Regeling vervallen per 15-02-2018

Verordening geldelijke steun voorzieningen aan particuliere huurwoningen ’s-Gravenhage 1987.

Geldend van 25-10-1991 t/m 14-02-2018

Intitulé

Verordening geldelijke steun voorzieningen aan particuliere huurwoningen ’s-Gravenhage 1987.

HOOFDSTUK I Algemene bepalingen

Artikel 1

  • 1. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      de regeling: de regeling geldelijke steun voorzieningen aan huurwoningen 1987 van de staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (MG 86-32, laatstelijk uitgewerkt in MG 90-31);

    • b.

      de minister: de minster van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;

    • c.

      de hoofdingenieur-directeur: de hoofdingenieur-directeur van de Volkshuisvesting in de provincie Zuid-Holland;

    • d.

      voorzieningen: maatregelen in de kosten waarvan bijdragen ineens op voet van deze verordening ter beschikking kunnen worden gesteld, welke maatregelen worden onderscheiden in:

      • 1.

        de maatregelen, strekkende tot verbetering van de indeling of het woongerief van een woning;

      • 2.

        de maatregelen, strekkende tot het opheffen of voorkomen van technische gebreken aan een woning;

      • 3.

        de bouwkundige splitsing van een woning in twee of meer woningen, indien die splitsing tegelijk geschiedt met maatregelen als bedoeld onder 1 of 2;

      • 4.

        de bouwkundige samenvoeging van een aantal woningen tot één of meer woningen, indien de samenvoeging tegelijk geschiedt met maatregelen als bedoeld onder 1 of 2;

    • e.

      energiebesparende maatregelen: voorzieningen als bedoeld in onderdeel d onder 1, bestaande uit:

      • 1.

        het aanleggen van een installatie voor centrale verwarming, voorzover het rendement van die installatie hoger is dan dat van een daarmee vergelijkbare conventionele installatie voor centrale verwarming, of;

      • 2.

        maatregelen met betrekking tot de thermische isolatie van de woningschil of de leidingen van de installatie voor centrale verwarming, dan wel tot de regelbaarheid, of de meetbaarheid van het energieverbruik, die ten doel hebben het brandstofverbruik te beperken;

    • f.

      kosten van de voorzieningen: de kosten die worden gemaakt ter zake van:

      • 1.

        de aanneemsom voor het verrichten van de werkzaamheden;

      • 2.

        de risicoverrekening van loon- en materiaalprijsstijgingen met inachtneming van het bepaalde in de risicoregeling woningbouw 1964;

      • 3.

        het architectenhonorarium, indien en voor zover dit niet hoger is dan het maximale honorarium, als bepaald in de SR 1988 van de Bond van Nederlandse Architecten;

      • 4.

        het toezicht op de uitvoering;

      • 5.

        de aansluiting op de nutsvoorzieningen;

      • 6.

        de leges voor de bouwvergunning c.q. mededeling als bedoeld in artikel 14, eerste lid, onder a. van de bouwverordening of de precariorechten;

      • 7.

        de verschuldigde en niet verrekenbare omzetbelasting;

      • 8.

        huurderving voor zover deze verband houdt met het treffen van de voorzieningen;

      • 9.

        renteverlies voor zover dit verband houdt met het treffen van de voorzieningen;

      • 10.

        technisch onderzoek aan de woning;

      • 11.

        adviezen van deskundigen op het gebied van constructie of op installatietechnisch- of bouwfysisch gebied;

      • 12.

        de administratie ten behoeve van de voorbereiding en de uitvoering van de werkzaamheden;

      • 13.

        een vergoeding voor door de verhuurder verstrekte tegemoetkomingen voor door de huurder met toestemming van de verhuurder aangebrachte voorzieningen voor zover deze gehandhaafd kunnen blijven en één of meer van de te treffen voorzieningen overbodig te maken;

      • 14.

        een reservering voor kostenverhogingen, goedgekeurd door burgemeester en wethouders, die ten tijde van de raming van de onder 1 t/m 13 genoemde kosten van de voorzieningen redelijkerwijs niet voorzienbaar waren;

      • 15.

        de kosten van het garantiecertificaat van het Garantie Instituut Woningbouw;

    • g.

      groot onderhoud:van groot onderhoud is in ieder geval sprake wanneer de door de gemeente goedgekeurde voorzieningen uitsluitend bestaan uit één of meer van de volgende werkzaamheden:

      • 1.

        herstel van fundering;

      • 2.

        herstel of vervanging van wanden, gevels, buitenkozijnen, buitenramen en buitendeuren;

      • 3.

        opheffing van optrekkend en/of doorslaand vocht en van overmatig condensvocht, voor zover dit condensvocht wordt veroorzaakt door de bouwkundige constructie;

      • 4.

        herstel of vervanging van dakconstructie, dakbede-king, goten en hemelwaterafvoer;

      • 5.

        herstel dan wel vervanging van vloerconstructies, trappen, balkons en galerijen, inclusief de afwerklagen en hekwerken;

      • 6.

        herstel of vervanging van rook- of ventilatiekanalen binnen en buitendaks;

      • 7.

        herstel of vervanging van de binnenhuisriolering tot de aansluiting op het gemeenteriool, alsmede van sanitair en keukenblok, inclusief de aansluiting hiervan op de riolering;

      • 8.

        herstel of vervanging van gas- en waterleiding, waar-onder mede begrepen het vervangen van loden drink-waterleidingen, inclusief vervanging van kranen volgens de aanwijzingen van het NV Duinwaterbetrijf Zuid-Holland;

      • 9.

        herstel of vervanging van de electrische installatie in de bestaande omvang;

    • h.

      ingrijpende woningverbetering: van ingrijpende woningverbetering is sprake wanneer het gaat om voorzieningen waardoor het woongerief geacht wordt te zijn gestegen al dan niet samengaand met het opheffen van technische gebreken en de door de gemeente goedgekeurde geraamde kosten gelijk zijn of hoger dan 20% van de bouwkosten van vergelijkbare nieuwe woningen;

