Regeling vervallen per 29-09-2021

Bankreglement Den Haag 2016

Geldend van 22-04-2016 t/m 28-09-2021

Intitulé

Bankreglement Den Haag 2016

HET COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS,

overwegende dat:

  • -

    overeenkomstig de bepalingen in de Wet op het financieel toezicht de regelingen van een gemeentelijke kredietbank wordt vastgelegd in een bankreglement;

  • -

    het vigerende bankreglement aan vernieuwing toe is als gevolg van gewijzigde wetgeving, met name de intrekking van de Pandhuiswet 1910 en de inwerkingtreding van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, houdende regels met betrekking tot pandbeleningen.

besluit:

  • I.

    Vast te stellen het Bankreglement Den Haag 2016.

  • II.

    In te trekken het Bankreglement gemeente Den Haag 2013.

  • III.

    Dat dit Bankreglement Den Haag 2016 in werking treedt met ingang van 22 april 2016 (de dag na de datum van uitgifte van het gemeenteblad waarin het wordt geplaatst).

  • IV.

    Dat dit besluit wordt gepubliceerd in het gemeenteblad en met ingang van 21 april 2016, inclusief toelichting en bijlagen, terug te vinden zal zijn op de site www.denhaag.nl/bestuurlijkestukken, onder risnummer 293885.

Den Haag, 19 april 2016

Het college van burgemeester en wethouders,

de secretaris, de burgemeester,

mw. A.W.H. Bertram J.J. van Aartsen

Bankreglement gemeente Den Haag 2016

Hoofdstuk I Algemene Bepalingen Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen

In dit reglement en de daarop rustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • -

    besluit: Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wet op het financieel toezicht, (zie wet);

  • -

    budgetbeheer: het beheren van het inkomen, of een substantieel deel daarvan, van een natuurlijk Persoon teneinde te komen tot een verantwoord financieel beheer en het aanreiken van vaardigheden;

  • -

    cliënt: de niet in de uitoefening van zijn beroep of bedrijf handelende natuurlijke persoon waaraan de kredietbank een financiële dienst verleent of voornemens is een financiële dienst te verlenen;

  • -

    college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Den Haag;

  • -

    consumptief krediet: krediet, niet zijnde hypothecair krediet of onderhoudskrediet;

  • -

    directeur: de algemeen directeur van de dienst SZW van de gemeente Den Haag;

  • -

    financiële dienst: het aanbieden, adviseren of bemiddelen ter zake van een financieel product, zoals gedefinieerd in artikel 1:1 van de wet;

  • -

    financiële dienstverlening: het verlenen van diensten als bedoeld in de wet, zijnde het aanbieden van krediet en advies, behoudens hypothecair krediet, voor zover dit past binnen de publieke taak college;

  • -

    hypothecair Krediet: een krediet dat door de kredietbank wordt verstrekt waarbij de kredietnemer aan de kredietbank tot zekerheid voor de nakoming van de vordering het recht van hypotheek

    op een registergoed verleent;

  • -

    krediet: de aan de kredietnemer ter beschikking gestelde geldsom, waarbij de kredietnemer gehouden is één of meer betalingen te verrichten;

  • -

    kredietbank: de afdeling Gemeentelijke Kredietbank van de dienst SZW van de gemeente Den Haag, gevestigd te Den Haag, kantoor houdende Korte Lombardstraat 11 Den Haag, organisatorisch vallend

    onder de directeur;

  • -

    kredietnemer: de niet in de uitoefening van zijn beroep of bedrijf handelende natuurlijke persoon waarmee de kredietbank een overeenkomst tot kredietverlening sluit;

  • -

    kredietovereenkomst: de overeenkomst waarbij de kredietbank aan de kredietnemer een geldsom

    ter beschikking stelt en waarbij de kredietnemer gehouden is ter zake één of meer betalingen te verrichten;

  • -

    overeenkomst op afstand: elke overeenkomst betreffende een financieel product tussen de kredietbanken een cliënt die gesloten wordt in het kader van een door de kredietbank georganiseerd systeem waarin tot en met de totstandkoming van deze overeenkomst gebruik wordt gemaakt van één of meer technieken voor communicatie op afstand;

