gebruik en/of verbruik ter plaatse;

c.

bedrijf:

een onderneming niet zijnde een winkel;

d.

winst:

de winst die dient als grondslag voor de berekening van de inkomstenbelasting of de vennootschapsbelasting, met dien verstande, dat indien de ondernemer een rechtspersoon is, daaronder mede wordt verstaan de beloning van de bestuurder(s) inclusief de daaraan verbonden ten laste van de rechtspersoonlijkheid bezittende instelling komende sociale lasten;

e.

subject-subsidie:

geldelijke steun voor ondernemers ten behoeve van het verwezenlijken van individuele voornemens ten aanzien van winkel of bedrijf;

f.

winkelconcen-tratiegebied:

een gebied binnen een stadsvernieuwingsgebied waar volgens een door de gemeenteraad vastgesteld uitvoeringsplan de concentratie van detailhandel wordt gestimuleerd;

g.

winkelher-structurerings-gebied:

een gebied binnen een stadsvernieuwingsgebied waar volgens een door de gemeenteraad vastgesteld uitvoeringsplan de sanering van de detailhandel wordt voorgestaan;

h.

bedrijfs-vernieuwings-gebied:

een gebied in een stadsvernieuwingsgebied waar volgens een door de gemeenteraad vastgesteld uitvoeringsplan instandhouding en stimulering van bedrijven wordt voorgestaan;

i.

bedrijfssane-ringsgebied:

een gebied binnen een stadsvernieuwingsgebied waar volgens een door de gemeenteraad goedgekeurd uitvoeringsplan verplaatsing en sanering van de gevestigde bedrijven wordt voorgestaan;

j.

stagnatie-schade:

derving van winst ten gevolge van het stilliggen van een winkel, respectievelijk bedrijf;

k.

opdrachtgever:

een natuurlijk persoon of een rechtspersoonlijkheid bezittende instelling die voornemens is bedrijfsruimte(n) te realiseren voor derden en/of voor eigen gebruik;

l.

objectsubsidie:

geldelijke steun voor nieuwbouw van bedrijfsruimten;

m.

commissie:

een door burgemeester en wethouders ingestelde commissie van gemandateerde ambtenaren die burgemeester en wethouders adviseert omtrentfinanciële vergoedingen aan bedrijven en winkels in het kader van het stadsvernieuwingsproces.

Artikel 4.2.

Geldelijke steun wordt verstrekt onder de voorwaarde dat:

  • a.

    voor de uitvoering van de werkzaamheden als bedoeld in dit hoofdstuk over de vereiste vergunningen wordt beschikt;

  • b.

    de activiteiten als bedoeld in dit hoofdstuk sober en doelmatig worden uitgevoerd. Hieronder wordt mede begrepen een toetsing van de redelijkheid van de huisvestingslasten en stichtingskosten.

Artikel 4.3

In afwijking van het bepaalde in artikel 1.6 lid 2 en lid 3 geldt dat een aanvraag waaraan niet kan worden voldaan omdat de begrote financiële middelen ontoereikend zijn, niet in behandeling wordt genomen. De ondernemer krijgt daarover schriftelijk bericht met de vermelding, dat hij een aanvraag kan indienen in het eerstvolgende kalenderjaar.

Artikel 4.4

In het subsidiebedrag wordt de eventueel door de gemeente verschuldigde omzetbelasting geacht te zijn begrepen.

B. Subjectsubsidie

Artikel 4.5

  • 1. Subjectsubsidie is van toepassing in die delen van stadsvernieuwingsgebieden die zijn aangewezen als winkelconcentratiegebied, winkelherstructureringsgebied, bedrijfsvernieuwingsgebied en bedrijfssaneringsgebied.

  • 2. De aanwijzing van de in lid 1 genoemde gebieden geschiedt door de gemeenteraad bij het vaststellen van het Meerjaren Programma Stadsvernieuwing.

  • 3. De aanwijzing van de in lid 1. genoemde gebieden geschiedt voor bepaalde tijd en wordt bekend gemaakt in één of meer Haagse nieuwsbladen.

