Regeling vervallen per 01-06-2012

Verordening op de Binnenwateren

Geldend van 13-11-2008 t/m 31-05-2012

Intitulé

Verordening op de Binnenwateren.

HOOFDSTUK I Algemene bepalingen

Artikel 1

Deze verordening verstaat onder:

binnenwateren:

de wateren aangegeven op de bij deze verordening behorende kaart¹);

havenmeester:

de ambtenaar die als zodanig door burgemeester en wethouders is benoemd of degene die hem vervangt;

ambtenaar/ambtenaren:

de daartoe door burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaren van de Dienst Stadsbeheer;

schip:

elk vaartuig met inbegrip van een vaartuig zonder waterverplaatsing en een watervliegtuig, gebruikt of geschikt om te worden gebruikt als middel van vervoer te water, alsmede een drijvend werktuig en een drijvende inrichting;

lengte:

lengte over alles;

woonschip:

een schip, dat uitsluitend of hoofdzakelijk als woning wordt gebruikt of tot woning is bestemd;

bedrijfsschip:

een schip, dat uitsluitend of hoofdzakelijk wordt gebruikt of is bestemd voor bedrijfs- of beroepsdoeleinden anders dan voor vervoersdoeleinden;

schipper:

degene die een schip voert, dan wel daarover de leiding heeft;

gevaarlijke stoffen:

de stoffen genoemd in bijlagen 9, 10 en 11 van het Binnenvaartpolitiereglement;

gereserveerde ligplaats:

een ligplaats, bestemd voor het tijdelijk gemeerd liggen met een aangewezen schip;

vaste ligplaats:

een ligplaats bestemd voor het blijvend gemeerd liggen met een aangewezen schip;

onderhoudsdiepte:

de in de Keur en de daarbij behorende leggers van het Hoogheemraadschap Delfland aangegeven diepte van het water.

Artikel 1a Nadere uitvoeringsbesluiten

  • 1. De inspraak- en samenspraakverordening Den Haag 2006 is van toepassing op het nemen van besluiten van algemene strekking, waardoor worden aangewezen plaatsen en gebieden, waaronder kaden binnenwateren of gedeelten daarvan, of tijdstippen, waaronder uren en dagen, waarop in deze verordeningen opgenomen ge- of verboden worden ingesteld of opgeheven.

Artikel 2

  • 1. Deze verordening is van toepassing op de binnenwateren.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen voor binnenwateren die zijn verhuurd aan derden bij openbare kennisgeving bepalen, dat door hen aan te geven artikelen van deze verordening niet van toepassing zijn.

  • 3. Burgemeester en wethouders kunnen voor wateren niet zijnde binnenwateren in de zin van deze verordening bij openbare kennisgeving bepalen, dat door hen aan te geven artikelen van deze verordening van overeenkomstige toepassing zijn.

Artikel 3

  • 1. De schipper van een schip is verplicht om zich zo spoedig als redelijkerwijs mogelijk is na het binnenvaren van de binnenwateren te melden bij een ambtenaar.

  • 2. Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing indien voor het schip een vergunning op grond van artikel 4, tweede of derde lid is verleend en wanneer het een kano, een open roeiboot of een zeilplank betreft.

Artikel 4

  • 1. De schipper op wie ingevolge artikel 3 van deze verordening een meldingsplicht rust, mag zijn schip niet langer dan zeven dagen achtereen in de binnenwateren doen verblijven en daar een ligplaats innemen. Indien het een woonschip betreft bedraagt de termijn 14 dagen.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen op aanvraag van de schipper de in het eerste lid genoemde termijnen met een gelijke termijn verlengen.

  • 3. Burgemeester en wethouders kunnen aan de schipper onder door hen te bepalen voorwaarden vergunning verlenen tot het innemen van een gereserveerde of een vaste ligplaats.

