Regeling vervallen per 01-01-2013

Maatregelverordening Inkomensvoorzieningen

Geldend van 08-03-2012 t/m 31-12-2012 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2012

Intitulé

Maatregelverordening Inkomensvoorzieningen

HOOFDSTUK 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

a.

de WWB:

Wet werk en bijstand;

b.

de IOAW:

Wet Inkomensvorming oudere en gedeeltelijke arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

c.

de IOAZ:

Wet Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen

d.

het college:

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Den Haag;

e.

uitkering:

de van toepassing zijnde norm inclusief eventuele gemeentelijke toeslag of verlaging, van de wetten genoemd in artikel 1 van deze verordening;

f.

grondslag:

de toepasselijke grondslag als bedoeld in artikel 5, derde, vierde en vijfde lid, van de IOAW of artikel 5, vierde lid van de IOAZ;

g.

belanghebbende:

degene die als alleenstaande, alleenstaande ouder of als lid van het gezin als bedoeld in de WWB een uitkering krachtens de in artikel 1 genoemde wetten heeft aangevraagd of aan wie een uitkering is toegekend;

h.

maatregel:

een tijdelijke of blijvende verlaging van de uitkering;

i.

benadelingsbedrag:

de uitkering of de langdurigheidstoeslag die als gevolg van schending van de inlichtingenverplichting ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verstrekt;

j.

re-integratieverordening:

de verordening van de gemeente Den Haag als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de WWB;

k.

de wetten

de WWB, IOAW en IOAZals bedoeld in sub a, b en c.

Artikel 2 Het opleggen van een maatregel

  • 1. Als de belanghebbende jonger dan 65 jaar de verplichtingen van de Wet Structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen en de verplichtingen uit de wetten niet of onvoldoende nakomt dan wel tekortschietend besef van verantwoordelijkheid betoont voor de voorziening in het bestaan, of zich tegenover het college zeer ernstig misdraagt, stemt het college de hoogte van de verstrekking af door een maatregel op te leggen over de uitkering of grondslag, in overeenstemming met deze verordening.

  • 2. Bij het opleggen van een maatregel worden de ernst van het feit, de mate van verwijtbaarheid en de omstandigheden van de belanghebbende en zijn gezin in ogenschouw genomen.

  • 3. Het college kan in afwijking van het gestelde in deze verordening de hoogte of de duur van de maatregel hoger of lager vaststellen.

Artikel 3 Afzien van een maatregel

  • 1. Van het opleggen van een maatregel wordt afgezien, als elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt.

  • 2. Het college kan van het opleggen van een maatregel afzien, als sprake is van dringende redenen.

Artikel 4 Berekening van de maatregel

De maatregel wordt vastgesteld in de vorm van een percentage van de uitkering of de grondslag.

Artikel 5 Waarschuwing

  • 1. Bij een eerste verwijtbare gedraging kan het college besluiten een waarschuwing op te leggen. In ieder geval wordt eerst een waarschuwing opgelegd bij gedragingen zoals bedoeld in artikel 7 aanhef en eerste lid onderdeel a. en artikel 7 aanhef en eerste lid onderdeel d.

  • 2. Als zich binnen een jaar na de verwijtbare gedraging waarvoor een waarschuwing is opgelegd, zich wederom een zelfde soort gedraging voordoet, wordt in alle gevallen een onvoorwaardelijke maatregel opgelegd.

Artikel 6 Termijnen

  • 1. Een maatregel wordt niet opgelegd als tussen het tijdstip van de gedraging en de constatering van de gedraging meer dan een jaar is verstreken.

  • 2. De termijn bedraagt vijf jaar bij schending van de informatieverplichting als bedoeld in artikel 17 van de wet.

  • 3. Een maatregel wordt niet opgelegd voordat het besluit aan belanghebbende is bekend gemaakt.

  • 4. Een maatregel kan met terugwerkende kracht worden opgelegd als de verwijtbare gedraging in het verleden heeft plaatsgevonden.