Artikel 4.6

Burgemeester en wethouders kunnen aan een ondernemer geldelijke steun verstrekken ten behoeve van

  • a.

    voortzetting van een winkel in een winkelconcentratiegebied en een bedrijf in een bedrijfsvernieuwingsgebied;

  • b.

    verplaatsing van een winkel uit een winkelconcentratiegebied naar een ander winkelconcentratiegebied;

  • c.

    verplaatsing van een winkel uit een winkelherstructureringsgebied naar een winkelconcentratiegebied;

  • d.

    verplaatsing van een bedrijf uit een bedrijfssaneringsgebied naar een locatie gelegen binnen de gemeenten samenwerkend in de agglomeratie 's-Gravenhage;

  • e.

    tijdelijke verplaatsing van een winkel in of naar een winkelconcentratiegebied respectievelijk een bedrijf in of naar een bedrijfsvernieuwingsgebied;

  • f.

    beëindiging van een winkel in een winkelconcentratiegebied of winkelherstructureringsgebied en beëindiging van een bedrijf in een bedrijfssaneringsgebied.

2. De geldelijke steun als bedoeld in dit artikel bedraagt tezamen maximaal € 68.067,03.

Artikel 4.7

  • 1. Subjectsubsidie wordt verstrekt indien:

    • a.

      de voortzetting ter plaatse, de (tijdelijke) verplaatsing of de beëindiging als bedoeld in artikel 4.6 overeenkomt met de plannen zoals genoemd in artikel 4.1, lid f tot en met i voor de betreffende gebieden;

    • b.

      er in een winkel niet meer dan 10 volledige arbeidsplaatsen zijn en bij een bedrijf niet meer dan 25 arbeidsplaatsen;

    • c.

      bij voortzetting respectievelijk (tijdelijke) verplaatsing voldoende bedrijfseconomisch perspectief is en voldoende continuïteitsgarantie;

    • d.

      de winkel of het bedrijf een redelijke termijn voorafgaand aan het tijdstip van het indienen van de aanvraag voor geldelijke steun, in hetzelfde pand is uitgeoefend, zodanig dat een beoordeling van de bedrijfsvoering mogelijk is;

    • e.

      de ondernemer, mits er sprake is van een renovatieproject, bij voortzetting of bij (tijdelijke) verplaatsing van zijn bedrijf hieraan meewerkt.

  • 2. Indien er sprake is van verplaatsing of beëindiging wordt subjectsubsidie slechts verstrekt indien de gemeente het recht krijgt tot huur c.q. koop van de door de ondernemer achter te laten panden. Indien de gemeente geen gebruik maakt van het in dit lid genoemde recht of wanneer de gemeente en de eigenaar van de achter te laten panden niet tot overeenstemming komen over de aankoop of de huur, dienen door de eigenaar garanties te worden gegeven dat de bestemming van de genoemde panden in overeenstemming wordt gebracht met de plannen zoals genoemd in artikel 4.1 lid f tot en met i in het gebied.

Artikel 4.8.

Subjectsubsidie wordt niet verstrekt indien:

  • a.

    de ondernemer werkzaam is op het gebied van:

    • -

      bemiddeling in respectievelijk de handel in roerende en onroerende goederen, arbeidsbemiddeling of reisbureaus;

    • -

      accountancy, boekhouden of administratie;

    • -

      advisering en dienstverlening, anders dan door aanneming van werk ter zake van architectuur, bouwkunde, techniek, industrieel eigendom, reclame, informatie, incasso, taxatie alsmede op juridisch, economisch of fiscaal gebied;

    • -

      exploitatie van schoonheidsinstituten of pedicure-, bad-, heilgymnastiek-, massageinrichtingen, sexwinkels, sexhuizen of soortgelijke inrichtingen, opleidings- of vertaalinstituten of rijscholen;

  • b.

    de ondernemer binnen een periode van tien jaar geldelijke steun heeft gekregen ingevolge:

