Regeling vervallen per 01-01-2022

Verordening op het gebruik van parkeerplaatsen en de verlening van vergunningen voor het parkeren.

Geldend van 01-07-2017 t/m 31-12-2021

Intitulé

Verordening op het gebruik van parkeerplaatsen en de verlening van vergunningen voor het parkeren.

AFDELING I Definities en begripsomschrijvingen

Artikel 1

In deze verordening wordt verstaan onder:

a.

RVV 1990:

het Reglement verkeersregels en verkeerstekens van 26 juli 1990, Stb. 459;

b.

voertuig:

hetgeen daaronder wordt verstaan in het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens (RVV1990), met dien verstande dat gehandicaptenvoertuigen, fietsen en bromfietsen op twee wielen en niet voorzien van een carrosserie, niet als voertuigen worden beschouwd;

c.

motorvoertuig:

hetgeen daaronder wordt verstaan in het RVV 1990;

d.

parkeren:

het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen danwel het onmiddellijk laden of lossen van goederen, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;

e.

houder:

degene die een voertuig in het kader van beroeps- of bedrijfsuitoefening of op contractuele basis permanent of incidenteel tot zijn beschikking heeft;

f.

parkeerapparatuur:

parkeermeters, parkeerautomaten, met inbegrip van verzamelparkeermeters, centrale computer voor het verlenen van diensten op het gebied van telefonische betaling bestemd voor de registratie van parkeerbewegingen, en hetgeen onder maatschappelijke opvattingen overigens onder parkeerapparatuur wordt verstaan;

g.

parkeerapparatuur plaats:

een parkeerplaats ten aanzien waarvan het parkeren geregeld wordt door parkeerapparatuur;

h.

belanghebbendenplaats:

een parkeerplaats die is aangeduid met bord E9 uit bijlage 1 van het RVV 1990, of gelegen is binnen een zone aangeduid met bord E9 uit bijlage 1 van het RVV 1990 met het opschrift “zone”, voorzover deze plaats niet is uitgezonderd;

i.

vergunninghouder:

de natuurlijke of rechtspersoon aan wie een vergunning is verleend;

j.

autodate:

het herhaald en opeenvolgend gezamenlijk gebruik van motorvoertuigen op grond van een overeenkomst tussen natuurlijke personen en een aanbieder of tussen natuurlijke personen uit meer dan een huishouden;

k.

aanbieder van one-way autodelen:

de rechtspersoon die in Den Haag minimaal 50 motorvoertuigen 24 uur per dag voor autodate ter beschikking stelt. De motorvoertuigen hebben geen vaste gereserveerde belanghebbendenplaats waar de gebruiker van een voertuig voor autodate dit voertuig kan ophalen voor gebruik en geacht wordt te parkeren na afloop van het gebruik;

l.

aanbieder van two-way autodelen

de rechtspersoon die een of meer motorvoertuigen 24 uur per dag voor autodate ter beschikking stelt. De motorvoertuigen hebben een vaste gereserveerde belanghebbendenplaats waar de gebruiker van een voertuig voor autodate dit voertuig kan ophalen voor gebruik en geacht wordt te parkeren na afloop van het gebruik;

m.

sportvereniging:

de sportvereniging die is aangesloten bij een sportbond die lid is van NOC*NSF.

AFDELING II Plaatsen voor vergunninghouders, vergunningen en vergunningbewijzen

Artikel 2

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen door een besluit weggedeelten aanwijzen, die bestemd zijn voor het parkeren door vergunninghouders.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen door een besluit de tijdstippen vaststellen waarop het parkeren aan vergunninghouders is toegestaan.

Artikel 3

  • 1. Het college van burgemeester en wethouders kan op een daartoe strekkende aanvraag een vergunning verlenen voor het parkeren op belanghebbenden- en/of parkeerapparatuurplaatsen. Indien op de aanvraag voor een vergunning als bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdelen a. en c. niet binnen 8 weken is beslist, wordt de vergunning geacht te zijn verleend.

  • 2. Een vergunning kan worden verleend aan:

    • a.

      de eigenaar of houder van een voertuig, wanneer deze woont in een gebied waar het bij besluit van burgemeester en wethouders aan houders van de vergunning geldig in de straten binnen dat gebied, is toegestaan om onder gebruikmaking van die vergunning te parkeren op parkeerapparatuur- en/of belanghebbendenplaatsen, te noemen bewonersvergunning;

    • b.

      degene die een beroep of bedrijf uitoefent en volgens het handelsregister van de Kamer van Koophandel is gevestigd in een gebied waar het bij besluit van burgemeester en wethouders aan vergunninghouders met een vergunning geldig in de straten binnen dat gebied is toegestaan om onder gebruikmaking van die vergunning te parkeren op parkeerapparatuur- en/of belanghebbendenplaatsen, te noemen bedrijfsparkeervergunning;

