Regeling vervallen per 01-01-2020

Regeling planning, voortgang- en beoordelingcyclus

Geldend van 01-09-2013 t/m 31-12-2019

Intitulé

Regeling planning, voortgang- en beoordelingcyclus

HET COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS,

Overwegende, dat het gewenst is een cyclus in te voeren met betrekking tot het functioneren van personeelsleden, waarin planning, voortgang en beoordeling van de resultaten en van de persoonlijke ontwikkeling van elke ambtenaar aan de orde komen;

Gelet op artikel 15:1:15 en hoofdstuk 17 van de Arbeidsvoorwaardenregeling gemeente Den Haag;

Met instemming van de Commissie voor Georganiseerd Overleg;

Besluit:

de volgende regeling vast te stellen:

Regeling planning-, voortgang- en beoordelingcyclus

Hoofdstuk 1. Algemeen

Artikel 1:1 Definities

  • 1. In deze regeling wordt verstaan onder:

    • a.

      ARG: Arbeidsvoorwaardenregeling gemeente Den Haag;

    • b.

      ambtenaar: ambtenaar in de zin van de ARG;

    • c.

      leidinggevende: degene die hiërarchisch rechtstreeks aan de ambtenaar leiding geeft;

    • d.

      planning: de vaststelling van de door de ambtenaar te verrichten werkzaamheden alsmede van de te behalen resultaten op basis van het toepasselijke functieprofiel en van de te realiseren persoonlijke ontwikkeling als bedoeld in hoofdstuk 17 ARG;

    • e.

      voortgang: de vaststelling van de voortgang van de door de ambtenaar te behalen resultaten en te realiseren persoonlijke ontwikkeling, aan de hand van de voor de ambtenaar geldende planning;

    • f.

      beoordeling: de vaststelling in hoeverre de ambtenaar de resultaten heeft behaald en persoonlijke ontwikkeling heeft gerealiseerd, aan de hand van de voor de ambtenaar geldende planning, en welke waardering hieraan wordt verbonden;

    • g.

      referent: persoon die informatie verstrekt over het behalen van de resultaten c.q. het realiseren van de persoonlijke ontwikkeling door de ambtenaar.

  • 2. Niet als ambtenaar in de zin van deze regeling worden beschouwd:

    • a.

      de ambtenaar die de functie van gemeentesecretaris vervult;

    • b.

      de ambtenaar die de functie van diensthoofd vervult.

Artikel 1:2 Verantwoordelijkheden

  • 1. De leidinggevende is primair verantwoordelijk voor de afstemming tussen organisatiedoelen en planning.

  • 2. De ambtenaar is primair verantwoordelijk voor het behalen van individuele resultaten en het realiseren van persoonlijke ontwikkeling, aan de hand van de voor de ambtenaar geldende planning, en informeert de leidinggevende hierover tijdig.

  • 3. De leidinggevende en de ambtenaar zijn allebei verantwoordelijk voor het opstellen en realiseren van de taakverdeling bij het doorlopen van de planning-, voortgang- en beoordelingcyclus.

Artikel 1:3 Planning-, voortgang- en beoordelingcyclus

  • 1. In een jaarlijkse cyclus vinden tussen de ambtenaar en de leidinggevende tenminste twee gesprekken plaats, waarin per gesprek ten minste de planning, de voortgang of de beoordeling aan de orde komt.

  • 2. Indien de ambtenaar 50 jaar of ouder is, komen tijdens deze gesprekken ook de belasting en belastbaarheid van de ambtenaar aan de orde.

  • 3. Tijdens deze gesprekken worden ook relevante omstandigheden aan de orde gesteld.

  • 4. De cyclus kan onder bijzondere omstandigheden korter of langer dan twaalf maanden duren.

  • 5. Bij toepassing van artikel 2:1B, eerste lid ARG vangt een nieuwe cyclus aan.

Artikel 1:4 Gesprekken binnen cycli

  • 1. Bij de overgang naar een volgende cyclus kunnen beoordeling en planning in hetzelfde gesprek aan de orde komen.

