Regeling vervallen per 01-12-2014

Verordening personele en materiële voorzieningen onderwijs.

Geldend van 03-07-2013 t/m 30-11-2014 met terugwerkende kracht vanaf 14-06-2013

Intitulé

Verordening personele en materiële voorzieningen onderwijs.

HOOFDSTUK 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepaling

In deze verordening wordt verstaan onder:

a.

het college;

het college van burgemeester en wethouders;

b.

schoolbestuur:

bevoegd gezag van een volgens de Wet op het primair onderwijs, de Wet op het voortgezet onderwijs of de Wet op de Expertisecentra bekostigde in de gemeente gelegen openbare of bijzondere school, of, voorzover in deze verordening is bepaald, van een nevenvestiging waarvan de hoofdvestiging is gelegen in een andere gemeente;

c.

school:

school voor basisonderwijs, school voor (voortgezet) speciaal onderwijs of school voor voortgezet onderwijs;

school voor basisonderwijs:

een basisschool of een speciale school voor basisonderwijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs;

school voor (voortgezet) speciaal onderwijs:

een school voor speciaal onderwijs of een school voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de expertisecentra, een instelling voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 8 van de Wet op de expertisecentra en een school voor voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de expertisecentra;

school voor voortgezet onderwijs:

school of scholengemeenschap voor voorbereidend wetenschappelijk onderwijs, voor hoger en middelbaar algemeen voortgezet onderwijs, voor voorbereidend beroepsonderwijs en voor praktijkonderwijs;

d.

nevenvestiging:

deel van een school dat door de minister ingevolge artikel 85 van de Wet op het primair onderwijs, artikel 76a of artikel 76b van de Wet op de expertisecentra of artikel 75 van de Wet op het voortgezet onderwijs voor bekostiging in aanmerking is gebracht;

e.

voorziening;

een voorziening zoals opgenomen in deze verordening;

f.

aanvullende

voorziening:

een door burgemeester en wethouders vastgestelde nieuwe voorziening waarmee de verordening tijdelijk wordt aangevuld;

g.

indieningsdatum:

uiterste moment zoals opgenomen in deze verordening, waarvoor een aanvraag voor een voorziening voor het eerste daaropvolgende tijdvak moet zijn ingediend;

h.

toekenningscriteria:

de omstandigheden zoals opgenomen in deze verordening, waaronder een schoolbestuur in aanmerking komt voor een voorziening of een aanvullende voorziening;

i.

tijdvak:

periode zoals opgenomen in deze verordening, waarvoor een voorziening wordt toegekend;

j.

subsidieplafond:

het door de raad of burgemeester en wethouders vastgestelde bedrag, voor een door de raad aangewezen voorziening, dat ten hoogste beschikbaar is binnen een bepaald tijdvak;

k.

feitelijke beschikbaarstelling:

de beschikking van burgemeester en wethouders waarbij een voorziening of aanvullende voorziening in natura beschikbaar wordt gesteld;

l.

subsidieverlening:

de beschikking van burgemeester en wethouders waarbij een voorwaardelijke financiële aanspraak ontstaat op het subsidiebedrag voor een voorziening of een aanvullende voorziening;

m.

subsidievaststelling:

de beschikking van burgemeester en wethouders waarin het subsidiebedrag voor een voorziening of aanvullende voorziening definitief wordt vastgesteld en een recht op uitbetaling ontstaat.

n.

onderwijsloket:

de daartoe door het college aangewezen of aan te wijzen en verplicht te gebruiken elektronische weg of systeem voor gegevensverwerking, zoals bedoeld in artikel 2:15, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, via welke elektronisch berichten tussen het bevoegde gezag en het college kunnen worden gezonden ter zake de gehele of gedeeltelijke toepassing van deze verordening, zoals het indienen van aanvragen en het verschaffen van gegevens en bescheiden als bedoeld in onder meer artikel 6 van deze verordening. Indien een bericht, anders dan door technische storingen, niet via het onderwijsloket kan worden verstuurd, heeft het college daarmee aangegeven dat de elektronische weg, voor wat betreft het aan dat bericht ten grondslag liggende gedeelte van deze verordening, niet is geopend zoals bedoeld in artikel 2:15, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, er voor de verzending van dat bericht geen gebruik van het onderwijsloket kan, noch mag, worden gemaakt en dat het bericht schriftelijk dient te worden verzonden. Onverminderd het voorgaande, kan het college in het onderwijsloket aangeven, dat ter nadere toelichting of aanvulling op het elektronische bericht, naast of in plaats van uitsluitend elektronische verzending, een schriftelijk bericht is toegestaan of is verplicht.

Artikel 2 Subsidieplafond en verdelingsregels

  • 1. De raad kan voor een voorziening een subsidieplafond vaststellen. Hierbij bepaalt de raad hoe het beschikbare bedrag wordt verdeeld.

  • 2. De raad kan voor een voorziening het gestelde in het eerste lid overdragen aan burgemeester en wethouders. Burgemeester en wethouders nemen daarbij de gemeentebegroting in acht.

  • 3. Burgemeester en wethouders maken het subsidieplafond en de wijze van verdeling van het beschikbare bedrag, uiterlijk zes weken voor de indieningsdatum aan de schoolbesturen bekend.

Artikel 3 Aanvullende voorziening

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen bepalen dat de verordening tijdelijk wordt aangevuld met een voorziening.

  • 2. Burgemeester en wethouders stellen de toekenningscriteria waaronder aanspraak bestaat op de aanvullende voorziening.

Artikel 4 Jaarlijks overzicht

Jaarlijks voor 1 juli zenden burgemeester en wethouders aan de schoolbesturen een overzicht van de op basis van deze verordening toegekende voorzieningen. Het overzicht omvat de periode van 1 juni van het voorafgaande jaar tot en met 31 mei van het jaar van toezending.

HOOFDSTUK 2 Procedures

§ 2.1 Aanvraag voorzieningen; weigeringsgronden

Artikel 5 Toevoegen, wijzigen en intrekken

Een wijziging van de verordening die leidt tot het toevoegen, wijzigen of intrekken van een voorziening, wordt uiterlijk zes weken voor de indieningsdatum bekendgemaakt door burgemeester en wethouders.

Artikel 6 Indienen aanvraag

  • 1. Het schoolbestuur dat een voorziening voor het eerste daaropvolgende tijdvak wenst, dient voor de indieningsdatum een aanvraag in bij burgemeester en wethouders. De indieningsdatum is niet van toepas-sing indien voor de voorziening is bepaald dat een indieningsdatum niet is voorgeschreven. Indien de aanvraag niet voor de indieningsdatum is ingediend, besluiten burgemeester en wethouders om de aanvraag niet te behandelen. Bij de indiening van een aanvraag en de verstrekking van de gegevens dient het schoolbestuur gebruik te maken van het door burgemeester en wethouders vastgestelde formulier.

  • 2. De aanvraag vermeldt:

    • a.

      naam en adres van het schoolbestuur;

    • b.

      de dagtekening;

    • c.

      de gewenste voorziening;

    • d.

      de naam van de school en de onderwijssoort indien de voorziening bestemd is voor een school;

    • e.

      een motivering dat wordt voldaan aan de toekenningscriteria.

  • 3. Bij het ontbreken van een of meer gegevens delen burgemeester en wethouders dit schriftelijk mee aan het schoolbestuur. Daarbij krijgt het schoolbestuur de gelegenheid om binnen drie weken na de datum van verzending van de mededeling de gegevens schriftelijk aan te vullen. Indien het schoolbestuur de ontbrekende gegevens niet binnen deze termijn verstrekt, beslissen burgemeester en wethouders de aanvraag niet te behandelen.

Artikel 7 Beslissingstermijn

  • 1. Burgemeester en wethouders beslissen binnen twaalf weken na de indieningsdatum op een aanvraag. Indien ten aanzien van een voorziening geen indieningsdatum is voorgeschreven, beslissen burgemeester en wethouders binnen twaalf weken na ontvangst van de aanvraag.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen de termijn van twaalf weken met vier weken verlengen. Bij verlenging wordt uiterlijk twee weken voor het einde van de termijn van twaalf weken hiervan door burgemeester en wethouders schriftelijk mededeling gedaan aan het schoolbestuur. Hierbij geven zij de reden voor de verlenging aan.

  • 3. Burgemeester en wethouders stellen binnen twee weken na de datum van de beschikking op de aanvraag het schoolbestuur hiervan schriftelijk in kennis.

Artikel 8 Weigeringsgronden

Burgemeester en wethouders weigeren de voorziening in ieder geval indien:

  • a.

    de gewenste voorziening geen voorziening is in de zin van de verordening;

  • b.

    niet is voldaan aan één van de toekenningscriteria;

  • c.

    door verstrekking van een subsidie het subsidieplafond zou worden overschreden.

§ 2.2 Aanvullende voorzieningen; weigeringsgronden

Artikel 9 Indiening aanvraag

  • 1. Het schoolbestuur dat een aanvullende voorziening wenst, dient een aanvraag in bij burgemeester en wethouders.

  • 2. Op de aanvraag is artikel 6, tweede en derde lid, van toepassing.

Artikel 10 Beslissingstermijn

Burgemeester en wethouders beslissen binnen vier weken na ontvangst van de aanvraag of binnen vier weken na de verstrekking van de aanvullende gegevens. Binnen twee weken na de datum van de beschikking stellen burgemeester en wethouders het schoolbestuur hiervan schriftelijk in kennis.

Artikel 11 Weigeringsgronden

Burgemeester en wethouders weigeren de aanvullende voorziening in ieder geval indien:

  • a.

    de gevraagde voorziening geen aanvullende voorziening is zoals bedoeld in artikel 3;

  • b.

    niet is voldaan aan een van de toekenningscriteria.

§ 2.3 Toekenning; uitvoering beschikking subsidieverlening, intrekking of wijziging; verbod vervreemding

Artikel 12 Inhoud beschikking tot toekenning; betaling

  • 1. De beschikking van burgemeester en wethouders tot toekenning van een voorziening of een aanvullende voorziening kan inhouden:

    • a.

      een feitelijke beschikbaarstelling van de voorziening; of

    • b.

      een subsidieverlening; of

    • c.

      een subsidievaststelling.

  • 2. De beschikking bevat:

    • a.

      het tijdvak en het doel waarvoor de voorziening is toegekend;

    • b.

      de wijze waarop het schoolbestuur de voorziening dient uit te voeren.

  • 3. De beschikking tot subsidieverlening of subsidievaststelling bevat voorts:

    • a.

      het bedrag van de subsidie of indien de beschikking tot subsidieverlening het bedrag niet vermeldt, het bedrag waarop de subsidie ten hoogste wordt vastgesteld;

    • b.

      het bedrag van het voorschot of de wijze van vaststelling daarvan indien de beschikking tot subsidieverlening bepaalt dat burgemeester en wethouders een voorschot verlenen;

  • 4. De betaling van het subsidiebedrag vindt binnen zes weken na de subsidievaststelling plaats.