    • i.

      niet-ingrijpende woningverbetering: van niet-ingrijpende woningverbetering is sprake wanneer het gaat om voorzieningen waardoor het woongerief geacht wordt te zijn gestegen, al dan niet samengaand met het opheffen van technische gebreken en de door de gemeente goedgekeurde geraamde kosten minder bedragen van 20% van de bouwkosten van vergelijkbare nieuwe woningen;

    • j.

      kosten van vergelijkbare nieuwbouw: de bouwkosten van, met de woning waaraan de voorzieningen worden getroffen naar het oordeel van de minster vergelijkbare, nieuwe woningen;

    • k.

      streefsubsidie: de bijdrage in de kosten van de voorzieningen die in een kalenderjaar gemiddeld per woning kan worden verstrekt, zoals vastgesteld in het besluit als bedoeld in artikel 7.;

    • l.

      streefaantal: het aantal woningen in een bepaalde categorie, waaraan in een kalenderjaar voorzieningen kunnen worden getroffen, zoals vastgesteld in het besluit als bedoeld in artikel 7.;

    • m.

      budget: het bedrag van bijdragen in het treffen van voorzieningen dat jaarlijks door de minister ten bate van de gemeente respectievelijk door de gemeenteraad wordt vastgesteld;

    • n.

      deelbudget: elk voor een bepaalde categorie woningen bestemd gedeelte van een budget, als bedoeld in artikel 7.;

    • o.

      flexibiliteit: de ruimte die de gemeente ingevolge de regeling heeft om bij het verlenen van geldelijke steun van streefsubsidie, streef-aantallen of deelbudgetten af te wijken;

    • p.

      huurprijs: de tot een bedrag per jaar herleide prijs welke bij huur en verhuur is verschuldigd voor het enkele gebruik van de woning;

    • q.

      plan: de opsomming van alle voorzieningen, zoals die op het door burgemeester en wethouders voorgeschreven formulier door de aanvrager zijn vermeld, vergezeld van alle voorgeschreven gegevens;

    • r.

      niet-winstbeogende instelling: instelling die werkzaam is op het gebied van de volkshuisvesting, waarvan de statuten zijn goedgekeurd en ingericht conform de voorwaarden en bepalingen neergelegd in de circulaire van 21 oktober 1982, MG 82-44;

    • s.

      complex: twintig of meer aaneengesloten woningen en/of bedrijfsruimten;

    • t.

      bijdrage: een bijdrage in de gevallen waarin de aanvaarde kosten minder dan 50% bedragen van de, naar het oordeel van de minister met de woning waaraan de voorzieningen worden getroffen, vergelijkbare kosten van nieuwbouw. In alle andere gevallen wordt onder bijdrage verstaan een jaarlijkse bijdrage als bedoeld in de onder a. van dit lid genoemde regeling;

    • u.

      eigenaar: de juridische eigenaar, met uitzondering van de in lid 2 van dit artikel genoemde gevallen.

  • 2. In deze verordening wordt mede verstaan onder:

    • a.

      woning:

      • -

        een woongebouw in de zin van de Woningwet;

      • -

        een afzonderlijk gedeelte van een gebouw, welk gedeelte tot bewoning is bestemd;

      • -

        een zich op het erf van een tot bewoning bestemd bevindend gebouw, dat bestemd is voor en dient als bergruimte, garages daaronder niet begrepen;

    • b.

      de eigenaar:

      • -

        de erfpachter;

      • -

        de houder van een appartementsrecht als bedoeld in artikel 875a van het Burgerlijk Wetboek;

      • -

        degene aan wie een rechtspersoon deelnemings- of lidmaatschapsrechten heeft verleend, die recht geven op het gebruik van een woning;

      • -

        de vruchtgebruiker.

HOOFDSTUK II Toepassingsgebied van deze verordening

Artikel 2

Deze verordening is niet van toepassing op:

  • a.

    door de eigenaar bewoonde of te bewonen woningen;

  • b.

    ambts- en dienstwoningen;

  • c.

    woningen, die niet geschikt of bestemd zijn om het gehele jaar door te worden bewoond;

  • d.

    verzorgingstehuizen voor bejaarden;

  • e.

    woningen in eigendom van de Dienst der Domeinen of de Staat der Nederlanden;

  • f.

    woningen in eigendom van toegelaten instellingen, als bedoeld in artikel 59 van de Woningwet;

  • g.

    woningen in eigendom van gemeenten;

  • h.

    woningen in eigendom van niet-winstbeogende instellingen;

  • i.

    woonschepen als bedoeld in de Wet op de woonwagens en woonschepen;

  • j.

    woonwagens als bedoeld in de Woonwagenwet;

  • k.

    woningen die eigendom zijn van instellingen, die zich uitsluitend of mede de huisvesting van bij instellingen voor hoger onderwijs als student ingeschreven personen ten doel stellen;

  • l.

    woningen die tot stand zijn gekomen of waarvan voorzieningen zijn getroffen met behulp van geldelijke steun, verstrekt door de minister, belast met de zorg voor het onderwijs of de minister, belast met de zorg voor de landbouw.

Artikel 3

(Vervallen bij raadsbesluit van 24 oktober 1991 (rv 340)).

Artikel 4

  • 1. De gemeenteraad kan indien het belang van de volkshuisvesting en/of de stadsvernieuwing dat vordert, besluiten dat een bijdrage slechts wordt verstrekt voor door hem aan te wijzen categorieën woningen of voor woningen, gelegen in door hem aan te wijzen delen van het grondgebied van de gemeente. Een daartoe strekkend besluit wordt bekend gemaakt in één of meer dag- of nieuwsbladen.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen in bijzondere gevallen van het in het eerste lid bedoelde besluit afwijken.