  • 2. Tenminste drie maanden voorafgaand aan een gesprek over de beoordeling vindt een gesprek over de voortgang plaats, tenzij dit gesprek redelijkerwijs niet kan plaatsvinden of hoeft plaats te vinden.

Artikel 1:5 Vastlegging gesprekken

  • 1. De leidinggevende draagt ervoor zorg dat:

    • a.

      de gesprekken die deel uitmaken van een cyclus deugdelijk worden vastgelegd;

    • b.

      de gespreksverslagen door hemzelf en door de ambtenaar getekend zijn;

    • c.

      de ambtenaar een kopie van de getekende gespreksverslagen van de beoordeling ontvangt;

    • d.

      de gespreksverslagen van de beoordeling in het personeelsdossier van de ambtenaar worden opgenomen.

  • 2. Voor de vastlegging van de gesprekken wordt gebruik gemaakt van een gestandaardiseerd formulier.

  • 3. De leidinggevende tekent het formulier.

Artikel 1:6 Referent(en)

  • 1. De leidinggevende respectievelijk de ambtenaar kan gedurende de cyclus een of meer referenten aanwijzen.

  • 2. Het al dan niet inschakelen van referenten is onderwerp van gesprek in het planningsgesprek.

  • 3. Een referent kan slechts als zodanig optreden als deze voldoende zicht heeft op het functioneren van de desbetreffende ambtenaar.

Artikel 1:7 Streefnorm functioneren

Gestreefd wordt naar een zodanig functioneren van de ambtenaar dat deze de resultaten behaalt en persoonlijke ontwikkeling realiseert overeenkomstig de voor de ambtenaar geldende planning.

Artikel 1:8 Waardering

  • 1. De waardering van de behaalde resultaten en gerealiseerde ontwikkeling aan de hand van de voor de ambtenaar geldende planning, met inbegrip van bijstelling tijdens de gesprekken over de voortgang, vindt plaats aan de hand van een vierpuntenschaal, waarbij de betekenis van de scores is:

    • A

      Resultaat of ontwikkeling is uitstekend

    • B

      Resultaat of ontwikkeling is goed

    • C

      Resultaat of ontwikkeling is voldoende

    • D

      Resultaat of ontwikkeling is onvoldoende

  • 2. De waarderingen worden samengevat in een eindwaardering van het functioneren van de ambtenaar, waarbij eveneens van de vierpuntenschaal gebruik wordt gemaakt.

Artikel 1:9 Verschil van inzicht

  • 1. Als tijdens een gesprek over planning, voortgang of beoordeling een onoverbrugbaar verschil van inzicht ontstaat, draagt de leidinggevende zorg voor een gespreksverslag waarin de standpunten van leidinggevende en ambtenaar concreet en onderbouwd zijn vastgelegd. De ambtenaar en de leidinggevende ondertekenen elk hun standpunt.

  • 2. De leidinggevende stuurt het gespreksverslag binnen drie weken na het gesprek naar het betrokken diensthoofd.

  • 3. Het diensthoofd kan het verslag gemotiveerd aanpassen en stelt het verslag vast.

  • 4. Ten aanzien van de ambtenaar die de functie van trainee vervult, wordt onder diensthoofd verstaan:

    de adjunct-directeur Personeel en Organisatie van de Bestuursdienst.

Artikel 1:10 Beloningsbeslissingen

Beloningsbeslissingen op basis van de hieronder genoemde bepalingen worden slechts genomen op basis van een vastgesteld verslag van het gesprek over de beoordeling:

  • a.

    artikel 2:6, tweede en derde lid, Beloningsregeling;

  • b.

    artikel 2:7, tweede lid, Beloningsregeling;

  • c.

    artikel 2:9, eerste lid, Beloningsregeling;

  • d.

    artikel 3:3, eerste lid, Beloningsregeling;

  • e.

    artikel 3:4, Beloningsregeling;

  • f.

    artikel 3:5, eerste lid, Beloningsregeling;

  • g.

    artikel 3:6, eerste lid, Beloningsregeling.