    • -

      de Verordening Steun Bedrijven Stadsvernieuwing 1980, Verz. 1980, nr. 16; ingetrokken bij raadsbesluit van 18 november 1985, nr. 459;

    • -

      hoofdstuk 4 van de Verordening tot verlening van geldelijke steun ingevolge de Wet op de Stads- en Dorpsvernieuwing (rv 459/1985; ingetrokken bij raadsbesluit van 16 februari 1989, nr. 44);

    • -

      hoofdstuk 4 van deze verordening;

  • c.

    de ondernemer ten aanzien van hetgeen waarvoor hij subsidie vraagt geldelijke aanspraken heeft

    ontleend of kan ontlenen van welke aard dan ook, met uitzondering van:

    • -

      de Wet investeringsrekening (Stb. 178, 368);

    • -

      de Wet inkomingsvoorziening oudere en arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen IOAZ (Stb. 1987, 281).

Artikel 4.9

Burgemeester en wethouders kunnen van het bepaalde in artikel 4.8, sub b afwijken, indien de ondernemer:

  • a.

    op verschillende locaties bedrijfsaktiviteiten uitvoert en binnen tien jaar steun aanvraagt voor één

    van de andere locaties dan waarvoor reeds steun is toegekend;

  • b.

    op grond van artikel 4.11 geldelijke steun aanvraagt;

  • c.

    een hernieuwde subsidieaanvraag doet als gevolg van wijziging in de gemeentelijke plannen.

B. 1 Voortzetting ter plaatse

Artikel 4.10

Geldelijke steun als bedoeld in artikel 4.6, lid 1, sub a kan worden verleend bij winstderving.

Artikel 4.11

  • 1. Geldelijke steun bij winstderving wordt slechts verstrekt indien de ondernemer voldoet aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      de winst van de ondernemer in het boekjaar waarin hij zijn aanvraag indient en het

      daarop volgende boekjaar naar schatting lager is dan de gemiddelde winst over de laatste drie boekjaren, voorafgaand aan het jaar van de aanvraag en tevens lager is dan

      € 22.689,01;

    • b.

      de winstderving een rechtstreeks gevolg is van de concrete uitvoering van

      stadsvernieuwings-maatregelen ter plaatse;

  • 2.

    • a.

      De geldelijke steun bedraagt het verschil tussen de winst van de ondernemer in het boekjaar van zijn aanvraag dan wel het daarop volgende boekjaar en zijn in lid 1, sub a bedoelde gemiddelde winst, voorzover de winst in het boekjaar lager is dan € 22.689,01 met dien verstande dat de som van de geldelijke steun en de winst van de ondernemer niet meer mag bedragen dan € 22.689,01 per boekjaar;

    • b.

      de geldelijke steun kan gedurende ten hoogste twee opvolgende jaren worden verstrekt;

    • c.

      indien het stadsvernieuwingsproces daartoe aanleiding geeft kan de termijn van twee jaar waarvoor geldelijke steun kan worden verleend, worden verlengd tot maximaal vier jaar.

  • 3. In afwijking van het bepaalde in lid 2, sub a geldt dat, wanneer er sprake is van twee of meer actieve vennoten van een firma die ieder meer dan 70% van hun inkomen uit de onderneming verkrijgen, iedere vennoot maximaal recht heeft op geldelijke steun ter hoogte van de uitkering op grond van de Algemene Bijstandswet.

B.2 Verplaatsing

Artikel 4.12

Subjectsubsidie als bedoeld in artikel 4.6, sub b, sub c en d kan worden verstrekt voorzover de verplaatsing geen wezenlijke veranderingen in de aard en de omvang van de bedrijfsactiviteiten met zich meebrengt.

Artikel 4.13

De geldelijke steun bedraagt in de gevallen bedoeld in artikel 4.12:

  • -

    een verhuiskostenvergoeding van 50%;

  • -

    een vergoeding van 30% in de herinrichtingskosten op de nieuwe locatie;

  • -

    de hogere jaarlijkse huisvestingslasten van het onroerend goed waarin de ondernemer zich vestigt, berekend over drie jaren.

