Verordening geldelijke steun voorzieningen aan sociale huurwoningen ’s-Gravenhage 1990

Geldend van 25-10-1991 t/m heden

Intitulé

Verordening geldelijke steun voorzieningen aan sociale huurwoningen ’s-Gravenhage 1990

HOOFDSTUK I Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      gemeente: de gemeente ’s-Gravenhage;

    • b.

      burgemeester en wethouders: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente ’s-Gravenhage;

    • c.

      de regeling: de Regeling geldelijke steun voorzieningen aan huurwoningen 1987 (Stcrt. 1986, 251);

    • d.

      de minister: de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;

    • e.

      de hoofdingenieur-directeur: de hoofdingenieur-directeur van de Volkshuisvesting in de provincie Zuid-Holland;

    • f.

      voorzieningen: maatregelen in de kosten waarvan geldelijke steun op grond van deze verordening verleend kan worden, welke maatregelen worden onderscheiden in:

      • 1.

        de maatregelen, strekkende tot verbetering van de indeling of het woongerief van een woning;

      • 2.

        de maatregelen, strekkende tot het opheffen of voorkomen van technische gebreken aan een woning;

      • 3.

        de bouwkundige splitsing van een woning in twee of meer woningen, indien die splitsing tegelijk geschiedt met maatregelen als bedoeld onder 1 of 2;

      • 4.

        de bouwkundige samenvoeging van een aantal woningen tot één of meer woningen, indien die samenvoeging tegelijk geschiedt met maatregelen als bedoeld onder 1 of 2;

    • g.

      energiebesparende maatregelen: voorzieningen als bedoeld in onderdeel f onder 1, bestaande uit:

      • 1.

        het aanleggen van een installatie voor centrale verwarming, voor zover het rendement van die installatie hoger is dan dat van een daarmee vergelijkbare conventionele installatie voor centrale verwarming of

      • 2.

        maatregelen met betrekking tot de thermische isolatie van de woningschil of de leidingen van de installatie voor centrale verwarming, dan wel tot de regelbaarheid of de meetbaarheid van het energiegebruik, die ten doel hebben het brandstofverbruik te beperken;

    • h.

      geluidwerende maatregelen: voorzieningen als bedoeld in onderdeel f onder 2 met uitzondering van voorzieningen in verband met luchtvaartlawaai, die strekken tot het op het, ingevolge het Besluit geluidwering gebouwen (Stb. 1982, 755), vereiste niveau brengen van de geluidwering van de gevel;

    • i.

      geluidbelasting van de gevel: dat wat daaronder wordt verstaan in het Besluit geluidwering gebouwen;

    • j.

      geluidwering van de gevel: dat wat daaronder wordt verstaan in het Besluit geluidwering gebouwen;

    • k.

      aanvaarde kosten van de voorzieningen: het gedeelte van de kosten van de voorzieningen die geen geluidwerende maatregelen zijn, met inachtneming van de door de minister gegeven voorschriften, ter zake van:

      • 1.

        de aanneemsom voor het verrichten van de werkzaamheden;

      • 2.

        de risicoverrekening van loon- en materiaalprijsstijgingen, met inachtneming van het bepaalde in de Risicoregeling woningbouw 1964;

      • 3.

        het architectenhonorarium indien en voor zover dit niet hoger is dan het maximale honorarium als bepaald in de RT 1963 van de Bond van Nederlandse architecten;

      • 4.

        het toezicht op de uitvoering;

      • 5.

        de aansluiting op de nutsvoorzieningen;

      • 6.

        de leges voor de bouwvergunning of de precariorechten;

      • 7.

        de verschuldigde en niet verrekenbare omzetbelasting;

      • 8.

        huurderving voor zover deze verband houdt met het treffen van voorzieningen;

      • 9.

        renteverlies voor zover dit verband houdt met het treffen van voorzieningen;

      • 10.

        technisch onderzoek aan de woning;

      • 11.

        adviezen van deskundigen op het gebied van constructies of op installatietechnisch of bouwfysisch gebied;

      • 12.

        de administratie ten behoeve van e voorbereiding en de uitvoering van de werkzaamheden;

      • 13.

        een vergoeding van door de verhuurder verstrekte tegemoetkomingen voor door de huurder met toestemming van de verhuurder aangebrachte voorzieningen, voor zover deze gehandhaafd kunnen blijven en een of meer van de te treffen voorzieningen overbodig maakt of maken;

      • 14.

        kostenverhogingen, die ten tijde van de raming van de onder 1 tot en met 13 genoemde kosten redelijkerwijs niet voorzienbaar waren;

    • l.

      kosten van vergelijkbare nieuwbouw: de bouwkosten van, met de woning waaraan voorzieningen worden getroffen naar het oordeel van de minister vergelijkbare nieuwe woningen;

    • m.

      streefsubsidie: de geldelijke steun in de kosten van de voorzieningen die in een kalenderjaar gemiddeld per woning kan worden verleend als vastgesteld per budgetcategorie in het besluit als bedoeld in artikel 4;

    • n.

      streefaantal: het aantal woningen waaraan per budgetcategorie in een kalenderjaar voorzieningen kunnen worden getroffen, zoals vastgesteld in het besluit als bedoeld in artikel 4;

    • o.

      budget: het bedrag aan geldelijke steun voor het treffen van voorzieningen dat jaarlijks door de minister aan de gemeente beschikbaar wordt gesteld;

    • p.

      deelbudget: het voor elke budgetcategorie, als bedoeld in artikel 4, bestemde gedeelte van het budget;

    • q.

      normbedrag: het bedrag, dat naar het oordeel van de minister in een kalenderjaar gemiddeld per woning kan worden verstrekt;

    • r.

      verlenen van geldelijke steun: het door burgemeester en wethouders jegens een aanvrager aangaan van de verplichting tot het ter beschikking stellen van een bijdrage ineens in de kosten van een voorziening;

    • s.

      huurprijs: de tot een bedrag per jaar herleide prijs welke bij huur en verhuur is verschuldigd voor het enkele gebruik van de woning;

    • t.

      plan: de opsomming van alle voorzieningen zoals die op het door burgemeester en wethouders voorgeschreven formulier door de aanvrager zijn vermeld, vergezeld van alle voorgeschreven gegevens;

    • u.

      bijdrage:

      • 1.

        de jaarlijkse bijdrage bedoeld in artikel 4, tweede lid, onderdeel a1 en b1.;

      • 2.

        de bijdrage ineens, bedoeld in artikel 4, tweede lid, onderdeel a2, b2, c, d en e;

    • v.

      hoofdsom: het bedrag met gebruikmaking waarvoor de jaarlijkse bijdrage bedoeld in artikel 4, tweede lid, onderdeel a1 en b1 wordt berekend;

    • w.

      bewoner: een persoon die, met toestemming van de eigenaar, in de woning zijn hoofdverblijf heeft;

    • x.

      huurder: degene die in een woning zijn hoofdverblijf heeft en krachtens een huurovereenkomst als bedoeld in artikel 1584 van het Burgerlijk Wetboek, in het genot van de woning is;

    • y.

      toegelaten instelling: een toegelaten instelling als bedoeld in artikel 59, eerste lid, van de Woningwet (Stb. 1962, 287);

    • z.

      niet winstbeogende instelling: een instelling die geen toegelaten instelling is en die werkzaam is op het gebied van de volkshuisvesting, waarvan de statuten zijn goedgekeurd en ingericht conform de voorwaarden en bepalingen neergelegd in de circulaire van 21 oktober 1982, MG 82-44;

    • aa.

      sociale verhuurder: een toegelaten instelling, een niet winstbeogende instelling of de gemeente;

    • bb.