Hoofdstuk 2. Planning

Artikel 2:1 Onderwerpen

  • 1. Tijdens het gesprek over de planning stellen de ambtenaar en de leidinggevende zo concreet mogelijk tenminste het volgende vast:

    • a.

      de door de ambtenaar uit te voeren werkzaamheden en de resultaten die op grond hiervan van de ambtenaar worden verwacht, met inachtneming van de organisatiedoelen en het toepasselijke functieprofiel;

    • b.

      de persoonlijke ontwikkeling die in het belang van de organisatie van de ambtenaar wordt verwacht, mede gelet op zijn loopbaan en mede gelet op de onderwerpen in hoofdstuk 17 ARG;

    • c.

      de termijnen waarbinnen de onder a en b bedoelde resultaten en ontwikkeling behaald c.q. gerealiseerd dienen te zijn;

    • d.

      de relevante voorwaarden met betrekking tot de onderdelen a tot en met c;

    • e.

      de frequentie van de gesprekken over de voortgang;

    • f.

      de betrokkenheid van referenten bij de voortgang en de beoordeling;

    • g.

      de maand waarin het gesprek over de beoordeling plaatsvindt.

  • 2. De uitkomsten van het gesprek over de planning worden vastgelegd in het gespreksverslag.

Artikel 2:2 Bezwaar

Indien het verslag van het gesprek naar de mening van de ambtenaar een besluit bevat in de zin van de Algemene wet bestuursrecht waarbij diens belang als ambtenaar rechtstreeks is betrokken, wordt desgevraagd aan de ambtenaar een afschrift van het verslag verstrekt om de ambtenaar in staat te stellen bezwaar te maken binnen de wettelijke termijn.

Hoofdstuk 3. Voortgang

Artikel 3:1 Frequentie en initiatief

  • 1. Het gesprek over de voortgang vindt binnen de cyclus tenminste eenmaal plaats.

  • 2. Het gesprek over de voortgang kan plaatsvinden zowel op initiatief van de leidinggevende als van de ambtenaar.

Artikel 3:2 Onderwerpen

  • 1. Tijdens het gesprek over de voortgang stellen de ambtenaar en de leidinggevende aan de hand van de voor de ambtenaar geldende planning zo concreet mogelijk vast in hoeverre de resultaten en de persoonlijke ontwikkeling inmiddels zijn behaald c.q. gerealiseerd.

  • 2. De te behalen resultaten, te realiseren ontwikkeling en voorwaarden kunnen tijdens het gesprek over de voortgang worden bijgesteld.

  • 3. De uitkomsten van het gesprek over de voortgang worden vastgelegd in het gespreksverslag.

Hoofdstuk 4. Beoordeling

Artikel 4:1 Onderwerpen

Tijdens het gesprek over de beoordeling stellen de ambtenaar en de leidinggevende zo concreet mogelijk het volgende vast, aan de hand van de voor de ambtenaar geldende planning:

  • a.

    in hoeverre de ambtenaar de resultaten heeft behaald en persoonlijke ontwikkeling heeft gerealiseerd en de waardering daarvan;

  • b.

    welke verbeteringen naar de toekomst nodig zijn om de afgesproken resultaten en ontwikkeling te kunnen realiseren.

Artikel 4:2 Beoordelingstermijn

Het gesprek over de beoordeling betreft uitsluitend hetgeen zich tijdens de afgelopen cyclus heeft voorgedaan en vindt plaats aan het einde van deze cyclus.

Artikel 4:3 Oordelen

Bij inschakeling van een of meer referenten ontvangen de ambtenaar en de leidinggevende tenminste twee weken voorafgaand aan het gesprek over de beoordeling, van de referenten hun concrete en onderbouwde schriftelijke oordelen over hetgeen in artikel 4:1 is genoemd.

Artikel 4:4 Beoordelingsgesprek

  • 1. Het beoordelingsgesprek vindt plaats tussen de ambtenaar en de leidinggevende.

  • 2. Tijdens het gesprek over de beoordeling worden in elk geval de verschillen tussen de oordelen van de ambtenaar en de oordelen van de leidinggevende besproken.