    • c.

      degene, die woont in een gebied waar het bij besluit van burgemeester en wethouders is toegestaan aan degene die hem of haar bezoekt, onder gebruikmaking van de vergunning geldig in de straten binnen dat gebied, te parkeren op parkeerapparatuur- en/of belanghebbendenplaatsen, te noemen bezoekersvergunning;

    • d.

      degene die bedrijfsmatig en tegen betaling nachtverblijf biedt aan personen, ten behoeve van het parkeren van het voertuig van die personen, te noemen hotelvergunning;

    • e.

      een vergunning kan worden verleend aan een gemeentelijke dienst, ambassade, internationale organisatie, huisarts, verloskundige of aanbieder van one-way autodelen, die voor uitoefening van de functie of taak structureel één of meer voertuigen in de gehele gemeente moet bezigen, voor het parkeren op parkeerapparatuur- en/of belanghebbendenplaatsen, te noemen functionele vergunningen;

    • f.

      het bedrijf, dat een voertuig bezigt bij het verrichten van herstel-, onderhouds- of daarmee gelijk te stellen werkzaamheden, voor zover dit voertuig voor het uitvoeren van die werkzaamheden in de onmiddellijke omgeving van de betreffende locatie, op plaatsen als bedoeld in het eerste lid, moet worden geparkeerd, te noemen onderhoudsvergunning.

    • g.

      de eigenaar of houder van een voertuig ten aanzien waarvan het bepaalde in de onderdelen a. tot en met f. en h. tot en met k. geen toepassing kan vinden en die tijdelijk een voertuig moet parkeren op plaatsen als bedoeld in het eerste lid, te noemen incidentele vergunning;

    • h.

      vervalt

    • i.

      vervalt

    • j.

      degene, die woont in een gebied waar het bij besluit van burgemeester en wethouders is toegestaan aan degene die hem of haar mantelzorg verleent, onder gebruikmaking van de vergunning geldig in de straten binnen het gebied, te parkeren op parkeerapparatuur- en/of belanghebbendenplaatsen, te noemen mantelzorgvergunning.

    • k.

      de vereniging van eigenaren van een appartementencomplex, wanneer deze gesitueerd is in een gebied waar het bij besluit van burgemeester en wethouders aan houders van de vergunning geldig in de straten binnen dat gebied, is toegestaan om onder gebruikmaking van die vergunning te parkeren op parkeerapparatuur- en/of belanghebbendenplaatsen, te noemen VVE-vergunning.

    • l.

      de houder van een geldige Europese gehandicaptenparkeerkaart voor bestuurders welke staat ingeschreven in de GBA van de gemeente Den Haag tevens houder dan wel eigenaar van een voertuig is, is toegestaan om onder gebruikmaking van die vergunning te parkeren op parkeerapparatuur- en/of belanghebbendenplaatsen, te noemen bewonersvergunning Gehandicapten.

    • m.

      de sportvereniging, die middels huur- of koopcontract kan aantonen dat zij structureel (hieronder wordt minstens 10 keer per jaar verstaan) gebruik maakt van een sportaccommodatie in een gebied waar het bij besluit van burgemeester en wethouders aan houders van de vergunning geldig in de straten binnen dat gebied, is toegestaan om onder gebruikmaking van die vergunning te parkeren op parkeerapparatuurplaatsen en/of belanghebbendenplaatsen, te noemen parkeervergunning voor sportverenigingen.

    • n.

      de vergunninghouder in de zin van de  Marktverordening Den Haag 2016 die uitvoering geeft aan de marktvergunning in een gebied waar het bij besluit van burgemeester en wethouders aan vergunninghouders met een vergunning geldig in de straten binnen dat gebied is toegestaan om onder gebruikmaking van die vergunning te parkeren op parkeerapparatuur- en/of belanghebbendenplaatsen, te noemen bedrijfsparkeervergunning voor marktkooplieden;

    • o.

      de aanbieder van two-way autodelen die in Den Haag een motorvoertuig voor autodate aanbiedt, te noemen bedrijfsparkeervergunning voor autodate.

  • 3. De aanvrager van een vergunning die voldoet aan zowel de onder a als de onder b van het tweede lid gestelde voorwaarde wordt, voor wat betreft de eerste aangevraagde vergunning, geacht te beantwoorden aan de onder a genoemde voorwaarde.

  • 4. Het college van burgemeester en wethouders kan in bijzondere gevallen een vergunning ook verlenen aan eigenaren of houders van voertuigen die niet voldoen aan één van de in het tweede lid genoemde voorwaarden.

  • 5. Aan de vergunning kunnen zowel beperkingen worden verbonden met betrekking tot de te gebruiken parkeerplaatsen als met betrekking tot de tijdstippen waarop de vergunning van kracht is.