      BKO: de binnenwerkse kernoppervlakte, gemeten volgens punt 2.4.4.van de NEN-norm 2320 (1962), met aanvullingsblad uit 1975, uitgegeven door het Nederlands normalisatie-instituut;

    • cc.

      gereedkomen van de voorzieningen: het moment waarop het werk tussen opdrachtgever en uitvoerder financieel en administratief is afgerond;

    • dd.

      grootonderhoud: een ingreep waarbij uitsluitend onderhoudsvoorzieningen worden getroffen, welke geen geriefverbetering c.q. huurverhoging tot gevolg hebben;

    • ee.

      onderhoudsvoorzieningen: het herstellen van gebreken en/of het vervangen van materialen, constructies of voorzieningen;

    • ff.

      complex: twintig of meer woningen en/of bedrijfsruimten.

  • 2. In deze verordening wordt mede verstaan onder:

    • a.

      woning:

      • 1.

        een woongebouw in de zin van de Woningwet;

      • 2.

        een afzonderlijk gedeelte van een gebouw, welk gedeelte tot bewoning is bestemd;

      • 3.

        een zich op een erf van een tot bewoning bestemd gebouw bevindend gebouw, dat bestemd is voor en dient als bergruimte, garages daaronder niet begrepen; of

      • 4.

        een tot bewoning bestemd gebouw dat:

        • -

          eenheden bevat die hoewel geen zelfstandige woning zijnde, bestemd zijn om afzonderlijk te worden bewoond, en

        • -

          gemeenschappelijke voorzieningen bevat ter compensatie van voorzieningen die in de eenheden ontbreken;

    • b.

      eigenaar:

      • 1.

        persoon die, blijkens een schriftelijke machtiging van de eigenaar gerechtigd is de aanvraag om geldelijke steun in te dienen en gerechtigd is de geldelijke steun in ontvangst te nemen;

      • 2.

        de erfpachter;

      • 3.

        de houder van een appartementsrecht als bedoeld in artikel 875a van het Burgerlijk Wetboek, of

      • 4.

        degene aan wie een rechtspersoon deelnemings- of lidmaatschapsrechten heeft verleend, die recht geven op het gebruik van een woning.

  • 3. In deze verordening wordt onder woning bovendien mede verstaan een groep woningen die een administratieve eenheid vormt.

Artikel 2

(Vervallen bij raadsbesluit d.d. 24 oktober 1991 (rv 340)).

Artikel 3 Prioriteitstelling

  • 1. De raad kan besluiten dat de verordening geheel of gedeeltelijk slechts van toepassing is op door hem aan te wijzen categorieën woningen of op woningen gelegen in door hem aan te wijzen delen van de gemeente.

  • 2. De raad kan besluiten dat aan het treffen van voorzieningen aan woningen in bepaalde delen van de gemeente, of aan bepaalde categorieën woningen dan wel een combinatie van deze beide voorrang zal worden gegeven bij het verlenen van geldelijke steun.

  • 3. De raad kan besluiten dat aan het treffen van voorzieningen aan woningen waarvan de kosten meer bedragen dan een nader te bepalen percentage van de kosten van vergelijkbare nieuwbouw geen geldelijke steun zal worden verleend (indien die woningen gelegen zijn in bepaalde aan te wijzen delen van de gemeente).

  • 4. Burgemeester en wethouders doen een voorstel tot en besluit als bedoeld in dit artikel slechts nadat daaromtrent door hen overleg is gevoerd met de in artikel 7 bedoelde organisaties. Aan de raad wordt door burgemeester en wethouders schriftelijk verslag gedaan van dit overleg.

Artikel 4 Budgetvaststelling

  • 1. Jaarlijks voor 1 mei stelt de raad het budget, het deelbudget, de streefsubsidie en het streefaantal per budgetcategorie, als bedoeld in dit artikel vast.

  • 2. Als budgetcategorieën worden onderscheiden:

    • a.1.

      Vooroorlogs sociaal bezit, jaarlijkse bijdragen; woningen gereedgekomen voor 1 januari 1946 en in eigendom van een sociale verhuurder. Indien de in het plan aangegeven aanvaarde kosten van voorzieningen, voor zover die voorzieningen andere zijn dan geluidwerende maatregelen, meer bedragen dan 50 procent van de kosten van vergelijkbare nieuwbouw;

    • a.2.

      Vooroorlogs sociaal bezit, bijdrage-ineens; woningen gereedgekomen voor 1 januari 1946 en in eigendom van een sociale verhuurder. Indien de in het plan aangegeven aanvaarde kosten van voorzieningen voor zover die voorzieningen andere zijn dan geluidwerende maatregelen, 50 procent of minder bedragen dan de kosten van vergelijkbare nieuwbouw;

    • b.1.

      Vooroorlogs aangekocht bezit; jaarlijkse bijdragen; woningen gereedgekomen voor 1 januari 1946 en aangekocht door een sociale verhuurder en voormalig particulier bezit. Indien de in het plan aangegeven aanvaarde kosten van voorzieningen, voor zover die voorzieningen andere zijn dan geluidwerende maatregelen, meer bedragen dan 50 procent van de kosten van vergelijkbare nieuwbouw;

    • b.2.

      Vooroorlogs aangekocht bezit, bijdrage ineens; woningen gereedgekomen voor 1 januari 1946 en aangekocht door een sociale verhuurder en voormalig particulier bezit. Indien de in het plan aangegeven aanvaarde kosten van voorzieningen voor zover die voorzieningen andere zijn dan geluidwerende maatregelen, 50 procent of minder bedragen dan de kosten van vergelijkbare nieuwbouw;

    • c.

      na-oorlogse sociale voorraad 1946-1968; woningen gereedgekomen op of na 1 januari 1946, doch gebouwd met geldelijke steun van rijkswege op voet van enige regeling, geldende voor 1 januari 1968, of indien gebouwd zonder geldelijke steun van rijkswege, gereedgekomen voor 1 januari 1968

    • d.

      na-oorlogse sociale voorraad vanaf 1968; woningen, gebouw met geldelijke steun van rijkswege op voet van enige regeling, geldende met ingang van 1 januari 1968 of een latere datum, of, indien gebouwd zonder geldelijke steun van rijkswege, gereedgekomen op of na 1 januari 1968;

    • e.

      geluidwerende maatregelen; woningen met betrekking tot welke is vastgesteld, dat de geluidbelasting van de gevel hoger ligt dan 65 dB(A), of in geval van geluidwerende maatregelen in verband met industrielawaai, 60 dB(A), en dat de geluidwering van de gevel ingevolge het Besluit geluidwering gebouwen ten minste 26 dB(A) dient te bedragen.