  • 3. Het gesprek over de beoordeling kan plaatsvinden zowel op initiatief van de leidinggevende als van de ambtenaar.

Artikel 4:5 Vastlegging gesprek

De leidinggevende draagt ervoor zorg dat de uitkomsten van het gesprek over de beoordeling uiterlijk binnen twee weken na het gesprek zijn vastgelegd in het gespreksverslag.

Artikel 4:6 Vaststelling door of namens diensthoofd

  • 1. Als de ambtenaar na het beoordelingsgesprek met de leidinggevende van mening verschilt over diens oordeel, wordt de procedure gevolgd zoals vastgelegd in artikel 1:9 en de navolgende leden.

  • 2. Binnen twee weken nadat het diensthoofd het gespreksverslag heeft ontvangen, stelt hij de ambtenaar in de gelegenheid om schriftelijk of mondeling een toelichting te geven.

  • 3. Als de ambtenaar geen gebruik maakt van de in het tweede lid bedoelde mogelijkheid, stelt het diensthoofd het verslag zo spoedig mogelijk vast.

  • 4. Als de ambtenaar gebruik maakt van de in het tweede lid bedoelde mogelijkheid, stelt het diensthoofd binnen vier weken na de ontvangst van de toelichting het verslag vast, waarbij in voorkomend geval gemotiveerd wordt aangegeven waarom niet of niet volledig aan de bedenkingen van de ambtenaar is tegemoetgekomen.

Artikel 4:7 Mogelijkheid van bezwaar

Bij kennisgeving aan de ambtenaar van het definitieve verslag van het gesprek over de beoordeling wordt vermeld dat de ambtenaar binnen de wettelijke termijn bezwaar kan maken.

Hoofdstuk 5. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 5:1 Evaluatie

Uiterlijk binnen twee jaar na inwerkingtreding van deze regeling wordt deze geëvalueerd. De evaluatie wordt besproken met de Commissie voor Georganiseerd Overleg.

Artikel 5:2 Intrekking en overgangsrecht

  • 1. Op de datum van inwerkingtreding van deze regeling vervalt bijlage 2 van het Concernkader competentiemanagement en invoering (BSD2001629) d.d. 15 januari 2001.

  • 2. Op de datum van inwerkingtreding van deze regeling vervalt het Concernkader Functioneringsgesprekken met bijbehorend formulier en handleiding.

  • 3. Op de datum van inwerkingtreding van deze regeling vervalt de Beoordelingsregeling (BSD/2008.1054) d.d. 22 april 2008.

  • 4. Als een gesprekscyclus aanvangt op een latere datum dan de datum van inwerkingtreding van deze regeling, kan nog tot uiterlijk 24 maanden na de datum van inwerkingtreding van deze regeling een beoordeling worden opgemaakt op basis van de Beoordelingsregeling (BSD/2008.1054) d.d. 22 april 2008.

Artikel 5:2 Citeertitel en ingangsdatum

  • 1. Deze regeling kan worden aangehaald als: Regeling planning-, voortgang- en beoordelingcyclus, afgekort: Regeling PVB-cyclus.

  • 2. Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 september 2013.

Ondertekening

Den Haag, 9 juli 2013

Het college van burgemeester en wethouders,

de secretaris

mw. A.W.H. Bertram

de burgemeester

J.J. van Aartsen

Toelichting

ALGEMEEN

Flexibele en resultaatgerichte organisatie

De gemeente Den Haag en haar medewerkers worden in toenemende mate gevraagd om flexibel en resultaatgericht te zijn. Door afstemming op basis van gemaakte resultaat- en ontwikkelafspraken, kan de organisatie flexibeler opereren.

Hierdoor ontstaat er ruimte om individuele medewerkers in te zetten op hun unieke kwaliteiten. Ook de flexibiliteit in de inzet van kwaliteiten draagt bij aan meer effectieve en efficiënte dienstverlening aan de klant.