  • -

    overeenkomst van pandbelening: een overeenkomst zoals bedoeld in artikel 130 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek (synoniem: pandkrediet);

  • -

    rekeninghouder: de natuurlijke persoon die met de kredietbank een overeenkomst tot budgetbeheer heeft afgesloten;

  • -

    NVVK: De Nederlandse Vereniging voor Volkskrediet; dé brancheorganisatie voor schuldhulpverlening en sociaal bankieren, statutair gevestigd te Amsterdam en kantoorhoudende

    te 3511 GB Utrecht, Catharijnesingel 30;

  • -

    saneringskrediet: een krediet dat door de kredietbank op basis van de GedragscodeSchuldhulpverlening en de module Schuldregeling van de NVVK wordt verstrekt, teneinde de schulden van de kredietnemer integraal of tegen finale kwijting te voldoen;

  • -

    sociaal krediet: een krediet dat door de kredietbank, anders dan in de vorm van een saneringskrediet wordt verleend aan de cliënt die dit elders niet, of niet tegen acceptabele voorwaarden, kan verkrijgen als gevolg van leeftijd, inkomen, tijdelijke verblijfsvergunning ofbeschadigd kredietverleden, dan wel indien de cliënt beschikt over een schriftelijke afwijzing van een gelijke kredietaanvraag bij een financiële instelling met een vergunning op grond van de wet;

  • -

    spaarrekening: de door een cliënt geopende rekening bij de kredietbank waarop hij geld kan reserveren voor toekomstige uitgaven, aflossingen van (pand-)kredieten daarbij inbegrepen;

  • -

    toezicht: het toezicht als bedoeld in artikel 4:37, tweede lid van de wet;

  • -

    toezichthouder: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Den Haag;

  • -

    uitvoeringsregeling: Uitvoeringsregeling Wet op het financieel toezicht;

  • -

    wet: Wet op het financieel toezicht, Wet van 28 september 2006, houdende regels met betrekking tot de financiële markten en het toezicht daarop.

Hoofdstuk II Doel, taakstelling beheer en toezicht

Artikel 2.1 Doel

De kredietbank heeft tot doel:

  • a.

    het op sociaal/maatschappelijk verantwoorde wijze verstrekken van krediet, waaronder kredieten waarbij borgstelling door de overheid of een overheidsinstantie plaatsvindt, voor zover de markt hierin niet, of niet op acceptabele voorwaarden, voorziet;

  • b.

    het uitvoeren van de publieke taak zoals deze voor de kredietbank onder meer is vastgelegd in de Wet financiering decentrale overheden (Fido) en de daarop gebaseerde besluiten;

  • c.

    het bevorderen van maatregelen op lokaal niveau ter voorkoming van overkreditering en andere financiële misstanden;

  • d.

    bij te dragen aan het voorkomen dat inwoners van de gemeente Den Haag (opnieuw) in de schulden geraken.

Artikel 2.2 Taakstelling

De kredietbank tracht zijn doel onder meer te verwezenlijken door:

  • a.

    het op sociaal/maatschappelijk verantwoorde wijze verstrekken van kredieten, daaronderbegrepen kredieten in het kader van een pandbeleningsovereenkomst;

  • b.

    het verzorgen van budgetbegeleiding;

  • c.

    het uitvoeren van beschermingsbewind;

  • d.

    het uitvoeren van bewindvoering ter uitvoering van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen;

  • e.

    het opstellen van gemeenteverklaringen als bedoeld in artikel 285, eerste lid onder f Faillissementswet;

  • f.

    het bieden van faciliteiten voor de uitvoering van de bewindvoering als bedoeld in titel 19 van boek 1 van het Burgerlijk Wetboek en titel III van de Faillissementswet;

  • g.

    het verrichten van overige diensten en activiteiten welke een bijdrage kunnen leveren aan het realiseren van het doel van de kredietbank als bedoeld in artikel 2.1.

Artikel 2.3 Beheer

  • 1. De kredietbank wordt beheerd door het college.

  • 2. De feitelijke leiding van de kredietbank berust bij de directeur.

  • 3. Voor de uitvoering van de taken onder artikel 2.2, onder c en f, geldt dat deze taken door de rechterlijke macht rechtstreeks aan de bewindvoerder worden opgedragen.