B.3 Tijdelijke verplaatsing

Artikel 4.14

Subjectsubsidie als bedoeld in artikel 4.6, sub e kan worden verstrekt bij een tijdelijke verplaatsing van een winkel of bedrijf, die noodzakelijk is vanwege concrete stadsvernieuwingsmaatregelen ter plaatse.

Artikel 4.15

De geldelijke steun als bedoeld in artikel 4.14 bedraagt:

  • -

    een verhuiskostenvergoeding van 100%;

  • -

    een vergoeding van 30% in de herinrichtingskosten op de nieuwe locatie;

  • -

    de hogere huisvestingslasten tot maximaal één jaar in totaal.

B. 4 Beëindiging

Artikel 4.16

  • 1. De geldelijke steun als bedoeld in artikel 4.6, sub f bedraagt 30% van de winst over de drie boekjaren voorafgaande aan het boekjaar van beëindiging. Zij is ten hoogste € 13.613,41 met een minimum van € 6.806.70.

  • 2. Voorwaarde bij steunverlening is dat de ondernemer na beëindiging niet binnen twee jaar in de gemeente een winkel opent op straffe van restitutie van het verleende bedrag.

C. Objectsubsidie¹

Artikel 4.17

Burgemeester en wethouders kunnen aan een opdrachtgever objectsubsidie verlenen ten behoeve van de financiering van de bouw van nieuwe bedrijfsruimten, teneinde acceptabele huisvestingslasten te verkrijgen, op basis van de te bouwen bedrijfsobjecten jaarlijks aangegeven in het Meerjarenprogramma Stadsvernieuwing.

Artikel 4.18

  • 1. Objectsubsidie kan worden verstrekt indien:

    • a.

      de opdrachtgever de kwaliteit respectievelijk de verhuurbaarheid van het bedrijfsobject aannemelijk weet te maken;

    • b.

      minimaal 70% van de bedrijfsvloeroppervlakte wordt gebruikt door ondernemers afkomstig uit stadsvernieuwingsgebieden die vanwege concrete stadsvernieuwingsmaatregelen moeten worden verplaatst.

  • 2. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd van het onder lid 1, sub b bepaalde af te wijken indien de opdrachtgever aannemelijk heeft gemaakt dat zijn inspanningen niet kunnen resulteren in de aangegeven bezetting.

Artikel 4.19

  • 1. De opdrachtgever kan objectsubsidie verkrijgen voor een bijdrage ten behoeve van de onrendabele top in de financiering van de stichtingskosten, die ontstaat door het verschil tussen huur-/koop-/leaseprijs van het bedrijfsobject en het minimaal benodigd rendement op de investering.

  • 2. Onder de stichtingskosten als bedoeld onder lid 1 worden begrepen de kosten die de opdrachtgever maakt ter zake van:

    • a.

      de grondkosten;

    • b.

      de aanneemsom;

    • c.

      de risicoverrekening van loon- en materiaalprijsstijgingen;

    • d.

      het architecten- en constructeurshonorarium;

    • e.

      het toezicht op de uitvoering;

    • f.

      de leges voor de bouwvergunning;

    • g.

      de verschuldigde en niet verrekenbare omzetbelasting;

    • h.

      het renteverlies gedurende de uitvoering van de werkzaamheden;

    • i.

      administratie ten behoeve van de voorbereiding en uitvoering van de werkzaamheden;

    • j.

      het rapport van een beëdigd taxateur ten aanzien van de in lid 1 bedoelde prijs.

  • 3. Wanneer ingeval de opdrachtgever en de gebruiker dezelfde zijn de bedrijfsvloeroppervlakte meer dan anderhalf maal de te verlaten oppervlakte bedraagt, wordt het meerdere niet gesubsidieerd.

  • 4. Burgemeester en wethouders houden bij de berekening van de objectsubsidie rekening met geldelijke aanspraken die de opdrachtgever heeft ontleend of kan ontlenen van welke aard dan ook.

