Regeling vervallen per 01-01-2013

Verordening tegemoetkoming kosten kinderopvang

Geldend van 01-01-2010 t/m 31-12-2012

Intitulé

Verordening tegemoetkoming kosten kinderopvang

§ 1. Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      het college: het college van burgemeester en wethouders;

    • b.

      de wet: de Wet kinderopvang;

  • 2. De begripsbepaling in artikel 1 en 2 van de wet is van toepassing op de begrippen die in deze verordening worden gebruikt.

§ 2. AANVRAAG VAN DE TEGEMOETKOMING

Artikel 2 Te verstrekken gegevens bij de aanvraag

  • 1. Een aanvraag voor een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang bevat:

    • a.

      naam, adres en sofi-nummer van de ouder;

    • b.

      indien van toepassing: naam en sofi-nummer van de partner en, indien dit een ander adres is dan het adres van de ouder: het adres van de partner;

    • c.

      naam, geboortedatum en sofi-nummer van het kind of de kinderen waarop de aangevraagde tegemoetkoming betrekking heeft;

    • d.

      een offerte of contract van het kindercentrum of gastouderbureau dat de kinderopvang gaat verzorgen waarin in ieder geval wordt aangegeven: het aantal uren kinderopvang per kind, de kostprijs per uur en de aanvangsdatum van de opvang;

    • e.

      gegevens of een verwijzing naar gegevens waaruit blijkt dat de ouder behoort tot de groep personen als bedoeld in artikel 22 van de wet;

    • f.

      overige gegevens die het college nodig acht om te kunnen besluiten over de aanvraag van de tegemoetkoming;

  • 2. De aanvraag kan schriftelijk worden ingediend, met behulp van een door het college beschikbaar gesteld formulier. De aanvraag kan ook elektronisch worden ingediend. Hiervoor dient ook een door het college beschikbaar gesteld formulier gebruikt te worden.

  • 3. Het college kan bepalen dat bij een aanvraag volgend op een eerder vastgesteld recht op een tegemoetkoming dat doorloopt tot en met 31 december van het lopende kalenderjaar, wordt afgeweken van het eerste en tweede lid.

  • 4. Indien de aanvrager een partner heeft, wordt de aanvraag mede ondertekend door de partner.

§ 3. VERLENING VAN DE TEGEMOETKOMING

Artikel 3 Weigeringsgrond

Het college weigert de tegemoetkoming indien de aanvrager niet behoort tot de personen als bedoeld in artikel 22 van de wet.

Artikel 4 Ingangsdatum van de tegemoetkoming

  • 1. De tegemoetkoming wordt verleend met ingang van de dag waarop de aanvrager zich heeft gemeld om een tegemoetkoming aan te vragen.

  • 2. Als op deze datum nog geen kinderopvang plaatsvindt, wordt de tegemoetkoming verleend met ingang van de datum waarop de kinderopvang zal plaatsvinden.

  • 3. De aanvrager heeft zich gemeld als zijn naam, adres en woonplaats zijn geregistreerd.

  • 4. Indien de belanghebbende de aanvraag niet zo spoedig mogelijk indient nadat hij zich heeft gemeld en hem dit te verwijten valt, kan het college, in afwijking van het eerste en tweede lid besluiten dat de tegemoetkoming wordt toegekend vanaf de dag dat de aanvraag is ingediend.

  • 5. Bij plaatsingen op basis van sociaal medische indicatie wordt de tegemoetkoming verleend vanaf de dag van plaatsing.

  • 6. Aanvragen voor verlenging die zijn ingediend voor 1 april kunnen met terugwerkende kracht worden toegekend over de periode 1 januari tot datum indiening van de aanvraag van het jaar waarvoor de verlenging wordt aangevraagd.

Artikel 5 Periode waarover de tegemoetkoming wordt verleend

  • 1. De tegemoetkoming wordt verleend voor de periode van een kalenderjaar.

  • 2. In afwijking van het eerste lid kan het college de tegemoetkoming voor een andere periode verlenen.

Artikel 6 Omvang van de kinderopvang

Het college verleent de tegemoetkoming voor het aantal uren kinderopvang dat naar haar oordeel redelijkerwijs noodzakelijk is.

Artikel 7 Inhoud van de beschikking

Het besluit tot verlening van een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang bevat in ieder geval:

  • a.

    de vaststelling dat de ouder tot een van de gemeentelijke doelgroepen behoort;

  • b.

    de naam en geboortedatum van het kind of de kinderen waarop de tegemoetkoming betrekking heeft;

  • c.

    de naam en adres van het kindercentrum of gastouderbureau waar de kinderopvang plaatsvindt;

  • d.

    de periode en de omvang van de kinderopvang per tijdvak waarvoor de tegemoetkoming wordt verleend;

  • e.

    de wijze waarop het bedrag van de tegemoetkoming wordt bepaald en het bedrag dat op basis hiervan wordt verleend;

  • f.

    de wijze waarop de tegemoetkoming wordt uitbetaald;

  • g.

    de verplichtingen van de ouder.

Artikel 8 De bevoorschotting van de tegemoetkoming

  • 1. De tegemoetkoming wordt in de vorm van een voorschot in maandelijkse termijnen uitbetaald.

