Regeling vervallen per 01-01-2018

VERORDENING nadere kwaliteitseisen peuterspeelzalen gemeente Den Haag 2013

Geldend van 01-01-2018 t/m 31-12-2017

Intitulé

VERORDENING nadere kwaliteitseisen peuterspeelzalen gemeente Den Haag 2013

HOOFDSTUK 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepaling

In deze verordening wordt verstaan onder:

a.

beroepskracht, beroepskracht in opleiding, GGD, houder, ouder, peuterspeelzaal, peuterspeelzaalgroep, peuterspeelzaalwerk en vrijwilliger:

hetgeen daaronder wordt verstaan bij of krachtens de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen;

b.

dagdeel:

een met openings- en sluitingstijden begrensd gedeelte van een werkdag van maximaal 3,5 uren, waarbinnen peuterspeelzaalwerk wordt geboden.

HOOFDSTUK 2 Kwaliteitseisen

Artikel 2 Overeenkomst tussen houder en ouder

Opvang in een peuterspeelzaal geschiedt op basis van een schriftelijke overeenkomst tussen de houder en de ouder.

Artikel 3 Duur plaatsing kind

Peuterspeelzaalwerk vindt plaats gedurende ten minste één dagdeel en maximaal vijf dagdelen per kind per week. Het is niet toegestaan een kind gedurende twee aansluitende dagdelen op te vangen.

Artikel 4 Groepsruimte

  • 1. In een peuterspeelzaal beschikt elke peuterspeelzaalgroep over een afzonderlijke vaste groepsruimte. Per in de peuterspeelzaal aanwezig kind bedraagt de oppervlakte van de binnenspeelruimte netto ten minste 3 m2.

  • 2. De groepsruimte is passend ingericht in overeenstemming met het aantal en de leeftijd van de op te vangen kinderen.

  • 3. Passend voor spelactiviteiten ingerichte binnenruimtes buiten de groepsruimte worden naar evenredigheid aan de peuterspeelzaalgroepen van de peuterspeelzaal toebedeeld.

Artikel 5 Buitenspeelruimte

  • 1. Een peuterspeelzaal beschikt ten minste een kwart van elk dagdeel over aangrenzende buitenspeelruimte. Per in de peuterspeelzaal aanwezig kind bedraagt de oppervlakte van de buitenspeelruimte bruto ten minste 3 m2.

  • 2. De buitenspeelruimte is voor kinderen veilig, toegankelijk, op de leeftijd van de kinderen afgestemd en passend ingericht.

  • 3. Het college kan in bijzondere gevallen, waar toepassing van het eerste lid tot onevenredig zware gevolgen leidt, afwijkingen van dat lid toestaan.

Artikel 6 EHBO-diploma

Te allen tijde dient één van de aanwezige medewerkers te beschikken over een geldig (kinder)EHBO-diploma.

Artikel 7 Vierogenprincipe

De houder van een peuterspeelzaal organiseert het peuterspeelzaalwerk op zodanige wijze, dat een vrijwilliger de werkzaamheden uitsluitend kan verrichten terwijl hij gezien of gehoord kan worden door een andere volwassene.

HOOFDSTUK 3 Gemeentelijk toezicht

Artikel 8 Aanwijzing toezichthouders

  • 1. Het college van burgemeester en wethouders ziet toe op de naleving van de bij deze verordening gestelde regels.

  • 2. Het college van burgemeester en wethouders wijst de directeur van de GGD aan als toezichthouder.

Artikel 8a

Een ieder is verplicht om de door de in artikel 8 bedoelde toezichthouder gegeven aanwijzingen na te leven.

Artikel 9 Onderzoek door de toezichthouder

  • 1. De toezichthouder onderzoekt na een aanvraag als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen of de instandhouding van een peuterspeelzaal redelijkerwijs zal plaatsvinden in overeenstemming met het bepaalde bij deze verordening.

  • 2. De toezichthouder onderzoekt na een melding van een uitbreiding van het aantal kindplaatsen, een wijziging als bedoeld in artikel 2.4, eerste lid van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen, of de uitbreiding van een peuterspeelzaal redelijkerwijs zal plaatsvinden in overeenstemming met het bepaalde bij deze verordening.

  • 3. Onverminderd het eerste en tweede lid onderzoekt de toezichthouder jaarlijks of de exploitatie van elke peuterspeelzaal plaatsvindt in overeenstemming met het bepaalde bij deze verordening.

  • 4. Naast het onderzoek, bedoeld in het eerste, tweede en derde lid, kan de toezichthouder incidenteel onderzoek verrichten naar de naleving door een houder van het bepaalde bij deze verordening.

  • 5. Uiterlijk tien weken na de aanvraag, als bedoeld in het eerste lid, of melding, als bedoeld in het tweede lid, geeft het college van burgemeester en wethouders een beschikking of tot exploitatie mag worden overgegaan af aan de houder.

Artikel 10 Vastleggen onderzoeksresultaten

  • 1. De toezichthouder legt zijn oordeel naar aanleiding van een onderzoek bij een peuterspeelzaal, als bedoeld in artikel 9, vast in een inspectierapport.

  • 2. Indien de toezichthouder oordeelt dat door de houder de bij deze verordening gegeven voorschriften niet zijn of zullen worden nageleefd, vermeldt hij dat in het rapport.

  • 3. Alvorens het rapport vast te stellen, stelt de toezichthouder de houder in de gelegenheid van het ontwerprapport kennis te nemen en daarop zijn zienswijze kenbaar te maken. De toezichthouder vermeldt de zienswijze van de houder in een bijlage bij het rapport.

  • 4. De toezichthouder zendt het inspectierapport na het te hebben vastgesteld onverwijld aan de houder, die dit zo spoedig mogelijk na ontvangst op een website plaatst, zodanig dat het rapport voor ouders en personeel gemakkelijk vindbaar is, dan wel, indien de houder geen eigen website heeft, ter inzage legt op een voor ouders en personeel toegankelijke plaats.

  • 5. De toezichthouder maakt het inspectierapport uiterlijk drie weken na de vaststelling daarvan openbaar.

  • 6. De toezichthouder zendt onverwijld een afschrift van het inspectierapport aan het college van burgemeester en wethouders.

Artikel 11 Gemeentelijk ingrijpen

  • 1. Het college van burgemeester en wethouders kan de houder van een peuterspeelzaal die zich bevindt in de gemeente Den Haag een schriftelijke aanwijzing geven, indien die peuterspeelzaal de in deze verordening gegeven voorschriften niet of in onvoldoende mate naleeft.

  • 2. In een aanwijzing als bedoeld in het eerste lid geeft het college van burgemeester en wethouders met redenen omkleed aan op welke punten de in het eerste lid bedoelde voorschriften niet of in onvoldoende mate worden nageleefd, alsmede de in verband daarmee te nemen maatregelen.

  • 3. De houder neemt de maatregelen binnen de bij de aanwijzing gestelde termijn.

HOOFDSTUK 4 Slot- en overgangsbepalingen

Artikel 12 Overgangsbepaling

Binnen zes maanden na inwerkingtreding van deze verordening voldoet de houder van een peuterspeelzaal aan het vierogenprincipe als bedoeld in artikel 7 van deze verordening.

Artikel 13 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening peuterspeelzalen 2013.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare raadsvergadering van
De griffier, mr. H.L.G. Seuren en de voorzitter, |J.J. van Aartsen.