Regeling vervallen per 23-07-2015

AANWIJZINGEN VOOR DE REGELGEVING DEN HAAG 2015

Geldend van 23-07-2015 t/m 22-07-2015

Intitulé

AANWIJZINGEN VOOR DE REGELGEVING DEN HAAG 2015

HET COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS,

gelet op artikel 160 van de Gemeentewet.

Besluit:

I. Vast te stellen de “Aanwijzingen voor de regelgeving Den Haag 2015” en te bepalen dat aanwijzingen zullen wordne gebruikt voor alle regelingen deze die onder verantwoordelijkheid van burgemeester en wethouders, de burgemeester en overige gemeentelijke bestuursorganen tot stand komen of worden aangeboden aan de raad.

II. Dat deze aanwijzingen in werking treden met ingang van 1 oktober 2015.

III. Dat dit besluit wordt gepubliceerd in het gemeenteblad van week 30 van 2015 en met ingang van 23 juli 2015, inclusief toelichting, terug te vinden zijn op de site www.denhaag.nl/bestuurlijkestukken, onder risnummer 284262.

Den Haag, 21 juli 2015

Het college van burgemeester en wethouders,

de locosecretaris, de burgemeester,

Toelichting

 

Inleiding

Regelgeving is een vak apart. De formulering van verordeningen, regelingen en beleidsregels luistert heel nauw. Regelgeving moet ondubbelzinnig, correct, waterdicht, begrijpelijk, herkenbaar en digitaal vindbaar zijn. Deze kwaliteitscriteria liggen ten grondslag aan de Aanwijzingen voor de Regelgeving Den Haag 2015. Deze aanwijzingen vervangen de huidige aanwijzingen, die niet op alle onderdelen actueel meer zijn.

Waarom Aanwijzingen?

De Aanwijzingen hebben tot doel de Haagse regelgeving te harmoniseren en meer geschikt te maken voor digitale verwerking en publicatie. Harmonisering kan worden bereikt door gebruik van bepaalde modellen en een standaard opbouw voor de regelgeving voor te schrijven. Dat bevordert de volledigheid van de regelgeving (er worden geen onderdelen vergeten) en de herkenbaarheid ervan. Redactionele voorschriften zorgen ervoor dat de regelgeving ondubbelzinnig en begrijpelijk wordt geformuleerd. Consequente opbouw en hantering van citeertitels met “Den Haag” erin maken de regelgeving makkelijk digitaal vindbaar voor de burger. Dat maakt het ook efficiënt: de opstellers van regelgeving hoeven niet iedere keer opnieuw het wiel uit te vinden.

Hoe werkt het?

De Aanwijzingen geven aan in welke gevallen van het instrument regelgeving gebruik gemaakt kan worden. Daarbij wordt ook gelet op vermindering van red tape en op de uitvoeringsaspecten (onder meer handhaving). Daarnaast bevatten de Aanwijzingen de regels voor het opschrijven van een verordening, regeling of beleidsregel: welke elementen moet een regeling bevatten? En hoe schrijven we die op?

De Aanwijzingen geven dwingende aanwijzingen voor redactie, keuzemogelijkheden waar mogelijk en voorbeelden en modellen. Zij zijn bedoeld om de opstellers van regelgeving door het proces van regelgeving heen te leiden.

Is dit een zuiver Haagse benadering van regelgeving?

De Aanwijzingen zijn een bewerking van de landelijke Aanwijzingen voor de Regelgeving. In de Haagse aanwijzingen wordt zo veel mogelijk verwezen naar de landelijke aanwijzingen. Slechts daar waar aanpassingen nodig waren zijn deze integraal in de tekst van de Haagse aanwijzingen opgenomen.

Dat heeft het voordeel, dat wijzigingen in de landelijke aanwijzingen gelijk doorwerken in de Haagse aanwijzingen en er dus minder actualiseringen hoeven plaats te vinden. Voor het gebruiksgemak is een integrale tekst beschikbaar.

 

Dynamisch document

De aanwijzingen zijn nog niet helemaal compleet. Wel compleet genoeg om ze nu al vast te stellen en te hanteren in de praktijk. Er komt bijvoorbeeld nog een voorstel over het vaststellen van verordeningen door de gemeenteraad (onder andere de werkwijze bij amendementen). Voor het gebruiksgemak worden ook nog voorbeeldverordeningen en -beleidsregels opgesteld. Ook zullen er cursussen worden georganiseerd. Een aantal medewerkers heeft deze cursus van de Academie voor Wetgeving overigens al gevolgd. Voor hen zijn verdiepingscursussen mogelijk. 

Hoofdstuk 1. Toepassingsbereik

Aanwijzing 1

Deze aanwijzingen hebben betrekking op regelingen die onder verantwoordelijkheid van burgemeester en wethouders, de burgemeester en overige gemeentelijke bestuursorganen tot stand komen of worden aangeboden aan de raad.

Aanwijzing 2

In deze aanwijzingen wordt verstaan onder:

  • -

    Aanwijzingen voor de regelgeving: Aanwijzingen voor de regelgeving zoals vastgelegd in de Circulaire van de Minister-President van 18 november 1992.

  • -

    regeling: algemeen verbindend voorschrift (waaronder verordeningen),

    gemeenschappelijke regeling, interne regeling of beleidsregels.

Aanwijzing 3

Aanwijzing 3 van de Aanwijzingen voor de regelgeving is van overeenkomstige toepassing.

Aanwijzing 4

Afwijking van deze aanwijzingen is slechts toegestaan, indien onverkorte toepassing daarvan uit een oogpunt van goede regelgeving niet tot aanvaardbare resultaten zou leiden.

Toelichting:

Er kunnen zich gevallen voordoen waarin toepassing van een aanwijzing uit een oogpunt van goede regelgeving niet tot aanvaardbare resultaten leidt. Daartoe is in de onderhavige aanwijzing een geclausuleerde afwijkingsmogelijkheid opgenomen. Het is in het bijzonder de taak van afdeling Juridische Zaken van de Bestuursdienst erop toe te zien dat van deze mogelijkheid een terughoudend en gemotiveerd gebruik wordt gemaakt.

Voor zover aanwijzingen elementen bevatten die reeds uit algemeen verbindende voorschriften voortvloeien, zal uiteraard van afwijking geen sprake kunnen zijn.

Hoofdstuk 2. Algemene onderwerpen van regelgeving

§ 2.1. Gebruik van regelgeving

Aanwijzing 5.

Voor het normeren van gedragingen, handelingen of bevoegdheden worden algemeen verbindende voorschriften, interne regelingen of beleidsregels gebruikt.

Toelichting

De status van andere regulerende instrumenten zoals richtlijnen, beleidsnota’s en circulaires is niet eenduidig en helder. Van gebruik van deze instrumenten voor normering dient dan ook zoveel mogelijk te worden afgezien.

Aanwijzing 6

De aanwijzingen 6, 7, 8, 9, 10, 10a, 10b, 11, 12, 13, 14, 15, 17 en 18 van de Aanwijzingen voor de regelgeving zijn van overeenkomstige toepassing.

§ 2.2. Algemeen verbindende voorschriften

Aanwijzing 7

Als algemeen verbindend voorschrift wordt beschouwd een naar buiten werkende algemene regel, vastgesteld bij of krachtens wet in formele dan wel materiële zin.

Toelichting:

De in deze aanwijzing opgenomen omschrijving van het begrip algemeen verbindend voorschrift is gebaseerd op de huidige stand van de jurisprudentie.

Naast algemeen verbindende voorschriften behoren interne regels en beleidsregels tot de algemene regels. Interne regels ontberen het element "naar buiten werkende" van algemeen verbindende voorschriften. Zie voor de omschrijving van het begrip "beleidsregels" artikel 1:3, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

Aanwijzing 8

Algemeen verbindende voorschriften worden niet op andere wijze vastgesteld dan bij:

  • a.

    door de gemeenteraad vast te stellen verordening;

  • b.

    door burgemeester en wethouders dan wel de burgemeester vast te stellen regeling.