  • 2. Het college kan nadere voorschriften stellen over de wijze van bevoorschotting.

§ 4. VASTSTELLING VAN DE TEGEMOETKOMING

Artikel 9 Het besluit tot vaststelling van de tegemoetkoming

  • 1. Na afloop van de periode waarvoor de tegemoetkoming is verleend stelt het college de tegemoetkoming vast.

  • 2. De ouder verstrekt daartoe desgevraagd en binnen de gestelde periode een overzicht van de feitelijke kosten van kinderopvang over deze periode.

Artikel 10 Verrekening met de voorschotten

De tegemoetkoming wordt overeenkomstig de vaststelling betaald onder verrekening van de betaalde voorschotten.

Artikel 11 Terugvordering voorschotten

Wordt de tegemoetkoming lager vastgesteld dan reeds aan voorschotten is uitbetaald, dan vindt terugvordering plaats.

§ 5. VERPLICHTINGEN VAN DE OUDER

Artikel 12 Inlichtingenplicht

  • 1. De ouder doet het college onmiddellijk na het bekend worden daarvan uit eigen beweging schriftelijk mededeling van inlichtingen en gegevens die kunnen leiden tot de vaststelling van een lagere tegemoetkoming.

  • 2. De ouder verstrekt desgevraagd aan het college, binnen een door het college te stellen redelijke termijn, alle gegevens en inlichtingen van hem en zijn partner die voor de aanspraak op en de hoogte van de tegemoetkoming van de gemeente van belang zijn.

Artikel 13 Bestuurlijke boete

Het college maakt gebruik van de bevoegdheid als genoemd in artikel 72 van de wet.

§ 6. slotbepalingen

Artikel 14 Onvoorziene omstandigheden

In de gevallen waarin deze verordening niet voorziet beslist het college.

Artikel 14a Aanvullende niet-wettelijke doelgroep sociaal-medisch geïndiceerden

  • 1. Het college stelt op aanvraag van de ouder vast of hij of zijn partner in aanmerking komt voor een gemeentelijke tegemoetkoming op grond van sociaal-medische indicatie ten behoeve van het kind, voor zover andere voorzieningen geen passender oplossing kunnen bieden.

  • 2. In aanmerking voor de gemeentelijke tegemoetkoming komen slechts aanvragers:

    • a.

      die niet of niet meer onder de overgangsregeling voor kinderopvang voor sociaal-medisch geïndiceerden vallen en die kinderopvang nodig hebben op grond van een sociaal-medische indicatie;

    • b.

      die een woonplaats hebben in de gemeente Den Haag als bedoeld in de artikelen 1:10, eerste lid, en 1:11 van het Burgerlijk Wetboek;

    • c.

      die rechtmatig verblijf houden in Nederland in de zin van artikel 8, onder a tot en met e en l, van de Vreemdelingenwet 2005;

    • d.

      die kinderopvang laten plaatsvinden in een geregistreerd kindercentrum of gastouderopvang door tussenkomst van een geregistreerd gastouderbureau als bedoeld in artikel 45 en verder van de Wet kinderopvang;

    • e.

      die hun recht op een tegemoetkoming op grond van de verordening overdragen aan de onderneming aan welke de kosten voor de kinderopvang moeten worden voldaan;

    • f.

      waarbij een inkomenstoets heeft plaatsgevonden om hun eigen bijdrage te bepalen. Voor de bepaling van het toetsingsinkomen is artikel 8 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen van overeenkomstige toepassing.

  • 3. Het college weigert de tegemoetkoming op grond van een sociaal-medische indicatie indien:

    • a.

      de aanvrager niet behoort tot personen als bedoeld in het tweede lid van dit artikel; of

    • b.

      de aanvrager reeds een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang op grond van de Wet kinderopvang ontvangt of kan ontvangen, of een tegemoetkoming anders dan van het Rijk ontvangt of kan ontvangen.

  • 4. Alvorens te besluiten, wint het college ten behoeve van de vaststelling van de noodzaak van kinderopvang advies in bij een organisatie die beschikt over adequate deskundigheid.

  • 5. Het besluit van het college vermeldt de geldigheidsduur van de indicatie. De geldigheidsduur van de indicatie wordt bepaald door de organisatie als bedoeld in het vierde lid van dit artikel.

  • 6. Het college kan een subsidieplafond instellen voor deze doelgroep.

  • 7. (vervallen)

  • 8. De artikelen 1 tot en met 16 van de Verordening tegemoetkoming kosten kinderopvang zijn van toepassing op de doelgroep, met uitzondering van artikel 3.

Artikel 15 Inwerkingtreding

Onder toepassing van artikel 25 van de Tijdelijke referendumwet treedt deze verordening in werking 3 dagen na haar bekendmaking, indien op dat tijdstip inwerkingtreding mogelijk is op grond van een in artikel 116 van de Wet kinderopvang genoemd koninklijk besluit. Indien inwerkingtreding op grond van dit koninklijk besluit op dat tijdstip niet mogelijk is treedt de verordening in werking op het moment dat het koninklijk besluit is vastgesteld, doch uiterlijk op 01 januari 2005.

Artikel 16 Citeertitel

De verordening wordt aangehaald als: Verordening tegemoetkoming kosten kinderopvang (Vtkk) gemeente Den Haag.