Artikel 13

Burgemeester en wethouders hebben de bevoegdheid nadere voorschriften te geven over de wijze waarop rekening en verantwoording door het schoolbestuur wordt afgelegd aan burgemeester en wethouders over een subsidie welke krachtens deze verordening is verstrekt.

Artikel 14 Uitvoering beschikking tot subsidieverlening

  • 1. Na een beschikking tot subsidieverlening dient het schoolbestuur uiterlijk acht weken na afloop van het tijdvak waarvoor de voorziening is toegekend een aanvraag tot subsidievaststelling in. Burgemeester en wethouders stellen de subsidie ambtshalve vast indien de aanvraag achterwege blijft.

  • 2. Bij de aanvraag toont het schoolbestuur aan dat de aan de subsidieverlening verbonden verplichtingen als genoemd in artikel 12 zijn nagekomen.

  • 3. Indien het schoolbestuur niet of niet voldoende aantoont dat de verplichtingen zijn nagekomen, delen burgemeester en wethouders dit schriftelijk mee aan het schoolbestuur. Hierbij geven zij aan op welke onderdelen het schoolbestuur aanvullende informatie moet verschaffen. Daarbij krijgt het schoolbestuur de gelegenheid om binnen drie weken na ontvangst van de mededeling de gevraagde informatie schriftelijk te verschaffen. Indien het schoolbestuur de gevraagde informatie niet binnen deze termijn verstrekt, stellen burgemeester en wethouders de subsidie ambtshalve vast.

Artikel 15 Subsidievaststelling volgend op verlening

  • 1. Burgemeester en wethouders beslissen binnen acht weken na de indiening van de aanvraag als bedoeld in artikel 14 of binnen acht weken na de verstrekking van de aanvullende informatie. Binnen twee weken na de datum van de beschikking stellen burgemeester en wethouders het schoolbestuur hiervan schriftelijk in kennis.

  • 2. Burgemeester en wethouders betalen het subsidiebedrag onder verrekening van de betaalde voorschotten, overeenkomstig de subsidievaststelling. De betaling vindt plaats binnen zes weken na de subsidievaststelling.

Artikel 16 Intrekken of wijzigen van de beschikking tot feitelijke beschikbaarstelling of subsidievaststelling

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen een beschikking tot feitelijke beschikbaarstelling of subsidievaststelling intrekken of te nadele van het schoolbestuur wijzigen:

    • a.

      op grond van feiten en omstandigheden waarvan burgemeester en wethouders bij de toekenning van de voorziening redelijkerwijs niet op de hoogte konden zijn en op grond waarvan de toekenning van de voorziening anderszins zou hebben plaatsgevonden;

    • b.

      indien het schoolbestuur niet voldoet aan de in de beschikking gestelde verplichtingen;

    • c.

      indien de beschikking onjuist was en het schoolbestuur dit wist of behoorde te weten.

  • 2. De intrekking of wijziging van een beschikking tot subsidievaststelling werkt terug tot en met het tijdstip van toekenning van de voorziening, tenzij bij de intrekking of wijziging anders is bepaald.

Artikel 17 Intrekken of wijzigen van de beschikking tot subsidieverlening

  • 1. Zolang de subsidie niet is vastgesteld, kunnen burgemeester en wethouders een beschikking tot subsidieverlening intrekken of ten nadele van het schoolbestuur wijzigen, indien:

    • a.

      het bepaalde in artikel 16, eerste lid, onder b en c van toepassing is;

    • b.

      de voorziening niet of niet geheel heeft plaatsgevonden, of zal plaatsvinden;

    • c.

      het schoolbestuur onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking zou hebben geleid;

  • 2. De intrekking of wijziging werkt terug tot en met het tijdstip van toekenning van de voorziening, tenzij bij de intrekking of wijziging anders is bepaald.

Artikel 18 Terugvordering

Onverschuldigd betaalde subsidiebedragen en voorschotten kunnen worden teruggevorderd voorzover na de dag waarop de subsidie is vastgesteld, dan wel de handelingen als bedoeld in artikel 16, eerste lid onder b, heeft plaatsgevonden, nog geen vijf jaren zijn verstreken. Ten onrechte feitelijk beschikbaar gestelde voor-zieningen kunnen worden teruggevorderd voor zover na de dag waarop de voorziening is toegekend nog geen vijf jaren zijn verstreken en de aard van de voorziening dit mogelijk maakt.

Artikel 19 Verbod tot vervreemding

Vervreemding door het schoolbestuur van op basis van deze verordening toegekende voorzieningen is niet toegestaan zonder toestemming van burgemeester en wethouders, tenzij sprake is van een overdracht van voorzieningen aan een ander schoolbestuur als gevolg van samenvoeging van het betreffende schoolbestuur met een ander schoolbestuur.

HOOFDSTUK 2A Tijdelijke regeling Verbetering hygiëne toiletten lesgebouwen primair en speciaal onderwijs

Artikel 19a Toepassing en begripsbepalingen

  • 1. De bepalingen van hoofdstuk 1 en 2 zijn slechts van toepassing, voor zover daarvan in dit hoofdstuk niet is afgeweken. De teksten van artikel 2, derde lid, artikelen 3 tot en met 5 en artikelen 9 tot en met 11 zijn in ieder geval niet van toepassing op dit hoofdstuk.

  • 2. In afwijking van artikel 1 “Begripsbepaling ” wordt verstaan onder:

     

    “schoolbestuur”:

    bevoegd gezag van een volgens de Wet op het primair onderwijs (WPO) of de Wet op de expertisecentra (WEC) bekostigde in de gemeente gelegen openbare of bijzondere school of nevenvestiging waarvan de hoofdvestiging is gelegen in een andere gemeente;

    “school”:

    een school als bedoeld in artikel 1 WPO of artikel 1 WEC;

    “lesgebouw”:

    een gebouw of gebouwdeel met permanente bouwaard dat door een school wordt aangewend ten behoeve van het geven van onderwijs als bedoeld in artikel 9, eerste tot en met derde lid, WPO of artikelen 13 en 14 WEC, dat als voorziening in de huisvesting in eigendom is van het schoolbestuur of de gemeente Den Haag en dat niet wordt aangewend ten behoeve van lichamelijke oefening;

    “voorziening”:

    een voorziening als bedoeld in artikel 19b;

     

  • 3. Voor voorzieningen als bedoeld in artikel 19b zijn middelen beschikbaar voor de verlening in de kalenderjaren 2012 tot en met 2016.

  • 4. Beschikkingen op grond van het bepaalde in dit hoofdstuk worden gegeven door het college.

Artikel 19b Voorziening

  • 1. De op grond van deze regeling per lesgebouw toe te kennen voorziening verbetering hygiëne toiletten wordt uitsluitend verleend ten behoeve van drie activiteiten:

    • -.

      het aanleggen van een naadloze troffel- of gietvloer in de toiletruimte(n);

    • -.

      het aanbrengen van een mechanische afzuiginstallatie in de toiletruimte(n); en

    • -.

      het dientengevolge noodzakelijk aanhelen van de toiletruimte(n).

  • 2. Alleen de direct met de uitvoering van de voorziening verband houdende kosten komen ten laste van deze voorziening voor vergoeding in aanmerking. Advieskosten, begeleidingskosten en overige kosten in verband met de levering van diensten, ongeacht of zij verband houden met voorzieningen als genoemd in het eerste lid, komen niet voor subsidie in aanmerking.

Artikel 19c Subsidieplafond en normatieve vergoedingen

  • 1. Het subsidieplafond als bedoeld in artikel 2, eerste lid, wordt vastgesteld op een totaalbedrag van € 1.700.000,00.

  • 2. De normatieve vergoeding voor de voorziening, als vermeld in artikel 19b, eerste lid, bedraagt maximaal € 750,00 inclusief BTW per toilet, waarbij 75% van de kosten door de gemeente wordt bekostigd en 25% van de kosten voor rekening van het schoolbestuur komt.

  • 3. De maximale normatief per lesgebouw toe te kennen vergoeding wordt bepaald aan de hand van de bij de gemeente geregistreerde capaciteit van de lesgebouwen en het (genormeerde) aantal van drie toiletten op iedere twee leslokalen, ongeacht het werkelijk aantal aanwezige toiletten.

Artikel 19d Indieningsdatum en aanvraag

  • 1. Een aanvraag voor bekostiging van een voorziening, als bedoeld in artikel 19b, eerste lid, kan uitsluitend worden ingediend in de periode van 1 april tot en met 31 mei van enig jaar tot en met 2016. Op deze aanvragen wordt éénmaal per jaar beslist.

  • 2. Aanvragen in enig jaar tot en met 2016 om bekostiging van een voorziening als bedoeld in artikel 19b, eerste lid, worden afgehandeld op datum van ontvangst totdat het subsidieplafond is bereikt.

  • 3. Een aanvraag vermeldt naast de gegevens als vermeld in artikel 6, tweede lid, sub a tot en met e:

    • f.

      het adres van het betreffende lesgebouw;

    • g.

      het jaar van uitvoering van de voorziening;

    • h.

      de geraamde kosten van de voorziening, onder uitdrukkelijke, separate vermelding van het bedrag dat het schoolbestuur minimaal voor zijn rekening neemt ten behoeve van realisatie van de desbetreffende voorziening;

    • i.

      een door het schoolbestuur ondertekende verklaring dat in de toiletruimte(n) van het lesgebouw nog geen naadloze troffel- of gietvloer en/of een mechanische afzuiginstallatie is aangebracht, dan wel niet vóór 1 januari 2010 is aangebracht.

  • 4. Indien ten aanzien van een lesgebouw op basis van dit hoofdstuk subsidie is verleend, kan niet nogmaals een aanvraag voor bekostiging van de in artikel 19b vermelde voorziening ten behoeve van dat lesgebouw worden ingediend.

  • 5. Aanvragen die worden ontvangen buiten de termijn als bedoeld in het eerste lid, worden buiten behandeling gelaten.

Artikel 19e Verleningscriterium

Een voorziening als bedoeld in artikel 19b, eerste lid, komt alleen voor subsidiëring in aanmerking, indien er naar het oordeel van het college geen sprake is van een reeds (in overwegende mate) vóór

1 januari 2010 in het lesgebouw aanwezige naadloze troffel- of gietvloer in de toiletruimten en/of een mechanische afzuiging in de toiletruimten, dan wel dat er in het geheel daarvan géén sprake is.

Artikel 19f Aanvullende verplichtingen

Aan het schoolbestuur worden bij de beschikking tot subsidieverlening de navolgende aanvullende verplichtingen opgelegd:

  • a.

    het schoolbestuur verkrijgt ten aanzien van de voorziening - met inbegrip van het gedeelte hiervan dat voor rekening van het schoolbestuur komt - minimaal drie vergelijkbare offertes. Deze offertes bevatten elk expliciet een specificatie per activiteit, stuksprijs, vierkante meter en/of strekkende meter;

  • b.

    het schoolbestuur verstrekt schriftelijk opdracht onder vermelding van datum en kenmerk van de offerte;

  • c.

    het schoolbestuur neemt minimaal 25% van de kosten van de voorziening(en) voor zijn rekening;

  • d.

    het schoolbestuur stelt een overzicht op van de daadwerkelijk gemaakte kosten ten aanzien van de voorziening, onder vermelding van de kosten ten aanzien van die voorziening(en) die door het schoolbestuur worden gedragen. Het overzicht is per activiteit gespecificeerd.       