Hoofdstuk III Financiële dienstverlening

Artikel 3.1 Toepassingsbereik

De artikelen 3.2 tot en met 3.8 zijn van toepassing op financiële diensten en financiële producten waarop

de wet van toepassing is.

Artikel 3.2 Betrouwbaarheid

  • 1.

    De kredietbank draagt er zorg voor dat de betrouwbaarheid van de personen die het beleid (mede) bepalen buiten twijfel staat.

  • 2.

    De kredietbank draagt er zorg voor dat de betrouwbaarheid van alle personen die zich onderverantwoordelijkheid van de kredietbank rechtstreeks met financiële dienstverlening bezighouden, buiten twijfel staat.

Artikel 3.3 Deskundigheid

  • 1. De kredietbank draagt er zorg voor dat de personen van de kredietbank die het dagelijkse beleid bepalen deskundig zijn in verband met de bedrijfsvoering van de kredietbank.

  • 2. De kredietbank draagt zorg voor de deskundigheid van zijn werknemers en van andere natuurlijkepersonen die zich onder zijn verantwoordelijkheid rechtstreeks bezighouden met het verlenen

    van financiële diensten aan cliënten.

  • 3. Op de deskundigheid van de personen als bedoeld in het eerste en tweede lid van dit artikel is artikel 4.9 van de wet en hoofdstuk 5, artikel 5 tot en met 11 van het besluit van toepassing.

Artikel 3.4 Integere bedrijfsvoering en toezicht

  • 1.

    De kredietbank voert een adequaat beleid dat een integere uitoefening van zijn bedrijf waarborgt.

  • 2.

    De kredietbank neemt maatregelen om te voorkomen dat de kredietbank of haar medewerkersstrafbare feiten of andere wetsovertredingen begaan die het vertrouwen in de kredietbank of in de financiële markten kunnen schaden.

  • 3.

    De kredietbank richt de bedrijfsvoering zodanig in dat deze een beheerste en integere uitoefening van haar bedrijf waarborgt.

Artikel 3.5 Zorgvuldige dienstverlening

  • 1.

    De kredietbank draagt er zorg voor dat de door of namens haar verstrekte of beschikbaar gesteldeinformatie ter zake van een financieel product of financiële dienst, waaronder reclame-uitingen, geen afbreuk doet aan de bij of krachtens de wet aan de cliënt te verstrekken of beschikbaar te stellen informatie.

  • 2.

    De door de kredietbank verstrekte informatie is feitelijk juist, begrijpelijk en niet misleidend.

  • 3.

    De kredietbank verstrekt de cliënt voorafgaand aan het adviseren of de totstandkoming van de overeenkomst inzake een financieel product informatie voor zover dit redelijkerwijs relevant is voor adequate beoordeling van dat product.

  • 4.

    De kredietbank informeert de cliënt tijdig indien gedurende de looptijd van een overeenkomstwijzigingen in de informatie, zoals bedoeld in het derde lid van dit artikel, zijn ontstaan, voor zover die wijzigingen redelijkerwijs relevant zijn voor de cliënt.

Artikel 3.6 Adviseren en execution only

  • 1. Indien de kredietbank een cliënt adviseert:

    • a.

      wint de kredietbank in het belang van de cliënt informatie in over zijn financiële positie, kennis, ervaring, doelstellingen en risicobereidheid, voor zover dit redelijkerwijs relevant is voor het advies;

    • b.

      draagt de kredietbank er zorg voor dat zijn advies, voor zover redelijkerwijs mogelijk, rekening houdt met de onder a bedoelde informatie;

    • c.

      licht de kredietbank de overwegingen toe die ten grondslag liggen aan het advies, voor zover dit nodig is voor een goed begrip van het advies.

  • 2. Indien de kredietbank bij het verlenen van een financiële dienst aan een cliënt niet adviseert (execution only), maakt de kredietbank dat bij de aanvang van de dienstverlening aan de cliënt kenbaar.

Artikel 3.7 Uitbesteding werkzaamheden

Bij uitbesteding van werkzaamheden aan een derde draagt de kredietbank er zorg voor dat deze derde met betrekking tot die werkzaamheden de op de kredietbank van toepassing zijnde regels naleeft.

