Regeling vervallen per 01-01-2012

Verordening Wet Investeren in Jongeren

Geldend van 01-11-2011 t/m 31-12-2011

Intitulé

Verordening Wet Investeren in Jongeren

I. Algemene bepalingen

Artikel 1 Definities

De wet:

De Wet investeren in jongeren (WIJ).

Inkomensvoorziening:

De inkomensvoorziening bedoeld in artikel 24 van de wet

Jongeren:

Personen van 16 tot 27 jaar en jongeren die voldoen aan de voorwaarden van artikel 13 van de wet.

Sociale activering:

Het verrichten van onbeloonde maatschappelijk zinvolle activiteiten, gericht op arbeidsinschakeling, of, als arbeidsinschakeling nog niet mogelijk is, op zelfstandig maatschappelijke participatie.

Scholing:

Vormen van onderwijs die niet worden bekostigd uit ’s Rijks kas.

Werkleeraanbod:

Het aanbieden van algemeen geaccepteerde arbeid, een voorziening gericht op arbeidsinschakeling, waaronder begrepen scholing, opleiding of sociale activering en ondersteuning bij arbeidsinschakeling conform artikel 5 van de wet.

Startkwalificatie:

Een startkwalificatie is een mbo-diploma vanaf niveau 2.

Woning:

Een woonruimte waarin geen wezenlijke woonfuncties, te weten woon- en slaapruimte, was- en kookgelegenheid en toilet met andere wooneenheden worden gedeeld. Onder een woning wordt ook verstaan een woonwagen of woonschip.

Woonkosten:

1.Als een huurwoning wordt bewoond, de op de aanvangsdatum van het lopende huursubsidietijdvak per maand geldende huurprijs, als bedoeld in de Wet op de Huurtoeslag;

2.Als een eigen woning wordt bewoond, de tot een bedrag per maand omgerekende som van de verschuldigde hypotheekrente, de in verband met het in eigendom hebben van de woning te betalen zakelijke lasten en een naar omstandigheden vast te stellen bedrag voor onderhoud.

Hulpbehoevende:

Degene die, als hij niet samen met een andere, niet tot het gezin behorende persoon de woning zou bewonen, zou zijn aangewezen op beroepsmatige hulp zoals verzorging in een verzorgingshuis of in een andere inrichting ter verpleging of verzorging. Onder hulpbehoevende wordt ook verstaan een bloedverwant in de tweede graad die zorgbehoeftig is.

Maatregel:

Een verlaging van de inkomensvoorziening.

Benadelingsbedrag:

De inkomensvoorziening die als gevolg van schending van de verplichting genoemd in artikel 44 van de wet ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verstrekt.

Verplichtingen:

De verplichtingen als bedoeld in artikel 45 van de wet.

De peildatum:

De dag voorafgaand aan de dag van inwerkingtreding van deze verordening.

II. Werkleeraanbod

Artikel 2 Maatwerk

  • 1. Op basis van een onderzoek, wordt, in samenspraak met de jongeren een persoonlijk plan opgesteld. Dit persoonlijke plan moet leiden tot een werkleeraanbod dat de jongeren ondersteunt bij het behalen van een startkwalificatie, of het vinden van reguliere arbeid.

  • 2. Jongeren voor wie het volgen van een opleiding of reguliere arbeid (nog) niet mogelijk is, zal het doel van het werkleeraanbod eerst sociale activering zijn.

  • 3. Voor alleenstaande ouders die geen scholing volgen in het kader van de Wet Verbetering Arbeidsmarktpositie Alleenstaande Ouders (WVAA) zal het werkleeraanbod worden afgestemd op hun omstandigheden.

Artikel 3 Duur en intensiteit van het werkleeraanbod

  • 1. De intensiteit van het aanbod zal 32 uur per week bedragen, tenzij 36 uur noodzakelijk is om een inkomen te genereren op het niveau van de inkomensvoorziening.

  • 2. Voor jongeren met beperkingen zal de intensiteit van het aanbod afgestemd worden op hun mogelijkheden. Het werkleeraanbod heeft een intensiteit van minimaal 8 uur per week.