Aanwijzing 9

Bij verdeling van de elementen van een regeling over een verordening of regeling van burgemeester en wethouders of de burgemeester bevat de verordening ten minste de hoofdelementen van de regeling. Bij de keuze welke elementen in de verordening zelf regeling moeten vinden en ter zake van welke elementen delegatie is toegestaan, dient het primaat van de raad als wetgever als richtsnoer.

Toelichting:

Betrokkenheid gemeenteraad. Het primaat van de wetgever dient niet aldus te worden verstaan dat de gemeenteraad bij alle onderdelen van een regeling rechtstreeks moet worden betrokken. Lang niet alle onderdelen van een regeling zijn van die betekenis dat directe invloed van de raad op de vaststelling daarvan in de rede ligt. De mogelijkheid die de raad heeft het collegebeleid achteraf te controleren, is dan voldoende.

Gelet op het vorenstaande dient voor de keuze welke elementen van een regeling in de wet moeten worden geregeld en ter zake van welke delegatie toelaatbaar is, steeds te worden onderzocht welke elementen van een regeling zo gewichtig zijn dat de volksvertegenwoordiging rechtstreeks bij de vaststelling moet worden betrokken. Aldus moeten ten minste de hoofdelementen van een regeling in de verordening worden opgenomen.

Hoofdelementen van de regeling. Hoofdelementen zijn in ieder geval de reikwijdte en de structurele elementen van de regeling. Veelal zullen daartoe ook de voornaamste duurzame normen behoren.

De aanwijzing ziet niet op rechtspositionele regelingen ten aanzien van overheidspersoneel, aangezien deze in belangrijke mate een intern karakter hebben.

Aanwijzing 10

1.Zoveel mogelijk worden in de verordening opgenomen:

  • a.

    voorschriften die de grondslag vormen van een stelsel van vergunningen of een stelsel waarbij aanderszins de toelaatbaarheid van handelen afhankelijk wordt gesteld van verlof van de overheid;

  • b.

    voorschriften inzake sancties van bestuursrechtelijke of civielrechtelijke aard;

  • c.

    voorschriften waarbij toezichts- of opsporingsbevoegdheden worden toegekend;

  • d.

    voorschriften omtrent rechten en verplichtingen van burgers jegens elkaar;

  • e.

    voorschriften die beogen aan de burger procedurele waarborgen te bieden ten aanzien vanhet gebruik van bevoegdheden door de overheid.

2.Ook worden zoveel mogelijk in de regeling opgenomen voorschriften omtrent het bestaan van financiële aanspraken jegens de overheid, de kring van voor die aanspraken in aanmerking komende personen en de verschillende elementen die bij de bepaling van de uit te keren bedragen een rol moeten spelen, tenzij de financiële aanspraken slechts zeer tijdelijk of incidenteel van aard zijn dan wel het slechts om een zeer beperkt aantal gevallen gaat.

Toelichting:

Onderdeel a: Vergunningenstelsels. Het bepaalde in de aanhef en onder a laat de mogelijkheid open dat een vergunningenstelsel niet in de wet zelf in het leven wordt geroepen maar in de wet wordt volstaan met het uitdrukkelijk opnemen van de mogelijkheid dat bij algemene maatregel van bestuur voor nader omschreven gedragingen een vergunningplicht wordt ingesteld.

Het bepaalde in de aanhef en onder a geldt ook indien vergunningen niet met die term worden aangeduid maar met een andere benaming zoals erkenning. Het voorschrift heeft echter geen betrekking op die gevallen waarin op basis van bijzondere omstandigheden ontheffing kan worden verleend van een verbod of gebod.

Onderdeel e: Procedurele waarborgen voor burgers. Onderdeel d heeft betrekking op procedurele waarborgen die aan de burger worden geboden met betrekking tot het handelen van de overheid. Dit onderdeel ziet niet op voorschriften van administratieve aard die ertoe strekken een ordelijk en vlot verloop van het contact tussen burger en overheid en het functioneren van het overheidsapparaat te vergemakkelijken.

Procedurele waarborgen zijn bijvoorbeeld voorschriften die het horen van belanghebbenden alvorens te beslissen voorschrijven, recht op inzage van bepaalde stukken bieden, de verplichting scheppen tot vaststellen en bekendmaken van beleidsvoornemens of de plicht opleggen bepaalde instanties om advies te vragen.

Voorschriften van administratieve aard, zoals hiervoor bedoeld, zijn voorschriften omtrent modellen of formulieren, het verplichten tot het meezenden van bepaalde bescheiden of de wijze van indienen van stukken.

§ 2.3. Delegatie en mandaat van regelgevende bevoegdheid

Aanwijzing 11

Aanwijzing 25 van de Aanwijzingen voor de regelgeving is van overeenkomstige toepassing.

Aanwijzing 12

Delegatie aan burgemeester en wethouders of de burgemeester van de bevoegdheid tot het vaststellen van algemeen verbindende voorschriften geschiedt, indien mogelijk, rechtstreeks in de verordening.

Toelichting:

Indien bij het formuleren van een verordening reeds vaststaat dat bepaalde voorschriften bij regeling van burgemeester en wethouders of de burgemeester moeten worden gegeven, dient, indien dit wetgevingstechnisch niet tot problemen leidt, het stellen van die regels in de verordening rechtstreeks aan burgemeester en wethouders of de burgemeester te worden gedelegeerd.

Aanwijzing 13

Delegatie aan burgemeester en wethouders en aan de burgemeester van de bevoegdheid tot het vaststellen van algemeen verbindende voorschriften wordt beperkt tot voorschriften van administratieve aard, uitwerking van de details van een regeling, voorschriften die dikwijls wijziging behoeven en voorschriften waarvan te voorzien is dat zij mogelijk met grote spoed moeten worden vastgesteld.

Toelichting

De aanwijzing ziet niet op rechtspositionele regelingen ten aanzien van overheidspersoneel, aangezien deze in belangrijke mate een intern karakter hebben.

Aanwijzing 14

1.Bij delegatie van regelgevende bevoegdheid wordt over "regels" gesproken, indien in de delegerenderegeling over het betrokken onderwerp nog niets is geregeld. In andere gevallen wordt over "nadere regels" gesproken.

2.Voor delegatie van regelgevende bevoegdheid aan burgemeester en wethouders of de burgemeesterwordt de formule "kunnen/kan regels stellen" of de formule "kunnen/kan nadere regels stellen" gebruikt.

Aanwijzing 15

In een regeling wordt niet voorzien in mandaatverlening van de bevoegdheid tot het vaststellen van algemeen verbindende voorschriften.

Toelichting:

De figuur van mandaat tot het vaststellen van algemeen verbindende voorschriften aan bijvoorbeeld een algemeen directeur of directeur is onwenselijk en onnodig. Het is van belang dat de politiek verantwoordelijke bewindspersoon zelf de regeling vaststelt.

Aanwijzing 16

De artikelen 33a en 34 van de Aanwijzingen voor de regelgeving zijn van overeenkomstige toepassing.

Aanwijzing 17

  • 1.

    Een regeling wordt niet eerder vastgesteld dan nadat de regeling of wet waarop deze is gebaseerd, is vastgesteld.

  • 2.

    In uitzonderlijke situaties kan een regeling reeds worden vastgesteld voordat de delegerende regeling in werking is getreden.

  • 3.

    Voor de inwerkingtredingsbepaling van een regeling als bedoeld in het tweede lid wordt het in aanwijzing 180 van de Aanwijzingen voor de regelgeving, onder G, bedoelde model gebruikt.