HOOFDSTUK III Bepalingen verband houdende met het toekennen van bijdragen in de kosten van de voorzieningen

Artikel 5

Dit hoofdstuk is niet van toepassing op woningen waaraan voorzieningen worden getroffen die uitsluitend bestaan uit energiebesparende maatregelen.

Artikel 6

  • 1. Burgemeester en wethouders kennen een bijdrage slechts toe:

    • a.

      voor zover de door het Rijk voor enig jaar vastgestelde budgetten voor

      • -

        woningen gereedgekomen vóór 1 januari 1946;

      • -

        woningen gereedgekomen op of na 1 januari 1946 doch vóór 1 januari 1968;

      • -

        woningen gereedgekomen op of na 1 januari 1968 doch niet jonger dan 15 jaar;

        toereikend zijn voor het treffen van voorzieningen aan bovengenoemde categorieën woningen;

    • b.

      indien de gemeenteraad voor het desbetreffende jaar lagere en/of hogere budgetten heeft vastgesteld, voor zover laatstbedoelde budgetten toereikend zijn voor het treffen van voorzieningen, een en ander met dien verstande dat voor de door het Rijk respectievelijk de gemeenteraad voor het desbetreffende jaar vastgestelde budgetten voorzieningen worden getroffen aan ten minste het aantal woningen dat gelijk is aan de door het Rijk respectievelijk de raad vastgestelde streefaantallen.

  • 2. De budgetten worden jaarlijks bekend gemaakt in één of meer dag- of nieuwsbladen.

  • 3. Op gelijke wijze wordt bekend gemaakt dat de budgetten zijn uitgeput.

Artikel 7

  • 1. De gemeenteraad stelt jaarlijks voor de volgende categorieën woningen het budget, de streef-subsidie en het streefaantal met inachtneming van de in de rijksregeling aangegeven flexibiliteitsregels vast voor:

    • a.

      woningen gereedgekomen vóór 1 januari 1946;

    • b.

      woningen gereedgekomen op of na 1 januari 1946 maar vóór 1 januari 1968;

    • c.

      woningen gereedgekomen op of na 1 januari 1968 doch niet jonger dan 15 jaar.

  • 2. Binnen de in het vorige lid genoemde budgetten kunnen burgemeester en wethouders deelbudgetten reserveren ten behoeve van:

    • a.

      woningen waaraan voorzieningen worden getroffen in het kader van projectgewijze ingrijpende verbetering;

    • b.

      woningen waaraan voorzieningen worden getroffen ten behoeve van verbetering per woning;

    • c.

      voor het van gemeentewege treffen van voorzieningen na een aanschrijving op grond van artikel 25 van de Woningwet.

  • 3. Indien het vooruitzicht bestaat, dat een voor een bepaalde categorie woningen bestemd deelbudget niet of niet geheel zal worden besteed, zijn burgemeester en wethouders bevoegd dit deelbudget geheel of gedeeltelijk aan subsidieaanvragers in een andere categorie toe te kennen.

Artikel 8

  • 1. Burgemeester en wethouders wijzen een aanvraag om bijdrage af:

    • a.

      indien met het treffen van de voorzieningen het belang van de volkshuisvesting niet of niet in voldoende mate wordt gediend;

    • b.

      indien de voorzieningen niet sober en doelmatig worden uitgevoerd;

    • c.

      indien de kosten van de voorzieningen niet geacht kunnen worden te staan in een redelijke verhouding tot het te bereiken resultaat;

    • d.

      indien de woning na het treffen van de voorzieningen niet nog ten minste 10 jaar in stand zal blijven;

    • e.

      indien met het treffen van de voorzieningen is begonnen, voordat de eigenaar een aanvraag om een bijdrage bij de gemeente heeft ingediend;

    • f.

      indien de kosten van de voorzieningen minder bedragen dan f 5.000,- per woning,ingeval van een complex woningen gemiddeld f 5.000,- per woning;

    • g.

      voor dat deel van het plan waarvoor de geraamde kosten van de te treffen voorzieningen meer bedragen dan de bouwkosten van vergelijkbare nieuwe woningen, zoals die voor het geldende budgetjaar door de minister voor de betrokken locatie binnen de gemeente zijn vastgesteld;

    • h.

      indien in hetzelfde kalenderjaar of binnen 15 resp. 5 bij afzonderlijke energiebesparende voorzieningen volle kalenderjaren voorafgaand aan de indiening van de aanvraag reeds eerder voor de woning geldelijke steun is verleend;

    • i.

      indien de warmteweerstand van de gevel na het treffen van de voorzieningen niet ten minste gelijk zal zijn aan 1,3 m2 K/W, behoudens voor zover is vastgesteld dat de gevel niet geschikt is voor het daaraan aanbrengen van isolatie;

    • j.

      indien de warmteweerstand van het dak na het treffen van de voorzieningen niet tenminste gelijk zal zijn aan 1,3 m2 K/W behoudens voor zover is vastgesteld dat het dak niet geschikt is voor het aanbrengen van isolatie;

    • k.

      indien de warmteweerstand van de beganegrondvloer dan wel de souterreinvloer na het treffen van de voorzieningen niet tenminste gelijk zal zijn aan 1,3m2 K/W, behoudens voor zover is vastgesteld dat de beganegrondvloer dan wel de souterreinvloer niet geschikt is voor het aanbrengen van isolatie;

    • l.

      indien het gaat om een complex en bij de aanvraag geen door een deskundige opgesteld rapport wordt overlegd over de mogelijkheden en de daarbij behorende kosten van isolatie van het complex;

    • m.

      indien de woning is gereedgekomen in één van de 15 volle kalenderjaren die direct voorafgaan aan de indiening van de aanvraag.