Artikel 3.8 Verkoop op afstand

  • 1. De artikelen 4:20, 4:28, 4:29 en 4:30 van de wet zijn van toepassing op het sluiten van overeenkomsten op afstand.

  • 2. De artikelen 77 tot en met 80 van het besluit zijn van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk IV Kredietverlening

Paragraaf 1 Inleidende bepalingen

Artikel 4.1 Kredietverlening

  • 1. De kredietbank kan kredieten verstrekken aan inwoners van de gemeente Den Haag.

  • 2. Het college kan de bevoegdheid tot het verlenen van kredieten aan de directeur mandateren of ter uitvoering daarvan volmacht verlenen en wel tot een nader door het college te stellen bedrag.

  • 3. De werkzaamheden van de kredietbank zullen plaatsvinden in overeenstemming met de richtlijnen van de Gedragscode Sociale kredietverstrekking van de NVVK.

  • 4. Op kredietverlening zijn de Algemene Voorwaarden Gemeentelijke Kredietbank Den Haag van toepassing.

Artikel 4.2 Kredietregistratie

De kredietbank neemt deel aan een stelsel van kredietregistratie.

Artikel 4.3 Formulier standaardinformatie inzake consumptief krediet

  • 1.

    De Kredietbank dient voorafgaand aan de totstandkoming van een kredietovereenkomst aan de cliënt informatie te verstrekken met het oog op een adequate beoordeling van het krediet.

  • 2.

    De informatie als bedoeld in het eerste lid wordt schriftelijk of op een andere duurzame drager aan de cliënt verstrekt in de vorm van het ESIC formulier.

  • 3.

    In het geval dat de cliënt heeft verzocht de kredietovereenkomst tot stand te laten komen met gebruikmaking van een techniek voor communicatie op afstand waardoor de in het eerste lid bedoelde informatie niet schriftelijk of op een duurzame drager kan worden verstrekt voorafgaand aan de totstandkoming van de kredietovereenkomst, verstrekt de Kredietbank de informatie aan

    de cliënt onmiddellijk na de totstandkoming van kredietovereenkomst.

  • 4.

    Artikel 112 van het besluit is van overeenkomstige toepassing.

Paragraaf 2 Kredietaanvraag en afwijzing

Artikel 4.4 Aanvraag

  • 1. Een krediet kan bij de kredietbank, eventueel via daartoe aangewezen derden, worden aangevraagd.

  • 2. De aanvraag tot kredietverlening vindt plaats op een aanvraagformulier welke door de kredietbank op verzoek van de cliënt ter beschikking wordt gesteld.

Artikel 4.5 Beoordeling

  • 1. De kredietbank legt de criteria vast die de kredietbank ten grondslag legt aan de beoordeling van de kredietaanvraag.

  • 2. De artikelen 113 lid 1 en 114 van het besluit zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 4.6 Afwijzing aanvraag

Indien de kredietbank besluit de kredietaanvraag af te wijzen, doet hij hiervan schriftelijk mededeling aan de aanvrager van een krediet onder opgaaf van redenen.

Paragraaf 3 Kredietovereenkomst

Artikel 4.7 Algemeen

  • 1.

    De kredietovereenkomst wordt aangegaan bij een door alle partijen ondertekende onderhandse ofnotariële akte. In geval van een hypothecair krediet wordt de overeenkomst in ieder geval in een notariële akte vastgelegd.

  • 2.

    De kredietbank verstrekt een door de kredietbank ondertekend afschrift van de kredietovereenkomst aan de kredietnemer.

  • 3.

    De kredietbank wint in het belang van de kredietnemer voorafgaande aan de totstandkoming van de kredietovereenkomst informatie in over de financiële positie van de kredietnemer en beoordeelt, ter voorkoming van overkreditering van de kredietnemer en ter bescherming tegen onverantwoorde transactierisico’s, of het aangaan van de overeenkomst verantwoord is.

  • 4.

    De kredietbank gaat geen kredietovereenkomst aan met een cliënt, indien dit met het oog op het voorkomen van overkreditering van de cliënt, onverantwoord is.

  • 5.