Artikel 5 Hervaststelling/afwijking van deelbudgetten, streefaantallen en streefsubsidie

  • 1. Indien:

    • a.

      door de minister voor de gemeente op grond van artikel 18, 19 en 20 van de regeling het budget wordt herzien;

    • b.

      het deelbudget ontoereikend is om aan alle aanvragen om geldelijke steun in kunnen voldoen; of

    • c.

      naar het oordeel van burgemeester en wethouders de streefsubsidie overschreden zal worden, kunnen burgemeester en wethouders:

      • 1.

        het deelbudget, het streefaantal en de streefsubsidie aangepast vaststellen en/of

      • 2.

        afwijken van het deelbudget, het streefaantal en de streefsubsidie.

  • 2. Burgemeester en wethouders geven schriftelijk bekendheid aan de sociale verhuurder over het besluit tot een aanpassing van het deelbudget, het streefaantal of de streefsubsidie.

Artikel 6 Flexibiliteit

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen binnen hun budget en binnen het in dit artikel bepaalde, bij het verlenen van geldelijke steun afwijken van streefsubsidies, streefaantallen en deelbudgetten.

  • 2. Een afwijking als bedoeld in artikel 6, lid 1, is niet toegestaan, indien deze leidt tot wijziging van:

    • a.

      de som van de deelbudgetten, bestemd voor woningen als bedoeld in artikel 4, lid 2, onderdeel a1 en b1 en

    • b.

      de som van de overige deelbudgetten.

  • 3. Een afwijking als bedoeld in het eerste lid is niet toegestaan indien daardoor de in artikel 4 eerste lid bedoelde streefsubsidie behorende bij de afzonderlijke budgetcategorieën zoals omschreven in artikel 4, tweede lid, onderdeel a, b, c of d met meer dan 50 procent wordt overschreden.

  • 4. Een afwijking als bedoeld in het eerste lid is niet toegestaan, indien daardoor de in artikel 4 eerste lid bedoelde streefsubsidie behorende bij de budgetcategorie zoals omschreven in artikel 4 tweede lid onderdeel e. met meer dan 300 procent wordt overschreven.

  • 5. Een afwijking als bedoeld in het eerste lid is niet toegestaan indien en voor zover daardoor het deelbudget bestemd voor de categorie woningen bedoeld in artikel 4 tweede lid, onderdeel d, hoger komt te liggen dan 400 procent van het voor die categorie geldende deelbudgetten.

  • 6. Een afwijking als bedoeld in het eerste lid is bovendien niet toegestaan indien en voor zover daardoor het voor geluidwerende maatregelen bestemde deelbudget met meer dan 30 procent wordt verminderd ten opzichte van, of hoger komt te liggen dan 400 procent ten opzichte van het voor die maatregelen geldende deelbudget, bedoeld in artikel 4, eerste lid en behorende bij de budgetcategorie zoals omschreven in artikel 4, tweede lid, onderdeel e.

Artikel 7 Overleg omtrent de verordening

  • 1. Deze verordening zal slechts worden vastgesteld of gewijzigd nadat over het ontwerp door burgemeester en wethouders voorafgaand overleg is gevoerd met de sociale verhuurders en bewonersorganisaties.

  • 2. Voor het begin van enig budgetjaar hebben burgemeester en wethouders overleg met de bewonersorganisaties en sociale verhuurders. Daarbij komt de planning van de verbeteringsactiviteit voor de komende jaren aan de orde.

  • 3. Voor het begin van enig budgetjaar hebben burgemeester en wethouders overleg met de sociale verhuurders. Daarbij komt tenminste aan de orde:

    • a.

      de door de gemeente gedachte verdeling van het budget per budgetcategorie over de sociale verhuurders voor het eerstkomende budgetjaar;

    • b.

      een omschrijving van de mogelijk toe te passen flexibiliteitsregels;

    • c.

      de verdeling van het planaanbod over de twee uiterste indieningdata, zijnde 29 april en 15 augustus.

HOOFDSTUK II Sociale verhuurders

Artikel 8 Indiening aanvraag

  • 1. Een aanvraag om verlening van geldelijke steun wordt op een door burgemeester en wethouders beschikbaar gesteld formulier bij burgemeester en wethouders ingediend uiterlijk op 29 april c.q. 15 augustus, afhankelijk van hetgeen is bepaald bij het overleg als bedoeld bij artikel 7, lid 2. Burgemeester en wethouders kunnen van deze termijnen vrijstelling verlenen.

  • 2. Naast het in het eerste lid bedoelde aanvraagformulier dient de aanvraag te bevatten:

    • a.

      een gespecificeerde begroting van de kosten, van de te treffen voorziening, zoals aangegeven in artikel 1 eerste lid, onderdeel k onder 1 tot en met 14 en tevens, voor zover van toepassing uitgesplitst in

      • 1.

        de met gebruikmaking van de normbedragen geraamde kosten van de geluidwerende maatregelen en

      • 2.

        de geraamde kosten van de overige voorzieningen;

    • b.

      een lijst van werkzaamheden;

    • c.

      tekeningen aangevende de ligging van de woning, alsmede de bestaande toestand en die van na het treffen van de voorzieningen. Indien de voorzieningen strekken tot bouwkundige splitsing of samenvoeging worden deze gegevens per individuele woning verstrekt;

    • d.

      naam en adres van de aannemer, alsmede het inschrijfnummer van de aannemer bij de Kamer van Koophandel;

    • e.

      een opgaaf van de huurprijs en overige betalingsverplichtingen als bedoeld in hoofdstuk II van de Huurprijzenwet woonruimte (Stb. 1986, 331) vóór het treffen van de voorzieningen;

    • f.

      een opgaaf van de verwachte woningkwaliteit na het treffen van de voorzieningen, uitgedrukt in punten volgens het Besluit huurprijzen woonruimte (Stb. 1979, 216), zoals dat luidt op het tijdstip van indiening van de aanvraag;

    • g.

      opgave van het BKO na het treffen van de voorziening;

    • h.

      indien wordt gevraagd om toepassing van artikel 14 een uitvoeringsschema voor de in dat artikel bedoelde twee fasen;

    • i.

      een overzicht hoe de financiering van het niet door de geldende steun te dekken deel van de investering zal worden geregeld;

    • j.

      een overzicht van de te verwachten exploitatieresultaten over de exploitatietermijn na het treffen van de voorzieningen die de woning zal hebben en op welke wijze een daarbij optredend nadelig saldo zal worden gedekt;

    • k.