  • 2. Van het bepaalde in het eerste lid onder i., j. en/of k. wordt ontheffing verleend, indien de betrokken woning een beschermd monument is in de zin van artikel 3 van de Monumentenwet 1988 (Stb. 638), door het treffen van de voorzieningen dat monument zal wijzigen en daarvoor geen vergunning als bedoeld in artikel 11 van die wet wordt verleend.

Artikel 9

  • 1. Burgemeester en wethouders wijzen een aanvraag om een bijdrage eveneens af, indien

    • a.

      de huurprijs na verbetering niet is berekend overeenkomstig het bepaalde bij of krachtens de Huurprijzenwet woonruimte;:

    • b.

      de tussen partijen laatstelijk geldende huurprijs, voor het treffen van de voorzieningen, niet ten minste f 160,-* per maand bedraagt bij geraamde kosten van de voorzieningen die 80% of meer bedragen van de kosten van vergelijkbare nieuwbouw, dan wel een bedrag dat overeenkomt met het verschil tussen f 160,-* en f 1,- per procentpunt onder het hiervoor genoemde percentage van 80.

    • c.

      een verklaring van de huurder dat hij zich vooraf schriftelijk akkoord verklaart met de door de verhuurder voorgestelde huurprijs na het treffen van de voorzieningen ontbreekt;

    • d.

      de voorgestelde huurprijs na verbetering hoger is dan 90% van de huurprijs van, naar het oordeel van de minister met de woning waaraan de voorzieningen worden getroffen, vergelijkbare woningen;

    • e.

      de voorgestelde huurprijs na verbetering hoger is dan de huurprijs die ingevolge het Besluit huurprijzen woonruimte (Stb. 1979) ten hoogste redelijk is.

Artikel 10

Burgemeester en wethouders kennen de bijdrage toe onder de voorwaarde dat:

  • a.

    de voorzieningen zullen zijn getroffen binnen twee jaar na de toekenning dan wel, ingeval van artikel 18., derde lid toepassing heeft gevonden, binnen de ingevolge dat lid gestelde termijn na de toekenning;

  • b.

    aan de door burgemeester en wethouders met controle belaste personen op door hen te bepalen tijdstippen:

    • 1.

      toegang wordt verleend tot het gebouwd onroerend goed:

    • 2.

      inzage wordt verleend van de op het treffen van de voorzieningen betrekking hebbende bescheiden en tekeningen;

    • 3.

      de op het treffen van de voorzieningen betrekking hebbende gegevens worden verstrekt;

    • 4.

      de gelegenheid wordt gegeven tot het controleren van de op het treffen van de voorzieningen betrekking hebbende gegevens;

  • c.

    bij het treffen van de voorzieningen niet wordt gehandeld in strijd met het bepaalde in artikel 3 van het Vestigingsbesluit bouwnijverheid 1958;

  • d.

    de bescheiden en gegevens die nodig zijn voor de juiste toepassing van deze verordening worden verstrekt.

Artikel 11

Burgemeester en wethouders kennen de bijdrage tevens toe onder de voorwaarde dat:

  • a.

    de eigenaar het onroerend goed niet in eigendom overdraagt binnen vijf jaar na toekenning van de bijdrage;

  • b.

    de woning waaraan de voorzieningen zijn getroffen binnen vijf jaar na toekenning van de bijdrage niet aan de bestemming tot huurwoning wordt onttrokken, dan wel niet wordt onttrokken aan de bestemming het gehele jaar door te worden bewoond;

  • c.

    de eigenaar, alsmede de rechtsopvolger, de woning ten genoegen van burgemeester en wethouders zal onderhouden.

Artikel 12

  • 1. Burgemeester en wethouders kennen de bijdrage voorts toe onder de voorwaarden dat:

    • 1.

      de eigenaar, alsmede de rechtsopvolger, de huurprijs van de woning waaraan de voorzieningen zijn getroffen, na ingrijpende woningverbetering gedurende vijf achtereenvolgende jaren, elk jaar met ingang van 1 juli ten hoogste zal verhogen met het in het desbetreffende jaar ex artikel 18 van de Huurprijzenwet woonruimte vastgestelde percentage en de huurprijs van woonruimte, welke gelegen is in de bebouwde kom van vóór 1930, na deze vijf verhogingen, gedurende vijf jaar ten hoogste zal verhogen met een bedrag dat gelijk is aan het in dat jaar in artikel 18 van de Huurprijzenwet woonruimte aangegeven percentage vermeerderd met de helft van het huurharmonisatiepercentage;

    • 2.

      de eigenaar, alsmede de rechtsopvolger, de huurprijs van de woonruimte, na niet-ingrijpende woningverbetering of groot onderhoud gedurende vijf achtereenvolgende jaren, elk jaar met ingang van 1 juli ten hoogste zal verhogen met het in het desbetreffende jaar door de minister toegestane percentage met dien verstande dat voor woonruimte welke gelegen is in de bebouwde kom van vóór 1930, slechts de helft van het huurharmonisatiepercentage zal worden doorberekend.

  • 2. Het bepaalde in het eerste lid blijft onverkort van kracht indien gedurende de eerste vijf jaar na verstrekking van de bijdrage een woning leeg komt.

Artikel 13

Burgemeester en wethouders kunnen nadere voorwaarden stellen met betrekking tot:

  • a.

    het onderhoud van de verbeterde woning;

  • b.

    de kwaliteit van de woning na het treffen van de voorzieningen.

Artikel 14

  • 1. Bij overtreding van de voorwaarden als bedoeld in de artikelen 11, 12 en 13 zijn burgemeester en wethouders bevoegd de verstrekte bijdrage op de in lid 3 van dit artikel genoemde wijze terug te vorderen en ingeval van toekenning van jaarlijkse bijdragen deze te beëindigen.