Toelichting:

Een uitvoeringsregeling kan niet eerder in werking treden of verder terugwerken dan de delegerende regeling. Voor de vaststelling ervan kan dat anders liggen. Van een uitzonderlijke situatie kan sprake zijn wanneer zaken die niet doelmatig in de regeling die aan de vast te stellen regeling ten grondslag ligt zelf te regelen zijn (administratieve voorschriften, aangelegenheden omtrent de uitvoering) tijdig bekend dienen te zijn aan justitiabelen of uitvoeringsinstanties, ten einde hun de gelegenheid te bieden zich hierop adequaat voor te bereiden, en de wet zelf op zeer korte termijn in werking moet treden. Steeds moet hierbij echter bezien worden of op andere wijze, bijvoorbeeld door circulaires of voorlichting, tijdig in de gewenste duidelijkheid kan worden voorzien. Uiteraard dient voldoende zekerheid te bestaan over de uiteindelijke redactie en nummering van de artikelen van de delegerende regeling, zodat niet achteraf onduidelijkheid kan ontstaan over de wettelijke basis van het besluit.

§ 2.4. Beleidsregels

Aanwijzing 18

Aanwijzing 44a van de Aanwijzingen voor de regelgeving is van overeenkomstige toepassing.

Aanwijzing 19

Bij de vaststelling van beleidsregels krachtens mandaat geschiedt deze vaststelling ten minste op het niveau van directeur of een daarmee vergelijkbare functionaris.

§ 2.5. Harmonisatie

Aanwijzing 20

De aanwijzingen 47 en 48 van de Aanwijzingen voor de regelgeving zijn van overeenkomstige toepassing.

Aanwijzing 21

1.De termen bestuursorgaan, belanghebbende, besluit, beschikking, aanvraag, beleidsregel, bestuursrechter, bezwaar, administratief beroep, beroep, subsidie, subsidieplafond, dwangbevel, overtreder, toezichthouder, last onder bestuursdwang, last onder dwangsom, bestuurlijke boete, mandaat en delegatie worden in bestuursrechtelijke regelingen, gebruikt in de betekenis die daaraan is gegeven in de Algemene wet bestuursrecht.

2.De termen adviseur, overtreding, bestuurlijke sanctie, herstelsanctie, bestraffende sanctie en goedkeuring worden in bestuursrechtelijke regelingen zoveel mogelijk gebruikt in de betekenis die daaraan is gegeven in de Algemene wet bestuursrecht.

Toelichting:

Eerste en tweede lid:

In de wetgeving wordt eenheid in terminologie nagestreefd. Dit streven is in het bijzonder van belang bij het gebruik van de centrale begrippen uit het bestuursrecht. De in het eerste lid genoemde begrippen hebben in de Algemene wet bestuursrecht een algemeen geldende betekenis gekregen en behoren daarom ook in andere bestuursrechtelijke regelgeving in die betekenis te worden gebruikt. Ook overigens verdient het aanbeveling de begrippen in deze zin te gebruiken. De in het tweede lid genoemde begrippen gelden formeel alleen binnen de Algemene wet bestuursrecht zelf. Het is echter van belang in de gemeentelijke regelgeving ook bij die begrippen aan te sluiten.

Voor reacties in het kader van inspraakprocedures wordt niet de term “bezwaar” gebruikt, maar “zienswijzen” of “bedenkingen”.

Aanwijzing 22

Aanwijzing 51 van de Aanwijzingen voor de regelgeving is van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk 3. Algemene aspecten van vormgeving

§ 3.1. Algemene terminologische punten

Aanwijzing 23

De aanwijzingen 52, 53, 54 en 55 van de Aanwijzingen voor de regelgeving zijn van overeenkomstige toepassing.

Aanwijzing 24

  • 1.

    Voor de terminologie in regelingen wordt in beginsel aangesloten bij die van verwante bindende

    EU-rechtshandelingen en internationale regelingen.

  • 2.

    Hiervan kan worden afgeweken, indien:

    • a.

      de terminologie van de bindende EU-rechtshandelingen en internationale regelingen niet voldoende is gepreciseerd,

    • b.

      daardoor beter wordt aangesloten bij elders in nationale of lagere regelingen gehanteerde terminologie, of

    • c.

      dit beter Nederlands oplevert.

Toelichting:

Aansluiting bij de terminologie van verwante EU- en internationale regelgeving kan worden bewerkstelligd door bepalingen daaruit in dezelfde bewoordingen over te nemen, door daarnaar te verwijzen of door een combinatie van deze mogelijkheden.

Aanwijzing 25

De aanwijzingen 57, 58, 59, 60, 61, 62, 63, 64, 65 en 66 van de Aanwijzingen voor de regelgeving zijn van overeenkomstige toepassing.

Aanwijzing 26

Voor de aanduiding van bedragen in euro's wordt het euroteken “€” gebruikt.

Aanwijzing 27

De aanwijzingen 72 en 72a van de Aanwijzingen voor de regelgeving zijn van overeenkomstige toepassing.

§ 3.2. Aanhaling en verwijzing

Aanwijzing 28

De aanwijzingen 78, 79, 80, 81, 82 en 83 van de Aanwijzingen voor de regelgeving zijn van overeenkomstige toepassing.

Aanwijzing 29

1.De term 'deze verordening' wordt uitsluitend gehanteerd bij verwijzing naar een ander onderdeel van de verordening zelf waarin de verwijzing is opgenomen.

2.Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op een regeling en beleidsregel.

Toelichting:

Gebruik van deze term bij verwijzing naar een andere verordening leidt tot verwarring en dient daarom achterwege te blijven. Bij verwijzing naar een andere verordening wordt die andere verordening aangeduid als 'die verordening'.

Aanwijzing 30

De aanwijzingen 83b, 84 en 85 van de Aanwijzingen voor de regelgeving zijn van overeenkomstige toepassing.

Aanwijzing 31

Bij aanhaling van een regeling met de citeertitel wordt het RIS-nummer of het Gemeenteblad waarin zij is geplaatst, niet vermeld.

Toelichting:

Een regeling die een citeertitel heeft, wordt daardoor afdoende geïdentificeerd.

Aanwijzing 32

Een regeling zonder citeertitel wordt aangehaald overeenkomstig het volgende model:

  • a.

    bij een verordening:

    Verordening van ...... (datum) tot/, houdende ...... (RIS-nummer en raadsvoorstelnummer);

  • b.

    bij een regeling van burgemeester en wethouders of de burgemeester:

    Regeling van ..... (datum) tot/, houdende ...... (RIS-nummer).

Aanwijzing 33

De aanwijzingen 88, 88a, 88b, 89, 89a, 90, 91, 91a en 92 van de Aanwijzingen voor de regelgeving zijn van overeenkomstige toepassing.

Aanwijzing 34

1.Indien een regeling verwijst naar normen die niet in de Nederlandse taal zijn gesteld en op overtredingvan die normen een strafrechtelijke of bestraffende bestuursrechtelijke sanctie is gesteld, worden die normen in het Nederlands vertaald.

2.De vertaling wordt in de gemeenteblad geplaatst. Indien de vertaalde normen slechts van belang zijnvoor een kleine groep personen of de kenbaarheid van de vertaling op een andere wijze voldoende is verzekerd voor alle belanghebbenden, kan de vertaling worden gepubliceerd in een ander van overheidswege verkrijgbaar gesteld publicatieblad of door middel van ter-inzage-legging. Van deze wijze van publicatie wordt mededeling gedaan in het gemeenteblad.

Toelichting:

Eerste lid: Het verdient in het algemeen de voorkeur dat bij verwijzing in de regelgeving naar niet-wettelijke normen, die normen in het Nederlands gesteld of vertaald zijn. De Hoge Raad heeft in zijn arrest van

24 juni 1997, NJ 1998, 70, vastgesteld dat uit artikel 16 van de Grondwet en artikel 1, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht volgt dat dit een dwingende eis is ingeval van strafrechtelijk te handhaven normen. Gezien de analogie tussen beide sanctietypen ligt het voor de hand om deze eis tevens te stellen aan normen op overtreding waarvan een bestraffende bestuursrechtelijke sanctie is gesteld.