Artikel 19g Weigeringsgronden

  • 1. De subsidieverlening wordt door het in ieder geval geweigerd, indien

    het een lesgebouw betreft, waarvan redelijkerwijs wordt voorzien dat het schoolbestuur het binnen vijf jaren na het aanvragen van de voorziening blijvend zal ophouden voor de school te gebruiken.

  • 2. Kosten die zijn gemaakt op basis van een opdracht vóór 1 januari 2010 komen niet voor subsidie in aanmerking en tellen niet mee bij de bepaling van de kosten die het schoolbestuur voor eigen rekening heeft genomen in het kader van artikel 19c, tweede lid.

  • 3. Indien verlening van een subsidie zou leiden tot overschrijding van het subsidieplafond, wordt de desbetreffende aanvraag in zijn geheel afgewezen.

Artikel 19h Subsidievaststelling

  • 1. De aanvraag tot subsidievaststelling dient uiterlijk op 31 december 2016 door het College te zijn ontvangen.

  • 2. Indien de aanvraag tot subsidievaststelling niet tijdig is ingediend vervalt de voorziening van rechtswege.

  • 3. De aanvraag tot subsidievaststelling gaat vergezeld van in ieder geval de navolgende  bescheiden:

    • -.

      de aan het schoolbestuur uitgebrachte offertes, ook voor wat betreft het gedeelte van de voorziening waarvan de kosten door het schoolbestuur worden gedragen;

    • -.

      de schriftelijke opdrachtverstrekkingen door het schoolbestuur, ook voor wat betreft het gedeelte van de voorziening waarvan de kosten door het schoolbestuur worden gedragen;

    • -.

      de facturen met de bijbehorende betalingsbewijzen, ook voor wat betreft het gedeelte van de voorziening waarvan de kosten door het schoolbestuur worden gedragen;

    • -.

      een overzicht van de daadwerkelijk gemaakte kosten ten aanzien van de voorziening, onder vermelding van de kosten ten aanzien van die voorziening die door het schoolbestuur worden gedragen. Het overzicht is per activiteit gespecificeerd.

  • 5. De subsidie wordt ten hoogste vastgesteld op het bedrag dat is vermeld in de beschikking tot subsidieverlening of op 75% van de daadwerkelijk gemaakte kosten ten behoeve van voorzieningen waarvoor subsidie is verleend, indien dit bedrag lager is dan het bedrag vermeld in de beschikking tot subsidieverlening.

HOOFDSTUK 2B Tijdelijke regeling tegemoetkoming in kosten voor aansluiting op en gebruik van een glasvezelinfrastructuur voor scholen in het primair, speciaal en/of voortgezet speciaal onderwijs:

Artikel 19j Toepassing en begripsbepalingen

  • 1. De bepalingen van hoofdstuk 1, 2 en 3 zijn slechts van toepassing, voor zover daarvan in dit hoofdstuk niet is afgeweken, onverminderd het bepaalde in artikel 19n.

  • 2. In afwijking van artikel 1 “Begripsbepaling” dan wel ter aanvulling wordt verstaan onder:

    • a.

      schoolbestuur: het bevoegd gezag van een in bijlage 1 van deze regeling opgenomen school;

    • b.

      stichting GlasLokaal: de stichting met als doelstelling het in eigendom verwerven en doen beheren, dan wel het in langdurig huur nemen, van een glasvezelinfrastructuur in de regio Den Haag en omstreken ten behoeve van instellingen met een maatschappelijke doelstelling die overwegend publiek gefinancierd zijn.

Artikel 19k Indiening en aanvraag

  • 1. Deze regeling geldt voor de in bijlage 1 genoemde scholen voorzover deze deelnemen aan de glasvezelinfrastructuur van de stichting GlasLokaal, alsmede voorzover deze deelnemen aan vergelijkbare initiatieven voor glasvezelinfrastructuur ten behoeve van het onderwijs in Den Haag.

  • 2. De in bijlage 1 genoemde scholen komen éénmalig in aanmerking voor een subsidietoekenning van € 11.600,00 indien zij hebben voldaan aan de navolgende criteria:

    • a.

      Het schoolbestuur van betreffende school heeft zich, blijkens een ondertekende

      gebruikersovereenkomst, verplicht voor een afname van tenminste 15 jaren van aansluiting en diensten op de door de stichting GlasLokaal beheerde en/of gehuurde glasvezelinfrastructuur dan wel op aansluiting en diensten die door een vergelijkbare rechtspersoon worden aangeboden;

    • b.

      Het schoolbestuur van de betreffende school heeft bij burgemeester en wethouders binnen de looptijd van deze regeling schriftelijk een aanvraag voor de subsidie ingediend, vergezeld van een origineel van de gebruikersovereenkomst, dan wel een gewaarmerkt afschrift hiervan.

Artikel 19l Subsidieverlening en -vaststelling

  • 1. Binnen vier weken na het indienen van de aanvraag beslist burgemeester en wethouders omrent toekenning. Van deze beslissing wordt de indiener schriftelijk in kennis gesteld. Indien een aanvraag niet wordt gehonoreerd, wordt de indiener hiervan in kennis gesteld met opgaaf van de redenen die tot afwijzing hebben geleid.

  • 2. Wanneer een subsidie is toegekend, zal een voorschot van 90% op het subsidiebedrag aan het schoolbestuur van de betreffende school worden uitgekeerd.

  • 3. Vaststelling van de subsidie vindt plaats nadat het schoolbestuur een schriftelijke verklaring heeft overlegd waaruit blijkt dat de aansluiting op de glasvezelinfrastructuur daadwerkelijk heeft plaatsgevonden.

Artikel 19m Geldigheidsduur

Deze regeling gaat in op de dag na ondertekening van het convenant tussen het Rijk en de gemeente inzake GSB III en heeft een looptijd tot en met 30 juni 2009.

Artikel 19n Toepassing overige bepalingen

Artikel 2, derde lid, artikel 4 en 5 en artikel 9 tot en met 11 van deze verordening zijn niet van toepassing op dit hoofdstuk.

HOOFDSTUK 2C Tijdelijke regeling ter voorziening in huisvesting van voorschool peuterspeelzalen in lesgebouwen voor basisonderwijs

Artikel 20a Toepassing en begripsbepalingen

  • 1. De bepalingen van hoofdstuk 1, 2a en 2b zijn slechts van toepassing, voorzover daarvan in dit hoofdstuk niet is afgeweken, onverminderd het bepaalde in artikel 20 k.

  • 2. In afwijking van en in aanvulling op artikel 1 Begripsbepaling wordt verstaan onder:

    Schoolbestuur:

    bevoegd gezag van een volgens de Wet op het primair onderwijs (WPO) bekostigde in de gemeente gelegen openbare of bijzondere school;

    Lesgebouw:

    een gebouw of een gebouwdeel met permanente bouwaard dat door een school wordt aangewend ten behoeve van het geven van onderwijs als bedoeld in artikel 9, eerste lid tot en met het derde lid, WPO, dat niet wordt gehuurd van een derde en niet wordt aangewend ten behoeve van lichamelijke oefening.

    School:

    een school als bedoeld in artikel 1 WPO.

    Voorschool:

    een samenwerkingsverband tussen een (gesubsidieerde) peuterspeelzaal en een GOA-basisschool in het kader van de Voor- en Vroegschoolse Educatie.

    Peuterspeelzaal:

    een kindercentrum ten behoeve van een speelgroep van kinderen vanaf 2 ½ jaar tot de leeftijd dat zij naar de basisschool kunnen gaan, met een maximale verblijfsduur van drie uren per dag.

    Voorschoolpeuterspeelzaal:

    een peuterspeelzaal die door de gemeente wordt gesubsidieerd voor het het uitvoeren van een erkend VVE-programma en die samenwerkt met een basisschool die hetzelfde VVE-programma uitvoert.

    Peuterlokaal:

    een lokaal voor de opvang van kinderen in een voorschoolpeuterspeelzaal.

    Voorziening:

    een voorziening als bedoeld in artikel 20b.

    Verleningscriteria:

    de omstandigheden zoals opgenomen in dit hoofdstuk waaronder een schoolbestuur in aanmerking komt voor een voorziening.

  • 3. Aanvragen voor genoemde voorzieningen voor het programma voorschoolpeuterspeelzalen 2013 die ontvangen worden op en na 1 februari 2012 worden buiten behandeling gelaten.

  • 4. Op grond van dit hoofdstuk wordt uitsluitend subsidie verstrekt ten behoeve van de realisering van de huisvesting en inrichting van voorschoolpeuterspeelzalen.

  • 5. Op grond van dit hoofdstuk worden geen middelen verstrekt ten behoeve van bouw- of verbouwkosten van lokalen die voor 1 januari 2004 als peuterlokaal gebouwd of tot peuterlokaal verbouwd zijn.

  • 6. Jaarlijks stelt het college het Programma huisvesting voorschoolpeuterspeelzalen vast.

  • 7. Beschikkingen op grond van het bepaalde in dit hoofdstuk worden gegeven door burgemeester en wethouders.

  • 8. Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van aanvragen in het kader van dit hoofdstuk formulieren vaststellen.

Artikel 20b Voorzieningen

  • In dit hoofdstuk wordt onder voorzieningen verstaan:

  • 1. Het door nieuwbouw dan wel verbouw realiseren van een peuterlokaal welke aangebouwd of belendend is aan een lesgebouw.

  • 2. Het door nieuwbouw dan wel verbouw realiseren van een peuterlokaal in of op een bestaand lesgebouw.

  • 3. Eenmalige inrichtingskosten voor een nieuw op te richten peuterspeelzaal.

Artikel 20c Financiële normering voorzieningen voorschoolpeuterspeelzalen

  • - Op een voorziening als bedoeld in artikel 20b is het gestelde in Bijlage IV, deel A, hoofdstuk 1, paragrafen 1.1, 1.2, 1,4, voor zover dit het bedrag voor elke volgende groep boven de vijfde betreft, en deel B, van de Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs gemeente Den Haag 1997 van overeenkomstige toepassing"

Artikel 20d Verleningcriteria

Een voorziening als bedoeld in artikel 20b komt alleen voor subsidiering in aanmerking, indien aan de volgende criteria wordt voldaan:

  • 1.

    Er is, naar het oordeel van burgemeester en wethouders, in of in de directe nabijheid van de school (niet zijnde een ander lesgebouw) geen geschikte ruimte om de voorschoolpeuterspeelzaal te huisvesten.

  • 2.

    Per lesgebouw komt in beginsel één peuterlokaal voor subsidie in aanmerking.

  • 3.