  • 6. Het college van burgemeester en wethouders kan aan een vergunning ook andere voorschriften en beperkingen verbinden. Deze voorschriften strekken uitsluitend tot bescherming van het belang van een goede verdeling van de beschikbare parkeerruimte dan wel, ten aanzien van de autodate, tot bescherming van het belang van het voorkomen of beperken van door het verkeer veroorzaakte overlast, hinder of schade alsmede de gevolgen voor het milieu, bedoeld in de Wet milieubeheer, waaronder mede wordt begrepen het stimuleren van selectief autogebruik.

  • 7. Op een aanvraag om een vergunning wordt afwijzend beschikt, indien één jaar voorafgaand aan de aanvraag de aanvrager vergunninghouder was en zijn vergunning is ingetrokken wegens overtreding van de bij of krachtens deze verordening vastgestelde voorschriften opgenomen in artikel 6 onder e, f of g. Tevens wordt afwijzend beschikt indien de vergunninghouder heeft gefraudeerd met zijn vergunning door deze uit te lenen, te verkopen, te kopiëren dan wel na te maken.​

Artikel 4

Burgemeester en wethouders kunnen regels geven voor het aanvragen en verlenen van een vergunning.

Artikel 5

  • 1. Een vergunning wordt voor ten hoogste vijftien kalendermaanden verleend.

  • 2. De vergunning bevat in ieder geval de volgende gegevens:

    • a.

      de periode waarvoor de vergunning geldt;

    • b.

      het gebied waarvoor de vergunning geldt;

    • c.

      het kenteken van het voertuig waar de vergunning voor is verstrekt;

    • d.

      in uitzondering op c. voor de bezoekersvergunning, de parkeervergunning voor sportverenigingen en mantelzorgvergunning de naam van de vergunninghouder.

Artikel 6

Het college van burgemeester en wethouders kan een vergunning in elk geval intrekken of wijzigen:

  • a.

    op aanvraag van de vergunninghouder;

  • b.

    wanneer de vergunninghouder het gebied, waarvoor de vergunning is verleend, metterwoon verlaat of het daar uitgeoefende beroep of bedrijf beëindigt;

  • c.

    wanneer er niet of niet meer aan de voorwaarden wordt voldaan die van toepassing waren voor het verlenen van de vergunning;

  • d.

    wanneer voor het betreffende gebied het stelsel van vergunningen komt te vervallen;

  • e.

    wanneer de vergunninghouder handelt in strijd met de aan de vergunning verbonden voorschriften;

  • f.

    wanneer blijkt dat bij de aanvraag van de vergunning onjuiste gegevens zijn verstrekt;

  • g.

    om redenen van openbaar belang;

  • h.

    wanneer de vergunninghouder niet, niet volledig of niet tijdig de parkeerbelasting, bedoeld in artikel 2 onderdeel b van de Verordening parkeerbelastingen 2008, heeft voldaan.

AFDELING III Verbodsbepalingen

Artikel 7

  • 1. Het is verboden om enig voorwerp, niet zijnde een voertuig, te plaatsen of te laten staan:

    • a.

      op een parkeerapparatuurplaats;

    • b.

      op een belanghebbendenplaats.

  • 2. Het is verboden een fiets, een bromfiets of enig ander voorwerp op zodanige wijze tegen of bij parkeerapparatuur te plaatsen of te laten staan, dat daardoor een normaal gebruik daarvan wordt belemmerd of verhinderd.

  • 3. vervallen

Artikel 8

Het is verboden parkeerapparatuur op andere wijze of met andere middelen, danwel met andere munten dan die welke in de kennisgeving op of bij de parkeerapparatuur staan aangegeven in werking te stellen.

AFDELING IV Strafbepaling

Artikel 9

Overtreding van het bepaalde in afdeling III van deze verordening wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van de eerste categorie.

AFDELING V Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 10

(vervallen)

Artikel 10a Toezicht op de naleving

  • 1 Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de Parkeercontroleurs werkzaam bij de Dienst Stadsbeheer.

  • 2 Voorts zijn met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening belast de bij besluit van het college dan wel de burgemeester aan te wijzen personen.

Artikel 10b

Een ieder is verplicht om de door de in artikel 10a bedoelde toezichthouder gegeven aanwijzingen na te leven.

Artikel 11

Deze verordening kan worden aangehaald als: "Parkeerverordening 1992".

Artikel 12

  • 1. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 1992.

  • 2. Bij inwerkingtreding van deze verordening vervalt de Parkeerverordening 1989, met dien verstande dat deze van toepassing blijft voor de tijdvakken, waarin deze heeft gegolden.

  • 3. Vergunningen welke zijn verleend krachtens de Parkeerverordening 1989 worden geacht te zijn verleend krachtens deze verordening.