  • 4. Een vergunning als bedoeld in het derde lid wordt geweigerd indien tegen verlening daarvan overwegend bezwaar bestaat uit een oogpunt van:

    • -

      openbare orde;

    • -

      bescherming van het uiterlijk aanzien van de gemeente;

    • -

      bescherming van de belangen van het scheepvaartverkeer;

    • -

      verdeling van de gebruikersmogelijkheden van de binnenwateren;

    • -

      te verwachten hinder voor de omgeving, tenzij daarop de Wet milieubeheer, de Wet verontreiniging oppervlaktewateren of het bepaalde in de artikelen 56 tot en met 67 van de Algemene Politieverordening voor 's-Gravenhage 1982 van toepassing is;

  • 5. Een vergunning wordt eveneens geweigerd indien:

    • -

      verlening daarvan in strijd is met de bepalingen van een geldend bestemmingsplan;

    • -

      het schip in zodanige staat verkeert waardoor het niet mogelijk is de binnenwateren varend te verlaten;

    • -

      het schip een zodanige diepgang heeft dat het, gelet op de onderhoudsdiepte van het water op de ligplaats, niet drijvend kan afmeren op de ligplaats.

    • -

      het schip:

      • a.

        vanaf de waterlijn gemeten hoger is dan 2.80 meter, waarbij in afwijking- daarvan aan de Conradkade, de Moerweg en de Soestdijksekade (voor het gedeelte tussen de Escamplaan en de Loosduinsekade) een vergunning wordt geweigerd als het schip vanaf de waterlijn gemeten hoger is dan 2.40 meter, of;

      • b.

        een diepgang heeft van meer dan 1 meter, of;

      • c.

        breder is dan 5 meter, of;

      • d.

        een lengte heeft van meer dan 20 meter.

  • 6. Onverminderd het bepaalde in het zevende lid, is het vijfde lid niet van toepassing op het verlenen van een vergunning als bedoeld in het derde lid ten behoeve van de vervanging van een woonschip of bedrijfsschip, waarvoor met inachtneming van artikel 22, tweede of derde lid een vergunning voor een vaste ligplaats is afgegeven, mits daarbij de afmetingen genoemd in die vergunning niet worden overschreden en mits de vervanging van het schip niet later dan vijf jaren na 1 januari 2000 plaatsvindt.

  • 7. Burgemeester en wethouders kunnen een vergunning intrekken op de gronden bedoeld in het vierde en vijfde lid.

  • 8. Op een aanvraag om vergunning als bedoeld in het derde lid beslissen burgemeester en wethouders binnen 13 weken. Zij kunnen hun besluit op de aanvraag om vergunning eenmaal met negen weken verdagen. Een aanvraag om een vergunning wordt gepubliceerd, waarbij burgemeester en wethouders belanghebbenden de gelegenheid bieden om zienswijzen naar voren te brengen.

  • 9. Burgemeester en wethouders kunnen aan de vergunning voorschriften of voorwaarden verbinden voor zover deze strekken tot bescherming van de belangen als genoemd in het vierde en het vijfde lid.

  • 10. Burgemeester en wethouders kunnen de aan de vergunning verbonden voorschriften of voorwaarden wijzigen, aanvullen of intrekken of aan de vergunning alsnog voorschriften of voorwaarden verbinden.

  • 11. Een vergunning is persoonsgebonden.

  • 12. Burgemeester en wethouders kunnen kaden langs binnenwateren aanwijzen waar maximumafmetingen van een schip uit het vijfde lid, aanhef en vierde aandachtsstreepje, van dit artikel, als weigeringgrond voor vergunningverlening, niet van toepassing is.

HOOFDSTUK II Bepalingen omtrent het gebruik van de binnenwateren

Artikel 5

  • 1. Het is de schipper verboden:

    • a.

      op een gemeerd schip, een zeil te voeren;

    • b.

      een ander schip, met uitzondering van een kano, open roeiboot en schepen korter dan zes meter, te slepen dan wel op andere wijze gekoppeld te varen;

    • c.

      van een schip dat aan de grond zit de voortstuwer in werking te hebben;

    • d.

      een woon- of bedrijfsschip te ballasten;

    • e.

      met enig middel naar zich onder het wateroppervlak bevindende voorwerpen met uitzondering van eigen voorwerpen te zoeken of te dreggen.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen van het bepaalde in het eerste lid, onderdelen a tot en met e ontheffing verlenen. In spoedeisende gevallen kan mondeling ontheffing worden verleend, waarvan burgemeester en wethouders zo spoedig mogelijk daarna een schriftelijke bevestiging sturen.

  • 3. Het is behoudens toestemming van burgemeester en wethouders niet toegestaan op de binnenwateren rondvaarten te houden.