De eerste stappen tot deze flexibiliteit worden in feite al gezet met de implementatie van een ander functiehuis, met generieke functies. Hierdoor wordt het maken van concrete resultaatafspraken noodzakelijk voor afstemming over functioneren.

afbeelding binnen de regeling

Model PVB-cyclus

In een grote organisatie als de gemeente Den Haag blijft het een uitdaging om de activiteiten van alle medewerkers helder te stroomlijnen met de organisatiedoelen die bereikt moeten worden. Ieder individu (en hiermee: iedere werknemer) is uniek en in ontwikkeling. Ook verandert de organisatie zelf regelmatig onder invloed van vragen uit de politiek. Regelmatige afstemming over wederzijdse verwachtingen is dus wenselijk.

Gesprekken tussen medewerkers en leidinggevenden vormen een instrument om deze afstemming vorm te gegeven en vormen daarmee een hulpmiddel om gestelde doelen te behalen.

Schematisch overzicht model cyclus

Uitgangspunten voor opzet PVB-cyclus

De cyclus is een sturingsinstrument om de organisatiedoelen te behalen: Elke cyclus vindt plaats op basis van doelen die door de organisatie, en door de medewerker zelf, worden bepaald. In gesprekken tussen medewerker en leidinggevende worden deze doelen op elkaar afgestemd en vastgelegd in zo concreet mogelijke afspraken, die vervolgens worden bewaakt en beoordeeld.

Afspraken over resultaten en persoonlijke ontwikkeling vormen de basis: Afstemming tussen de organisatie en de medewerker wordt concreet gemaakt met een afspraak tussen medewerker en leidinggevende over het te leveren resultaat en de persoonlijke ontwikkeling. In de afspraak worden de randvoorwaarden benoemd waarbinnen het resultaat wordt opgeleverd en/of de ontwikkeling wordt doorlopen. Het uitgangspunt dat individueel te behalen resultaten in het planningsgesprek worden geprioriteerd, laat onverlet dat andere zaken ten aanzien van resultaten en ontwikkelingen conform het toepasselijke functieprofiel ook van toepassing blijven voor de ambtenaar.

Door systematische evaluatie kan het functioneren worden gestimuleerd: Medewerker en leidinggevende evalueren met regelmaat resultaten en persoonlijke ontwikkeling. Aan de hand van een zo concreet mogelijk onderbouwde beoordeling door de leidinggevende, kan de medewerker worden gestimuleerd tot het goed of uitstekend realiseren van de gemaakte afspraken. Deze beoordeling wordt jaarlijks gehouden.

Verantwoordelijkheid van zowel medewerker als leidinggevende: Medewerker en leidinggevende zijn beide verantwoordelijk voor afstemming en het maken van afspraken. De leidinggevende is verantwoordelijk voor de afstemming tussen organisatiedoelen en individuele resultaten. De medewerker is verantwoordelijk voor het nakomen van gemaakte afspraken: behalen van de beoogde resultaten en het doorlopen van een ontwikkeling. Hiertoe heeft hij of zij tevens de verantwoordelijkheid voor terugkoppeling op het wel of niet behalen van de resultaten en de ontwikkeling.

Administratieve eenvoud: Door afspraken vast te leggen, wordt zichtbaar wat medewerker en leidinggevende van elkaar verwachten. Dit kan de concreetheid van de afstemming ondersteunen, mits dit zo effectief en efficiënt mogelijk gebeurt. De vastlegging is een middel. Het doel ligt op het uiteindelijke resultaat en de ontwikkeling die plaats gaat vinden.

Rechtspositionele grondslag regeling PVB-cyclus

Deze regeling is gebaseerd op het hiervoor weergegeven model van een gesprekscyclus.

Aan deze regeling ligt ten grondslag hetgeen in de arbeidsvoorwaardenregeling is bepaald omtrent het persoonlijk ontwikkelingsplan, het functioneringsgesprek en de beoordeling. Zie hoofdstuk 17 ARG en artikel 15:1:15 ARG. Dit houdt in dat deze regeling invulling geeft aan de desbetreffende artikelen, en dat hetgeen daarin is bepaald ten aanzien van (onder andere) opleiding en ontwikkeling moet worden betrokken bij de gesprekken in het kader van de PVB-cyclus.