  • 3. Voor alleenstaande ouders die geen scholing volgen, maar aan een werkleeraanbod deelnemen, zal de intensiteit minimaal 8 uur per week zijn.

  • 4. De duur van het werkleeraanbod zal afhankelijk zijn van de bekwaamheden en omstandigheden van de jongeren.

III. De subsidies voor de werkgever

Artikel 4 Algemene subsidievoorwaarden

  • 1. Het college kan werkgevers die een jongere in dienst nemen, een subsidie verlenen voor de loonkosten. De desbetreffende artikelen in de Reïntegratieverordening Wet Werk en Bijstand 2009 zijn hierbij van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat het college in nadere regels aanvullende of afwijkende voorwaarden kan stellen met betrekking tot loonkostensubsidies voor jongeren.

  • 2. Het college stelt nadere regels vast over de voorwaarden die aan het recht op een subsidie in de zin van deze verordening worden verbonden.

IV. De vergoeding bij een werkleeraanbod

Artikel 5

Het college kan aan een jongere die ten behoeve van de uitvoering van een werkleeraanbod noodzakelijke kosten maakt, een vergoeding voor die kosten verstrekken.

V. Toeslagen en verlagingen bij een inkomensvoorziening

Toeslagen op de norm voor de alleenstaande en alleenstaande ouder.

Artikel 6

De norm wordt verhoogd met een toeslag als de alleenstaande of de alleenstaande ouder hogere algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan heeft dan waarin de norm voorziet, als gevolg van het niet of niet geheel kunnen delen van deze kosten met een ander.

Artikel 7

De norm, bedoeld in de artikelen 26, onderdeel b, en 27, onderdeel b, wordt verhoogd:

  • 1.

    met een toeslag gelijk aan 20% van de norm als bedoeld in artikel 30 van de wet als de alleenstaande of alleenstaande ouder met zijn ten laste komende kind(eren) een woning bewoont waarin geen ander hoofdverblijf heeft, tenzij het betreft een of meer anderen die de leeftijd van 18 jaar nog niet hebben bereikt;

  • 2.

    met een toeslag gelijk aan 10% van de norm als bedoeld in artikel 32 van de wet als de alleenstaande of alleenstaande ouder met zijn ten laste komende kind(eren) een woning bewoont waarin tevens een of meer anderen die de leeftijd van 18 jaar hebben bereikt, hoofdverblijf hebben.

Verlagingen van de norm voor gehuwden van 21 jaar en ouder

Artikel 8

De norm wordt verlaagd voor zover de gehuwden lagere algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan hebben dan waarin de norm voorziet, als gevolg van het geheel of gedeeltelijk kunnen delen van deze kosten met een ander.

Artikel 9

De norm wordt verlaagd:

met een bedrag gelijk aan 10% van de norm als bedoeld in artikel 32 van de wet als de gehuwden met eventueel ten laste komende kind(eren) een woning bewonen waarin tevens één of meer anderen die de leeftijd van 18 jaar hebben bereikt, hoofdverblijf hebben.

Uitzonderingen op het toeslagen- en verlagingenbeleid

Artikel 10

  • 1. De inkomensvoorziening wordt vastgesteld in overeenstemming met het bepaalde in artikel 7, eerste lid, van de verordening ten aanzien van:

    • a.

      een hulpbehoevende;

    • b.

      degene die, behoudens met de tot het gezin behorende personen, samen met één of meer op zijn verzorging aangewezen hulpbehoevenden, hoofdverblijf heeft in dezelfde woning;

  • 2. De inkomensvoorziening wordt eveneens vastgesteld in overeenstemming met het bepaalde in artikel 7, eerste lid, van de verordening ten aanzien van degene die tezamen met de tot zijn gezin behorende personen na bemiddeling van de gemeente tijdelijk is gehuisvest in een daarvoor bestemde voorziening voor noodopvang dan wel maatschappelijke opvang.

  • 3.

    • a.

      De inkomensvoorziening wordt vastgesteld in overeenstemming met het bepaalde in artikel 26 naar de norm alleenstaande als er sprake is van een gezin waarvan een van de partners niet rechthebbend is voor de wet en als er geen ten laste komende kind(eren) inwonen.

