Verordening Persoonsgebonden budget Wet sociale werkvoorziening

Geldend van 01-07-2008 t/m heden

Intitulé

Verordening Persoonsgebonden budget Wet sociale werkvoorziening

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In het kader van deze verordening wordt verstaan onder:

a.

Begeleidingsorganisatie:

de organisatie die verantwoordelijk is voor de begeleiding van Wsw- geïndiceerden op de werkplek bij de werkgever;

b.

College:

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Den Haag;

c.

de Wet:

de Wet sociale werkvoorziening;

d.

Periodieke subsidie:

de loonkostensubsidie;

e.

Persoonsgebonden budget:

budget dat is opgebouwd uit periodieke subsidie, vergoeding voor eenmalige noodzakelijke kosten voor aanpassing van de werkplek en vergoeding begeleidingsorganisatie minus de uitvoeringskosten voor de subsidieverlening van de gemeente.

f.

Werkgever:

publiekrechtelijke rechtspersonen, privaatrechtelijke rechtspersonen, een onderneming zonder rechtspersoonlijkheid

Artikel 2.Invulling voorwaarden adequate werkplek

  • 1. Het college verstrekt op aanvraag aan iedere Wsw-geïndiceerde die daar recht op doet gelden een persoonsgebonden budget begeleid werken Wsw, indien werkgever en begeleidingsorganisatie er zorg voor dragen dat de arbeidsplaats voor de sw-geïndiceerde adequaat wordt ingevuld.

  • 2. De werkgever voldoet tenminste aan de volgende vereisten:

    • a.

      de onderneming staat, met uitzondering van publiekrechteljike rechtspersonen, ingeschreven bij de Kamer van Koophandel;

    • b.

      de aangeboden arbeidsplaats en de omvang daarvan zijn, gelet op de indicatiestelling en mogelijkheden van de sw-geïndiceerde, als passend aan te merken;

    • c.

      er werken meer werknemers in loondienst;

    • d.

      de duur van het dienstverband bedraagt tenminste zes maanden, met een mogelijkheid tot verlenging;

    • e.

      de werkplek en werkomstandigheden voldoen aan de arbonormen.

  • 3. De begeleidingsorganisatie voldoet aan de volgende vereisten:

    • a.

      de begeleidingsorganisatie, met uitzondering van gemeentelijke Sw-bedrijven, is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel;

    • b.

      de begeleidingsorganisatie en/of haar medewerkers zijn gekwalificeerd voor het begeleiden van de doelgroep, c.q. de sw-geïndiceerde voor wie het persoonsgebonden budget is bestemd;

    • c.

      de begeleidingsorganisatie heeft aantoonbare kennis van en ervaring met het werkveld van de wet sociale werkvoorziening.

Artikel 3. Indienen van de aanvraag

  • 1. Het verzoek om verlening van een persoonsgebonden budget wordt door de Wsw-geïndiceerde ingediend door middel van een volledig ingevulde aanvraag. De aanvraag wordt mede-ondertekend door werkgever en de begeleidingsorganisatie.

  • 2. Het college stelt ten behoeve van de aanvraag een aanvraagformulier vast.

Artikel 4. Beslistermijn

  • 1. Het college besluit over de aanvraag binnen zes weken na ontvangst van alle benodigde gegevens.

  • 2. Het college kan dit besluit met ten hoogste vier weken verdagen. Het college stelt de aanvrager hiervan schriftelijk in kennis.

Artikel 5. Het besluit tot verlenen van de periodieke subsidie

Het besluit tot verlening van een periodieke subsidie bevat in ieder geval:

  • a.

    de berekeningsmethodiek met een maximumbedrag van de periodieke subsidie;

  • b.

    wijze van bevoorschotting van de subsidie;

  • c.

    de verplichtingen van de werkgever.

Artikel 6. Het vaststellen van de periodieke subsidie

  • 1. De werkgever verzoekt binnen vier weken na afloop van het kalenderjaar aan het college om de periodieke subsidie vast te stellen.

  • 2. De werkgever voegt bij het in lid 1 genoemde verzoek een schriftelijke opgave van het door hem in het voorgaande jaar betaalde bruto CAO-loon van de Wsw-geïndiceerde, vermeerderd met alle werkgeverslasten.

  • 3. Het college stelt de periodieke subsidie binnen vier weken na ontvangst van deze opgave vast.

Artikel 7. Verplichtingen van de werkgever

  • 1. De werkgever doet onmiddellijk schriftelijke mededeling aan het college van alle feiten en omstandigheden die van belang kunnen zijn voor de verstrekking van de subsidie.