Het vereiste van vertaling geldt voor normen die rechtstreeks zijn gericht tot burgers of bedrijven.

Dat betekent dat een vertaling eventueel achterwege kan blijven, ingeval de betrokken normen:

  • -

    niet gericht zijn tot burgers of bedrijven zelf, maar uitsluitend tot bijvoorbeeld keuringsinstanties, zodat overtreding van de voor goedkeuring gestelde eisen op zichzelf geen delict oplevert;

  • -

    een facultatief karakter hebben.

Dit laatste doet zich voor als bij een regeling 'primaire' normen worden gesteld, op overtreding waarvan de sanctie is gesteld (die normen moeten dan wel in het Nederlands luiden) en daarnaast wordt bepaald dat in ieder geval aan die normen wordt voldaan, indien betrokkene volgens een bepaalde door een andere instantie beschreven manier handelt.

§ 3.3. Hoofdletters

Aanwijzing 35

  • 1.

    Het gebruik van hoofdletters wordt zoveel mogelijk beperkt.

  • 2.

    Het gebruik van hoofdletters in de Grondwet wordt zoveel mogelijk gevolgd of als uitgangspunt genomen.

  • 3.

    Voor officiële benamingen wordt de schrijfwijze in de desbetreffende basisregeling gevolgd.

  • 4.

    Bij nieuwe benamingen wordt in beginsel alleen het eerste woord met een hoofdletter geschreven.

Voorbeelden bij tweede lid: algemene maatregel van bestuur, burgemeester, commissaris van de Koning, commissie, gedeputeerde staten, gemeente, kabinet, kamer(s) (indien gebruikt als soortnaam), koninklijk besluit, memorie van toelichting, presidium, provinciale staten, raad, rijksoverheid, rijkswet, staat.

Voorbeelden bij vierde lid: Commissie wetgeving algemene regels van bestuursrecht, Nationale ombudsman.

§ 3.4. Indeling

Aanwijzing 36

Een regeling is opgebouwd uit de volgende elementen:

  • a.

    opschrift van de regeling;

  • b.

    aanhef;

  • c.

    lichaam van de regeling;

  • d.

    ondertekening;

  • e.

    eventuele bijlagen

Toelichting:

Tot de aanhef behoort mede de in een regeling op te nemen considerans.

Een inhoudsopgave is geen onderdeel van een regeling. Wel kan zij bij de bekendmaking van de regeling worden opgenomen. Zie aanwijzing 87.

Aanwijzing 37

De aanwijzingen 95, 96, 97, 98, 99, 100, 101, 102 en 103 van de Aanwijzingen voor de regelgeving zijn van overeenkomstige toepassing.

Aanwijzing 38

1.Indien een verordening voorziet in de verplichting of de bevoegdheid tot het vaststellen vanuitvoeringsregelingen, wordt ter uitvoering van de verordening zo mogelijk één regeling door burgemeester en wethouders of de burgemeester vastgesteld.

2.In een uitvoeringsregeling worden zo mogelijk de indeling en volgorde van de onderdelen,de opschriften van die onderdelen, de wijze van nummering van de artikelen en de volgorde van de artikelen van de hogere regeling in acht genomen.

Aanwijzing 39

Aanwijzing 104a van de Aanwijzingen voor de regelgeving is van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk 4. Bijzondere bestanddelen van regelingen

§ 4.1. Opschrift

Aanwijzing 40

Aanwijzing 105 van de Aanwijzingen voor de regelgeving is van overeenkomstige toepassing.

Aanwijzing 41

Bij de formulering van het opschrift wordt het volgende model gevolgd:

  • 1.

    a. in een verordening: Verordening (onderwerp) Den Haag (jaartal);

    • b.

      in een regeling: Regeling (onderwerp) Den Haag (jaartal);

    • c.

      in een beleidsregel:

      Beleidsregel (onderwerp) Den Haag (jaartal)

  • 2.

    Het opschrift van regelingen en beleidsregels sluit zo veel mogelijk aan bij het opschrift van de verordening waarop zij betrekking hebben.

Toelichting:

Na het opschrift wordt geen punt geplaatst.

Aanwijzing 42

  • 1.

    Het opschrift bevat zo mogelijk enige materiële aanduiding van het onderwerp van de regeling.

  • 2.

    Het opschrift wordt beknopt gehouden.

Toelichting:

Opschriften die geen informatie geven over het onderwerp van de regeling zijn in het algemeen onwenselijk, omdat dat de inzichtelijkheid en digitale vindbaarheid van het regelingenbestand niet ten goede komt.

Dit geldt ook bij wijzigingsregelingen.

Aanwijzing 43

Aan een regeling wordt een citeertitel gegeven, die aan het slot van het opschrift tussen haakjes wordt vermeld.

Toelichting:

Bij een wijzigingsregeling kan aan het slot van het opschrift tussen haakjes een aanduiding van het onderwerp van de wijziging worden opgenomen. Slechts in bijzondere gevallen wordt bij een wijzigingsregeling een citeertitel opgenomen.

Zie ook aanwijzing 185 van de Aanwijzingen voor de regelgeving.

§ 4.2. Aanhef

Aanwijzing 44

Voor de aanhef van een verordening wordt het volgende model gebruikt:

De raad van de gemeente Den Haag,

gezien het voorstel van het college van (datum),

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet/overige wetsartikelen

besluit vast te stellen (OPSCHRIFT)

Aanwijzing 45

Voor de aanhef van een regeling van burgemeester en wethouders of de burgemeester wordt het volgende model gebruikt:

Het college van burgemeester en wethouders / De burgemeester van de gemeente Den Haag,

gelet op artikel …. van de (naam regeling)

besluit vast te stellen de (opschrift)

Aanwijzing 46

Aanwijzing 114 van de Aanwijzingen voor de regelgeving is van overeenkomstige toepassing.

§ 4.3. Begripsbepalingen

Aanwijzing 47

De aanwijzingen 121, 122 en 123 van de Aanwijzingen voor de regelgeving zijn van overeenkomstige toepassing.

Aanwijzing 48

  • 1.

    Voor een begripsbepaling wordt de volgende formulering gebruikt: c

  • In deze verordening (deze regeling/deze beleidsregel) (en de daarop berustende bepalingen) wordt (mede) verstaan onder ......: ......

  • 2.

    De term "verstaan" wordt gebruikt, indien een begrip in algemene zin wordt gedefinieerd.

  • 3.

    De term "mede verstaan" wordt gebruikt, indien aan de, al dan niet gedefinieerde, betekenis van

    een begrip uitbreiding wordt gegeven.

  • 4.

    In een begripsbepaling worden geen aanhalingstekens gebruikt.

Toelichting:

Door toevoeging van de zinsnede "en de daarop berustende bepalingen" wordt vermeden dat begrippen in een uitvoeringsregeling een afwijkende betekenis hebben van die in de delegerende regeling (zie ook aanwijzing 55).

De formulering "wordt begrepen onder" (synoniem van "wordt mede verstaan onder") dient niet meer gebruikt te worden, omdat deze misverstand kan wekken.

In begripsbepalingen kan ook worden verwezen naar de definiëring van een begrip in een andere regeling.

Aanwijzing 49

De te definiëren begrippen worden ongeletterd in alfabetische volgorde geplaatst.

§ 4.4. Adviescommissies

Aanwijzing 50

Aanwijzing 123a van de Aanwijzingen voor de regelgeving is van overeenkomstige toepassing.

§ 4.5. Toekenning van bestuursbevoegdheden

Aanwijzing 51

De aanwijzingen 125, 126, 127, 128, 129 en 130 van de Aanwijzingen voor de regelgeving zijn van overeenkomstige toepassing.

§ 4.6. Koppeling van overheidsprestaties aan juiste inschrijving in GBA

Aanwijzing 52

Aanwijzing 130b van de Aanwijzingen voor de regelgeving is van overeenkomstige toepassing.