    • b.

      De inkomensvoorziening wordt vastgesteld in overeenstemming met het bepaalde in artikel 27 naar de norm alleenstaande ouder als er sprake is van een gezin waarvan een van de partners niet rechthebbend is voor de wet en er sprake is van inwonende ten laste komende kind(eren).

Overige verlagingen en kortingen

Artikel 11

  • 1. De norm van een alleenstaande van 21 of 22 jaar wordt, in afwijking van artikel 3 lid 1, verhoogd met een toeslag van 15% van de norm als bedoeld in artikel 21 aanhef en onder c van de wet als deze alleenstaande een woning bewoont waarin geen ander hoofdverblijf heeft, tenzij het betreft een of meer anderen die de leeftijd van 18 jaar nog niet hebben bereikt.

  • 2. Indien er sprake is van schoolverlating als bedoeld in artikel 33 van de wet en het betreft een alleenstaande dan wordt de eerste 6 maanden na het tijdstip van beëindiging een basisnorm toegekend van 50% zonder toeslag.

VI. Een maatregel

Artikel 12 Het opleggen van een maatregel

  • 1. Indien de jongere naar het oordeel van het college de op hem rustende verplichtingen, bedoeld in hoofdstuk 5 van de wet, dan wel de uit artikel 28, tweede lid, of 29, eerste lid, van de Wet uitvoeringsorganisatie werk en inkomen voortvloeiende verplichtingen, niet of onvoldoende nakomt, dan wel zich jegens het college zeer ernstig misdraagt, verlaagt het college, bij wijze van maatregel, de inkomensvoorziening, overeenkomstig de navolgende.

  • 2. Bij het opleggen van een maatregel worden de ernst van het feit, de mate van verwijtbaarheid en de omstandigheden van de belanghebbende en zijn gezin in ogenschouw genomen.

  • 3. Het college kan in afwijking van het gestelde in deze verordening de hoogte of de duur van de maatregel hoger of lager vaststellen.

Artikel 13 Afzien van een maatregel

  • 1. Van het opleggen van een maatregel wordt afgezien, als elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt.

  • 2. Het college kan van het opleggen van een maatregel afzien, als sprake is van dringende redenen.

Artikel 14 Berekening van de maatregel

De maatregel wordt vastgesteld in de vorm van een percentage van de inkomensvoorziening.

Artikel 15 Termijnen

  • 1.

    Een maatregel wordt niet opgelegd als tussen het tijdstip van de gedraging en de constatering

    van de gedraging meer dan een jaar is verstreken.

  • 2.

    De termijn bedraagt vijf jaar bij schending van de informatieverplichting als bedoeld in artikel 44 van de wet.

  • 3.

    Een maatregel wordt niet opgelegd voordat het besluit aan belanghebbende is bekend gemaakt.

Maatregelwaardige gedragingen

Artikel 16 Niet-nakoming van de verplichtingen

Het niet nakomen van een verplichting, als bedoeld in artikel 45 leidt tot een maatregel van maximaal 50% als de jongere:

  • a.

    niet of onvoldoende meewerkt aan het opstellen van een plan met betrekking tot zijn arbeidsinschakeling, waaronder begrepen meewerken aan een onderzoek naar zijn mogelijkheden tot arbeidsinschakeling;

  • b.

    onredelijke eisen stelt in verband met door hem te verrichten algemeen geaccepteerde arbeid,die het aanvaarden of verkrijgen van algemeen geaccepteerde arbeid belemmeren;

  • c.

    niet of onvoldoende meewerkt aan het behoud of bevorderen van zijn arbeidsbekwaamheid;

  • d.

    niet of onvoldoende meewerkt aan activiteiten of werkzaamheden, gericht op zijn arbeidsinschakeling;

  • e.

    opgedragen werkzaamheden of activiteiten niet naar beste vermogen verricht;

  • f.

    geen gebruik maakt van de door het college op basis van artikel 5 van de wet aangeboden voorziening, waaronder begrepen sociale activering;

  • g.

    op advies van een arts zich niet onderwerpt aan een noodzakelijke behandeling van medische aard.