HOOFDSTUK 2 Maatregelwaardige gedragingen

Artikel 7 Niet-nakoming van de arbeidsverplichtingen

Het niet nakomen van een arbeidsverplichting, nader omschreven in de beschikking tot verlening of voortzetting van de uitkering, leidt tot een maatregel, waarbij de volgende categorieën worden benoemd:

  • 1.

    eerste categorie:

    • a.

      het zich niet tijdig laten inschrijven als werkzoekende bij het UWV werkbedrijf en het niet tijdig verlengen van de inschrijving als werkzoekende;

    • b.

      het niet naar vermogen trachten algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen;

    • c.

      het niet dan wel in onvoldoende mate meewerken aan een onderzoek naar de mogelijkheden tot arbeidsinschakeling;

    • d.

      het niet tijdig voldoen aan een oproep om in verband met de arbeidsinschakeling op

      een aangeven tijd, datum en plaats te verschijnen;

    • e.

      gedragingen die de arbeidsinschakeling belemmeren;

    • f.

      als belanghebbende in onvoldoende mate gebruik maakt van de door het college op basis van de daaraan ten grondslag liggende reïntegratieverordening aangeboden voorziening gericht op arbeidsinschakeling, waaronder begrepen activiteiten gericht op participatie;

  • 2.

    tweede categorie:

    • a.

      als belanghebbende geen gebruik maakt van de door het college op basis van de daaraan ten grondslag liggende reïntegratieverordening aangeboden voorziening gericht op arbeidsinschakeling, waaronder begrepen sociale activering;

    • b.

      het door eigen toedoen niet behouden van algemeen geaccepteerde arbeid;

    • c.

      het niet aanvaarden van algemeen geaccepteerde arbeid.

Artikel 8 Niet nakoming van de inlichtingenverplichting, wel financieel nadeel

  • 1. Het niet nakomen van een verplichting op grond van de wetten, als gevolg waarvan ten onrechte of tot een te hoog bedrag aan uitkering of een langdurigheidstoeslag is verstrekt, leidt tot een maatregel.

  • 2. De hoogte van de maatregel is gerelateerd aan de hoogte van het benadelingsbedrag.

    • a.

      bij een benadeling tot € 4000,00 wordt een maatregel van de eerste categorie opgelegd van 30% gedurende één maand;

    • b.

      bij de benadeling vanaf € 4000,00 wordt een maatregel van de tweede categorie opgelegd van 100% gedurende één maand;

    • c.

      bij de berekening van de onderdelen a. en b. wordt uitgegaan van het gebruteerde bedrag;

    • d.

      bij recidive geldt het gestelde in artikel 11 lid 2.

  • 3. Een maatregel wordt niet opgelegd zolang het openbaar ministerie een aangifte ter zake van een strafbaar feit onderzoekt, verband houdend met het niet nakomen van de verplichting op grond van artikel 17 van de wet.

  • 4. Een maatregel blijft definitief achterwege als ter zake van de aangifte tegen de belanghebbende een strafvervolging is ingesteld en het onderzoek ter terechtzitting een aanvang heeft genomen, dan wel het recht tot strafvervolging is vervallen ingevolge artikel 74 van het Wetboek van Strafrecht.

Artikel 9 Zeer ernstige misdragingen

  • 1. Wanneer de belanghebbende zich zeer ernstig misdraagt  jegens onder verantwoordelijkheid van het college werkzame personen en zijn verplichtingen niet nakomt wordt een maatregel van maximaal 100% gedurende één maand opgelegd.

  • 2. Onder zeer ernstige misdragingen wordt in ieder geval verstaan:

    • a.

      verbaal geweld;

    • b.

      discriminatie;

    • c.

      intimidatie;

    • d.

      lichamelijk geweld of bedreiging met lichamelijk geweld;

    • e.

      gijzelneming;

    • f.

      huis- of lokaalvredebreuk met geweld;

    • g.

      geweld, dreiging met geweld of enige andere feitelijkheid.

Artikel 10 Tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan

  • 1. Als de belanghebbende voorafgaand aan of tijdens de uitkeringsverstrekking tekortschietend besef van verantwoordelijkheid betoont voor de voorziening in het bestaan wordt afhankelijk van de omstandigheden een maatregel opgelegd van maximaal de tweede categorie.