§ 4.7. Overgang van rechten krachtens publiekrecht

Aanwijzing 53

Aanwijzing 130c van de Aanwijzingen voor de regelgeving is van overeenkomstige toepassing.

§ 4.8. Hardheidsclausules

Aanwijzing 54

De aanwijzingen 131, 131a en 131b van de Aanwijzingen voor de regelgeving zijn van overeenkomstige toepassing.

§ 4.9. Regels betreffende diensten

Aanwijzing 55

De aanwijzingen 131d en 131e van de Aanwijzingen voor de regelgeving zijn van overeenkomstige toepassing.

§ 4.10. Toezicht en opsporing

Aanwijzing 56

Aanwijzing 132 van de Aanwijzingen voor de regelgeving is van overeenkomstige toepassing.

Toelichting:

Bij het ontwerpen van de bepaling over toezichtbevoegdheden dienen de bepalingen van de Gemeentewet in acht te worden genomen. Dat betekent bijvoorbeeld dat in bepaalde gevallen toezichthouders de bevoegdheid kan worden gegeven om als uitbreiding op artikel 5:15 Awb ook woningen te betreden zonder toestemming van de bewoner (vgl. artikel 149a Gemeentewet). Artikel 151a, tweede lid, Gemeentewet dient in verband met artikel 5:16a (en 5:17) Awb te worden bezien.

Aanwijzing 57

Voor de regeling van de aanwijzing van toezichthouders worden de volgende modellen gebruikt:

  • a.

    bij aanwijzing van toezichthouders bij de verordening: Met het toezicht op de naleving van ... (aanduiding desbetreffende voorschriften) zijn belast ... (aanduiding ambtenaren of andere personen).

  • b.

    bij aanwijzing van toezichthouders op andere wijze:

    • 1.

      Met het toezicht op de naleving van ... (aanduiding desbetreffende voorschriften) zijn belast

      de bij besluit van ... (aanduiding bestuursorgaan) aangewezen ambtenaren/personen.

    • 2.

      Een besluit als bedoeld in het eerste lid wordt gepubliceerd in het gemeenteblad.

Toelichting:

De bevoegdheden die toezichthouders hebben bij de uitoefening van hun taak zijn ten algemene geregeld in titel 5.2 van de Algemene wet bestuursrecht. Krachtens artikel 5:14 van die wet kunnen de bevoegdheden onder andere bij wettelijk voorschrift worden beperkt. Zie hiervoor het model in aanwijzing 134.

N.B. Zodra een gemeentebreed Aanwijzingsbesluit toezichthouders is vastgesteld, is het in beginsel niet meer toegestaan daarnaast een eigen aanwijzingsbesluit te nemen.

Aanwijzing 58

Aanwijzing 134 van de Aanwijzingen voor de regelgeving is van overeenkomstige toepassing.

Aanwijzing 59

Indien het wenselijk wordt geacht ook anderen dan de bij of krachtens artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering aangewezen algemene opsporingsambtenaren te belasten met de opsporing van bepaalde strafbare feiten die geen economisch delict zijn, wordt daarvoor het volgende model gebruikt:

  • 1.

    Met de opsporing van de bij artikel ... strafbaar gestelde feiten zijn, onverminderd artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering belast ... (aanduiding ambtenaren).

  • 2.

    Een besluit als bedoeld in het eerste lid wordt gepubliceerd in het Gemeenteblad.

Toelichting:

Voor de aanwijzing van opsporingsambtenaren voor economische delicten bevat artikel 17 van de Wet op de economische delicten al een regeling. Het onderhavige model is bestemd voor gevallen waarin het wenselijk is om voor commune delicten in andere regelingen naast artikel 141 Wetboek van Strafvordering (Sv) andere ambtenaren met de opsporing van strafbare feiten te belasten. De feitelijke bevoegdheid tot aanwijzing kan in de regeling zelf geschieden of worden gedelegeerd.

Indien de bijzondere wet zelf de opsporingsambtenaren aanwijst (bijvoorbeeld de ambtenaren van een bepaalde dienst) wordt in het eerste lid van de modelbepaling na het woord 'belast' ingevuld: de ambtenaren van ..... (volgt de naam van de dienst).

De aldus bij of krachtens een regeling aangewezen opsporingsambtenaar zijn buitengewoon opsporingsambtenaar in de zin van artikel 142, eerste lid, onder c, Sv.

Overigens dienen buitengewone opsporingsambtenaren, alvorens hun taak feitelijk te kunnen uitoefenen, aan bepaalde vakbekwaamheids- en betrouwbaarheidseisen te voldoen en beëdigd te worden. Hieromtrent zijn regels gesteld in het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar. Dit besluit bevat ook regels over de legitimatie door buitengewone opsporingsambtenaren.

Opsporing van de feiten, strafbaar gesteld in de artikelen 179 tot en met 182 en 184 van het Wetboek van Strafrecht, voor zover deze feiten betrekking hebben op een bevel, vordering of handeling, gedaan of ondernomen door henzelf, is alleen mogelijk als de bevoegdheid daartoe is toegekend bij Amvb.

Zie artikel 142 Sr.

Aanwijzing 60

Aanwijzing 138 van de Aanwijzingen voor de regelgeving is van overeenkomstige toepassing.

§ 4.11. Sancties

Aanwijzing 61

De aanwijzingen 139, 140, 141, 143, 144 en 145 van de Aanwijzingen voor de regelgeving zijn van overeenkomstige toepassing.

Aanwijzing 62

  • 1.

    Indien de omschrijving van een strafbaar feit aan een lagere regeling wordt overgelaten, wordt in de verordening aangegeven welke straf kan worden opgelegd.

  • 2.

    Voor de strafbaarstelling van een feit dat niet alleen met een geldboete maar ook met een vrijheidsstraf wordt bedreigd, wordt het volgende model gebruikt:Overtreding van artikel ..... wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste ..... of geldboete van de ..... categorie.

Toelichting:

Hierbij moeten de grenzen van artikel 154 van de Gemeentewet in acht worden genomen.

§ 4.12. Informatievoorziening en gegevensverwerking

Aanwijzing 63

De aanwijzingen 161 en 162 van de Aanwijzingen voor de regelgeving zijn van overeenkomstige toepassing.

Aanwijzing 64

Zie aanwijzing 162 van de Aanwijzingen voor de Regelgeving.

§ 4.13. Evaluatiebepaling

Aanwijzing 65

Indien het wenselijk is te bepalen dat een regeling eenmalig of periodiek wordt geëvalueerd, of over de uitvoering daarvan verslag wordt gedaan, wordt het volgende model als uitgangspunt genomen:

Burgemeester en wethouders zenden binnen ...... jaar na de inwerkingtreding van deze regeling (, en vervolgens telkens na ...... jaar,) aan de raad een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze regeling in de praktijk (of nadere omlijning van aspecten of onderdelen van de wet).

Toelichting:

Voor onderzoek komen in aanmerking zowel de mate van verwerkelijking van de doelstellingen en de neveneffecten als de evenredigheid, subsidiariteit, uitvoerbaarheid, handhaafbaarheid, afstemming op andere regelingen, eenvoud, duidelijkheid en toegankelijkheid. Welke vorm van evaluatie moet worden gekozen, zal afhangen van onder meer het gewicht van de betrokken regeling, de maatschappelijke betekenis ervan en de aan evaluatie verbonden lasten. Er is een breed scala denkbaar van diepgaand wetenschappelijk onderzoek tot rapportage door de uitvoeringsorganen.

In het algemeen lijkt een evaluatietermijn van vier jaar (collegetermijn) in de rede te liggen.

Onder omstandigheden kan echter een andere termijn de voorkeur verdienen.