  • 2. De eigenaar/verhuurder is verplicht om burgemeester en wethouders in kennis te stellen van de verkoop van de woning of het onttrekken van de woning aan de bestemming tot huurwoning. Deze verplichting geldt eveneens indien de woning aan de bestemming tot permanente bewoning wordt onttrokken.

  • 3. Burgemeester en wethouders vorderen bij eigendomsoverdracht van de woning als bedoeld in lid 1, 90% van de bijdrage terug in het eerste jaar na verstrekking van de bijdrage; jaarlijks wordt deze terugbetalingsverplichting met 10% verminderd. Vijf jaar na toekenning van de bijdrage vervalt de terugbetalingsverplichting geheel.

    Vordering in %

    Binnen 1

    90

    Binnen 2

    80

    Binnen 3

    70

    Binnen 4

    60

    Binnen 5 jaren

    50

    Na toekenning van de bijdrage.

HOOFDSTUK IV Berekening van de bijdrage in de kosten van de voorzieningen

Artikel 15

  • 1. De bijdrage in de kosten van het treffen van voorzieningen aan woningen als bedoeld in de verordening wordt indien het plan betrekking heeft op een woning, die eigendom is van:

    • a.

      lichamen als bedoeld in artikel 2 of artikel 3 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (Stb. 469), met betrekking tot welke in het jaar voorafgaande aan het jaar waarin het plan is ingediend, sprake was van en belastbaar bedrag als bedoeld in artikel 7, tweede lid van die wet;

    • b.

      een natuurlijk persoon die in het jaar, voorafgaand aan het jaar waarin het plan is ingediend, een belastbaar inkomen als bedoeld in artikel 3, tweede lid van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 (Stb 519) genoot, berekend aan de hand van schema I in de bijlage.

  • 2. Indien het eerste lid niet van toepassing is wordt de bijdrage in de kosten van voorzieningen aan woningen als bedoeld in deze verordening berekend aan de hand van schema II in de bijlage.

  • 3. De bijdrage in de kosten van het treffen van voorzieningen wordt, indien voor de eerste maal een dergelijke bijdrage op grond van deze verordening wordt verstrekt, berekend:

    • a.

      met gebruikmaking van de drie percentages, genoemd onder de hoofdletter A van het in het eerste en tweede lid opgenomen schema (zie bijlage), indien het plan betrekking heeft op een woning gereedgekomen vóór 1 januari 1946;

    • b.

      met gebruikmaking van de drie percentages, genoemd onder de hoofdletter B van het in het eerste of tweede lid opgenomen schema (zie bijlage), indien het plan betrekking heeft op een woning gereedgekomen op of na 1 januari 1946 doch voor 1 januari 1968;

    • c.

      met gebruikmaking van de drie percentages, genoemd onder de hoofdletter C van het in het eerste of tweede lid opgenomen schema (zie bijlage), indien het plan betrekking heeft op een woning, gereedgekomen op of na 1 januari 1968 doch ten tijde van de aanvraag ten minste 15 jaar oud.

  • 4. De bijdrage in de kosten van het treffen van voorzieningen wordt, indien voor de tweede of een volgende maal een dergelijke bijdrage op grond van deze verordening wordt verstrekt, berekend:

    • a.

      met gebruikmaking van de drie percentages, genoemd onder de hoofdletter B van het in het eerste of tweede lid opgenomen schema (zie bijlage), indien het plan betrekking heeft op een woning gereedgekomen vóór 1 januari 1946, in de kosten van het treffen van voorzieningen waaraan eenmaal eerder een bijdrage op voet van deze verordening is verstrekt;

    • b.

      met gebruikmaking van de drie percentages, genoemd onder de hoofdletter C van het in het eerste of tweede lid opgenomen schema (zie bijlage), indien het plan betrekking heeft op:

      • 1.

        een woning gereedgekomen vóór 1 januari 1946, in de kosten van het treffen van voorzieningen, waaraan tweemaal of meerdere malen eerder een bijdrage op voet van deze verordening is verstrekt;

      • 2.

        een woning gereedgekomen op of na 1 januari 1946 doch ten tijde van de aanvraag ten minste 15 jaar oud, in de kosten van het treffen van de voorzieningen waaraan eenmaal of meerdere malen eerder een bijdrage op voet van deze verordening is verstrekt.

  • 5. Indien schijf I van het in het eerste of tweede lid opgenomen schema (zie bijlage) van toepassing is, is de bijdrage in de kosten van het treffen van voorzieningen gelijk aan de voor de schijf geldende en ingevolge het derde of vierde lid toepasselijke percentages van de kosten van de voorzieningen.

  • 6. Indien schijf II van het in het eerste of tweede lid opgenomen schema (zie bijlage) van toepassing is, is de bijdrage in de kosten van het treffen van voorzieningen gelijk aan:

    • a.

      het voor schijf I van dat schema geldende en ingevolge het derde of vierde lid toepasselijke percentage van een bedrag gelijk aan 30% van de kosten van vergelijkbare nieuwbouw vermeerderd met:

    • b.

      het voor schijf II van dat schema geldende en ingevolge het derde of vierde lid toepasselijke percentage van het bedrag dat wordt verkregen door de kosten van de voorzieningen te verminderen met een bedrag, gelijk aan 30% van de kosten van vergelijkbare nieuwbouw.

  • 7. Indien schijf III van het in het eerste of tweede lid opgenomen schema (zie bijlage) van toepassing is, is de bijdrage in de kosten van het treffen van voorzieningen gelijk aan:

    • a.

      het, door berekening van het gewogen gemiddelde en de voor de schijven I en II van dat schema geldende en ingevolge het derde of vierde lid toepasselijke percentage verkregen, percentage van een bedrag gelijk aan 50% van de kosten van vergelijkbare nieuwbouw vermeerderd met:

    • b.

      het voor schijf III van dat schema geldende en ingevolge het derde of vierde lid toepasselijke percentage van het bedrag, dat wordt verkregen door de kosten van de voorzieningen te verminderen met een bedrag, gelijk aan 50% van de kosten van vergelijkbare nieuwbouw.