Rechtsbescherming bij de uitvoering van de regeling PVB-cyclus

De Algemene wet bestuursrecht en de Regeling personeelsbesluiten 2008 zijn van toepassing.

ARTIKELSGEWIJS

Artikel 1:1, eerste lid

De leidinggevende is een ambtenaar die de formele bevoegdheid heeft om leiding te geven. Bovendien moet deze ambtenaar ook direct en feitelijk leiding geven, zodat hij voldoende zicht heeft op het functioneren van de ambtenaar waaraan hij leiding geeft.

Artikel 1:2

De leidinggevende is uiteindelijk verantwoordelijk voor de voortgang van het proces tijdens de cyclus. Dit vloeit voort uit de hiërarchie. Het proces begint met het op basis van het generieke functieprofiel vertalen van de organisatiedoelen naar werkafspraken, d.w.z. meetbare afspraken over resultaten en ontwikkeling.

Ook is geregeld dat de ambtenaar tijdig moet terugkoppelen over de voortgang. Het gaat in deze ook om bijkomende omstandigheden die de realisering van de afgesproken resultaten en ontwikkeling belemmeren (b.v. uitval als gevolg van ziekte) of bespoedigen (b.v. een meevaller als gevolg van innovatie).

Artikel 1:3, derde lid

In deze bepaling gaat het om alle relevante omstandigheden, dus omstandigheden voor zover deze relevant zijn in het kader van de in het eerste lid genoemde jaarlijkse cyclus. Dit kan dus onder meer zien op arbeidsomstandigheden, arbeidsverzuim, integriteit, mobiliteit. Ook de wederzijdse relatie tussen de ambtenaar en de leidinggevende en het functioneren van de leidinggevende kunnen relevante omstandigheden zijn.

Artikel 1:3, vierde lid

Bijzondere omstandigheden zien onder meer op het traject dat een trainee moet doorlopen. Ook kan men denken aan een verlenging van de cyclus waarbij de betrokken ambtenaar een kans krijgt om binnen die verlenging zijn onvoldoende functioneren te verbeteren. De cyclus zal in het algemeen niet korter kunnen zijn dan zes maanden.

Artikel 1:5

Voor de vastlegging van de gesprekken wordt gebruik gemaakt van een gestandaardiseerd formulier in bijvoorbeeld P-digitaal. In deze regeling wordt met ondertekening mede bedoeld het digitaal markeren door betrokkenen dat zij de inhoud van de gespreksverslagen zoals vastgelegd in P-Digitaal accorderen danwel daarvan kennis hebben genomen. Zie in dit verbandhet Concernkader digitale personeelsdossiers.

Een uitzondering op het vorenstaande betreft het verslag van het beoordelingsgesprek. Aangezien uit een beoordeling rechtspositionele besluiten kunnen voortvloeien, kan niet volstaan worden met digitale markering. In dat geval is de procedure dat het verslag van het gesprek door betrokkenen wordt getekend, waarna het verslag in het personeelsdossier wordt opgenomen. Hhier behelst de ondertekening door de ambtenaar de bevestiging dat de ambtenaar heeft kennisgenomen van het verslag, oftewel “voor gezien”.

Artikelen 1:7 en 1:8

De streefnorm voor het functioneren van een ambtenaar is: “voldoende”. De gemeente wil in de toekomst dat een ambtenaar goed functioneert en niet (net) voldoende en wil daar in de toekomst ook beloningsconsequenties aan gaan koppelen. Tot dat moment blijft het criterium ‘voldoende’ voor periodieke salarisverhoging van kracht zoals dat is vastgelegd in de Beloningsregeling Den Haag.