HOOFDSTUK III Bepalingen verband houdende met beweegbare bruggen

Artikel 6

  • 1. Burgemeester en wethouders stellen bij openbare kennisgeving de tijden vast gedurende welke de beweegbare bruggen ten behoeve van de scheepvaart geopend kunnen worden.

  • 2. In bijzondere gevallen kunnen burgemeester en wethouders van de op grond van het eerste lid vastgestelde tijden afwijken.

HOOFDSTUK IV Bepalingen omtrent lig-, los- en laadplaatsen

Artikel 7

  • 1. Schepen dienen ligplaats in te nemen of van ligplaats te veranderen overeenkomstig de daartoe gegeven aanwijzingen door ambtenaren.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen bij openbare kennisgeving gedeelten van de binnenwateren aanwijzen waar niet afgemeerd mag worden.

  • 3. Burgemeester en wethouders kunnen bij openbare kennisgeving ligplaatsen voor speciale doeleinden aanwijzen.

  • 4. Burgemeester en wethouders kunnen indien zij gebruik hebben gemaakt van hun bevoegdheid in het tweede of derde lid in bijzondere gevallen van de bekend gemaakte aanwijzing afwijken.

Artikel 8

  • 1. Het is verboden twee woon- of bedrijfsschepen of meer dan twee andere schepen naast elkaar af te meren of te doen afmeren.

  • 2. Het is verboden een schip anders vast te maken dan aan een daartoe bestemde, bolder, paal of ring.

  • 3. Het is verboden bij het meren of ontmeren de voortstuwer langer of met meer vermogen in werking te hebben dan strikt noodzakelijk is.

  • 4. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van de verboden in het eerste en tweede lid.

  • 5. Burgemeester en wethouders kunnen aan een ontheffing genoemd in het vierde lid voorschriften verbinden.

Artikel 9

Het is verboden zonder daartoe gerechtigd te zijn, van een gemeerd schip een meermiddel los te maken, te vieren, te kappen of voor het meren onbruikbaar te maken.

Artikel 10

  • 1. Het is op of aan de binnenwateren, anders dan op of aan het terrein van een scheepsbouw- of reparatiebedrijf verboden:

    • a.

      een schip geheel of gedeeltelijk te bouwen, te verbouwen of te slopen, dan wel hieraan te vertimmeren, reparaties en/of meer dan routinematig onderhoud te verrichten;

    • b.

      een schip, met uitzondering van kano's, open roeiboten en schepen, korter dan zes meter te water te laten of uit het water te halen.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van de verboden in het eerste lid.

  • 3. Burgemeester en wethouders kunnen aan een ontheffing genoemd in het tweede lid voorschriften verbinden.

  • 4. Op een aanvraag om ontheffing als bedoeld in het tweede lid beslissen burgemeester en wethouders binnen 13 weken. Zij kunnen hun besluit op de aanvraag om vergunning eenmaal met negen weken verdagen. Een aanvraag om ontheffing wordt gepubliceerd, waarbij burgemeester en wethouders belanghebbenden de gelegenheid bieden om zienswijzen naar voren te brengen.

Artikel 11

  • 1. De schipper van een schip, geheel of gedeeltelijk beladen met gevaarlijke stoffen, mag de binnenwateren slechts binnenvaren als hij dit ten minste twee uur voor aankomst in de binnenwateren gemeld heeft bij de havenmeester.

  • 2. Bij bedoelde melding dient voor elke gevaarlijke stof afzonder melding gemaakt te worden van:

    • a.

      de juiste technische benaming;

    • b.

      de klasse en de categorie volgens wettelijk voorschrift;

    • c.

      het bruto gewicht;

    • d.

      het aantal colli en de soort verpakking;

    • e.

      de stuwage op het ladingsplan.

Artikel 12

  • 1. Met het lossen, laden of verladen van gevaarlijke stoffen mag eerst een aanvang worden gemaakt nadat daartoe van de havenmeester toestemming is verkregen.

  • 2. De schipper van een afgemeerd schip, dat gevaarlijke stoffen laadt, lost of aan boord heeft, is verplicht er voor zorg te (doen) dragen dat:

    • a.

      het schip zodanig met de wal is verbonden, dat het te allen tijde snel en veilig kan worden betreden en/of verlaten;

    • b.

      het schip te allen tijde met eigen mechanische middelen en/of met behulp van sleepboten onmiddellijk kan worden verhaald;

    • c.

      de toegang van het dek naar de ruimten waar zich gevaarlijke stoffen bevinden, zodanig vrij is, dat deze ruimten snel en veilig kunnen worden verlaten en/of betreden.