    In afwijking van het tweede lid is subsidiëring van een tweede peuterlokaal mogelijk indien zich de volgende omstandigheden voordoen:

    • a.

      volgens de op het moment van aanvraag meest recente gemeentelijke meerjarenprognose van de leerlingpopulatie zal de som van het aantal 4- en 5-jarigen op de basisschool gedurende minimaal drie van de vier jaren vanaf de verwachte realisatie van het gebouw, minimaal 59 per jaar bedragen, en:

    • b.

      in negen van de twaalf maanden voorafgaand aan het moment van aanvraag was de beschikbare capaciteit van minimaal twee peutergroepen volledig bezet (d.w.z. maximaal één plek per groep onbezet), op basis van de registratie in het gemeentelijk leerling-administratiesysteem, en:

    • c.

      het betreffende peuterspeelzaalbestuur verklaart zich schriftelijk bereid en is in staat om de exploitatie van minimaal drie voorschoolpeutergroepen op zich te nemen.

  • 4.

    In afwijking van het tweede lid is subsidiëring van een derde peuterlokaal mogelijk indien zich de volgende omstandigheden voordoen:

    • a.

      volgens de op het moment van aanvraag meest recente gemeentelijke meerjarenprognose van de leerlingpopulatie zal de som van het aantal 4- en 5-jarigen op de basisschool gedurende minimaal drie van de vier jaren vanaf de verwachte realisatie van het gebouw, minimaal 98 per jaar bedragen, en:

    • b.

      in negen van de twaalf maanden voorafgaand aan het moment van aanvraag was de beschikbare capaciteit van minimaal vier peutergroepen volledig bezet (d.w.z. maximaal één plek per groep onbezet), op basis van de registratie in het gemeentelijk leerlingadministratiesysteem, en:

    • c.

      het betreffende peuterspeelzaalbestuur verklaart zich schriftelijk bereid en is in staat om de exploitatie van minimaal vijf voorschoolpeutergroepen op zich te nemen.

  • 5.

    Indien vereist is door het schoolbestuur vermindering van capaciteit van het lesgebouwaangevraagd voor de peuterlokalen voor opname op het Programma onderwijshuisvesting dat betrekking heeft op hetzelfde jaar als de aanvraag voor subsidie op grond van dit hoofdstuk. Indien de vermindering van capaciteit van het lesgebouw ten behoeve van de voorschoolpeuterspeelzaal niet wordt gehonoreerd, komt het peuterlokaal niet in aanmerking voor subsidie.

Artikel 20e Indieningsdatum en aanvraag

  • 1. Een aanvraag voor opneming van een voorziening op het programma dient uiterlijk 31 januari van het jaar van vaststelling van het betreffende programma te zijn ontvangen door het college. Hierbij wordt voor de aan te vragen voorziening gebruik gemaakt van het door het college vastgesteld aanvraagformulier.

  • 2. De aanvraag vermeldt naast de gegevens als vermeld in artikel 6, tweede lid, sub a t/m e bovendien:

    • a.

      het adres van het betreffende lesgebouw;

    • b.

      de geplande aanvangsdatum van de uitvoering van de voorziening;

    • c.

      een reëel geplande datum van realisatie van de voorziening;

    • d.

      een gespecificeerde begroting met de geraamde kosten van de voorziening;

    • e.

      definitieve bouwtekeningen waarop het peuterlokaal is gearceerd;

    • f.

      de onderbouwing van de noodzaak en de omvang van de gewenste voorziening.

    De aanvraag dient voorts vergezeld te gaan van:

    • g.

      een afschrift van de aanvraag om vermindering van de capaciteit zoals bedoeld in artikel 20d, vijfde lid, indien vereist.

    • h.

      een verklaring van de exploitant van de voorschool-peuterspeelzaal dat deze bereid is in de te realiseren ruimtes minimaal één (bij realisatie van één lokaal) respectievelijk minimaal drie (bij realisatie van twee lokalen) of minimaal vijf (bij realisatie van drie lokalen) voorschool-peutergroepen te exploiteren.

  • 3. Bij het ontbreken van een of meer gegevens als bedoeld in het tweede lid deelt het college dit schriftelijk mede aan de aanvrager. Daarbij wordt de aanvrager in de gelegenheid gesteld de ontbrekende gegevens alsnog aan te vullen. Indien de aanvrager de vereiste ontbrekende gegevens niet binnen 6 weken heeft verstrekt, besluit het college de aanvraag niet te behandelen.

Artikel 20f Subsidieverlening

  • 1. De bekendmaking van het besluit tot vaststelling van het Programma huisvesting voorschoolpeuterspeelzalen, geschiedt binnen twee weken na de datum van vaststelling door toezending door het college van het besluit aan de aanvragers.

  • 2. De subsidie wordt verleend met, in ieder geval, de volgende verplichtingen:

    Ondertekening akte als bedoeld in artikel 110, vijfde lid, van de WPO

    • a.

      Het schoolbestuur verklaart door ondertekening van de gezamenlijke akte als bedoeld in artikel 110, vijfde lid, WPO, dat het ten behoeve van de voorschoolpeuterspeelzaal gerealiseerde gedeelte van het lesgebouw blijvend niet meer voor het onderwijs nodig zal zijn.

    • b.

      Indien het schoolbestuur blijvend heeft opgehouden dan wel blijvend zal ophouden het lesgebouw voor onderwijsdoeleinden te gebruiken, draagt het schoolbestuur-voorzover dit niet reeds in het lesgebouw is inbegrepen- tevens de peuterspeelzaal in eigendom over aan de gemeente, zonder dat de gemeente gehouden is tot vergoeding van kosten.

    De voorovereenkomst van bruikleen

    • c.

      Tenzij het schoolbestuur de peuterspeelzaal zelf exploiteert, dient het schoolbestuur `een voorovereenkomst van bruikleen te sluiten met de exploitant van de (voorschool)peuterspeelzaal.

    • d.

      Door het schoolbestuur berekende vergoeding voor verbruikskosten belopen maximaal het medegebruiktarief zoals bedoeld in Bijlage IV, deel C van de Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs gemeente Den Haag 1997 en behelzen geen andere kosten.

    • e.

      Het schoolbestuur wendt de vergoeding voor verbruikskosten aan ter bestrijding van de kosten van programma’s van eisen als bedoeld in artikel 113 en 114 WPO. Artikel 119 WPO is onverkort van toepassing.

    Overige verplichtingen

    • f.

      Het is het schoolbestuur niet toegestaan de voorschoolpeuterspeelzaal te bezwaren of te vervreemden.

    • g.

      Indien de bruikleenperiode is beëindigd en binnen drie maanden geen nieuwe exploitant wordt gevonden, is de gemeente gerechtigd de peuterspeelzaal te huren tegen het medegebruikstarief danwel te verhuren of in gebruik te geven aan een derde ten behoeve van de exploitatie van de peuterspeelzaal.

    • h.

      De voorschoolpeuterspeelzaal en de aangrenzende buitenruimte zijn geschikt voor minimaal 2 groepen van elk 16 peuters en voldoet te allen tijde aan de eisen die zijn gesteld in artikel 2 tot en met 5 van de Verordening nadere kwaliteitseisen peuterspeelzalen 2011.

Artikel 20g Uitvoering programma

  • 1. Op de uitvoering van de Programma Huisvesting Voorschoolpeuterspeelzalen is het gestelde in artikel 15 tot en met 18 van de Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs gemeente Den Haag 1997 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 20h Weigeringsgronden

De subsidieverlening wordt door burgemeester en wethouders geweigerd indien:

  • 1.

    de aangevraagde voorziening geen voorziening is in de zin van artikel 20b;

  • 2.

    niet is voldaan aan de subsidiecriteria als genoemd in artikel 20d;

  • 3.

    en voorzover, door verstrekking van subsidie het subsidieplafond zou worden overschreden.

Artikel 20i Subsidievaststelling

  • 1. De beschikking tot subsidievaststelling stelt het bedrag van de subsidie vast en geeft aanspraak op het vastgestelde bedrag.

  • 2. De aanspraak op bekostiging van het krediet voor een toegekende voorziening vervalt, indien de voorziening niet uiterlijk op 31 december van het derde jaar vanaf de aanvang van het jaar waarvoor de voorziening is toegekend, is gerealiseerd en de aanvraag tot subsidievaststelling niet uiterlijk op deze datum is ontvangen.

  • 3. De aanvraag tot subsidievaststelling gaat vergezeld van de navolgende bescheiden:

    • a.

      de kosten toerekening naar de peuterspeelzaal; indien de peuterspeelzaal onderdeel uitmaakt van nieuwbouw of uitbreiding van een bestaand gebouw, dient de kostentoerekening naar de peuterspeelzaal naar evenredigheid te zijn;

    • b.

      een verklaring van de architect ten aanzien van de gerealiseerde peuterspeelzaal, conform de meetinstructie van de Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs gemeente Den Haag 1997, inclusief de buitenruimte. Ingeval geen architect bij het (ver)bouwproces betrokken is geweest dient binnen drie maanden na oplevering van de voorziening een door het schoolbestuur ondertekende gereedmelding aan de gemeente gestuurd te worden, waarbij gebruik wordt gemaakt van het door het college vastgestelde gereedmeldingsformulier onderwijshuisvesting;

    • c.

      een afschrift van de ondertekende voorovereenkomst van bruikleen voor de verhuur van het lokaal aan de exploitant van de peuterspeelzaal;

  • 4. De subsidie wordt vastgesteld aan de hand van de daadwerkelijk gemaakte kosten met dien verstande dat de subsidie ten hoogste het bedrag bedraagt als bedoeld wordt in artikel 20h, juncto artikel 16, tweede lid van de Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs gemeente Den Haag 1997 tot subsidieverlening.

Artikel 20i Toepassing overige bepalingen

Artikel 2 derde lid, artikel 3 tot en met 5 en artikel 9 tot en met 11 zijn niet van toepassing op dit hoofdstuk.

HOOFDSTUK 2D Voorzieningen onderwijsbeleid

Artikel 21a Toepassing en begripsbepalingen

De bepalingen van hoofdstuk 1, 2 en 3 zijn van toepassing voor zover daarvan in dit hoofdstuk niet is afgeweken.

Artikel 21b Voorzieningen

  • 1. In dit hoofdstuk wordt onder voorzieningen verstaan:

    • A.

      in het kader van de stadsbrede thema’s:

    • 1.

      Geen zeer zwakke scholen,

    • 2.

      Taalbeleid hoge prioriteit,

    • 3.

      Actieve ouders, en

    • 4.

      Sterk internationaal profiel.

    • B.

      voor de leerlingen in de leeftijd van 0 tot12 jaar:

    • 1.

      Focus op voor- en vroegschoolse educatie,

    • 2.

      De brede school als spil in de wijk,

    • 3.

      Excellente prestaties,

    • 4.

      Soepele inschrijvingen en overgangen, en

    • 5.

      Zorg voor leerlingen.

    • C.

      voor de leerlingen in de leeftijd van 12 tot 18 jaar:

    • 1.

      De brede functie van scholen voor voortgezet onderwijs,

    • 2.

      Excellente prestaties,

    • 3.

      Soepele inschrijvingen en overgangen,

    • 4.

      Zorg voor leerlingen,

    • 5.