Artikel 16

  • 1. De bijdrage in de kosten van de voorzieningen wordt berekend overeenkomstig artikel 15 bij welke berekening gebruik wordt gemaakt van:

    • a.

      de werkelijke kosten van de voorzieningen;

    • b.

      de kosten van vergelijkbare nieuwbouw die golden op het tijdstip van het besluit tot het voor toekenning van een bijdrage in de kosten van de voorzieningen in aanmerking brengen van het desbetreffende plan.

  • 2. Burgemeester en wethouders stellen de geldelijke steun vast op basis van de aanvaarde kosten bij indiening dan wel op basis van de werkelijk gemaakte kosten indien deze lager zijn.

HOOFDSTUK V Bepalingen, geldende ingeval van het gefaseerd treffen van voorzieningen

Artikel 17

  • 1. In afwijking van het bepaalde in artikel 10, lid 1 onder b, kunnen burgemeester en wethouders, na verkregen goedkeuring van de minister, een tijdschema voor het treffen van de voorzieningen in twee fasen goedkeuren.

  • 2. Het in het eerste lid bedoelde tijdschema vergezeld van een globale omschrijving van de in de tweede fase uit te voeren werkzaamheden.

  • 3. Een tijdschema wordt niet goedgekeurd indien:

    • a.

      daarin de periode tussen de indiening van het plan voor de 1e fase en de indiening van het plan voor de in de 2e fase te treffen voorzieningen op langer dan vijf jaar is gesteld;

    • b.

      de in het tweede lid bedoelde omschrijving niet aanwezig is;

    • c.

      de huurprijs na het gefaseerde treffen van voorzieningen afwijkt van de huurprijs die zou hebben gegolden ingeval de voorzieningen ineens zouden zijn getroffen.

Artikel 18

In afwijking in zoverre van artikel 15 is, indien een plan betrekking heeft op het in een tweede fase treffen van voorzieningen, de bijdrage in de kosten van die voorzieningen gelijk aan:

  • a.

    een bedrag, berekend overeenkomstig artikel 15, bij welke berekeningen als kosten van de voorzieningen wordt aangehouden de som van:

    • 1.

      de werkelijke kosten van de voorzieningen in de 1e fase, voor zover die niet hoger zijn dan de geraamde kosten daarvan, of indien deze nog niet bekend zijn, de geraamde kosten daarvan vermenigvuldigd met een getal, dat wordt verkregen door de kosten van vergelijkbare nieuwbouw te delen door de kosten van vergelijkbare nieuwbouw die golden op het tijdstip van het besluit tot het in aanmerking brengen van het plan voor de 1e fase van de voorzieningen voor verstrekking van een bijdrage in de kosten daarvan;

    • 2.

      de geraamde kosten van de in de 2e fase te treffen voorzieningen verminderd met:

  • b.

    de verstrekte bijdrage in de kosten van het in de 1e fase treffen van voorzieningen of, indien deze nog niet bekend is, de overeenkomstig deze verordening berekende bijdrage in de kosten daarvan, vermenigvuldigd met het getal, bedoeld in onderdeel a, onder 1e.

Artikel 19

Indien artikel 18 toepassing vindt, wordt voor het bepalen van het aantal malen dat eerder voor de desbetreffende woning een bijdrage in de kosten van de voorzieningen op voet van deze verordening is verstrekt, het verstrekken van een bijdrage in de kosten van het treffen van voorzieningen in de 1e fase niet in aanmerking genomen.

Artikel 20

Voor het bepalen van het aantal malen dat eerder voor een woning een bijdrage in de kosten van voorzieningen op voet van deze verordening is verstrekt, wordt het aantal malen dat bijdragen zijn verstrekt in de kosten van het gefaseerd treffen van voorzieningen, gedeeld door twee, behalve als laatstgenoemde voorzieningen uitsluitend bestonden uit energiebesparende maatregelen, in welk geval het eerder verstrekken van bijdragen in de kosten daarvan daarvoor niet in aanmerking wordt genomen.

HOOFDSTUK VI Bepalingen verband houdende met de indiening van de aanvraag om toekenning van een bijdrage in de kosten van de voorzieningen

Artikel 21

  • 1. De aanvraag om toekenning van de bijdrage wordt op een door burgemeester en wethouders beschikbaar te stellen formulier uiterlijk op 15 augustus van ieder budgetjaar bij burgemeester en wethouders ingediend, Burgemeester en wethouders kunnen van deze termijn vrijstelling verlenen.

  • 2. Naast het in het eerste lid bedoelde aanvraagformulier dient voor zover van toepassing de aanvraag per woning te bevatten:

    • a.

      een gespecificeerde begroting van de kosten met nauwkeurige omschrijving van de werkzaamheden;

    • b.

      een werkomschrijving;

    • c.

      tekeningen, aangevende zowel de bestaande als de te maken toestand van de woning na het treffen van de voorzieningen (schaal 1:100);

    • d.

      de naam en het adres van de aannemer, alsmede het inschrijfnummer van de aannemer bij de Kamer van Koophandel;

    • e.

      een opgave van de huurprijs en overige betalingsverplichtingen voor de woning als bedoeld in hoofdstuk II van de Huurprijzen wet woonruimte (Stb. 1986, 391) voor het treffen van de voorzieningen;

    • f.

      een opgave van de verwachte woningkwaliteit na het treffen van de voorzieningen, uit gedrukt in punten volgens het besluit Huurprijzen Woonruimte (Stb. 1979, 210) zoals dat luidt op het tijdstip van indiening van de aanvraag;

    • g.

      een door de huurder en de verhuurder ondertekende opgave van de verschuldigde huurverhoging en nieuwe huurprijs en overige betalingsverplichtingen als bedoeld in hoofdstuk II van de Huurprijzenwet woonruimte na verbetering;