      indien er sprake is van woningverbetering welke een huurverhoging tot gevolg heeft, een door de verhuurder en een vertegenwoordiging van de huurders ondertekende verklaring waaruit blijkt dat er overeenstemming met de huurders is bereikt over het treffen van de in de aanvraag omschreven voorzieningen en de verschuldigde huurverhoging en nieuwe huurprijs en overige betalingsverplichtingen als bedoeld in hoofdstuk II van de Huur-prijzenwet woonruimte (Stb. 1986, 331) na het treffen van de voorzieningen;

    • l.

      indien er sprake is van grootonderhoud (zoals bedoeld in artikel 1 lid 1 onder dd.) kan volstaan worden met verslagen van het overleg met de bewoners/huurders waaruit blijkt dat deze bewoners/huurders geen overwegende bezwaren hebben tegen de uitvoering van het plan;

    • m.

      een door de eigenaar getekende akkoordverklaring met het ingediende plan, op een door burgemeester en wethouders beschikbaar gesteld formulier;

    • n.

      een exemplaar van het schriftelijk verslag van het met de huurder gevoerde overleg omtrent de in de aanvraag vermelde voorzieningen;

    • o.

      een raming van de te verwachten levensduur van de woning na het treffen van de voorzieningen;

    • p.

      voor zover van toepassing een mededeling omtrent de data en het aantal malen dat voor de woning eerder geldelijke steun voor het treffen van voorzieningen is verleend;

    • q.

      indien er sprake is van warmte-isolatie of indien zich in de oude situatie bouwfysische problemen voordoen, zoals koudebruggen, vocht- en schimmelplekken, etc., een bouwfysisch rapport;

    • r.

      indien het een verbeteringsplan betreft of een groot-onderhoudsplan met aanzienlijke constructieve gebreken een funderingsrapport;

    • s.

      indien het plan mede betrekking heeft op het treffen van geluidwerende maatregelen:een verklaring dat de geluidbelasting van de gevel is vastgesteld na overleg met de ter plaatste bevoegde inspecteur van de Volksgezondheid, belast met het toezicht op de hygiëne van het milieu.

  • 3. Burgemeester en wethouders kunnen van de indiening van één of meer in het tweede lid voorgeschreven gegevens vrijstelling verlenen.

  • 4. Indien het formulier in het eerste lid neer het oordeel van burgemeester en wethouders niet volledig is ingevuld of de overige in dit artikel bedoelde stukken en gegevens niet aanwezig of naar het oordeel van burgemeester en wethouders onvolledig zijn, doen burgemeester en wethouders daarvan zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling aan de aanvrager onder vermelding van de nog te leveren gegevens.

  • 5. Een mededeling als bedoeld in het vierde lid schort de besluitvormingstermijn bedoeld in artikel 9, eerste lid, op.

  • 6. Indien binnen 30 dagen na verzending van de in het vierde lid bedoelde mededeling de nog te leveren gegevens niet zijn verstrekt, verklaren burgemeester en wethouders de aanvraag niet-ontvankelijk.

Artikel 9 Procedure planbeoordeling

  • 1. Burgemeester en wethouders beslissen binnen drie maanden na indiening op een aanvraag tot verlening van geldelijke steun.

  • 2. Een besluit tot het niet verlenen van geldelijke steun is met redenen omkleed.

  • 3. Burgemeester en wethouders wijzen een aanvraag om geldelijke steun af indien verlening zou leiden tot een overschrijding van het deelbudget of van de streefsubsidie.

  • 4. Voor zover het derde lid, artikel 10 of artikel 11 geen toepassing vinden en in afwijking van het eerste lid houden burgemeester en wethouders een aanvraag aan indien niet duidelijk is of het deelbudget toereikend is dan wel, indien niet duidelijk is of de streefsubsidie overschreden zal worden.

  • 5. Burgemeester en wethouders beëindigen de aanhouding indien duidelijk is dat het deelbudget toereikend is dan wel, indien duidelijk is dat de streefsubsidie niet zal worden overschreden.

  • 6. Burgemeester en wethouders delen elk besluit als bedoeld in dit artikel onverwijld schriftelijk mee aan de aanvrager.

Artikel 10 Algemene planbeoordelingscriteria

  • 1. Burgemeester en wethouders wijzen een aanvraag om geldelijke steun af:

    • a.

      voor dat deel van het plan waardoor de geraamde kosten van de te treffen voorzieningen uitgaan boven de kosten van vergelijkbare nieuwbouw zoals die voor het geldende budgetjaar door de minster voor de betrokken lokatie binnen de gemeente zijn vastgesteld;

    • b.

      indien de geraamde kosten van de voorzieningen minder bedragen dan f. 5.000,- gemiddeld per woning;

    • c.

      indien in hetzelfde kalenderjaar of binnen vijftien volle kalenderjaren voorafgaand aan

      de indiening van de aanvraag reeds eerder voor de woning geldelijke steun is verleend op grond van deze verordening;

    • d.

      indien de woning is gereedgekomen in één van de vijftien kalenderjaren, die direct voorafgaan aan de indiening van de aanvraag;

    • e.

      indien ten tijde van de aanvraag reeds een begin met de werkzaamheden is gemaakt;

    • f.

      indien de huurprijs vóór het treffen van de voorzieningen niet ten minste f 160,- per maand bedraagt bij geraamde kosten van de te treffen voorzieningen die 80% of meer bedragen van de kosten van vergelijkbare nieuwbouw, dan wel een bedrag dat overeenkomt met het verschil tussen f 160,- en f 1,- per procentpunt onder het hiervoor genoemde percentage van 80;

    • g.

      indien de opgegeven huurprijs na verbetering niet is berekend overeenkomstig het bepaalde bij of krachtens de Huurprijzenwet woonruimte;

    • h.

      indien voor het samenstellen van de bestekken betreffende de uitvoering van werkzaamheden aan woningen de door de minster aangewezen gedeelten van de delen A en C van het vanwege de minster openbaar gemaakte standaard Referentiebestek voor Onderhoud en Woningverbetering, zoals dat zes maanden voor de datum van de aanvraag van de bouwvergunning luidde, niet zijn toegepast;

    • i.

      indien de warmteweerstand van de gevel na het treffen van de voorzieningen niet ten minste gelijk zal zijn aan 1,3 m 2K/W, behouders voor zover is vastgesteld dat de gevel niet geschikt is voor het daaraan aanbrengen van isolatie;

    • j.

      indien de warmteweerstand van het dak na het treffen van de voorzieningen niet ten minste gelijk zal zijn aan 1,3 m 2 K/W, behoudens voor zover is vastgesteld dat het dak niet geschikt is voor het aanbrengen van isolatie;

    • k.

      indien de warmteweerstand van de beganegrondvloer dan wel de souterrainvloer na het treffen van de voorzieningen niet ten minste gelijk is aan 1,3 m 2 K/W, behoudens voor zover is vastgesteld dat de beganegrondvloer dan wel de souterrainvloer niet geschikt is voor het aanbrengen van isolatie;

    • l.

      indien het gaat om een complex en bij de aanvraag geen door een deskundige opgesteld rapport wordt overgelegd over de mogelijkheden en de daarbij behorende kosten van isolatie van het complex;

    • m.

      indien het plan overigens in strijd is met enige bepaling in deze verordening

  • 2. Indien, bij de laatste maal dat voor een woning op voet van deze regeling een bijdrage ineens in de kosten van de voorzieningen is verstrekt, die voorzieningen uitsluitend bestonden uit energiebesparende maatregelen en die bijdrage ineens ten laste kwam van een in 1987 geldend deelbudget wordt in het eerste lid onder c in plaats van “vijftien” gelezen: vijf.