  • 2. Onder tekortschietend besef wordt in ieder geval begrepen het op onverantwoorde wijze besteden van vermogen, inbegrepen het doen van een schenking, voorafgaand aan of tijdens de bijstandsverlening, voorzover bijstandsverlening redelijkerwijs was te voorzien.

  • 3. De periode waarover de maatregel wordt opgelegd, kan langer zijn dan een maand, onder gelijktijdige aanpassing van het percentage van de maatregel.

  • 4. Het college weigert de uitkering op grond van de IOAW tijdelijk of blijvend, geheel of gedeeltelijk naar de mate waarin de belanghebbende inkomen uit of in verband met arbeid had kunnen verwerven.

Artikel 11 Categorieën

  • 1. Voor de bepaling van de hoogte en de duur van een maatregel wordt, onverminderd artikel 2, derde lid, een categorie-indeling gehanteerd. De hoogte en de duur van de categorieën worden als volgt onderscheiden:

    • a.

      Eerste categorie: 30% van de uitkering of de grondslag voor de duur van een maand, voor zover het gedragingen betreft als bedoeld in artikel 7 lid 1;

    • b.

      Tweede categorie: honderd procent van de uitkering of grondslag voor de duur van een maand.

  • 2.

    • a.

      De duur of de hoogte van een maatregel in de eerste categorie bedraagt bij eerste  recidive binnen één jaar 100% gedurende een maand en bij tweede recidive binnen één jaar 100% gedurende twee maanden.

    • b.

      De duur of de hoogte van een maatregel in de tweede categorie bedraagt bij eerste recidive binnen één jaar 100%  gedurende twee maanden en bij tweede recidive 100% gedurende drie maanden.

Artikel 12 Belanghebbenden tot 27 jaar

  • 1. Bij onvoldoende meewerken aan de arbeidsinschakelende verplichtingen als genoemd in artikel 9 van de Wet Werk en Bijstand is het toetsingskader zoals beschreven in artikel 7 en 11 van deze verordening van toepassing.

  • 2. Bij onvoldoende meewerken aan artikel 55 Wet Werk en Bijstand gedurende vier weken na de melding zoals bedoeld in artikel 43 lid 4 en 5 Wet Werk en Bijstand, is het toetsingskader zoals beschreven in artikel 7 en 11 van deze verordening van toepassing.

  • 3. Het onvoldoende meewerken aan het opstellen, uitvoeren of evalueren van een plan van aanpak wordt gezien als een gedraging in de eerste categorie. Hierop is het toetsingskader zoals beschreven in artikel 7 en 11 van deze verordening van toepassing.

HOOFDSTUK 3 Overgangsrecht

Artikel 13

  • 1. Er kan een maatregel worden toegepast op de bijzondere bijstand zoals bedoeld in artikel 12 of artikel 35 lid 1 van de Wet werk en bijstand.

  • 2. Op grond van de maatregel zoals bedoeld in het eerste lid kan de bijzondere bijstand worden verlaagd bij een belanghebbende die zich verwijtbaar gedraagt door tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor het bestaan.

  • 3. In afwijking van artikel 6 het eerste lid wordt een maatregel niet opgelegd als tussen het tijdstip van de verwijtbare gedraging en de aanvraagdatum van de bijzondere bijstand meer dan vijf jaar verstreken is.

  • 4. In afwijking van artikel 2 lid 1 geldt artikel 12 ook voor belanghebbenden ouder dan 65 jaar.

Artikel 14 Overgangsrecht

Maatregelwaardige gedragingen die hebben plaatsgevonden voor de invoerdatum van deze wijzigingsverordening worden beoordeeld naar de regelgeving in de Maatregelverordening inkomensvoorzieningen zoals die gold voor de datum van inwerkingtreding.

HOOFDSTUK 4 Slotbepalingen

Artikel 15 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 april 2007.

Artikel 16 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Maatregelverordening Inkomensvoorzieningen.