      Minder schoolverzuim en voortijdig schoolverlaten,

    • 6.

      Aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt, en

    • 7.

      Tegengaan van het lerarentekort.

    • D.

      de overige voorzieningen:

    • 1.

      Monitoring en evaluatie,

    • 2.

      Ondersteuning platforms/kamers,

    • 3.

      Nieuwe initiatieven en knelpunten, en

    • 4.

      Digitaal Leren algemeen.

  • 2. In het jaarlijkse Budgetoverzicht Onderwijsbeleid zijn de richtlijnen opgenomen, geldend bij subsidieaanvragen voor een specifiek kalenderjaar, in het kader van het onderwijsbeleid van de gemeente Den Haag.

  • 3. Naast hetgeen is bepaald in artikel 6, tweede lid, dient de subsidieaanvraag in ieder geval te bevatten:

    • a.

      de periode waarvoor subsidie wordt gevraagd;

    • b.

      de scholen of locaties waar de activiteiten plaatsvinden;

    • c.

      een omschrijving van de uit te voeren activiteiten met de te verwachten resultaten voor het betreffende jaar, en

    • d.

      een begroting van de activiteiten, waarin ook staat aangegeven welke onderdelen door de aanvrager zelf of door anderen worden gefinancierd.

  • 4. Bij de beoordeling van de subsidieaanvraag wordt het vigerende meerjarig lokaal onderwijsplan mede in acht genomen.

  • 5. Bij de beoordeling van de subsidieaanvraag wordt het onderwijsbeleid zo efficiënt mogelijk ingericht en worden de beschikbare middelen zo effectief en efficiënt mogelijk ingezet, een en ander naar het oordeel van het college.

Artikel 21c Subsidieplafond

Het college stelt het voor de voorziening beschikbare subsidiebudget vast, alsmede de wijze van verdeling en, indien van toepassing, de bij de verstrekking te hanteren normbedragen.

Artikel 21d Indieningsdatum subsidieaanvraag

  • 1. Een subsidieaanvraag moet worden ingediend voor de door het college in het jaarlijkse Budgetoverzicht Onderwijsbeleid of op andere wijze vastgestelde indieningsdatum, tenzij voor de aangevraagde subsidie geen indieningsdatum is voorgeschreven.

  • 2. Het college kan nadere regels stellen ten aanzien van de indieningsdatum van subsidieaanvragen.

  • 3. Het college maakt de vaststelling van de in het eerste lid bedoelde indieningsdatum ten minste zes weken voor de indieningsdatum bekend.

Artikel 21e Wijze van indienen van de subsidieaanvraag

  • 1. De subsidieaanvraag kan uitsluitend elektronisch via het onderwijsloket worden ingediend.

  • 2. De subsidieaanvrager neemt bij de indiening van de aanvraag de door het college daaraan nader gestelde eisen, zoals bedoeld in artikel 2:15 van de Algemene wet bestuursrecht, in acht.

  • 3. De aanvraag dient te worden ondertekend met een elektronische handtekening namens de aanvrager, zoals bedoeld in artikel 2:16 van de Algemene wet bestuursrecht, dan wel op een andere door het college toegestane wijze van elektronische indiening waarbij geen twijfel bestaat over de authenticiteit van de aanvraag.

Artikel 21f Beslistermijn

  • 1. In afwijking van het bepaalde in artikel 7, eerste lid, stelt het college het Bestedingsprogramma Onderwijsbeleid dat betrekking heeft op het kalenderjaar volgend op het jaar waarin de aanvraag is ingediend vast, uiterlijk twaalf weken na de dag waarop de gemeentebegroting voor het eerstvolgende kalenderjaar door de raad is vastgesteld.

  • 2. In alle andere gevallen beslist het college op een subsidieaanvraag waarvoor een indieningsdatum is vastgesteld, binnen vier maanden na de indieningsdatum.

  • 3. Indien voor de subsidieaanvraag geen indieningsdatum is vastgesteld, beslist het college op de subsidieaanvraag binnen vier maanden na de datum waarop de subsidieaanvraag is ingediend.

Artikel 21g Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1. De subsidieontvanger werkt mee aan een onderzoek van de Rekenkamer als bedoeld in de Verordening op de Rekenkamer, indien de Rekenkamer daarom verzoekt.

  • 2. De subsidieontvanger werkt mee aan inhoudelijk onderzoek ten behoeve van evaluatie en monitoring.

  • 3. Het college kan bij de toekenning van de subsidie aanvullende verplichtingen opleggen die strekken tot verwezenlijking van het doel van de voorziening waarvoor subsidie is toegekend.

  • 4. Het college kan voorts verplichtingen opleggen die betrekking hebben op de wijze waarop of de middelen waarmee de subsidie wordt uitgevoerd.

  • 5. De subsidieontvanger stelt de ervaringen en ontwikkelde producten ter beschikking aan andere scholen of organisaties.

Artikel 21h Aanvraag tot vaststelling van de subsidie

In afwijking van artikel 14, eerste lid, dient de subsidieontvanger de aanvraag tot vaststelling van de subsidie in vóór 1 juli van het kalenderjaar volgend op het jaar waarop de subsidie betrekking heeft.

Artikel 21i Vaststelling van de subsidie

In afwijking van artikel 15, eerste lid, beslist het college uiterlijk binnen negen maanden op een aanvraag tot vaststelling van de subsidie, tenzij het college bij nadere regels hiervoor een andere termijn heeft vastgesteld.

Artikel 21j Controleverklaring

  • 1. Bij de aanvraag tot vaststelling van de subsidie dient in ieder geval een specifieke controleverklaring van een daartoe bevoegd accountant als extra bijlage bij de jaarrekening te worden overgelegd, waaruit genoegzaam blijkt dat elke gesubsidieerde activiteit conform het desbetreffende Bestedingsprogramma is uitgevoerd.

  • 2. In afwijking van het eerste lid wordt geen specifieke controleverklaring gevraagd indien het totaal van alle door de gemeente Den Haag verstrekte subsidies in het betreffende boekjaar de door het college nader vast te stellen grens niet overschrijdt. 

  • 3. De door het college aangewezen accountant heeft de bevoegdheid tot review op de verrichte werkzaamheden van de controlerend accountant van de subsidieontvanger. De subsidieontvanger draagt er zorg voor dat de accountant van de subsidieontvanger hiermee vooraf instemt.

HOOFDSTUK 2E Tijdelijke regeling praktijkgericht onderwijs (V)SO 2007

Deze tijdelijke regeling praktijkgericht onderwijs (V)SO 2007 vervalt na 31 december 2016.

Artikel 22a Toepassing en begripsbepalingen

  • 1. De bepalingen van hoofdstuk 1, 2 en 3 zijn slechts van toepassing, voor zover daarvan in dit hoofdstuk niet is afgeweken, onverminderd het bepaalde in artikel 22i.

  • 2. In afwijking van artikel 1 “Begripsbepaling” wordt verstaan onder:

    schoolbestuur:

    bevoegd gezag van een volgens de Wet op de expertisecentra (WEC) bekostigde in de gemeente gelegen openbare of bijzondere school of nevenvestiging;

    school:

    een school voor (voortgezet) speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 1 WEC met leerlingen ouder dan 12 jaar;

    lesgebouw:

    een gebouw of gebouwdeel met permanente bouwaard dat door een school wordt aangewend ten behoeve van het geven van onderwijs als bedoeld in artikel 13 en 14 WEC, dat niet wordt gehuurd van een derde en dat niet wordt aangewend ten behoeve van lichamelijke oefening;

    voorziening:

    een voorziening als bedoeld in artikel 22b;

    toekenningscriteria:

    de omstandigheden zoals opgenomen in dit hoofdstuk waaronder een schoolbestuur in aanmerking komt voor een voorziening.

  • 3. Voor voorzieningen als bedoeld in artikel 22b zijn middelen beschikbaar voor de kalenderjaren 2007 tot en met 2016.

  • 4. Beschikkingen op grond van het bepaalde in dit hoofdstuk worden gegeven door het college.

Artikel 22b Voorzieningen

  • 1. Onder voorziening in de zin van deze regeling wordt verstaan:

    • a.

      bouwkundige aanpassing van het lesgebouw ten einde het gebouw beter geschikt te maken voor het geven van praktijkgericht onderwijs;

    • b.

      de inrichting van een praktijklokaal.

  • 2. Er is slechts sprake van een voorziening als bedoeld in het eerste lid, onder a, indien het een bestaand lesgebouw betreft waarvan niet wordt voorzien dat het schoolbestuur binnen vijf jaren na het aanvragen van de voorziening blijvend zal ophouden het voor de school te gebruiken dan wel het een lesgebouw betreft dat in gebruik wordt genomen in de periode van 2007 tot en met 2016 blijkend uit een toekenning bouwvoorbereiding en/of vervangende nieuwbouw op grond van de Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs gemeente Den Haag 1997.

  • 3. Advieskosten, begeleidingskosten en overige kosten in verband met de levering van diensten, ongeacht of zij verband houden met voorzieningen als genoemd in het eerste lid, komen niet voor subsidie in aanmerking.

  • 4. Kosten die zijn gemaakt op basis van een opdracht verstrekt voorafgaand aan de beschikking tot subsidieverlening komen niet voor subsidie in aanmerking.

  • 5. Voorzieningen in de huisvesting als bedoeld in artikel 2 van de Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs gemeente Den Haag 1997 zoals deze op het moment van toepassing luidt, komen niet voor subsidie in aanmerking op basis van dit hoofdstuk.

Artikel 22c Reikwijdte regeling

Aanvragen op grond van de tijdelijke regeling praktijkgericht onderwijs (V)SO 2007 kunnen worden ingediend voor alle hoofdvestigingen met een permanente bouwaard van scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs, alsmede nevenvestigingen binnen de gemeentegrenzen. Als berekeningsgrondslag voor de vergoedingen op basis van deze regeling geldt het aantal leerlingen in het speciaal onderwijs ouder dan 12 jaar en het aantal leerlingen in het voortgezet speciaal onderwijs (inclusief ZMLK) op de wettelijke teldatum 1 oktober 2005.

Artikel 22d Indieningsdatum en aanvraag

  • 1. Aanvragen op basis van deze regeling dienen uiterlijk op 31 mei 2007 door burgemeester en wethouders te zijn ontvangen.

  • 2. Een aanvraag vermeldt naast de gegevens als vermeld in artikel 6, tweede lid sub a tot en met e:

    • f.

      het adres van het betreffende lesgebouw;

    • g.

      het jaar van uitvoering van de voorziening;

    • h.

      een nadere onderbouwing van de gewenste aanpassingen bestaande uit tekeningen van de huidige en de toekomstige situatie indien het een bouwkundige aanpassing betreft en een overzicht van de aanschaffingen indien het inrichting van een praktijklokaal betreft;

    • i.

      een in onderdelen gespecificeerde begroting van de kosten gemoeid met de uitvoering van de voorziening. In geval van voorgenomen nieuwbouw van een school binnen vijf jaren na de inwerkingtreding van deze regeling, kan deze gespecificeerde begroting op grond van artikel 4:5, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht binnen een door burgemeester en wethouders te stellen termijn worden ingezonden.