Van ambtenaar en leidinggevende worden verwacht dat zij er alles aan doen, opdat de ambtenaar op het niveau komt of blijft waarop hij “goed” functioneert. Op grond van “onvoldoende” functioneren kan de conclusie getrokken worden dat iemand ongeschikt is voor zijn functie. Indien geconstateerd wordt dat de ambtenaar “onvoldoende” functioneert, zal een verbetertraject gestart worden, waarin de ambtenaar mogelijkheid wordt geboden om zijn functioneren op een voldoende niveau te brengen. Als aan het eind van dit traject nog steeds sprake is van “onvoldoende” functioneren, dient zich de grondslag aan voor ongeschiktheidsontslag als bedoeld in art. 8:6 ARG.

Tenslotte dient er nog op gewezen te worden dat deze regeling in essentie betrekking heeft op het volledig functioneren van de ambtenaar en de waardering van dit functioneren. In de periode, dat de ambtenaar niet (volledig) functioneert als gevolg van ziekte of andere hem niet te verwijten omstandigheden, kan zijn functioneren derhalve niet (in volle omvang) gewaardeerd worden. Wel dient de ambtenaar tijdig naar zijn leidinggevende terug te koppelen over de voortgang. Immers door bijkomende omstandigheden, namelijk ziekte, wordt de realisering van de afgesproken resultaten en ontwikkeling belemmerd en moeten de gemaakte afspraken wellicht bijgesteld worden.

Het formulier, bedoeld in artikel 1:5, wordt zo ingericht dat er bij de evaluatie per onderdeel één waardering volgt en dat er alleen voor akkoord (en dus niet voor “gezien”) (digitaal) getekend kan worden.

Artikel 1:9

Bij een verschil van inzicht is er sprake van verschillende standpunten. Voor zover de standpunten verschillen, behoeft de ambtenaar alleen zijn eigen standpunt te ondertekenen. Door te ondertekenen formaliseert hij zijn eigen standpunt. Indien hij zijn eigen standpunt niet ondertekent, is er geen sprake van een formeel standpunt van de ambtenaar. In dat geval zal gedurende de verdere procedure het standpunt van zijn leidinggevende van doorslaggevende aard zijn.

De conflictprocedure wordt in het formulier als bedoeld in artikel 1:5 apart toegevoegd en zodanig vorm gegeven dat zowel ambtenaar als leidinggevende ieder uitsluitend voor hun eigen standpunt kunnen tekenen.

Zoals eerder opgemerkt, wordt in deze regeling met ondertekening mede bedoeld het digitaal markeren door betrokkenen van de inhoud van de gespreksverslagen zoals vastgelegd in P-digitaal. In het geval van een onoverbrugbaar verschil van inzicht over de inhoud van een gespreksverslag is de procedure dat de ambtenaar en de leidinggevende elk voor hun standpunt ondertekenen, waarna het verslag binnen drie weken wordt doorgestuurd naar het diensthoofd. Het diensthoofd stelt in deze conflictprocedure het gespreksverslag namens het college definitief vast. Het diensthoofd kan zijn bevoegdheid doormandateren aan een functionaris, die van een hogere rang moet zijn dan de leidinggevende die het formulier heeft getekend. Dit is uiteraard ook van toepassing op artikel 4:6.

Artikel 2:1, eerste lid, onder b

Ontwikkeling omvat ook het gedrag van de ambtenaar in verband met zijn functioneren. Het gaat er dan om dat - indien relevant - concreet gedrag geconstateerd wordt en daarbij aangegeven wordt in welk concreet gedrag dit veranderd zal worden. Ontwikkeling heeft bovendien niet alleen betrekking op inzetbaarheid, maar ook op eventuele doorstroming naar een andere functie.

Artikel 2:1, eerste lid, onder d

Onder voorwaarden kan ook worden verstaan het volgen van een opleiding.

Artikel 2.2

Dit artikel gaat over de situatie dat de ambtenaar het niet eens is met de inhoud van het planningsverslag en van mening is dat het planningsverslag een of meer besluiten bevat die het rechtspositionele belang van de ambtenaar raken als bedoeld in de Algemene wet bestuursrecht. In dat geval heeft de ambtenaar recht op een schriftelijk afschrift van het verslag, getekend door door de leidinggevende, of in geval van de procedure bedoeld in artikel 1:9, door het diensthoofd. De ambtenaar ontvangt dit verslag uiterlijk één week nadat de ambtenaar hierom schriftelijk heeft verzocht. Het verslag wordt verstrekt om de ambtenaar in staat te stellen bezwaar te maken. Of daadwerkelijk sprake is van een besluit als bedoeld in de Algemene wet bestuursrecht staat ter beoordeling in de bezwaar c.q. beroepsprocedure.