  • 2. De werkgever bewaart alle bewijsstukken die aan de subsidieverstrekking ten grondslag liggen tenminste drie jaren na de vaststelling van de subsidie en stelt deze op verzoek ter beschikking aan het college voor controledoeleinden.

  • 3. De werkgever houdt een administratie van aan de arbeidsplaats verbonden uitgaven en inkomsten bij.

  • 4. De werkgever is verplicht vóór de subsidievaststelling de gegevens en bescheiden teverstrekken die noodzakelijk zijn om de periodieke subsidie zorgvuldig te kunnen vaststellen.

  • 5. De werkgever is verplicht aan de accountant van de gemeente Den Haag medewerking teverlenen op zodanige wijze dat de accountant het door het bestuursorgaan gevoerde financiële beheer en de financiële verantwoording daarover op zorgvuldige wijze kan controleren.

Artikel 8. De wijze van vaststelling van de periodieke subsidie aan de werkgever

  • 1. Het college stelt de hoogte van de subsidie aan de werkgever jaarlijks vast met inachtneming van artikel 7, tweede lid van de wet.

  • 2. Ingeval een verzoek tot vaststelling van de loonkostensubsidie niet hoger is dan 40% van het bruto loon van de Wsw-geïndiceerde, wordt de loonkostensubsidie door het college op dat bedrag vastgesteld;

  • 3. Indien bij toepassing van het vorige lid het college gerede twijfel heeft aan de juiste hoogte van de loonkostensubsidie vindt, in afwijking van het vorige lid, een loonwaardeonderzoek plaats, op basis waarvan de hoogte van de loonkostensubsidie wordt vastgesteld. Daarbij kan een externe deskundige worden ingeschakeld.

  • 4. In ieder geval vindt een loonwaardeonderzoek plaats als de voorgestelde hoogte voor een loonkostensubsidie hoger is dan het percentage genoemd in lid 2.

Artikel 9. De vergoeding aan de begeleidingsorganisatie

  • 1. Ten behoeve van de inschakeling van een begeleidingsorganisatie voor de begeleiding van een Wsw- geïndiceerde wordt een overeenkomst gesloten tussen de gemeente en de begeleidingsorganisatie.

  • 2. Het aantal uren aan begeleiding dat door het college wordt vergoed bedraagt maximaal 15% van het aantal uren dat door de Wsw-geïndiceerde bij de werkgever wordt gewerkt.

  • 3. De kosten van een begeleidingsorganisatie in verband met het zoeken van een begeleid werkenplaats komen alleen voor vergoeding in aanmerking als dit leidt tot het totstandkomen van een arbeidsovereenkomst.

Artikel 10. Vergoeding voor eenmalige noodzakelijke kosten van aanpassing van de omstandigheden waaronder de arbeid wordt verricht

  • 1. Het college kan een vergoeding verstrekken voor de eenmalige kosten van aanpassing van deomstandigheden waaronder de arbeid wordt verricht als aantoonbaar is dat aanpassingen op de werkplek noodzakelijk zijn, deze persoonsgerelateerd zijn, en het niet redelijk is dat deze kosten door de werkgever worden gedragen.

  • 2. Kosten voor aanschaf van apparatuur, kosten voor de werkplek en kosten voortvloeiend uit arbowetgeving die de werkgever uit hoofde van normaal en goed werkgeverschap voor iedere werknemer zou moeten maken komen niet in aanmerking voor vergoeding door het college.

  • 3. Een vergoeding wordt alleen verstrekt indien er sprake is van een dienstverband van minimaal zes maanden.

  • 4. Bij aanpassingen waarvan de kosten niet in verhouding staan tot de loonkosten zal door middel van een nader onderzoek moeten worden vastgesteld of de aanpassing leidt tot een passende arbeidsplaats.

  • 5. Het college regelt de wijze van uitbetaling van de vergoeding.

Artikel 11. De hoogte van de rechtstreeks aan de subsidieverlening verbonden uitvoeringskosten

Het college stelt elk jaar vóór 31 december de hoogte vast van de rechtstreeks aan de subsidieverlening verbonden uitvoeringskosten voor elk te verstrekken persoonsgebonden budget voor het daarop volgende kalenderjaar.

Artikel 12. Afwijken van bepalingen

Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen in deze verordening.

Artikel 13. Citeertitel en inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening Persoonsgebonden budget Wsw.

  • 2. Deze verordening treedt in werking op 1 juli 2008.