    • h.

      indien tevens niet voor geldelijke steun in aanmerking komende voorzieningen zullen worden getroffen, een door de huurder mede ondertekende opgave van het bedrag dat de verhuurder en de huurder mei inachtneming van artikel 10, eerste lid van de Huurprijzenwet woonruimte zijn overeengekomen als huurverhoging in verband met die voorzieningen;

    • i.

      een door de huurder getekende akkoordverklaring met het ingediende plan;

    • j.

      een uitvoeringsschema voor de in artikel 18, derde lid, bedoelde twee fasen;

    • k.

      een mededeling omtrent de aard en het aantal malen dat voor de woning eerder geldelijke steun is verleend;

    • l.

      een afkeuringsbewijs van de Gemeentelijke Nutsbedrijven;

    • m.

      alle overige bescheiden en gegevens die nodig zijn voor een juiste beoordeling van de aanvraag.

  • 3. Een aanvraag om toekenning van een bijdrage dient tevens vergezeld te gaan van een advies over de kosten/kwaliteit verhouding van de verbouwleider uit het betreffende gebied of van een bij de ONRI of de BNA aangesloten persoon of instantie.

  • 4. Alvorens op een aanvraag te beschikken kunnen schriftelijk nadere gegevens van de aanvrager worden verlangd.

  • 5. Een verzoek als bedoeld in het vierde lid schort de besluitvormingstermijn, bedoeld in artikel 24, op.

  • 6. Indien binnen dertig dagen na verzending van het in het vierde lid bedoelde verzoek de nadere gegevens nog niet zijn verstrekt, verklaren burgemeester en wethouder de aanvraag niet ontvankelijk.

Artikel 22

  • 1. Indien gedurende het treffen van de voorzieningen zich de noodzaak voordoet om van het vastgestelde plan, zoals bedoeld in artikel 1, lid 1 onder p, af te wijken, behoeft die afwijking de voorgaande schriftelijke toestemming van burgemeester en wethouders.

  • 2. Die toestemming wordt slechts verleend indien:

    • a.

      genoegzaam is aangegeven om welke reden de afwijking noodzakelijk is;

    • b.

      een gespecificeerde begroting is overgelegd van de kosten die verband houden met de afwijking;

    • c.

      het vaststaat dat de afwijking niet zal leiden tot een hogere huurprijs dan die huurprijs waarmee de huurder op grond van artikel 21, tweede lid onder g, schriftelijk akkoord is gegaan;

    • d.

      opgegeven is tot welke andere wijzigingen de afwijking leidt in de gegevens, vermeld in de aanvraag zoals genoemd in artikel 21;

    • e.

      het vaststaat dat door de wijziging geen recht op een hoger bedrag aan geldelijke steun zal ontstaan;

    • f.

      ook overigens door de afwijking geen strijd ontstaat met enige bepaling in deze verordening.

  • 3. De besteding van de kostenverhogingen als bedoeld in artikel 1, eerste lid onder f ten 14e vindt alleen plaats na voorafgaande schriftelijke toestemming van burgemeester en wethouders.

  • 4. Burgemeester en wethouders beslissen binnen dertig dagen na ontvangst van een schriftelijk verzoek tot afwijking of een schriftelijk verzoek tot besteding van de reservering voor kostenverhogingen. Een beslissing tot weigeren is met redenen omkleed.

Artikel 23

  • 1. Aanvragen voor het toekennen van een bijdrage krachtens deze verordening worden afgehandeld naar volgorde van indiening.

  • 2. Indien het door de gemeenteraad of door het Rijk voor enig jaar vastgestelde budget als bedoeld in artikel 6, of het door de gemeenteraad of burgemeester en wethouders voor enig jaar vastgestelde deelbudget als bedoeld in artikel 7, niet toereikend is om alle aanvragen te honoreren, worden de aanvragen die niet kunnen worden gehonoreerd aangehouden tot het volgende jaar.

  • 3. De aanhouding duurt maximaal een jaar. Indien de aanvraag dan nog niet voor toekenning van een bijdrage in aanmerking komt wordt hij afgewezen.

HOOFDSTUK VII Bepalingen met betrekking tot de beslissing omtrent de aanvraag om toekenning van een bijdrage alsmede de uitbetaling

Artikel 24

Burgemeester en wethouders beslissen omtrent een aanvraag binnen vier maanden na de dag waarop de aanvraag is ontvangen. Het besluit wordt aan de aanvrager schriftelijk kenbaar gemaakt.

Artikel 25

Vaststelling van de definitieve bijdrage op basis van de werkelijk gemaakt kosten vindt geen plaats nadat:

  • a.

    de in de aanvraag opgenomen werkzaamheden schriftelijk zijn gereedgemeld onder indiening van de daarop betrekking hebbende gegevens;

  • b.

    de onder a. bedoelde werkzaamheden zijn gecontroleerd en akkoord bevonden;

  • c.

    de gespecificeerde rekeningen en betaalbewijzen inzake de uitgevoerde werkzaamheden alsmede de totale kostenopstelling waarin de verrichte werkzaamheden op dezelfde wijze zijn gerangschikt als in de in artikel 15, tweede lid onder a, bedoelde begroting zijn gecontroleerd en akkoord bevonden, met dien verstande dat in gevallen waarin de minister besluit tot verlenging van de looptijd van de jaarlijkse bijdragen dan wel tot verhoging van die bijdragen, burgemeester en wethouders in gevallen van toekenning van jaarlijkse bijdragen, dienovereenkomstig besluiten.

Artikel 26

  • 1. Uitbetaling van de definitief vastgestelde bijdrage vindt plaats binnen twee maanden na het in artikel 25 bedoelde besluit.

  • 2. Uitbetaling van de definitief vastgestelde jaarlijkse bijdrage vindt plaats per valutadatum van storting van het rijk op de gemeenterekening.