Hoofdstuk 4

Dit hoofdstuk regelt de beoordeling. Het is een beoordelingsproces dat overeenkomt met het beoordelingsproces zoals dat geregeld was in de ingetrokken Beoordelingsregeling. Zie bijgaande transponeringstabel. Nieuw is dat niet meer beoordeeld en gewaardeerd wordt aan de hand van functiebestanddelen of gezichtspunten, maar dat de bereikte resultaten en ontwikkeling beoordeeld en gewaardeerd worden.

Artikel 4:7

Het vastgestelde gespreksverslag van een beoordeling omvat de waardering van de werkgever van het functioneren van de ambtenaar. Op basis daarvan kunnen rechtspositionele maatregelen worden genomen. Volgens vaste rechtspraak wordt de beoordeling aangemerkt als een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht, waartegen bezwaar kan worden gemaakt. In artikel 4:7 is daarom volledigheidshalve vermeld dat toepassing moet worden gegeven aan artikel 3:45 van de Algemene wet bestuursrecht, oftewel vermelding van de bezwaarclausule bij toezending van het definitieve verslag van het beoordelingsgesprek aan de ambtenaar, en vermelding van de termijn en instantie voor het maken van bezwaar. Onder definitief verslag wordt verstaan het door de leidinggevende getekende verslag, tenzij sprake is van toepassing van de geschillenprocedure in welk geval het gaat om het door het diensthoofd getekende verslag. De plicht om het verslag aan de ambtenaar toe te zenden is vervat in artikel 1:5.

Artikel 5:2

De overgangsmaatregel maakt het mogelijk dat diensten op een latere datum dan de datum van inwerkingtreding van deze regeling de implementatie van deze regeling kunnen voltooien. Bovendien zorgt deze overgangsmaatregel er voor dat het ook bij implementatie van deze regeling na de datum van inwerkingtreding mogelijk is om een beoordeling op basis van deze regeling op te maken en af te ronden nadat een volledige gesprekscyclus is doorlopen. De mogelijkheid om te beoordelen op basis van de oude regeling eindigt uiterlijk 24 maanden na de datum van inwerkingtreding van deze regeling.

Transponeringstabel Regeling PVB-cyclus

Beoordelingsregeling

Regeling PVB-cyclus

Art. 1:1

Art. 1:1

Art. 2:1

Art. 4:2

Art. 2:2

Art. 4:2

Art. 3:1

Artt. 1:3 en 1:4

Art. 3:2

Art. 1:3

Art. 4:1

Artt. 4:4 en 4:5

Art. 4:2

Art. 4:5

Art. 4:3

Art. 1:6 en art. 2:1

Art. 4:4

Art. 1:1

Art. 4:5

Art. 1:1

Art. 4:6

-

Art. 5:1

Artt. 1:5

Art. 5:2

Artt. 1:5, 4:1

Art. 5:3

Artt. 1:5

Art. 5:4

Art. 2:1, 4:1

Art. 6:1

Art. 4:3

Art. 6:2

Art. 4:1

Art. 6:3

Art. 1:2, 2:1

Art. 6:4

Toelichting bij artt. 1:7 en 1:8

Art. 6:5

Art. 4:3, 4:5

Art. 7:1

Art. 4:3

Art. 7:2

Art. 4:4

Art. 7:3

Art. 4:5

Art. 8:1

Art. 4:5

Art. 8:2

Artt. 4:5

Art. 8:3

Art. 4:6

Art. 8:4

Art. 4:6

Art. 8:5

Art. 4:6

Art. 8:6

Art. 4:6

Art. 8:7

Art. 1:5

Art. 9:1

-

Art. 9:2

-