  • 3. Een aanvraag wordt ingediend per school en kan zowel een bouwkundige aanpassing als inrichting van een praktijklokaal betreffen, als bedoeld in artikel 22b, eerste lid. De voorzieningen worden per school in één keer gelijktijdig aangevraagd. Indien ten aanzien van een school op basis van dit hoofdstuk subsidie is verstrekt, kan niet nogmaals een aanvraag om een voorziening als bedoeld in deze regeling ten behoeve van dat lesgebouw worden ingediend.

  • 4. Aanvragen voor genoemde voorzieningen die worden ontvangen na het verstrijken van de termijn als bedoeld in het eerste lid, worden buiten behandeling gelaten.

Artikel 22e Subsidieplafond en normatieve vergoedingen

  • 1. Het subsidieplafond als bedoeld in artikel 2, eerste lid, bedraagt voor de tijdelijke regeling praktijkgericht onderwijs (V)SO 2007 € 980.000,00 en in het kader van de per 1 januari 2006 geëffectueerde verlaging van de groepsgrootte in het VSO/ZMLK van 12 naar 7 € 40.460,00.

  • 2. Als normatieve, maximale vergoedingen per school gelden voor genoemde voorzieningen de in de bijlage Regeling praktijkgericht onderwijs (V)SO 2007 vermelde bedragen. De hoogte van de vergoeding per school is berekend op basis van de leerlingen in het speciaal onderwijs (SO) ouder dan 12 jaar en alle leerlingen in het voortgezet speciaal onderwijs (VSO inclusief ZMLK) op de wettelijke teldatum 1 oktober 2005 aan de betreffende school en een normvergoeding van € 1.000,00 per leerling (V)SO ouder dan 12 jaar en een bedrag van € 140,00 per leerling VSO/ZMLK.

Artikel 22f Subsidieverlening

  • 1. De beschikking tot subsidieverlening bevat een omschrijving van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verleend.

  • 2. De beschikking tot subsidieverlening vermeldt het bedrag waarop ten hoogste aanspraak kan worden gemaakt.

  • 3. Aan de beschikking tot subsidieverlening kunnen voorwaarden worden verbonden.

  • 4. Aan het schoolbestuur worden bij de beschikking tot subsidieverlening de navolgende verplichtingen opgelegd:

    • a.

      het schoolbestuur verkrijgt ten aanzien van de voorzieningen minimaal drie vergelijkbare offertes. Deze offertes bevatten in het geval van een bouwkundige aanpassing in de zin van dit hoofdstuk elk expliciet een specificatie van de activiteit, stuksprijs, vierkante meter en/of strekkende meter. In het geval van inrichting bevatten de offertes een specificatie van de aan te schaffen artikelen en een stuksprijs;

    • b.

      het schoolbestuur verstrekt schriftelijk opdracht onder vermelding van datum en kenmerk van de offerte;

    • c.

      het schoolbestuur stelt een overzicht op van de daadwerkelijk gemaakte kosten ten aanzien van de voorzieningen.

Artikel 22g Weigeringsgronden

De subsidieverlening wordt door burgemeester en wethouders geweigerd indien:

de aangevraagde voorziening geen voorziening is in de zin van artikel 22b;

óf niet is voldaan is aan de toekenningscriteria;

óf er een gegronde reden bestaat om aan te nemen dat de voorziening is gerealiseerd op basis van een opdracht die is verstrekt voorafgaand aan de beschikking tot subsidieverlening;

óf één der gevallen van artikel 4:35 Awb zich voordoet.

Artikel 22h Subsidievaststelling

  • 1. De beschikking tot subsidievaststelling stelt het bedrag van de subsidie vast en geeft aanspraak op het vastgestelde bedrag.

  • 2. De aanvraag tot subsidievaststelling wordt uiterlijk op 30 juni 2016 ingediend. Op genoemde datum dient de aanvraag door burgemeester en wethouders te zijn ontvangen. De aanvraag betreft alle voorzieningen voor de desbetreffende school waarvoor op grond van dit hoofdstuk subsidie is verleend.

  • 3. Indien de aanvraag tot subsidievaststelling niet tijdig is ingediend, wordt de subsidie met toepassing van artikel 4:46, tweede lid, van de Awb op grond van artikel 4:47, aanhef en onder b, Awb ambtshalve door burgemeester en wethouders vastgesteld.

  • 4. De aanvraag tot subsidievaststelling gaat vergezeld van de navolgende bescheiden:

    • -

      de aan het schoolbestuur uitgebrachte offertes;

    • -

      de schriftelijke opdrachtverstrekking(en) door het schoolbestuur;

    • -

      de facturen met de bijbehorende betalingsbewijzen;

    • -

      een overzicht van de daadwerkelijk gemaakte kosten met betrekking tot de voorzieningen. Het overzicht is per voorziening gespecificeerd.

  • 5. De subsidie wordt lager vastgesteld dan de subsidieverlening indien één der gevallen als bedoeld in artikel 4:46, tweede lid, Algemene wet bestuursrecht zich voordoet.

  • 6. De aanspraak op bekostiging van de toegekende voorziening vervalt indien deze niet op uiterlijk 31 december 2016 is gerealiseerd en de aanvraag voor subsidievaststelling niet is ontvangen.

  • 7. In geval van voorgenomen nieuwbouw van een school binnen vijf jaren na de inwerkingtreding van deze regeling, blijkend uit een toekenning bouwvoorbereiding en/of vervangende nieuwbouw op grond van de Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs gemeente Den Haag 1997 in enig jaar in de periode van 2007 tot en met 2010, kunnen burgemeester en wethouders besluiten de termijn voor subsidievaststelling, zoals opgenomen in het tweede lid, te verlengen.

Artikel 22i Toepassing overige bepalingen

Artikel 2, derde lid, artikel 3 tot en met 5 en artikel 8 tot en met 11 zijn niet van toepassing op dit hoofdstuk.

Hoofdstuk 2F Tijdelijke regeling verbetering binnenklimaat huisvesting primair en speciaal onderwijs 2009

Artikel 23a Toepassing en begripsbepalingen

  • 1. De hoofdstukken 1, 2 en 3 zijn slechts van toepassing, voor zover daarvan in dit hoofdstuk niet is afgeweken, onverminderd het bepaalde in artikel 23i

  • 2. In afwijking van artikel 1 “Begripsbepaling” wordt verstaan onder:

    schoolbestuur:

    bevoegd gezag van een volgens de Wet op het primair onderwijs (WPO) of de Wet op de expertisecentra (WEC) bekostigde in de gemeente gelegen openbare of bijzondere school;

    school:

    een school als bedoeld in artikel 1 WPO of artikel 1 WEC;

    lesgebouw:

    een gebouw of gebouwdeel met permanente bouwaard dat door een school wordt aangewend ten behoeve van het geven van onderwijs als bedoeld in artikel 9, eerste tot en met derde lid, WPO of artikel 13 en 14 WEC, dat als voorziening in de huisvesting in eigendom is van het schoolbestuur of de gemeente Den Haag en dat niet wordt aangewend ten behoeve van lichamelijke oefening;

    voorziening:

    de voorziening verbetering binnenklimaat en energiebesparing, bestaande uit activiteiten als bedoeld in artikel 23b;

    categorie:

    de soort activiteit op basis van de classificatie van de diverse activiteiten als bedoeld in artikel 23b;

    toekenningscriteria:

    de omstandigheden zoals opgenomen in dit hoofdstuk en in de rapportage Energie en Binnenmilieu Advies (EBA), waaronder een schoolbestuur in aanmerking komt voor bekostiging van een voorziening.

    EBA-rapportage:

    energie- en binnenmilieu advies, ontwikkeld door SenterNovem ter vaststelling van de verbetering van de energiezuinigheid en de luchtkwaliteit in lesgebouwen

  • 3. Voor toepassing van dit hoofdstuk worden voorzieningen ten behoeve van een bepaald lesgebouw die separaat tijdig zijn aangevraagd, tezamen beschouwd als één aanvraag.

  • 4. Voor activiteiten als bedoeld in artikel 23b zijn middelen beschikbaar voor de kalenderjaren 2012 tot en met 2016.

  • 5. Beschikkingen op grond van het bepaalde in dit hoofdstuk worden gegeven door burgemeester en wethouders.

Artikel 23b Subsidiabele activiteiten

  • 1. De activiteiten die voor bekostiging in aanmerking kunnen komen, kunnen als volgt worden onderscheiden:

    Categorie 1. Maatregelen ter verbetering van het binnenmilieu

    • A.

      Luchtbehandeling:

    • -

      plaatsen van een mechanisch luchttoe- en afvoersysteem met WTW,

    • -

      plaatsen van een (wand) CO2 indicator,

    • B.

      Zonwering en verlichting:

    • -

      plaatsen van buitenzonwering op zonbelaste gevels;

    • -

      vervangen van conventionele TL’s door HF spiegelarmaturen;      

    • -

      aanbrengen van daglichtafhankelijke (dim)regeling.

    Categorie 2. Energiebesparende maatregelen:

    • A.

      Isolatie:

    -    vervangen van enkel glas door HR glas;

    -    isoleren van plat/hellend dak;

    -    isoleren van plat dak;

    -    isoleren van hellend dak;

    • B.

      CV-installatie:

    • -

      vervangen van een conventionele CV-ketel door een HR-CV-ketel, voor zover deze niet na 1 mei 2000 is vernieuwd:

      - 0-200 kW;

      - 200-500 kW;

      - > 500 kW;

    • -

      plaatsen van thermostatische radiatorkranen. 

  • 2. Het schoolbestuur kan voor activiteiten ter verbetering van het binnenmilieu en/of energie-besparing die niet zijn genoemd onder categorie 1 of categorie 2, bij de gemeente bekostiging aanvragen tot maximaal 10% van het totaalbedrag per lesgebouw van de gevraagde activiteiten als bedoeld in eerste lid, verhoogd met de cofinanciering, als bedoeld in de Regeling verbetering binnenklimaat huisvesting primair onderwijs 2009 van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 31 augustus 2009, kenmerk PO/BenS-009/144859.

  • 3. De voorziening is slechts toekenbaar indien het een lesgebouw betreft waarvan redelijkerwijs niet wordt voorzien dat het schoolbestuur binnen vijf jaren na het aanvragen van de voorziening blijvend zal ophouden het voor de school te gebruiken én indien in de EBA-rapportage is aangegeven dat het uitvoeren van een of meer van de voorzieningen leidt tot een substantiële verbetering van het binnenmilieu en/of energiebesparing.

  • 4. Voorzieningen, waarvoor reeds eerder op basis van dit hoofdstuk bekostiging is verstrekt, kunnen niet nogmaals op basis van dit hoofdstuk voor bekostiging van gemeentewege in aanmerking worden gebracht.

  • 5. Advieskosten, begeleidingskosten en kosten voor overige diensten in verband met de uitvoering van de gesubsidieerde activiteiten als genoemd in het eerste lid, komen niet voor bekostiging in aanmerking.