    Aan boord van een schip als bedoeld in het voorgaande lid, moet op waarschuwingsborden nabij de valreep of statietrap en elke andere op- of afgang ten minste in de Nederlandse taal zijn vermeld, dat de toegang voor onbevoegden, roken en open vuur is verboden.

Artikel 13

Onverminderd de meldingsplicht neergelegd in artikel 2.3.7. van de Brandbeveiligingsverordening 1993, is de schipper op wiens schip brand of een andere voor de omgeving van het schip gevaarlijke situatie is of dreigt te ontstaan verplicht terstond de klok te (doen) luiden of op een andere manier de omgeving te waarschuwen.

HOOFDSTUK V Overige bepalingen omtrent het gebruik van de binnenwateren

Artikel 14

Indien een schip of voorwerp is gezonken is de schipper, alsmede de eigenaar, houder of gebruiker van het voorwerp verplicht er voor te zorgen dat het gezonken schip of voorwerp overeenkomstig door burgemeester en wethouders, in verband met de veiligheid voor de scheepvaart, gegeven aanwijzingen, wordt gemarkeerd.

Artikel 15

Indien een schip op enigerlei wijze is betrokken geweest bij een aanvaring of aandrijving in de binnenwateren is de schipper verplicht hiervan onmiddellijk kennis te geven aan een ambtenaar.

HOOFDSTUK VI Woon- en bedrijfsschepen

Artikel 16

  • 1. Woon- en bedrijfsschepen mogen met inachtneming van het bepaalde in artikel 4, eerste en tweede lid, uitsluitend worden afgemeerd aan door burgemeester en wethouders bij openbare kennisgeving aangewezen kaden.

  • 2. Burgemeester en wethouders stellen voor het innemen van een ligplaats met een woon- of bedrijfsschip in de binnenwateren nadere regels.

Artikel 17

Aan een vergunning verleend op grond van artikel 4, zullen -indien het een woon-of bedrijfsschip als bedoeld in artikel 16 tweede lid betreft- in ieder geval de volgende voorschriften verbonden worden:

  • a.

    De afmetingen van het woon- of bedrijfsschip mogen zonder uitdrukkelijke toestemming van burgemeester en wethouders niet gewijzigd worden.

  • b.

    De vergunninghouder is verplicht drijfvuil tussen woon- of bedrijfsschepen onderling en tussen woonschip of bedrijfsschip en de wal regelmatig te (doen) verwijderen.

  • c.

    Zonder toestemming van burgemeester en wethouders mag in de huid van een woon- of bedrijfsschip geen opening, al dan niet afsluitbaar, of doorvoer van welke aard dan ook worden aangebracht, tenzij die opening of doorvoer onder alle omstandigheden geheel op een niveau van ten minste 0.30 meter boven de waterlijn is gelegen.

  • d.

    Het woon- of bedrijfsschip dient geschikt te zijn om aangesloten te worden op de gemeentelijke riolering.

HOOFDSTUK VII Diverse bepalingen

Artikel 18

De schipper van een schip is verplicht desgevraagd aan een ambtenaar inzage te verlenen in de ladingdocumenten, de meetbrief en de overige scheepsdocumenten.

Artikel 19

De schipper van een schip, met uitzondering van schepen bedoeld in artikel 3, tweede lid, dat langer dan 7 dagen achtereen in de binnenwateren verblijft of dat de binnenwateren meer dan 10 maal per jaar binnenloopt, is verplicht een exemplaar van deze verordening voorhanden te hebben en dit op eerste verzoek van een ambtenaar aan deze te tonen.

HOOFDSTUK VIII Dwang- en strafbepalingen

Artikel 20

Een ieder die zich op het water bevindt is gehouden een aanwijzing van een ambtenaar ter voorkoming van dreigend gevaar, schade of hinder voor of van het scheepvaartverkeer, van aanvaring, brand of onheil, voor zover deze gebeurtenissen zich op, in of boven de binnenwateren voordoen, alsmede ten aanzien van de uitvoering van deze verordening onmiddellijk op te volgen.