Artikel 17 Niet nakoming van de inlichtingenverplichting, met financieel nadeel

  • 1. Het niet nakomen van een verplichting op grond van artikel 44 van de wet, als gevolg waarvan ten onrechte of tot een te hoog bedrag aan inkomensvoorziening is verstrekt, leidt tot een maatregel.

  • 2. De hoogte van de maatregel is gerelateerd aan de hoogte van het benadelingsbedrag.

    • a.

      bij een benadeling tot € 4000,00 wordt een maatregel opgelegd van 30%;

    • b.

      bij de benadeling boven € 4000,00 wordt een maatregel opgelegd van 100% gedurende één maand;

    • c.

      bij de berekening van het bedrag in de onderdelen a. en b. wordt uitgegaan van het gebruteerde bedrag;

    • d.

      bij een gedraging zoals bedoeld in lid 2 aanhef en onderdeel a wordt de duur of de hoogte van een maatregel een eerste  recidive 100%  gedurende een maand en bij een tweede recidive 100% gedurende twee maanden;

    • e.

      bij een gedraging zoals bedoeld in lid 2 aanhef en onderdeel b wordt de duur of de hoogte van een maatregel bij een eerste  recidive 100% gedurende twee maanden en bij een tweede recidive 100% gedurende drie maanden.

  • 3. Een maatregel wordt niet opgelegd zolang het openbaar ministerie een aangifte ter zake van een strafbaar feit onderzoekt, verband houdend met het niet nakomen van de verplichting op grond van artikel 44 van de wet.

  • 4 Een maatregel blijft definitief achterwege als ter zake van de aangifte tegen de belanghebbende een strafvervolging is ingesteld en het onderzoek ter terechtzitting een aanvang heeft genomen, dan wel het recht tot strafvervolging is vervallen ingevolge artikel 74 van het Wetboek van Strafrecht.

Artikel 18 Zeer ernstige misdragingen

  • 1. Wanneer de belanghebbende zich jegens onder verantwoordelijkheid van het college werkzame personen zeer ernstig misdraagt en zijn verplichtingen niet nakomt wordt een maatregel van  maximaal 100% opgelegd.

  • 2. Van zeer ernstige misdragingen zoals bedoeld in lid 1 wordt in ieder geval verstaan:

    • a.

      verbaal geweld;

    • b.

      discriminatie;

    • c.

      intimidatie;

    • d.

      lichamelijk geweld of bedreiging met lichamelijk geweld;

    • e.

      gijzelneming;

    • f.

      huis- of lokaalvredebreuk met geweld.

    • g.

      geweld, dreiging met geweld of enige andere feitelijkheid.

VII. Cliëntenparticipatie

Artikel 19 De vorm van participatie

  • 1. De cliëntenparticipatie zal de vorm krijgen van panels die minimaal eenmaal per jaar bevraagd worden over hun ervaring met het werkleeraanbod.

  • 2. Het college stelt nadere regels op over de wijze waarop de deelnemers aan deze panels worden geworven, de wijze waarop zij van relevante informatie worden voorzien en de wijze waarop zij onderwerpen voor de agenda kunnen aanmelden.

VIII. Misbruik

Artikel 20 Verwijzen naar de verordening Fraudebeleid Den Haag

  • 1. De verordening Fraudebeleid Den Haag is overeenkomstig van toepassing op rechthebbenden onder de wet.

IX. Slotbepaling

Artikel 21 Overgangsrecht

Maatregelwaardige gedragingen zoals bedoeld in artikel 17 lid 2 die hebben plaatsgevonden voor de datum van inwerkingtreding van deze wijzigingsverordening worden beoordeeld naar de regelgeving zoals die gold in de Verordening Wet Investeren in Jongeren voor de datum van inwerkingtreding.

Artikel 22 Citeerwijze en inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening kan worden aangehaald als ‘Verordening Wet Investeren in Jongeren’

  • 2. Deze verordening wordt op de volgens de Gemeentewet gebruikelijke wijze bekend gemaakt en werkt terug tot en met 1 november 2009.