  • 3. Van het bepaalde in het eerste lid, onderdelen c en d, kunnen burgemeester en wethouders, na verkregen toestemming van de minister, vrijstelling verlenen indien toepassing zou leiden tot gevaar voor de instandhouding van de woning.

  • 4. Van het bepaalde in het eerste lid onder i, j en/of k wordt ontheffing verleend, indien de betrokken woning een beschermd monument is in de zin van artikel 3 van de Monumentenwet 1988 (Stb. 638), door het treffen van de voorzieningen dat monument zal wijzigen en daarvoor geen vergunning als bedoeld in artikel 11 van die wet wordt verleend.

Artikel 11 Nadere planbeoordelingscriteria

  • 1. Burgemeester en wethouders wijzen een aanvraag om geldelijke steun voorts af indien:

    • a.

      met het treffen van de voorzieningen het belang van de volkshuisvesting niet of onvoldoende wordt gediend;

    • b.

      de te treffen voorzieningen niet sober en doelmatig zijn;

    • c.

      de kosten van de voorziening niet geacht kunnen worden in redelijke verhouding te staan tot het te bereiken kwaliteitsniveau na de verbetering;

    • d.

      indien de voorzieningen niet voldoen aan het bepaalde in de gemeentelijke bouwverordening zoals die geldt ten tijde van de aanvraag, behoudens vrijstelling op onderdelen verleend door burgemeester en wethouders;

    • e.

      niet voldoende aannemelijk is dat de woning na het treffen van de voorzieningen nog ten minste het aantal jaren in stand zal blijven dat de helft bedraagt van het toepasselijke percentage van de kosten van vergelijkbare nieuwbouw als bedoeld in artikel 13;

    • f.

      naar het oordeel van burgemeester en wethouders de woning mede voorzieningen behoeft die niet in het plan zijn opgenomen en waarop artikel 15 niet van toepassing is.

Artikel 12 Voorschriften met betrekking tot het verlenen van geldelijke steun

  • 1. Burgemeester en wethouders verlenen de geldelijke steun met inachtneming van de volgende voorschriften en bepalingen:

    • a.

      binnen zes maanden na verlening van de geldelijke steun dient een begin gemaakt te zijn met de werkzaamheden;

    • b.

      de datum van het begin van de werkzaamheden dient schriftelijk aan de gemeente kenbaar gemaakt te worden;

    • c.

      voor 30 mei van het jaar dat drie jaar ligt na het tijdstip waarop het besluit tot verlening van de geldelijke steun door burgemeester en wethouders is genomen dienen de werkzaamheden voltooid en de gereedmelding als bedoeld in artikel 17 ingediend te zijn;

    • d.

      minimaal vier weken voor de oplevering van de eerste woning stelt de opdrachtgever de gemeente hiervan schriftelijk op de hoogte;

    • e.

      aan de door de gemeente en het Rijk met controle belaste personen dient:

      • 1.

        toegang te worden verleend tot het gebouwd onroerend goed;

      • 2.

        inzage te worden verleend van de op het treffen van voorzieningen betrekking hebbende bescheiden en tekeningen;

      • 3.

        de op het treffen van de voorzieningen betrekking hebbende gegevens te worden verstrekt;

      • 4.

        gelegenheid te worden gegeven tot het controleren van de op het treffen van de voorzieningen betrekking hebbende gegevens;

    • f.

      bij het treffen van de voorzieningen mag niet worden gehandeld in strijd met het bepaalde in artikel 3 van het Vestigingsbesluit bouwnijverheid 1958;

    • g.

      afwijkingen van de werkzaamheden als omschreven in de werkomschrijving zijn niet toegestaan behoudens de toestemming van burgemeester en wethouders;

    • h.

      alle overige informatie en gegevens die burgemeester en wethouders nodig oordelen om het treffen van de voorzieningen te kunnen beoordelen dienen door of vanwege de aanvrager te worden verstrekt;

  • 2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid, onder f, kunnen burgemeester en wethouders goedkeuren dat de werkzaamheden geheel dan wel voor het door hen aan te geven deel in zelfwerkzaamheid door de huurder/bewoner worden verricht. Deze goedkeuring geschiedt uitsluitend met instemming van de verhuurder. Aan de goedkeuring kunnen voorschriften worden verbonden.

Artikel 13 Hoogte van de geldelijke steun

  • 1. De geldelijke steun in de aanvaarde kosten van het treffen van voorzieningen aan woningen als bedoeld in dit hoofdstuk wordt berekend aan de hand van het onderstaande schema.

    kosten van de voorzieningen in procenten van de kosten van vergelijkbare nieuwbouw

    geldelijke steun in procenten van de kosten van de voorzieningen

    A

    B

    C

    schijf I

    = 0% tot en met 30%

    80

    40

    20

    schijf II

    = boven 30% tot en met 50%

    60

    30

    0

    schijf III

    = boven 50% tot en met 100%

    40

    20

    0

  • 2. De bijdrage ineens in de kosten van de voorzieningen, onderscheidenlijk de hoofdsom, wordt indien voor de eerste maal geldelijke steun op voet van deze verordening wordt verleend en voor zover die voorzieningen anders zijn dan geluidwerende maatregelen, berekend:

    • a.

      met gebruikmaking van de drie percentages, genoemd onder hoofdletter A van het in het eerste lid opgenomen schema, indien het plan betrekking heeft op een woning, gereedgekomen vóór 1 januari 1946

    • b.

      met gebruikmaking van de drie percentages, genoemd onder hoofdletter B van het in het eerste lid opgenomen schema, indien het plan betrekking heeft op een woning, gereedgekomen op of na 1 januari 1946, doch gebouwd met geldelijke steun van rijkswege op voet van enige regeling, geldende voor 1 januari 1968, of indien gebouwd zonder geldelijke steun van rijkswege gereedgekomen voor 1 januari 1968;

    • c.

      met gebruikmaking van de drie percentages, genoemd onder hoofdletter C van het in het eerste lid opgenomen schema, indien het plan betrekking heeft op een woning, gebouwd met geldelijke steun van rijkswege op voet van enige regeling, geldende met ingang van 1 januari 1968 of een latere datum, of indien gebouwd zonder geldelijke steun van rijkswege, gereed gekomen op of na 1 januari 1968.