  • 6. Kosten die zijn gemaakt voor activiteiten, waarvoor reeds voor 1 mei 2009 een contract met een aannemer is aangegaan, komen niet voor bekostiging in aanmerking.

  • 7. Voorzieningen in de huisvesting als bedoeld in artikel 2 van de Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs gemeente Den Haag 1997 zoals deze op het moment van indienen van de aanvraag luidt, komen niet tevens voor bekostiging in aanmerking op basis van dit hoofdstuk en andersom.

Artikel 23c Subsidieplafond en normatieve vergoedingen

  • 1. Het subsidieplafond voor de periode 2012 tot en met 2016 wordt met overeenkomstige toepassing van artikel 2 ten aanzien van de voorzieningen als bedoeld in artikel 23b vastgesteld op een totaal van € 4.800.000,00 (inclusief onderzoekskosten).

  • 2. De hoogte van de subsidie voor de voorziening met betrekking tot de subsidiabele activiteiten als vermeld in artikel 23b, die zijn geclassificeerd per categorie, is als volgt gemaximeerd:

    • a.

      Voor de activiteiten genoemd onder categorie 1. Maatregelen ter verbetering van het binnenmilieu, gelden als normatieve, maximale vergoedingen de bedragen per eenheid als vermeld in de bijlage bij artikel 23b.

    • b.

      Voor de activiteiten genoemd onder categorie 2. Energiebesparende maatregelen, geldt dat 50% van de in de bijlage bij artikel 23b vermelde bedragen per eenheid voor bekostiging van gemeentewege in aanmerking komt.

    De overige kosten van de te realiseren activiteiten komen voor rekening van het schoolbestuur.

Artikel 23d Indieningsdatum en aanvraag

  • 1. Een aanvraag voor bekostiging van een voorziening als bedoeld in artikel 23b, eerste lid, dient uiterlijk 1 juni 2012 door burgemeester en wethouders te zijn ontvangen.

  • 2. Een aanvraag vermeldt de gegevens als vermeld in artikel 6, tweede lid, alsmede

    • 1°.

      het adres van het betreffende lesgebouw;

    • 2°.

      de geraamde kosten van de voorziening, onder uitdrukkelijke, separate vermelding van het bedrag dat het schoolbestuur minimaal voor zijn rekening neemt ten behoeve van realisatie van de desbetreffende activiteit.

  • 3. Een aanvraag wordt ingediend per voorziening en kan meer dan één activiteit voor dat lesgebouw betreffen, als vermeld in artikel 23b. De subsidiabele activiteiten worden derhalve per lesgebouw in één keer gelijktijdig aangevraagd.

  • 4. De realisatie van de toegekende activiteiten per lesgebouw dient uiterlijk op 1 juli 2016 te hebben plaatsgevonden.

  • 5. Voor het aanvragen van de voorziening per lesgebouw  wordt gebruik gemaakt van een door het college vastgesteld aanvraagformulier.

Artikel 23e Subsidieverlening

  • 1. De beschikking tot subsidieverlening bevat een omschrijving van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verleend en de hoogte van de bedragen, gespecificeerd per categorie als vermeld in artikel 23b.

  • 2. Aan het schoolbestuur kunnen bij de beschikking tot subsidieverlening de navolgende verplichtingen worden opgelegd:

    • a.

      het schoolbestuur verstrekt aan burgemeester en wethouders ten aanzien van de activiteiten - met inbegrip van het gedeelte hiervan dat voor rekening van het schoolbestuur komt – desgevraagd alle gegevens als vermeld in artikel 17, eerste lid, van de Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs gemeente Den Haag 1997;

    • b.

      het schoolbestuur verstrekt schriftelijk opdracht onder vermelding van datum en kenmerk van de offerte, op basis van een aanbesteding welke voldoet aan de aanbestedingsregels als vermeld in bijlage IV deel B van laatstvermelde verordening;

    • c.

      het schoolbestuur stelt een overzicht op van de daadwerkelijk gemaakte kosten ten aanzien van de voorzieningen, onder vermelding van de kosten ten aanzien van die voorzieningen die door het schoolbestuur worden gedragen. Het overzicht is per categorie gespecificeerd.

Artikel 23f Weigeringsgronden

De subsidieverlening wordt door burgemeester en wethouders geweigerd indien:

  • a.

    niet wordt voldaan aan één van de in artikel 23b opgenomen toekenningscriteria; of

  • b.

    door verstrekking van subsidie het subsidieplafond, als bedoeld in artikel 23c zou worden overschreden; of

  • c.

    één der gevallen van artikel 4:35 Algemene wet bestuursrecht zich voordoet.

Artikel 23g Criteria voor het bepalen van de urgentie van aangevraagde voorzieningen

  • 1. De urgentie van de uitvoering van de aangevraagde voorzieningen wordt bepaald aan de hand van de per lesgebouw uitgebrachte EBA-rapportage, oplopend van de slechtste naar goed, waarbij de kwalificatie “slechtste” de hoogste urgentie-coëfficient heeft en de kwalificatie “goed” de laagste urgentie-coëfficient. Hierbij geldt dat scholen die in het kader van dit hoofdstuk niet eerder voorzieningen toegewezen hebben gekregen, voorrang hebben boven scholen waarvoor in de periode 2009-2011 wel voorzieningen zijn toegekend.

  • 2. Aanvragen voor lesgebouwen met de hoogste urgentie-coëfficient komen als eerste voor subsidieverlening in aanmerking, vervolgens de school met de één na hoogste urgentiegraad en zo verder totdat het subsidieplafond is bereikt.

  • 3. Indien het toewijzen van een aanvraag zou leiden tot overschrijding van het subsidieplafond, wordt de hoogte van de toe te kennen subsidie bepaald door het nog niet benutte gedeelte van het subsidieplafond, waarbij de aanvrager in (nader) overleg treedt met burgemeester en wethouders ten einde te bepalen, welke aangevraagde activiteiten voor bekostiging in aanmerking kunnen worden gebracht.

Artikel 23h Subsidievaststelling

  • 1. De aanvraag tot subsidievaststelling wordt per voorziening (lesgebouw) ingediend uiterlijk op 31 december 2016. Op genoemde datum dient de aanvraag door burgemeester en wethouders ontvangen te zijn.

  • 2. De aanvraag betreft alle activiteiten voor het desbetreffende lesgebouw waarvoor op grond van dit hoofdstuk subsidie is verleend.

  • 3. Indien de aanvraag tot subsidievaststelling niet tijdig is ingediend, wordt de subsidie ambtshalve door burgemeester en wethouders vastgesteld op nihil.

  • 4. De aanvraag tot subsidievaststelling gaat vergezeld van de in de beschikking tot subsidieverlening verplicht gestelde bescheiden.

Artikel 23i Toepassing overige bepalingen

Artikel 2, derde lid, artikel 3 tot en met 5 en artikel 9 tot en met 11 zijn niet van toepassing op dit hoofdstuk.

Hoofdstuk 2G Tijdelijke regeling verwijdering asbest uit gebouwen voor basisonderwijs, (voortgezet) speciaal onderwijs en voortgezet onderwijs

Artikel 24a Toepassing en begripsbepaling

  • 1. De bepalingen van hoofdstuk 1, 2 en 3 zijn slechts van toepassing, voor zover daarvan in dit hoofdstuk niet is afgeweken, onverminderd het bepaalde in artikel 24i.

  • 2. In afwijking van artikel 1 “Begripsbepaling ” wordt verstaan onder:

    “schoolbestuur”: bevoegd gezag van een volgens de Wet op het primair onderwijs (WPO) de Wet op de expertisecentra (WEC) of de Wet op het voortgezet onderwijs (WVO) bekostigde in de gemeente gelegen openbare of bijzondere school of nevenvestiging waarvan de hoofdvestiging is gelegen in een andere gemeente;

    “school”: een school als bedoeld in artikel 1 WPO, artikel 1 WEC of artikel 1 WVO;

    “schoolgebouw”: een gebouw of gebouwdeel met permanente bouwaard dat door een school wordt aangewend ten behoeve van het geven van onderwijs als bedoeld in artikel 9, eerste tot en met derde lid, WPO, artikel 13 en 14 WEC of artikel 5 WVO, dat niet wordt gehuurd van een derde en dat niet wordt aangewend ten behoeve van lichamelijke oefening;

    “gymnastiekgebouw”: een gebouw of gebouwdeel dat door een school wordt aangewend ten behoeve van lichamelijke oefening;

    “multifunctionele ruimte”: ruimte waarvoor op basis van het beleidskader ‘subsidieregeling multifunctioneel gebruik schoolgebouwen’ bekostiging van gemeentewege is verstrekt, voor zover deze ruimte onderdeel uitmaakt van een schoolgebouw met een bouwjaar < 1994;

    “voorschoolpeuterspeelzaal”: een peuterspeelzaal waarvoor op basis van de ‘tijdelijke regeling ter voorziening in huisvesting van voorschoolpeuterspeelzalen in lesgebouwen voor basisonderwijs’ bekostiging van gemeentewege is verstrekt, voor zover deze onderdeel uitmaakt van een schoolgebouw met een bouwjaar < 1994;

    “voorziening”: een voorziening als bedoeld in artikel 24b;

    “toekenningscriteria”: de omstandigheden zoals opgenomen in dit hoofdstuk waaronder een schoolbestuur in aanmerking kan komen voor een voorziening.

  • 3. Voor voorzieningen als bedoeld in artikel 24b zijn middelen beschikbaar voor de kalenderjaren 2013 tot en met 2017; aanvragen voor genoemde voorzieningen die ontvangen worden na 30 september 2016 worden buiten behandeling gelaten.

  • 4. Beschikkingen op grond van het bepaalde in dit hoofdstuk worden gegeven door burgemeester en wethouders.

Artikel 24b Voorzieningen

  • 1. De voor bekostiging op basis van deze regeling in aanmerking komende voorziening asbestverwijdering uit het schoolgebouw, gymnastiekgebouw of multifunctionele ruimte dan wel voorschoolpeuterspeelzaal bestaat uit de activiteiten, blijkend uit een asbestinventarisatie < 3 jaar van het desbetreffende gebouw, uitgevoerd volgens NEN-norm 2991 door een daartoe volgens de norm SC 540 gecertificeerd bedrijf.

  • 2. Er is slechts sprake van een voorziening als bedoeld in deze regeling indien het een gebouw betreft dat is opgeleverd voor 1 januari 1994.

Artikel 24c Subsidieplafond en vergoedingen

  • 1. Het subsidieplafond als bedoeld in artikel 2, eerste lid, ten aanzien van voorzieningen voor het jaar 2013 wordt vastgesteld op een bedrag van € 1.500.000,00 en voor het tijdvak van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2017 op een bedrag van € 1.000.000,00 voor elk afzonderlijk jaar. Het subsidieplafond in enig jaar gelegen in genoemde tijdvakken wordt verhoogd met het saldo van het subsidieplafond van het voorgaande jaar gelegen in genoemd tijdvak, verminderd met het totaal van de verleende subsidies in dat voorgaande jaar op basis van dit hoofdstuk.