  • 5. De objectsubsidie kan tezamen met eventuele andere bijdragen van rijk en provincie waarop aanspraak kan worden gemaakt, daaronder investeringsbijdragen uit hoofde van de Wet investeringsrekening (Stb 1978, 368) begrepen, niet meer bedragen dan 50% van de stichtingskosten tot een nader door burgemeester en wethouders te bepalen bedrag.

  • 6. Burgemeester en wethouders kunnen, indien zij bijzondere redenen aanwezig achten, van het gestelde onder lid 4 afwijken tot een maximum van 60%.

Artikel 4.20

Burgemeester en wethouders kunnen bepalen dat bij verkoop binnen tien jaren na subsidietoekenning van het bedrijfsobject de opdrachtgever de objectsubsidie geheel of gedeeltelijk aan de gemeente dient te restitueren volgens door burgemeester en wethouders nader te stellen regels.

D. Procedure

Artikel 4.21

  • 1. Een aanvraag om geldelijke steun dient schriftelijk te worden ingediend bij burgemeester en wethouders.

  • 2. Een aanvraag dient te worden ingediend voordat de ondernemer overgaat tot uitvoering van de activiteiten die tot geldelijke steun kunnen leiden en wel zodanig dat een beoordeling van de oude situatie mogelijk is.

Artikel 4.22

  • 1. De aanvraag voor subjectsubsidie dient op een daartoe beschikbaar te stellen formulier te worden ingediend.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen advies van (een) onafhankelijke instantie(s) over noodzaak en omvang van de aanvraag inwinnen.

  • 3. Bij de aanvraag dienen alle gegevens te worden gevoegd die nodig zijn voor de beoordeling.

  • 4. De ondernemer dient desgevraagd, voorzover redelijkerwijs voor uitvoering van deze verordening nodig, aan door of vanwege burgemeester en wethouders aangewezen personen gegevens te verstrekken, inzage te geven in zijn boeken en bescheiden en toegang te verlenen tot zijn winkel respectievelijk bedrijfsruimten.

Artikel 4.23

Bij de aanvraag voor objectsubsidie dienen te zijn gevoegd:

  • a.

    een beschrijving van het bouwplan met plattegrond, indelings- en doorsneetekening met situatieschets, alsmede het bestek met bijbehorende tekeningen;

  • b.

    een programma van eisen waaruit tevens de kwaliteit respectievelijk de verhuurbaarheid blijkt;

  • c.

    een kostenraming en een exploitatieberekening;

  • d.

    de te verwachten bezetting gelet op het bepaalde in artikel 4.18, lid 1 sub b;

  • e.

    een rapport van een beëdigd taxateur ten aanzien van de in artikel 4.19, lid 1 bedoelde prijs;

  • f.

    een tijdschema ten aanzien van start bouw en oplevering.

Artikel 4.24

  • 1. Burgemeester en wethouders sturen binnen twee weken na dagtekening van de aanvraag voor subjectsubsidie een bericht van ontvangst waarbij tevens wordt medegedeeld of de aanvraag in behandeling is genomen of dat de aanvraag niet volledig is ingediend.

  • 2. Indien de aanvraag niet volledig is ingediend, krijgt de aanvrager de gelegenheid deze binnen vier weken na het bericht als bedoeld in lid 1 aan te vullen of te verbeteren. Indien de ondernemer daarvan geen gebruik maakt, verklaren burgemeester en wethouders de aanvraag niet ontvankelijk.

Artikel 4.25

  • 1. Burgemeester en wethouders besluiten op de aanvraag betreffende subjectsubsidie, bevattende alle benodigde gegevens, binnen zes weken nadat deze is ontvangen met een voorlopige toekenning of een weigering die met redenen is omkleed.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen het besluit op de aanvraag voor ten hoogste zes weken verdagen. De ondernemer krijgt daarover bij gemotiveerde brief bericht.

Artikel 4.26

Burgemeester en wethouders sturen binnen vier weken na dagtekening van de aanvraag voor objectsubsidie bevattende alle benodigde gegevens bericht over de verdere behandeling.