§ 4.14. Overgangsrecht

Aanwijzing 66

De aanwijzingen 165, 165a, 166 en 167 van de Aanwijzingen voor de regelgeving zijn van overeenkomstige toepassing.

Aanwijzing 67

  • 1.

    Het verlenen van terugwerkende kracht geschiedt niet door middel van een fictief tijdstip van inwerkingtreding.

  • 2.

    Voor het verlenen van terugwerkende kracht wordt een van de volgende modellen gebruikt:

    • a.

      Deze verordening/Dit besluit/Deze regeling treedt in werking...... en werkt terug tot en met ......

    • b.

      Deze regeling treedt in werking op een bij het college van burgemeester en wethouders te bepalen

      tijdstip en kan terugwerken tot en met een in dat besluit te bepalen tijdstip.

  • 3.

    Indien dit voor de duidelijkheid van de beoogde rechtsgevolgen van terugwerkende kracht nodig is, worden meer gespecificeerde bepalingen opgenomen.

Toelichting:

Indien het wenselijk is om uitdrukkelijk aan te geven in hoeverre een regeling toepasselijk is op feiten die in het verleden hebben plaatsgevonden, kan het volgende voorbeeld worden gebruikt:

Artikel 10 vindt voor het eerst toepassing met betrekking tot feiten als vorenbedoeld die in het jaar 1981 hebben plaatsgevonden.

Niet toegestaan is het gebruik van de formule: Deze regeling wordt geacht in werking te zijn getreden met ingang van ... (Zie hiervoor ook de artikelen 88 en 89 van de Grondwet.)

Aanwijzing 68

De aanwijzing 169 en 170 van de Aanwijzingen voor de Regelgeving zijn van overeenkomstige toepassing.

§ 4.15. Samenloop

Aanwijzing 69

Bij een raadsvoorstel tot vaststelling van een verordening wordt bezien of het noodzakelijk is de samenloop met een ander raadsvoorstel tot vaststelling van een verordening te regelen.

Toelichting

Onder samenloop wordt de situatie verstaan waarin een tekstuele afhankelijkheid tussen twee (of meer) raadsvoorstellen (of met betrekking tot een reeds tot verordening verheven maar nog niet in werking verordening) bestaat terwijl de procedures van totstandkoming in de tijd onafhankelijk van elkaar verlopen. Het gaat hier dus niet om situaties als die van een nieuwe verordening en een invoeringsbesluit daarbij, waar de inhoud en procedurele voortgang van het ene voorstel rechtstreeks bepalend is voor dat van het andere voorstel. Een samenloopprobleem zal zich over het algemeen slechts voordoen bij raadsvoorstellen, aangezien bij overige regelingen kort voor de publicatie nog wijzigingen kunnen worden aangebracht en de tekst kan worden vastgesteld naar de situatie die op dat moment bestaat.

Het verdient de voorkeur samenloopproblemen te voorkomen. Dit kan worden bereikt door:

-een tweede verordeningstraject pas te starten wanneer het eerste zijn beslag heeft gevonden in een

verordening(swijziging) of anderszins reeds verder in procedure is, zodat de volgorde van inwerkingtreding duidelijk vooraf goed kan worden ingeschat;

  • -

    raadsvoorstellen aldus te formuleren dat geen tekstuele afhankelijkheid bestaat;

  • -

    de raadsvoorstellen samen te voegen.

Verder kunnen samenloopproblemen soms worden voorkomen door te kiezen voor inwerkingtreding op een nader door burgemeester en wethouders te bepalen tijdstip. In dat besluit kan de volgorde van inwerkingtreding worden bepaald, waardoor samenloopproblemen worden opgevangen.

Aanwijzing 70

1.Indien de formulering van een verordening tot wijziging van een verordening afhankelijk is van een wijziging die een andere verordening beoogt teweeg te brengen in diezelfde verordening, wordt een samenloopbepaling overeenkomstig het volgende model opgenomen:

Indien (artikel … van) de Verordening tot wijziging van (naam verordening en rv-nummer) eerder in werking treedt dan (artikel . . . van) deze verordening, wordt (artikel . . . van) deze verordening als volgt gewijzigd: . . . .

2.Indien een verordening tot wijziging van een verordening gevolgen heeft voor de formulering van een andere verordening tot wijziging van diezelfde verordening, wordt een samenloopbepaling overeenkomstig het volgende model opgenomen:

Indien (artikel … van) de Verordening tot wijziging van (naam verordening en rv-nummer) later in werking treedt dan (artikel . . . van) deze verordening, wordt (artikel . . . van) die verordening als volgt gewijzigd: . . . .

3.Indien een verordening beoogt een wijziging teweeg te brengen die in strijd is met een wijziging

die een andere verordening in diezelfde verordening beoogt teweeg te brengen, wordt een samenloopbepaling overeenkomstig een van de het volgende modellen opgenomen:

  • a.

    Indien (artikel … van) de Verordening tot wijziging van (naam verordening en rv-nummer) eerder in werking treedt dan (artikel . . . van) deze verordening, wordt (artikel . . . van) deze verordening als volgt gewijzigd: . . . .

  • b.

    Indien (artikel … van) de Verordening tot wijziging van (naam verordening en rv-nummer) later in werking treedt dan (artikel . . . van) deze verordening, wordt (artikel . . . van) die verordening als volgt gewijzigd: . . . .

4. Indien een verordening gevolgen heeft voor de formulering van een verwijzing naar diezelfde verordening in een nieuwe verordening, wordt een samenloopbepaling overeenkomstig het volgende model opgenomen:

Indien de Verordening (opschrift en rv-nummer) in werking treedt, wordt (artikel . . . van) die verordening als volgt gewijzigd: . . . .

5. Indien de formulering van een verwijzing naar een nieuwe verordening afhankelijk is van een wijziging die een andere verordening beoogt teweeg te brengen in diezelfde verordening, wordt een samenloopbepaling overeenkomstig het volgende model opgenomen:

Indien (artikel … van) de Verordening (opschrift en rv-nummer) in werking treedt, wordt (artikel . . . van) deze verordening als volgt gewijzigd: . . . .

Toelichting

Derde lid:

Het gaat hier om een situatie van wederzijdse tekstuele afhankelijkheid van bepalingen in (wijzigings)verordeningen, waarbij de inwerkingtreding van de ene bepaling gevolgen heeft voor de formulering van de andere. Hiervan is bijvoorbeeld sprake als beide raadsvoorstellen een lid aan een bestaand artikel willen toevoegen. Daarbij moeten twee situaties worden geregeld:

  • -

    de situatie waarin de andere verordening eerder in werking treedt (en er dus aanpassing van

    het onderhavige verordening nodig is aan de wijzigingen die daardoor teweeg zijn gebracht) en,

  • -

    de situatie waarin de onderhavige verordening eerder in werking treedt (en er dus aanpassing van

    de andere verordening nodig is aan de wijzigingen die daardoor teweeg zijn gebracht).

§ 4.16. Inwerkingtreding

Aanwijzing 71

Aanwijzing 172 van de Aanwijzingen voor de regelgeving is van overeenkomstige toepassing.

Aanwijzing 72

  • 1.

    Het tijdstip van inwerkingtreding van een regeling wordt zodanig geregeld dat dit blijkt uit het Gemeenteblad waarin de regeling is geplaatst.

  • 2.

    Het tijdstip van inwerkingtreding wordt niet afhankelijk gesteld van de inwerkingtreding van een verdrag of van een andere niet uit het Gemeenteblad blijkende gebeurtenis.

Aanwijzing 73

Indien twee of meer verordeningen of twee of meer regelingen op hetzelfde tijdstip in werking treden, is voor de volgorde van inwerkingtreding bepalend:

  • a.

    de datum van vaststelling van de regeling;

  • b.

    indien de datum van vaststelling van beide verordeningen of regelingen dezelfde is: de datum van uitgifte van het Gemeenteblad;

  • c.

    indien de datum van vaststelling en de datum van uitgifte van beide verordeningen of regelingen dezelfde zijn: het volgnummer van het Gemeenteblad.