  • 3. Indien het werk voor ten minste 50% gereed is, kan op verzoek een eenmalige bevoorschotting van de bijdrage plaatsvinden ter hoogte van 40% van de voorlopig toegekende bijdrage.

HOOFDSTUK VIII Bijzondere omstandigheden

Artikel 27

  • 1. Indien van gemeentewege, ter uitvoering van een aanschrijving op grond van artikel 25 van de Woningwet, voorzieningen getroffen worden aan een huurwoning kan, in afwijking van het bepaalde in artikel 3, de bijdrage worden toegekend aan de gemeente ter tegemoetkoming in de kosten van het treffen van voorzieningen.

  • 2. Het in het eerste lid gestelde laat onverlet dat burgemeester en wethouders de kosten op de eigenaar verhalen.

Artikel 28

Indien:

  • a.

    aan een huurwoning voorzieningen getroffen worden;

  • b.

    op grond van deze verordening een bijdrage wordt verleend voor het treffen van voorzieningen;

  • c.

    tot de huurwoning een bedrijfsruimte behoort, die een bouwkundige eenheid met de huurwoning vormt;

  • d.

    het naar het oordeel van burgemeester en wethouders noodzakelijk is dat in het belang van het treffen van de voorzieningen aan de huurwoning ook voorzieningen aan de bedrijfsruimte worden getroffen;

worden de kosten van vergelijkbare nieuwbouw van de huurwoning verhoogd met de geraamde kosten van het treffen van de voorzieningen aan de bedrijfsruimte tot een maximum van f 15.000.-.

Artikel 29

Indien:

  • a.

    op grond van deze verordening een bijdrage wordt verleend voor het treffen van voorzieningen aan een huurwoning;

  • b.

    de huurwoning een bouwkundige eenheid vormt met een ander, niet tot die huurwoning behorend gebouwd onroerend goed;

wordt de bijdrage berekend over de kosten van de voorzieningen die naar het oordeel van burgemeester en wethouders aan de huurwoning toe te rekenen zijn.

HOOFDSTUK IX Overgangsbepalingen

Artikel 30

Op aan woningen getroffen voorzieningen waarvoor vóór of op 1 januari 1987 geldelijk steun is toegekend op voet van:

  • a.

    de beschikking geldelijke steun verbetering woningen en woonbuurten;

  • b.

    de beschikking geldelijke steun rehabilitatie;

  • c.

    de beschikking geldelijke steun verbetering particuliere woningen;

  • d.

    de beschikking geldelijke steun verbetering particuliere woningen 1979;

  • e.

    de beschikking geldelijke steun verbetering particuliere woningen 1979II;

  • f.

    de regeling geldelijke steun voorzieningen aan particuliere huurwoningen 1985;

blijven de daaruit voortvloeiende bepalingen van toepassing.

Artikel 31

Aanvragen voor een bijdrage in de kosten van de voorzieningen, ingediend vóór 1 januari 1987, waarop door burgemeester en wethouders nog niet schriftelijk is beslist, worden afgehandeld op voet van deze verordening.

Artikel 32

Plannen met betrekking tot woningen waaraan voor de laatste maal geldelijke steun is verstrekt op voet van een andere regeling kunnen voor verstrekking van een bijdrage in de kosten van voorzieningen in aanmerking worden gebracht op of na 1 januari 2002, tenzij de op het voor de laatste maal treffen van voorzieningen aan de desbetreffende woning van toepassing zijnde regeling een eerder tijdstip mogelijk maakt, in welk geval dat eerdere tijdstip van toepassing blijft.

Artikel 33

  • 1. Plannen met betrekking tot woningen, waarop door burgemeester en wethouders positief is beschikt op voet van de verordening geldelijke steun voorzieningen aan particuliere huurwoningen 1985, kunnen, indien van de positieve beschikking geen gebruik wordt gemaakt, voor een bijdrage worden ingediend niet eerder dan tien jaar na datum van de positieve beschikking van burgemeester en wethouders.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen in het belang van de volkshuisvesting afwijken van het gestelde in het vorige lid.

Artikel 34

Deze verordening is slechts van kracht, zolang en in de mate dat de minister op grond van de regeling geldelijke steun voorzieningen aan huurwoningen 1987 aan de gemeente financiële middelen ter beschikking stelt om aan de verplichtingen, die uit deze verordening voortvloeien, te kunnen voldoen.

Artikel 35

Indien vanwege bijzondere omstandigheden een strikte toepassing van het bepaalde in deze verordening naar het oordeel van burgemeester en wethouders zou leiden tot een onredelijke beslissing kunnen burgemeester en wethouders afwijken van het bepaalde in deze verordening.

Artikel 36

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van haar vaststelling.

Artikel 37

Deze verordening kan worden aangehaald als “Verordening geldelijke steun voorzieningen aan particuliere huurwoningen ’s-Gravenhage 1987”.

BIJLAGE

Schema 1

Kosten van de voorzieningen in procenten van de kosten van vergelijkbare nieuwbouw

Bijdrage in procenten van de kosten van de voorzieningen

A B C

schijf I: 0% t/m 30%

schijf II: boven 30% t/m 50%

schijf III: boven 50% t/m100%

80 35 10

60 20 0

40 10 0

Schema II

Kosten van de voorzieningen in procenten van de kosten van vergelijkbare nieuwbouw

Bijdrage in procenten van de kosten van de voorzieningen

A B C

schijf I: 0% t/m 30%

schijf II: boven 30% t/m 50%

schijf III: boven 50% t/m 100%

80 40 20

60 30 0

40 20 0


Noot
*

Voor 1987 respectievelijk 1988 is dit bedrag gesteld op f 120,- respectievelijk f 140,- conform de rijksregeling geldelijke steun voorzieningen aan huurwoningen 1987.