Artikel 4.27

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen indien gunstig wordt beslist op de aanvraag om geldelijke steun, voorschotten tot maximaal 67% verstrekken.

  • 2. Het resterende bedrag wordt bij de definitieve vaststelling verrekend, zodra de ondernemer heeft aangetoond aan de hand van gespecificeerde rekeningen en betaalbewijzen, belastingaangiften respec-tievelijk belastingaanslagen en bij objectsubsidie vergezeld door een verklaring van een register-accountant, dat de bedrijfsvoornemens conform de overgelegde bescheiden zijn uitgevoerd en dat anderszins voldaan is aan het bepaalde bij of krachtens deze verordening.

  • 3. De ondernemer dient de in lid 2 bedoelde verklaring binnen een jaar na oplevering van het bedrijfsobject in te dienen.

  • 4. De gegevens voor de definitieve vaststelling van geldelijke steun als bedoeld in artikel 4.11 dient de ondernemer binnen drie maanden na afloop van het boekjaar waarop de subsidie betrekking heeft in te dienen.

  • 5. De ondernemer dient als voorschot ontvangen geldelijke steun terstond als onverschuldigd betaald te restitueren, indien hem dit door burgemeester en wethouders wordt aangezegd op grond dat

    • -

      de bedrijfsvoornemens niet binnen een redelijke termijn en conform de overgelegde bescheiden zijn uitgevoerd;

    • -

      geen gevolg wordt gegeven aan het bepaalde in lid 2, lid 3 of lid 4 van dit artikel;

    • -

      anderszins niet voldaan is aan het bepaalde bij of krachtens deze verordening.

Artikel 4.28

(Vervallen bij raadsbesluit 188/1993).

HOOFDSTUK 5. Toegelaten instellingen

Artikel 5.1.

  • a.

    actiegebied: een in het kader van de stadsvernieuwing of wijkverbetering door burgemeester en wethouders aangewezen gebied;

  • b.

    toegelaten instelling: toegelaten instelling krachtens artikel 70 van de Woningwet;

  • c.

    Aangekocht Bezit: woningen gebouwd voor 1 januari 1946 en door de gemeente Den Haag in het kader van de stadsvernieuwing van derden gekocht, al of niet in eigendom overgedragen aan Woningbeheer NV en toegelaten instellingen.

  • d.

    woning: woonruimte met een eigen toegang en waarbij de bewoner(s) niet afhankelijk is/zijn van wezenlijke voorzieningen, welke buiten de woonruimte zijn gelegen;

  • e.

    onzelfstandige woonruimte: een gedeelte van een woning dat niet afzonderlijk tot zelfstandige bewoning is bestemd, omdat de bewoner(s) afhankelijk is/zijn van wezenlijke voorzieningen, welke buiten dat gedeelte van de woning zijn gelegen;

  • f.

    bewoner: degene die een woning daadwerkelijk bewoont en in het bevolkingsregister op deze woning staat ingeschreven;

  • g.

    huurder: bewoner, die krachtens huurovereenkomst een huurwoning dan wel onzelfstandige woonruimte bewoont;

  • h.

    huurwoning: een woning waarvoor de gebruiker, een vergoeding is verschuldigd aan de zakelijk gerechtigde, of ten aanzien waarvan de gebruiker een huurovereenkomst is aangegaan;

  • i.

    huishouden: een alleenstaande dan wel twee of meer personen die een duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren;

  • j.

    herhuisvesting: een huishouden uitplaatsen uit een woning gelegen in actiegebied;

Artikel 5.1.1

Burgemeester en wethouders kunnen in het kader van de stadsvernieuwing of wijkverbetering actiegebieden aanwijzen met het doel de daarin gelegen woonruimten vrij van bewoning te maken, zodat sloop en/of woningverbetering kan plaatsvinden.

Artikel 5.2.

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen aan een toegelaten instelling en Woningbeheer NV subsidie verstrekken ten behoeve van de begeleiding en herhuisvesting, uit het Aangekocht Bezit in een actiegebied, van huurders, dan wel degene die of de woongroep welke voor de toepassing van deze verordening door burgemeester en wethouders met huurders wordt gelijkgesteld.