Artikel 21

  • 1. Overtreding van de bepalingen van de artikelen 3, eerste lid, 4, eerste lid, 5, eerste lid aanhef en onder c, d en e, 7, eerste lid, 9, 10, eerste lid onder a, 11, eerste lid, 12, 14, 15 en 20 van deze verordening wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of een geldboete van de tweede categorie.

  • 2. Overtreding van de bepalingen van de artikelen 4, eerste en tweede lid, 5, eerste lid onderdelen a en b, 8, eerste, tweede en derde lid, 10, eerste lid onderdeel b, 13, 18 en 19 van deze verordening wordt gestraft met een geldboete van de eerste categorie.

HOOFDSTUK X Slot- en overgangsbepalingen

Artikel 22

  • 1. Besluiten en vergunningen genomen c.q. verleend op grond van de bepalingen van de Algemene Politieverordening voor 's-Gravenhage 1902, hoofdstuk II en de Verordening op de Woonwagens en Woonschepen en de Verordening regelende het openen en doorvaren der beweegbare bruggen te 's-Gravenhage verliezen het rechtsgevolg, dat zij hadden op de datum waarop deze verordening van kracht wordt.

  • 2. Onverminderd het bepaalde in artikel 4 zevende lid, zijn artikel 4, vierde en vijfde lid niet van toepassing op het verlenen van een vergunning als bedoeld in artikel 4, derde lid ten behoeve van een vaste ligplaats voor een woon- of bedrijfsschip indien voor 10 december 1991 (de datum waarop deze verordening van kracht is geworden) voor het innemen van die vaste ligplaats door dat schip en voor de afmetingen van dat schip op grond van de in het eerste lid genoemde regelingen schriftelijk toestemming was verleend.

  • 3. Het tweede lid is van overeenkomstige toepassing op het verlenen van een vergunning voor het innemen van een vaste ligplaats voor een woon- of bedrijfsschip dat in de periode tussen 10 december 1991 (de datum waarop deze verordening van kracht is geworden) en het moment waarop dit derde lid van kracht is geworden met schriftelijke toestemming van burgemeester en wethouders naar die vaste ligplaats is verplaatst, als voor dat schip voor 10 december 1991 (de datum waarop deze verordening van kracht is geworden) voor het innemen van een vaste ligplaats door dat schip en voor de afmetingen van dat schip op grond van de in het eerste lid genoemde regelingen schriftelijk toestemming was verleend.

  • 4. Het voorschrift dat is vastgelegd in artikel 4, vijfde lid, vierde gedachtestreepje is niet van toepassing op het verlenen van een vergunning als bedoeld in artikel 4, derde lid ten be-hoeve van een vaste ligplaats voor een woon- of bedrijfsschip, indien voor de datum waarop artikel 4, vijfde lid, vierde gedachtestreepje in werking is getreden voor het innemen van die vaste ligplaats voor dat schip een vergunning of ontheffing is afgegeven, en voor zover de in de aanvraag genoemde afmetingen niet afwijken van de afmetingen die in de laatstgenoemde vergunning of ontheffing zijn vast-gelegd.

    Indien de afmetingen die in de aanvraag zijn genoemd afwijken van de afmetingen in de laatstgenoemde vergunning of ontheffing, kan niettemin op grond van de vorige volzin een vergunning worden verleend, indien en voor zover de aanvrager kan aantonen dat de afwijkende afmetingen bestonden voor de inwerkingtreding van artikel 4, vijfde lid, vierde gedachtestreepje.

Artikel 23

Deze verordening kan worden aangehaald als 'Verordening op de binnenwateren'.

Artikel 24

(vervallen)

Artikel 24a Toezicht op de naleving

  • 1 Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de Inspecteurs Openbare Ruimte en de Boswachters werkzaam bij de Dienst Stadsbeheer.

  • 2 Voorts zijn met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening belast de bij besluit van het college dan wel de burgemeester aan te wijzen personen.

Artikel 24b Binnentreding

Zij die op grond van artikel 24a belast zijn met het toezicht op de naleving van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften welke strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn op grond van artikel 149a van de Gemeentewet, bevoegd tot het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner, een en ander met inachtneming van de Algemene wet op het binnentreden (Stb. 1994, 572).


Noot
¹)

verkrijgbaar bij de Dienst Stadsbeheer, produktgroep Bedrijven, Havendienst, Visafslagweg1, 2583 DM Den Haag.