  • 3. De bijdrage ineens in de kosten van de voorzieningen, wordt, indien voor de tweede of een volgende maal geldelijke steun op grond van deze verordening wordt verleend en voor zover die voorzieningen anders zijn dan geluidwerende maatregelen, berekend:

    • a.

      met gebruikmaking van drie percentages, genoemd onder hoofdletter B van het in het eerste lid opgenomen schema, indien het plan betrekking heeft op een woning, gereedgekomen vóór 1 januari 1946, in de aanvaarde kosten van het treffen van voorzieningen waaraan eenmaal eerder geldelijke steun op grond van deze verordening is verstrekt, of

    • b.

      met gebruikmaking van de drie percentages, genoemd onder hoofdletter C van het in het eerste lid opgenomen schema, indien het plan betrekking heeft op:

      • 1.

        een woning, gereedgekomen vóór 1 januari 1946, in de aanvaarde kosten van het treffen van voorzieningen waaraan tweemaal of meerdere malen eerder geldelijke steun op grond van deze verordening is verleend of

      • 2.

        een woning gereedgekomen op of na 1 januari 1946, in de aanvaarde kosten van het treffen van voorzieningen waaraan eenmaal of meerdere malen eerder geldelijke steun op grond van deze verordening is verleend.

  • 4. Indien schijf I van het in het eerste lid opgenomen schema als hoogste schijf van toepassing is, is de bijdrage ineens in de kosten van de voorzieningen voor zover die voorzieningen andere zijn dan geluidwerende maatregelen, gelijk aan het voor de schijf geldende en ingevolge het tweede of derde lid toepasselijke percentage van de aanvaarde kosten van de voorzieningen.

  • 5. Indien schijf II van het in het eerste lid opgenomen schema als hoogste schijf van toepassing is, is de bijdrage ineens in de kosten van voorzieningen van het treffen van voorzieningen gelijk aan:

    • a.

      het voor schijf I van dat schema geldende en ingevolge het tweede of derde lid toepasselijke percentage van een bedrag gelijk aan dertig procent van de kosten van vergelijkbare nieuwbouw, vermeerderd met

    • b.

      het voor schijf II van dat schema geldende en ingevolge het tweede of derde lid toepasselijke percentage van het bedrag dat wordt verkregen door de kosten van de voorzieningen te verminderen met een bedrag gelijk aan dertig procent van de kosten van vergelijkbare nieuwbouw.

  • 6. Indien schijf III van het in het eerste lid opgenomen schema als hoogste schijf van toepassing is, is de geldelijke steun in de aanvaarde kosten van het treffen van voorzieningen gelijk aan:

    • a.

      het, door berekening van het gewogen gemiddelde van de voor de schijven I en II van dat schema geldende en ingevolge het tweede of derde lid toepasselijke percentages verkregen, percentage van een bedrag, gelijk aan vijftig procent van de kosten van vergelijkbare nieuwbouw, vermeerderd met

    • b.

      het voor schijf III van dat schema geldende en ingevolge het tweede of derde lid toepasselijke percentage van het bedrag, dat wordt verkregen door de kosten van de voorzieningen te verminderen met een bedrag gelijk aan vijftig procent van de kosten van vergelijkbare nieuwbouw.

  • 7. De bijdrage ineens in de kosten van de voorzieningen bedraagt, voor zover die voorzieningen geluidwerende maatregelen zijn, 100 procent van de met gebruikmaking van de normbedragen geraamde kosten van die maatregelen.

Artikel 14 De extra bijdrage ineens in de kosten van de voorzieningen

In gevallen waarin de financiële situatie van een eigenaar als bedoeld in artikel 1, lid 1 onder z, naar het oordeel van burgemeester en wethouders en de minister zodanig is, dat geen voorzieningen zouden worden getroffen, indien de bijdrage ineens in de kosten van de voorzieningen wordt berekend overeenkomstig artikel 13, kan, op een daartoe strekkende en tegelijk met het plan ingediende aanvraag, eenmalig een extra bijdrage ineens in die kosten worden verstrekt, gelijk aan ten hoogste 20 procent van de kosten van de voorzieningen. Door burgemeester en wethouders worden nader voorschriften gegeven met betrekking tot de toepassing van dit artikel.

Artikel 15 Fasering

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen een tijdschema voor het treffen van de voorzieningen in twee fasen vaststellen, onder de voorwaarde dat de minister aan het tijdschema goedkeuring verleent.

  • 2. Het in het eerste lid bedoelde tijdschema gaat vergezeld van een globale omschrijving van de in de tweede fase uit te voeren werkzaamheden.

  • 3. Een tijdschema wordt niet vastgesteld indien:

    • a.

      daarin de periode tussen de indiening van het plan in eerste fase en de indiening van het plan voor de in de tweede fase te treffen voorzieningen op langer dan vijf jaar is gesteld;

    • b.

      de in het tweede lid bedoelde omschrijving niet aanwezig is.

  • 4. Voor het bepalen van het aantal malen dat eerder voor de desbetreffende woning geldelijke steun is verleend, bedoeld in artikel 13 wordt het verlenen van geldelijke steun in de kosten van het in de eerste fase treffen van voorzieningen niet meegerekend.

  • 5. Indien een plan betrekking heeft op het in een tweede fase treffen van voorzieningen is de geldelijke steun in afwijking van het bepaalde in artikel 13 gelijk aan:

    • a.

      een bedrag berekend overeenkomstig artikel 13, bij welke berekeningen als kosten van de voorzieningen wordt aangehouden de som van:

      • 1.

        de werkelijke kosten van de voorzieningen in de eerste fase, voor zover die niet hoger zijn dan de geraamde kosten daarvan, of, indien deze nog niet bekend zijn, de geraamde kosten daarvan, vermenigvuldigd met een getal dat wordt verkregen door de kosten van vergelijkbare nieuwbouw te delen door de kosten van vergelijkbare nieuwbouw die golden op het tijdstip van het besluit tot het verlenen van geldelijke steun voor het treffen van voorzieningen voor de eerste fase en

      • 2.

        de geraamde kosten van de in de tweede fase te treffen voorzieningen, verminderd met

    • b.

      de verleende geldelijke steun in de kosten van het in de eerste fase treffen van voorzieningen of, indien deze nog niet bekend is, de overeenkomstig deze verordening verleende geldelijke steun in de kosten daarvan, vermenigvuldigd met het getal, bedoeld in onderdeel a, onder 1.

Artikel 16 Planwijziging

  • 1. Indien gedurende het treffen van de voorzieningen zich de noodzaak voordoet om van de bij de steunverlening vastgestelde lijst van werkzaamheden op onderdelen van ondergeschikte aard af te wijken, behoeft die afwijking de voorafgaande toestemming van burgemeester en wethouders.