  • 2. De subsidie als bedoeld in lid 1 bedraagt per herhuisvesting € 227,–.

  • 3. Het aantal herhuisvestingen dat de uitplaatsende toegelaten instelling op zich neemt wordt bij actiegebied-aanwijzing door burgemeester en wethouders vastgesteld.

  • 4. Burgemeester en wethouders nemen binnen acht weken na actiegebied-aanwijzing een besluit tot verstrekking van de subsidie.

Artikel 5.3.

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen aan de "Stichting Burgerzin Actie" een subsidie verstrekken ten behoeve van het beheer van woningen uit het Aangekocht Bezit.

  • 2. De subsidie bedraagt € 1.815,12 per woning als het een woning betreft welke naar verwachting binnen drie jaar na aanvang van de exploitatie door de "Stichting Burgerzin Actie" wordt gesloopt of waarvoor naar verwachting binnen drie jaar na aanvang van de exploitatie door burgemeester en wethouders subsidie wordt verleend voor het treffen van voorzieningen op grond van Verordening woninggebonden subsidies 1995 en Stadsgewestelijke verordening woninggebonden subsidies 1995.

  • 3. De subsidie bedraagt € 2.722,68 per woning als het een woning betreft welke naar verwachting niet binnen drie jaar na aanvang van de exploitatie door de "Stichting Burgerzin Actie" wordt gesloopt of waarvoor niet binnen drie jaar na aanvang van de exploitatie door burgemeester en wethouders subsidie wordt verleend voor het treffen van voorzieningen op grond van Verordening woninggebonden subsidies 1995 en Stadsgewestelijke verordening woninggebonden subsidies 1995.

  • 4. Indien de exploitatie van een woning door de "Stichting Burgerzin Actie" de in lid 2. van dit artikel genoemde exploitatie-termijn overschrijdt, wordt er een aanvullende subsidie van € 907,56 verstrekt.

  • 5. De aanvrager dient de aanvraag om een subsidie schriftelijk in.

  • 6. Burgemeester en wethouders nemen binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag als bedoeld in lid 5 een besluit op de aanvraag.

Artikel 5.4.

  • 1. Aanvragen die betrekking hebben op herhuisvestingen uit actie-gebieden, die zijn aangewezen voor de datum waarop deze wijziging van hoofdstuk 5. van de verordening inwerking treedt, worden afgehandeld volgens de voordien geldende regeling.

  • 2. Artikel 5.3 van de verordening (rv 479, 1990 inzake tijdelijke huisvesting, wisselwoningen en huurderving), zoals dit van kracht was tot deze wijziging, blijft voor de aanvragen die zijn ingediend vóór inwerking treden van deze wijziging/verordening, van kracht tot één jaar na in- werking treden van deze verordening.

  • 3. De tegemoetkoming in de kosten als bedoeld in artikel 5.3 (rv 479, 1990) betreft slechts die kosten die tot één jaar na inwerking treden van deze wijziging/verordening worden gemaakt.

Artikel 5.5.

Burgemeester en wethouders kunnen:

  • -

    de subsidie intrekken of ten nadele van de ontvanger wijzigen;

  • -

    subsidiebedragen en voorschotten terugvorderen;

een en ander met in achtneming van Afdeling 4.2.6 Intrekking en wijziging, en Afdeling 4.2.7. Betaling en terugvordering van de Wet van 20 juni 1996 tot aanvulling van de Algemene wet bestuursrecht (Staatsblad 333, jaargang 1996).

HOOFDSTUK 6 Slotbepalingen

Artikel 6.1

Deze verordening kan worden aangehaald als Verordening tot verlening van geldelijke steun ingevolge de Wet op de Stads- en Dorpsvernieuwing.

Artikel 6.2

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van haar vaststelling.


Noot
¹

Toekenningsbepalingen vervallen bij raadsbesluit van 2 juli 1990, nr. 196 III, 3.