Aanwijzing 74

  • 1.

    Een regeling treedt in werking met ingang van 1 januari, 1 april, 1 juli of 1 oktober.

  • 2.

    De termijn tussen de publicatiedatum van een regeling en het tijdstip van inwerkingtreding

    is minimaal één maand.

  • 3.

    Uitzondering op de vaste verandermomenten of de minimuminvoeringstermijn is mogelijk voor zover:

    • a.

      dit, gelet op de doelgroep of de jaarindeling, aanmerkelijke ongewenste private of publieke voor- of nadelen voorkomt;

    • b.

      het spoed- of noodregelgeving betreft;

    • c.

      het reparatieregelgeving betreft;

    • d.

      het implementatie van bindende EU-rechtshandelingen, verdragen of andere besluiten van volkenrechtelijke organisaties betreft.

  • 4.

    In de toelichting bij een regeling wordt de uitzonderingsgrond gemotiveerd.

Toelichting:

De toepassing van vaste verandermomenten en een minimuminvoeringstermijn zorgen ervoor dat degenen tot wie de regeling zich richt, niet op te veel verschillende momenten worden geconfronteerd met wijzigingen van regelgeving en dat ze tijd krijgen om zich hierop voor te bereiden.

Het vaststellen van een alternatief tijdstip kan bijvoorbeeld aan de orde zijn als sprake is van een andere jaarindeling. Bij regelingen op het terrein van het onderwijs gelden de vaste data van het schooljaar en het studiejaar die respectievelijk per 1 augustus en per 1 september aanvangen.

Aanwijzing 75

Het tijdstip van inwerkingtreding van een regeling ligt in ieder geval na het tijdstip van de bekendmaking in het Gemeenteblad.

Toelichting:

Het tijdstip van inwerkingtreding moet - zo mogelijk - zodanig worden vastgesteld, dat de betrokkenen (bijvoorbeeld de advocatuur, de rechterlijke macht, gemeenten of uitvoeringsorganen) de gelegenheid hebben om tijdig kennis te nemen van de nieuwe regeling.

Aanwijzing 76

De inwerkingtreding van bepalingen betreffende inwerkingtreding en de bekendmaking van een regeling, vaststelling van een citeertitel en delegatie van regelgevende bevoegdheid wordt niet geregeld.

Deze bepalingen gelden vanaf het tijdstip van totstandkoming van de regeling.

Aanwijzing 77

Een besluit tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van een verordening of regeling voorziet niet in zijn eigen inwerkingtreding.

Toelichting:

Een dergelijk besluit geldt zodra het is bekendgemaakt.

Aanwijzing 78

Voor de inwerkingtredingsbepaling van een verordening wordt één van de volgende modellen gebruikt:

  • a.

    Deze verordening/regeling treedt in werking met ingang van 1 januari/1 april/1 juli/1 oktober 2010.

  • c.

    Deze verordening/regeling treedt in werking op een bij burgemeester en wethouders te bepalen tijdstip.

Aanwijzing 79

Zo nodig kan voor de inwerkingtredingsbepaling van een regeling ook een van de volgende modellen worden gebruikt:

  • a.

    Deze verordening/regeling treedt in werking ... met uitzondering van de artikelen (hoofdstukken) ..., die in werking treden ... .

  • b.

    Deze verordening/regeling treedt in werking op een bij burgemeester en wethouders te bepalen tijdstip. Burgemeester en wethouders kunnen een ander tijdstip vaststellen waarop de artikelen (hoofdstukken) ... in werking treden.

  • c.

    De artikelen (hoofdstukken) van deze verordening/regeling treden in werking op een door burgemeester en wethouders te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen (hoofdstukken) of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

  • d.

    Deze verordening/regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2010. Indien het Gemeenteblad waarin deze verordening/regeling wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 31 december 2009, treedt zij/het/zij in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Gemeenteblad waarin

    zij/het/zij wordt geplaatst, en werkt zij/het/zij terug tot en met 1 januari 2010.

  • e.

    Deze verordening/regeling treedt in werking op het tijdstip waarop ... (wet, verordening of ander

    besluit) in werking treedt.

  • f.

    Indien het bij koninklijke boodschap van .... (datum) ingediende voorstel van wet (opschrift enKamerstuknummer) tot wet is of wordt verheven en die wet in werking treedt, treedt deze verordening/regeling op hetzelfde tijdstip in werking.

  • g.

    Deze verordening/regeling treedt in werking met ingang van de eerste dag van de ..... kalendermaand

    na de datum van uitgifte van het Gemeenteblad waarin zij/het/zij wordt geplaatst.

  • h.

    Deze verordening/regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Gemeenteblad waarin zij/het/zij wordt geplaatst.

§ 4.17. Tijdelijke regelingen

Aanwijzing 80

Voor het regelen van de werkingsduur van een tijdelijke regeling worden de volgende voorbeelden als uitgangspunt genomen:

  • a.

    Deze verordening/regeling treedt in werking op een door burgemeester en wethouders te bepalen tijdstip en vervalt zes jaar na het tijdstip van inwerkingtreding.

  • b.

    Deze verordening/regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2010 en vervalt met ingang van 1 januari 2015.

  • c.

    Deze verordening/regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2010 en vervalt op een door burgemeester en wethouders te bepalen tijdstip.

Toelichting

Bij het gebruiken van de modellen wordt aanwijzing 174 van de Aanwijzingen voor de regelgeving in acht genomen. De in model C genoemde formulering wordt slechts gekozen, indien vaststaat dat het om een tijdelijke regeling gaat, maar het tijdstip waarop de regeling vervalt niet vooraf kan worden vastgesteld.

Aanwijzing 81

De aanwijzingen 182 en 183 van de Aanwijzingen voor de regelgeving zijn van overeenkomstige toepassing.

§ 4.18. Citeertitel

Aanwijzing 82

Aanwijzing 184 van de Aanwijzingen voor de regelgeving is van overeenkomstige toepassing.

Aanwijzing 83

  • 1.

    Een citeertitel wordt kernachtig geformuleerd en bevat geen afkortingen tenzij dit onvermijdelijk is.

  • 2.

    Een bepaling tot vaststelling van een citeertitel wordt overeenkomstig het volgende voorbeeld geformuleerd:

    Deze verordening/regeling wordt aangehaald als: Algemene plaatselijke verordening Den Haag 2015.

  • 3.

    Slechts het eerste woord van een citeertitel wordt met een hoofdletter geschreven.

Toelichting:

Eerste lid: als afkortingen worden gebruikt, moeten zij voldoende algemeen bekend zijn.

Tweede lid: deze citeertitel moet aan het slot van het opschrift van de regeling tussen haakjes worden vermeld (zie aanwijzing 108).

Derde lid: een citeertitel kan uiteraard ook woorden bevatten die altijd met een hoofdletter worden geschreven, bijvoorbeeld: Wet Nationale ombudsman.

§ 4.19. Bekendmaking

Aanwijzing 84

  • 1.

    In een regeling, houdende algemeen verbindende voorschriften, worden geen bepalingen opgenomen over de plaatsing in het Gemeenteblad van de regeling zelf of daarop berustende algemeen verbindende voorschriften.

  • 2.

    Een regeling schrijft, behoudens in uitzonderlijke gevallen, niet voor dat op grond van de regeling

    genomen besluiten in het Gemeenteblad worden geplaatst.

Toelichting:

Zie voor de bekendmaking van beleidsregels artikel 3:42 van de Algemene wet bestuursrecht.

Aanwijzing 85

Het bestuursorgaan dat een regeling vaststelt geeft opdracht tot zo spoedig mogelijke bekendmaking van de regeling in het Gemeenteblad.

Aanwijzing 86

Mandaatbesluiten worden gepubliceerd in het Gemeenteblad.