  • 2. Die toestemming wordt slechts verleend indien:

    • a.

      naar het oordeel van burgemeester en wethouders sprake is van een niet-ingrijpende afwijking die het karakter van het plan niet aantast;

    • b.

      naar het oordeel van burgemeester en wethouders genoegzaam is aangegeven dat de afwijking noodzakelijk is als gevolg van onvoorzien meerwerk;

    • c.

      een gespecificeerde begroting is overgelegd voor de kosten die verband houden met de afwijking;

    • d.

      het vaststaat dat de afwijking niet zal leiden tot een hogere huurprijs dan de huurprijs waarmee de huurder op grond van artikel 8, tweede lid, onder k, schriftelijke akkoord gegaan is;

    • e.

      opgegeven is tot welke andere wijzigingen de afwijking leidt in de gegevens die zijn vermeld in de aanvraag als bedoeld in artikel 8 tweede lid.

  • 3. Een afwijking kan niet leiden tot een recht op meer geldelijke steun.

  • 4. Burgermeester en wethouders beslissen op een verzoek tot afwijking binnen dertig dagen na ontvangst van het daartoe strekkende verzoek. Een beslissing tot weigering is met redenen omkleed en wordt onverwijld aan de aanvrager meegedeeld.

Artikel 17 Gereedmelding

  • 1. Na het gereedkomen van de voorzieningen meldt de eigenaar op een door burgemeester en wethouders beschikbaar gesteld formulier dat de in het plan aangegeven werkzaamheden zijn voltooid.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde melding bevat een gespecificeerd overzicht van de werkelijk gemaakte kosten en gaat vergezeld van hetzij een accountantsverklaring omtrent de juistheid van alle rekeningen en betalingsbewijzen met betrekking tot de werkzaamheden dan wel een afschrift van alle rekeningen en betalingsbewijzen met betrekking tot de werkzaamheden.

  • 3. Tevens wordt verklaard dat de werkzaamheden zijn verricht overeenkomstig het bij de aanvraag ingediende dan wel met goedkeuring van burgemeester en wethouders gewijzigde plan.

  • 4. Indien het formulier als bedoeld in het eerste lid maar het oordeel van burgemeester en wethouders niet volledig is ingevuld of de overige in dit artikel bedoelde stukken en gegevens niet aanwezig of naar het oordeel van burgemeester en wethouders onvolledig zijn, doen burgemeester en wethouders daarvan zo spoedig mogelijke schriftelijk mededeling aan de aanvrager onder vermelding van de nog te leveren gegevens.

  • 5. Een mededeling als bedoeld in het vierde lid schort de besluitvormingstermijn bedoeld in dit artikel, tiende lid, op.

  • 6. Indien binnen 30 dagen na de verzending van de in het vierde lid bedoelde mededeling de nog te leveren gegevens niet zijn verstrekt, verklaren burgemeester en wethouders de aanvraag niet ontvankelijk.

  • 7. Burgemeester en wethouders stellen de geldelijke steun vast op basis van de aanvaarde kosten bij indiening dan wel op basis van de werkelijk gemaakt kosten indien deze lager zijn. Indien de minster besluit tot verlening van de looptijd van de jaarlijkse bijdragen dan wel tot verhoging van die bijdragen, besluiten burgemeester en wethouders dienovereenkomstig.

  • 8. Een melding als bedoeld in het eerste lid geschiedt uiterlijk op 30 mei van het jaar dat drie jaar ligt na het tijdstip waarop het besluit tot verlening van de geldelijke steun door burgemeester en wethouders is genomen.

  • 9. Burgemeester en wethouders kunnen de in het achtste lid bedoelde termijn verlengen op een vóór het verstrijken van die termijn, ingediend, gemotiveerd verzoek. Deze verlening wordt niet verleend indien:

    • 1.

      de minister hiermee niet akkoord gaat;

    • 2.

      er sprake is van mormaliter voorzienbare omstandigheden.

  • 10. Een melding die voldoen aan de in de vorige leden vermelde voorwaarden wordt tevens aangemerkt als een verzoek om betaalbaarstelling van de geldende steun.

    Het deel van subsidie dat nog niet is bevoorschot, wordt echter pas betaalbaar gesteld, nadat dit deel door de gemeente van de minister is ontvangen.

  • 11. Om een verzoek om betaalbaarstelling van de geldelijke steun beslissen burgemeester en wethouders binnen drie maanden na ontvangst. Burgemeester en wethouders kunnen, voor zover de controle op de juistheid van de overgelegde rekeningen en betaalbewijzen daartoe aanleiding geeft, deze beslissing verdagen. Van ieder verdaging wordt de aanvrager schriftelijk in kennis gesteld onder mededeling van de aan die beslissing ten grondslag liggende redenen.

  • 12. Er wordt slechts een bijdrage in de kosten van de voorzieningen verstrekt indien burgemeester en wethouders hebben vastgesteld dat:

    • a.

      de voorzieningen zijn getroffen overeenkomstig het plan of overeenkomstig de door burgemeester en wethouders goedgekeurde wijzigingen in dat plan;

    • b.

      op het tijdstip overeenkomstig het achtste lid, de in het plan aangegeven werkzaamheden zijn voltooid;

    • c.

      de werkelijke kosten van de voorzieningen niet minder bedragen dan f 5.000,-.

Artikel 18 Bevoorschotting

  • 1. Burgemeester en wethouders verstrekken voorschotten op de geldelijke steun, het restant subsidiebedrag en de jaarlijkse bijdragen, op dezelfde wijze, waarop de minister voorschotten of het restant subsidiebedrag aan de gemeente verleent en niet eerder dan dat de minister deze voorschotten of her restant subsidiebedrag heeft verleend.

  • 2. Burgemeester en wethouders stellen met inachtneming van lid 1 en lid 3 van dit artikel de voorschotten, die de minister verleent, op de 1e van de maand volgend op het ontvangen van de verklaring waarin staat dat met de werkzaamheden een aanvang is genomen, ter beschikking aan de aanvrager.

  • 3. Indien op het moment dat de gemeente het eerste voorschot ontvangt, met de werkzaamheden nog geen aanvang is genomen, verschuift het gehele betalingsritme met eenzelfde tijdspanne als de tijdspanne die ligt tussen de datum van ontvangst van het eerste voorschot bij de gemeente en de datum van aanvang met de werkzaamheden.

  • 4. In gevallen waarin niet voldaan is aan het gestelde in deze verordening, kan de bevoorschotting opgeschort worden danwel kunnen de voorschotten teruggevorderd worden.

Artikel 19 Terugvordering van bijdragen

  • 1. Indien:

    • a.

      plannen in aanmerking zijn gebracht voor verstrekking van bijdragen;

    • b.

      bijdragen ineens of jaarlijkse bijdragen zijn verstrekt of;

    • c.

      extra bijdragen ineens als bedoeld in artikel 14 zijn verstrekt op grond van gegevens waarvan gebleken is dat deze onjuist waren, worden uitbetaalde bijdragen ineens of uitbetaalde extra bijdragen ineens als bedoeld is artikel 14 teruggevorderd.