  • 2. De kosten voor het verwijderen van asbest uit het schoolgebouw worden vergoed op basis van feitelijke kosten. Bepalend voor de omvang van de bekostiging is de asbestinventarisatie als vermeld in artikel 24b, eerste lid, van deze regeling. De aanbestede opdrachten ter uitvoering van de goedgekeurde voorziening dienen te voldoen aan de in bijlage IV, deel B van de Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs gemeente Den Haag 1997 opgenomen aanbestedingsregels.

  • 3. De kosten die vallen onder de noemer administratiekosten, beheer en bestuur, alsmede 50% van de herstelkosten die rechtstreeks voortvloeien uit de asbestsanering, komen niet voor bekostiging op basis van deze regeling in aanmerking.

  • 4. Het schoolbestuur geeft opdracht voor het uitvoeren van de asbestinventarisatie als bedoeld in artikel 24b, eerste lid, in zijn schoolgebouwen. De aanbestede opdrachten ter uitvoering van de asbestinventarisatie dienen te voldoen aan de in bijlage IV, deel B van de Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs gemeente Den Haag 1997 opgenomen aanbestedingsregels. De kosten van de asbestinventarisatie komen op basis van deze regeling voor bekostiging van gemeentewege in aanmerking, ongeacht of al dan niet wordt gesaneerd.

  • 5. Kosten gemaakt op basis van een opdracht verstrekt voorafgaand aan de beschikking tot subsidieverlening, komen niet voor subsidie in aanmerking en tellen niet mee bij de bepaling van de kosten die het schoolbestuur voor eigen rekening heeft genomen.

  • 6. Indien de jaarlijks vast te stellen gemeentebegroting een lager bedrag ter uitvoering van deze regeling beschikbaar stelt dan het desbetreffende subsidieplafond, genoemd in het eerste lid van dit artikel, worden de aanvragen die zijn ingediend beoordeeld met inachtneming van het nieuwe subsidieplafond.

Artikel 24d Indieningsdatum en aanvraag

  • 1. Als uiterste indieningsdatum voor bekostiging van een voorziening in de zin van deze regeling geldt voor het kalenderjaar:

    2013: vóór 1 augustus 2013. De aanvraag dient derhalve uiterlijk op 31 juli 2013 door burgemeester en wethouders te zijn ontvangen.

    2014: vóór 1 oktober 2013. De aanvraag dient derhalve uiterlijk op 30 september 2013 door burgemeester en wethouders te zijn ontvangen.

    Voor de jaren 2015 tot en met 2017 geldt dat een aanvraag voor bekostiging van de voorziening als bedoeld in deze regeling vóór 1 oktober, derhalve uiterlijk op 30 september van het jaar voorafgaande aan het jaar, waarin de uitvoering van de voorziening aanvangt, dient te zijn ontvangen door het college.

  • 2. Indien de aanvraag niet uiterlijk op de in het eerste lid vermelde tijdstippen is ontvangen, besluit het college de aanvraag niet te behandelen. Het besluit de aanvraag niet te behandelen wordt aan de aanvrager bekend gemaakt binnen vier weken na ontvangst van de ingediende aanvraag.

  • 3. Een aanvraag vermeldt naast de gegevens als vermeld in artikel 6, tweede lid sub a tot en met e:

    • f.

      het adres van het betreffende schoolgebouw, gymnastiekgebouw of multifunctionele ruimte dan wel voorschoolpeuterspeelzaal;

    • g.

      het jaar van uitvoering van de voorziening;

    • h.

      de gespecificeerde raming van de kosten van de voorziening, onder uitdrukkelijke, separate vermelding van het bedrag dat het schoolbestuur minimaal voor zijn rekening neemt ten behoeve van realisatie van de desbetreffende voorziening;

    • i.

      asbestinventarisatie < 3 jaar van het desbetreffende gebouw, uitgevoerd volgens NEN-norm 2991 door een daartoe volgens de norm SC 540 gecertificeerd bedrijf.

  • 4. Indien ten aanzien van een gebouw op basis van deze regeling eerder subsidie is verleend, kan niet nogmaals een aanvraag ten behoeve van dat gebouw op basis van deze regeling worden ingediend.

Artikel 24e Subsidieverlening

  • 1. De beschikking tot subsidieverlening bevat een omschrijving van de werkzaamheden waarvoor subsidie wordt verleend.

  • 2. De beschikking tot subsidieverlening vermeldt het bedrag waarop de subsidie ten hoogste kan worden vastgesteld.

  • 3. Aan de beschikking tot subsidieverlening kunnen voorwaarden c.q. verplichtingen worden verbonden.

  • 4. Aan het schoolbestuur worden bij de beschikking tot subsidieverlening de navolgende verplichtingen opgelegd:

    • a.

      De asbestverwijdering dient te worden uitgevoerd door een volgens de norm SC 530 gecertificeerd bedrijf;

    • b.

      Het schoolbestuur verkrijgt ten aanzien van de voorziening - met inbegrip van het gedeelte hiervan dat voor rekening van het schoolbestuur komt - minimaal drie onderling vergelijkbare offertes van volgens de norm SC 530 gecertificeerde bedrijven. Deze offertes bevatten elk expliciet een specificatie van de werkzaamheden, stuksprijs, vierkante meter en/of strekkende meter;

    • c.

      Bij de schriftelijke opdrachtverstrekking vermeldt het schoolbestuur datum en kenmerk van de offerte;

    • d.

      Het schoolbestuur neemt 50% van de kosten van herstel, rechtstreeks voortvloeiend uit de asbestverwijdering, voor zijn rekening;

    • e.

      Het schoolbestuur stelt een overzicht op van de daadwerkelijk gemaakte kosten ten aanzien van de voorziening, onder vermelding van de kosten ten aanzien van die voorzieningen die door het schoolbestuur worden gedragen. Het overzicht is per voorziening gespecificeerd;

    • f.

      De uitvoering van de voorziening, met inbegrip van de gedeelten hiervan die voor rekening van het schoolbestuur komen, dient per gebouw in hetzelfde jaar aan te vangen, altijd in het kalenderjaar waarin de subsidie is verleend of, indien de subsidie is verleend in het kalenderjaar waarin de aanvraag is gedaan, in het kalenderjaar volgend op het kalenderjaar waarin de subsidie is verleend. De voorziening dient uiterlijk op 31 december van het derde jaar, te rekenen vanaf de aanvang van het jaar waarvoor de voorziening is toegekend, te zijn gerealiseerd. De aanvraag tot betaalbaarstelling van de voorziening dient uiterlijk binnen zes maanden na de realisatie van de voorziening door het college te zijn ontvangen.

Artikel 24f Weigeringsgronden

De subsidieverlening wordt door burgemeester en wethouders geweigerd indien:

  • -.

    de aangevraagde voorziening geen voorziening is in de zin van artikel 24b; òf

  • -.

    niet is voldaan is aan de toekenningscriteria; òf

  • -.

    door verstrekking van subsidie het subsidieplafond zou worden overschreden, met inachtneming van artikel 24g; òf

  • -.

    er een gegronde reden bestaat om aan te nemen dat de voorziening is gerealiseerd op basis van een opdracht die is verstrekt voorafgaand aan de beschikking tot subsidieverlening; òf

  • -.

    ten behoeve van het gebouw waarvoor de aanvraag is ingediend in een voorgaand jaar reeds subsidie op basis van dit hoofdstuk is verleend; òf

  • -.

    één der gevallen van artikel 4:35 Algemene wet bestuursrecht zich voordoet.

Artikel 24g Criteria voor de urgentie van de aangevraagde voorzieningen

De aanvragen worden naar de mate van urgentie afgehandeld. De urgentie van de uitvoering van de aangevraagde voorzieningen wordt elk jaar per aanvraag en derhalve per gebouw bepaald aan de hand van de bij de aanvraag in te dienen asbestinventarisatie, waarbij geldt dat asbest met een urgentie 3 voorrang krijgt boven asbest met een urgentie 2 en asbest met een urgentie 2 boven asbest met een urgentie 1. In het geval twee of meer aanvragen met dezelfde urgentie leiden tot een overschrijding van het budgetplafond, is het college bevoegd één of meer aanvragen voor het daaropvolgende jaar in behandeling te nemen, dan wel af te wijzen.

Artikel 24h Subsidievaststelling

  • 1. De beschikking tot subsidievaststelling stelt het bedrag van de subsidie vast en geeft aanspraak op het vastgestelde bedrag.

  • 2. De aanvraag tot subsidievaststelling dient uiterlijk binnen zes maanden na de realisatie van de voorziening door het college te zijn ontvangen. De aanvraag betreft alle werkzaamheden voor het desbetreffende lesgebouw, gymnastiekgebouw of multifunctionele ruimte dan wel voorschoolpeuterspeelzaal waarvoor op grond van dit hoofdstuk subsidie is verleend.

  • 3. Indien de aanvraag tot subsidievaststelling niet tijdig is ingediend, wordt de subsidie ambtshalve door burgemeester en wethouders vastgesteld op nihil.

  • 4. De aanvraag tot subsidievaststelling gaat vergezeld van de navolgende bescheiden:

    • -.

      de schriftelijke opdrachtverstrekkingen door het schoolbestuur, ook voor wat betreft het gedeelte van de voorziening waarvan de kosten door het schoolbestuur worden gedragen;

    • -.

      de facturen met de bijbehorende betalingsbewijzen, ook voor wat betreft het gedeelte van de voorzieningen waarvan de kosten door het schoolbestuur worden gedragen;

    • -.

      een overzicht van de daadwerkelijk gemaakte kosten ten aanzien van de voorziening, onder vermelding van de kosten ten aanzien van die voorzieningen die door het schoolbestuur worden gedragen. Het overzicht is per voorziening gespecificeerd;

    • -.

      een rapportage van de eindcontrole conform NEN 2990 en een verklaring door een daartoe volgens norm SC 540 gecertificeerd bedrijf dat de asbestsanering volledig en conform de voorschriften is uitgevoerd.

  • 5. De subsidie wordt lager vastgesteld dan de subsidieverlening indien één der gevallen als bedoeld in artikel 4:46, tweede lid, Algemene wet bestuursrecht zich voordoet.

Artikel 24i Beslissing van het college in gevallen waarin de verordening niet voorziet

In gevallen, de uitvoering van deze regeling betreffende, waarin deze regeling niet voorziet, beslist het college.

HOOFDSTUK 3 Slotbepalingen

Artikel 25 Informatieverstrekking

Het schoolbestuur verstrekt op verzoek van burgemeester en wethouders nadere gegevens die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van het bepaalde in deze verordening.

Artikel 26

Beslissing van burgemeester en wethouders in gevallen waarin deze verordening niet voorziet. In gevallen, de uitvoering van deze verordening betreffende, waarin deze verordening niet voorziet, beslissen burgemeester en wethouders.

Artikel 27 Citeertitel en inwerkingtreding

  • 1. De verordening kan worden aangehaald als: Verordening personele en materiële voorzieningen onderwijs gemeente Den Haag.

  • 2. De verordening treedt in werking met ingang van 1 augustus 2000.