Aanwijzing 87

Aanwijzing 192 van de Aanwijzingen voor de regelgeving is van overeenkomstige toepassing.

§ 4.20. Ondertekening

Aanwijzing 88

  • 1.

    Een regeling wordt ondertekend door het bestuursorgaan dat de regeling heeft vastgesteld;

  • 2.

    Bijlagen die samen met de regeling worden bekendgemaakt worden niet ondertekend.

§ 4.21. Toelichting

Aanwijzing 89

Een regeling wordt voorzien van een toelichting.

Aanwijzing 90

De toelichting bevat een verantwoording van de regeling. Daarbij komen, voor zover ter zake, in ieder geval de volgende punten aan de orde:

  • a.

    de doelstellingen die worden nagestreefd en de te verwachten (neven)effecten van de regeling, waaronder de mogelijke gevolgen voor de positie van vrouwen en etnische minderheden alsmede voor de verwerking van persoonsgegevens en voor de informatievoorziening van de rijksoverheid;

  • b.

    de noodzaak tot overheidsinterventie bezien in relatie tot het zelfregulerend vermogen in de betrokken sector of sectoren;

  • c.

    de overwogen varianten;

  • d.

    de uitvoerings- en handhavingsaspecten van de regeling, zoals de keuze van het handhavingsstelsel en de mate waarin te verwachten is dat de toepassing van de regeling aanleiding geeft tot conflicten;

  • e.

    de lasten voor de overheid, waaronder de lasten verbonden aan de handhaving en rechtsbescherming en de lasten voor burgers, bedrijven en instellingen;

  • f.

    de verhouding tot andere regelgeving en tot bestaande en komende internationale regelingen en bindende EU-rechtshandelingen.

Aanwijzing 91

De aanwijzingen 213 en 214 van de Aanwijzingen voor de regelgeving zijn van overeenkomstige toepassing.

Aanwijzing 92

  • 1.

    Indien een regeling financiële gevolgen heeft voor de gemeente, wordt in een afzonderlijk onderdeel van de toelichting aangegeven in welke omvang daaraan hogere of lagere uitgaven of ontvangsten zullen zijn verbonden.

  • 2.

    Indien op grond van compenserende maatregelen per saldo geen budgettair effect te verwachten

    valt van een regeling, dienen eveneens de bruto financiële gevolgen in de toelichting te worden vermeld.

  • 3.

    Indien een regeling geen financiële gevolgen heeft, dient dit uitdrukkelijk uit de toelichting te blijken.

Aanwijzing 93

De aanwijzingen 217, 218 en 219 van de Aanwijzingen voor de regelgeving zijn van overeenkomstige toepassing.

Aanwijzing 94

Bij het redigeren van een toelichting wordt ervan uitgegaan dat de betrokken regeling al is vastgesteld.

Hoofdstuk 5. Wijziging en intrekking van regelingen

§ 5.1. Wijziging van regelingen

Aanwijzing 95

Wijziging van een regeling geschiedt door een regeling van gelijke orde.

Aanwijzing 96

De aanwijzingen 223a, 224, 225 en 226 van de Aanwijzingen voor de regelgeving zijn van overeenkomstige toepassing.

Aanwijzing 97

  • 1.

    1.Indien een gewijzigde dan wel nieuwe regeling een nieuwe grondslag biedt aan bestaande uitvoeringsregelingen kan een bepaling overeenkomstig het volgende model worden opgenomen:Na de inwerkingtreding van deze verordening/regeling wet berust het/de ...... (betrokken uitvoeringsregeling) op artikel ...... (de nieuwe delegatiebepaling) van deze verordening/regeling wet.

  • 2.

    Indien het wenselijk is dat niet in de hogere regeling, maar in de uitvoeringsregeling de nieuwe grondslag wordt vermeld, kan een bepaling overeenkomstig het volgende model worden opgenomen:

    Deze regeling berust op artikel/de artikelen ...... van ...... (titel delegerende verordening).

  • 3.

    Indien een regeling een nieuwe grondslag biedt aan een bestaande uitvoeringsregeling of indien eenuitvoeringsregeling wordt gewijzigd met gebruikmaking van een nieuwe grondslag, wordt in de toelichting bij die regeling een overzicht opgenomen van de verschillende onderdelen van de integrale uitvoeringsregeling en de grondslagen waarop zij berusten.

Toelichting:

De bepalingen, bedoeld in het eerste en tweede lid, zijn wenselijk in die gevallen waarin bestaande uitvoeringsregelingen een nieuwe wettelijke grondslag krijgen en daarover onduidelijkheid kan bestaan. Zie voor een voorbeeld van het tweede lid: artikel 1, tweede lid, van het Besluit stikstofcorrectie Meststoffenwet.

Derde lid: Een dergelijk overzicht kan bij voorkeur in de vorm van een tabel in de toelichting worden opgenomen. Interne regelingen worden niet omgehangen. Immers, een interne regeling is geen algemeen verbindend voorschrift en hoeft geen wettelijke basis te hebben.

Aanwijzing 98

Aanwijzing 228 van de Aanwijzingen voor de regelgeving is van overeenkomstige toepassing.

Aanwijzing 99

Bij complexe wijzigingsvoorstellen wordt ter verduidelijking van de voorgestelde wijzigingen in een verordening of regeling, een vergelijkend overzicht van de te wijzigen bepalingen en de voorgestelde bepalingen aan de raad of het college van burgemeester en wethouders gezonden.

Toelichting:

Dit overzicht kan een apart stuk zijn, dan wel in of als bijlage bij de toelichting worden opgenomen.

Aanwijzing 100

De aanwijzingen 230, 231, 232, 233, 234, 235, 236, 237, 238 en 239 van de Aanwijzingen voor de regelgeving zijn van overeenkomstige toepassing.

§ 5.2. Intrekken en vervallen van regelingen

Aanwijzing 101

De aanwijzingen 240, 241, 242, 243, 244 en 245 van de Aanwijzingen voor de regelgeving zijn van overeenkomstige toepassing.

§ 5.3. Publicatie van tekst van gewijzigde regelingen

Aanwijzing 102

  • 1.

    Na wijziging van een regeling wordt geen integrale tekst van die regeling in het Gemeenteblad geplaatst.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid kan een integrale tekst worden geplaatst, indien het gewenst is tevens tot vernummering van de gehele gewijzigde regeling over te gaan, of de tekst van de gewijzigde regeling die in oude spelling is geformuleerd, over te brengen naar de geldende spelling. In die gevallen wordt daartoe een bepaling opgenomen in de wijzigingsregeling. Deze bepaling luidt overeenkomstig het volgende model:

    De tekst van ...... (aanduiding van de betrokken regeling) wordt in het Gemeenteblad geplaatst.

  • 3.

    Ingeval van vernummering wordt aan het model, bedoeld in het tweede lid, toegevoegd:

  • Voor de plaatsing in het Gemeenteblad stellen burgemeester en wethouders de nummering van de artikelen (, hoofdstukken en paragrafen) van . . . . . . (aanduiding van de betrokken regeling) opnieuw vast en brengen zij de in deze regeling voorkomende aanhalingen van de artikelen (, hoofdstukken en paragrafen) met de nieuwe nummering in overeenstemming.

  • 4.

    Ingeval van overbrenging in de geldende spelling wordt aan het model, bedoeld in het tweede lid, toegevoegd:

  • Voor de plaatsing in het Gemeenteblad wordt de tekst door burgemeester en wethouders overgebracht in de geldende spelling.

Toelichting:

Integrale (geconsolideerde) teksten van regelingen worden gepubliceerd via www.overheid.nl.

Indien bij een omvangrijke regeling de wijzigingen tot een bepaald gedeelte van de regeling beperkt blijven, kan volstaan worden met tekstplaatsing van dat deel van de regeling.

Verbeteringen in de tekst van een regeling kunnen bij een integrale tekstplaatsing niet worden aangebracht.