  • 2. Indien de werkelijke kosten van de voorzieningen lager zijn dan de geraamde kosten daarvan of geen sprake blijkt te zijn van kosten van voorzieningen, kan:

    • a.

      een onder toepassing van artikel 18 uitbetaald voorschot, jaarlijkse bijdragen of restant subsidiebedrag geheel of gedeeltelijk worden teruggevorderd of;

    • b.

      een uitbetaalde extra bijdrage ineens als bedoeld in artikel 14 geheel of gedeeltelijk worden teruggevorderd, met dien verstande dat in geval van gedeeltelijke terugvordering, het terug te vorderen gedeelte ten hoogste gelijk is aan 20 procent van het verschil tussen de geraamde kosten van de voorzieningen en de werkelijke kosten daarvan.

HOOFDSTUK III Aangekocht bezit

Artikel 20 Extra geldelijke steun in verband met exploitatietekort

  • 1. De geldelijke steun in de kosten van de voorzieningen, vastgesteld volgens het bepaalde in artikel 13, kan op een daartoe gelijktijdig met een plan ingediend verzoek eenmalig worden verhoogd indien:

    • a.

      het plan betrekking heeft op een woning, gereedgekomen vóór 1 januari 1946, die door een sociale verhuurder van een particuliere verhuurder of een eigenaar-bewoner is gekocht;

    • b.

      de kosten van de voorzieningen niet lager zijn dan de ondergrens als bedoeld in artikel 6 vijfde lid.

  • 2. De eenmalige verhoging van de geldelijke steun bedraagt f 2.000,-- per woning.

Artikel 21 Algemene planbeoordelingscriteria

Een eenmalige verhoging van de geldelijke steun wordt niet verleend indien daardoor:

  • a.

    een deelbudget als bedoeld in artikel 4, tweede lid, onder b, wordt overschreden;

  • b.

    het bedrag, dat wordt verkregen door het getal, gelijk aan het door de minister vastgestelde streefaantal voor de in artikel 20, eerste lid, bedoelde woningen, te vermenigvuldigen met f 2.000,-- wordt overschreden;

  • c.

    in de betrokken budgetcategorie de streefsubsidie wordt overschreden.

Artikel 22 Fasering

In afwijking van het gestelde in artikel 15, derde lid, onder a, is het voor woningen als bedoeld in dit hoofdstuk toegestaan een tijdschema vast te stellen waarin de periode voor het in een tweede fase treffen van voorzieningen op maximaal 10 jaar is gesteld.

HOOFDSTUK IV Bijzondere omstandigheden

Artikel 23 Huurwoning met bedrijfsruimte

Indien:

  • a.

    aan een huurwoning voorzieningen getroffen worden;

  • b.

    op grond van deze verordening geldelijke steun wordt verleend voor het treffen van de voorzieningen;

  • c.

    tot de huurwoning een bedrijfsruimte behoort, die een bouwkundige eenheid met de huurwoning vormt;

  • d.

    het naar het oordeel van burgemeester en wethouders noodzakelijk is dat het bedrag van het treffen van de voorzieningen aan de huurwoning ook voorzieningen aan de bedrijfsruimte worden getroffen, worden de kosten van vergelijkbare nieuwbouw van de huurwoning, verhoogd met de geraamde kosten van het treffen van de voorzieningen aan de bedrijfsruimte tot een maximum van f 15.000,--.

Artikel 24 Combinatie huurwoning en door de eigenaar bewoonde woning in één pand

Indien:

  • a.

    op grond van deze verordening geldelijke steun wordt verleend voor het treffen van voorzieningen aan een huurwoning, en

  • b.

    de huurwoning een bouwkundige eenheid vormt met een ander, niet tot die huurwoning behorende gebouwd onroerend goed, wordt de geldelijke steun berekend over de kosten van de voorzieningen die naar het oordeel van burgemeester en wethouders aan de huurwoning toe te rekenen zijn.

Artikel 25 Terugkomsttermijn voor woningen waaraan op grond van andere regelingen geldelijke steun voor het treffen van voorzieningen is verleend

Voor het treffen van voorzieningen aan een woning waaraan voor de laatste maal geldelijke steun is verleend van overheidswege op grond van een andere regeling dan deze verordening, kan met uitzondering van het treffen van uitsluitend energiebesparende maatregelen aan een woning, geldelijke steun worden verleend op of na 1 januari 2002, tenzij op het voor de laatste maal treffen van voorzieningen aan de desbetreffende woning een regeling van toepassing was die een eerder tijdstip mogelijk maakt.

In dat geval blijft het eerdere tijdstip van toepassing.

Artikel 26 Niet van toepassingverklaring doorschuifregeling in 1987 voor het aangekochte bezit

Voor het bepalen van het aantal malen dat eerder geldelijke steun is verleend op grond van deze verordening voor een woning als bedoeld in artikel 20, eerste lid, wordt de geldelijke steun niet in aanmerking genomen:

  • a.

    die in 1987 is verleend, of

  • b.

    die is verleend voor het in een tweede fase treffen van voorzieningen, echter slechts wanneer dat plan het vervolg is op de verlening van geldelijke steun in 1987 voor het in de eerste fase treffen van voorzieningen.

Artikel 27 Hardheidsclausule

  • 1. Indien vanwege bijzondere omstandigheden een strikte toepassing van het bepaalde in deze verordening naar het oordeel van burgemeester en wethouders zou leiden tot een onredelijke beslissing, kunnen burgemeester en wethouders afwijken van het bepaalde in deze verordening.

  • 2. Indien burgemeester en wethouders geldelijke steun verlenen voor het treffen van voorzieningen door toepassing van het bepaalde in het eerste lid en uit voorafgaand overleg met de hoofdingenieur-directeur is gebleken dat niet of niet volledig op rijkssteun gerekend kan worden, horen burgemeester en wethouders, alvorens te beslissen de commissie voor de Volkshuisvesting en de commissie voor de Gemeentefinanciën.

Artikel 28 Overgangsbepalingen

  • 1.

    De Verordening geldelijke steun voorzieningen aan sociale huurwoningen ’s-Gravenhage 1987 blijft van toepassing voor de woningverbeteringplannen die een besluit van burgemeester en wethouders hebben ontvangen op basis van het raadsbesluit 133/1988, onderwerp: Budgetvaststelling woningverbetering 1988.

  • 2.

    Hierbij in te trekken de Verordening geldelijke steun voorzieningen aan sociale huurwoningen ’s-Gravenhage 1989 met uitzondering voor de woningverbeteringplannen, die een besluit van burgemeester en wethouders hebben ontvangen op basis van het raadsbesluit 115/1989, onderwerp: Budget+vaststelling woningverbetering 1989.

Artikel 30 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als “Verordening geldelijke steun voorzieningen aan sociale huurwoningen ’s-Gravenhage 1990”

Artikel 31 Inwerkingtreding van de verordening

Deze verordening treedt in werking op de dag na haar vaststelling.