    De artikelen 113 ,eerste lid, 114 en 115, eerste lid van het besluit zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 4.8 Inhoud van de overeenkomst

  • 1. Van elke kredietovereenkomst wordt een onderhandse of notariële akte opgemaakt waarin in ieder geval worden vermeld:

    • a.

      de naam en het adres van ieder van de partijen, zoals de kredietnemer en de kredietbank;

    • b.

      kredietsom in cijfers en in letterschrift;

    • c.

      het totale bedrag van de kredietvergoeding voor zover het niet betreft een doorlopend krediet of een krediettransactie waarbij de kredietvergoeding variabel is;

    • d.

      de effectieve rente op jaarbasis, berekend op de door de minister van Financiën aangegeven wijze;

    • e.

      de betalingsregeling;

    • f.

      de bedingen betreffende zekerheidsrechten van de kredietbank, met inbegrip van een afzonderlijke aanduiding van de zaak waarop een zodanig recht rust;

    • g

      de bevoegdheid van de kredietnemer tot volledige of gedeeltelijke vervroegde aflossing;

    • h.

      de plaats en datum van ondertekening.

  • 2. Indien niet voldaan wordt aan het bepaalde in het eerste lid van dit artikel, is de overeenkomst vernietigbaar.

  • 3. Alleen de kredietnemer kan een beroep op de vernietigbaarheid doen.

Artikel 4.9 Ter beschikkingstelling van het kredietbedrag

  • 1.

    Na het sluiten van de kredietovereenkomst wordt:

  • a.

    bij een persoonlijke lening, niet zijnde een saneringskrediet, de kredietsom die bij de kredietovereenkomst is bepaald door de kredietbank in zijn geheel aan de kredietnemer beschikbaar gesteld of conform afspraak met de kredietnemer aan één of meerdere schuldeisers;

  • b.

    bij een persoonlijke lening, zijnde een saneringskrediet, de kredietsom die bij dekredietovereenkomst is bepaald, door de kredietbank in zijn geheel aan de bij de kredietbank bekende schuldeisers uitgekeerd en wel na daartoe verkregen akkoord van alle bekende schuldeisers;

  • c.

    bij een doorlopend krediet, de kredietnemer in de gelegenheid gesteld geldsommen bij de kredietbank op te nemen, voor zover het saldo van deze bedragen de kredietlimiet niet overschrijdt;

  • d.

    bij een hypothecair krediet wordt de kredietsom aan kredietnemer of aan een derde ter beschikking gesteld overeenkomstig het bepaalde in de notariële akte.

  • 2.

    Indien de ter beschikkingstelling als bedoeld in het eerste lid onder a of b op onjuiste wijze plaatsvindten dit geheel of in overwegende mate te wijten is aan onregelmatigheden aan de kant van de kredietnemer, is dit geheel voor rekening en risico van de kredietnemer.

  • 3.

    Indien de opname als bedoeld in het eerste lid onder c op onjuiste wijze plaatsvindt en dit geheelof in overwegende mate te wijten is aan onregelmatigheden aan de kant van de kredietnemer, is dit geheel voor rekening en risico van de kredietnemer.

  • 4.

    Ten aanzien van de ter beschikkingstelling van het krediet kan de kredietbank aanvullende voorwaarden stellen.

Artikel 4.10 Algemene voorwaarden

  • 1.

    Het college stelt de algemene voorwaarden op die van toepassing zijn op de door de kredietbank gesloten kredietovereenkomsten.

  • 2.

    De kredietbank draagt er zorg voor dat de cliënt voorafgaand aan het sluiten van dekredietovereenkomst kennis kan nemen van de algemene voorwaarden door een eenvoudige verwijzing naar de openbare tekst op het internet, en stelt op verzoek van de cliënt een schriftelijk exemplaar beschikbaar.

Artikel 4.11 Zakelijke of persoonlijke zekerheid

Indien omstandigheden met betrekking tot de kredietnemer dan wel het doel van de kredietverlening dit rechtvaardigen, kan de kredietbank verlangen dat zakelijke of persoonlijke zekerheid wordt gesteld.

Artikel 4.12 Overige bepalingen

  • 1. Van elke aflossing wordt de kredietnemer een bewijs verstrekt, tenzij betaling is geschied door tussenkomst van een aan het girale verkeer deelnemende instelling.

  • 2. De kredietbank informeert de cliënt op diens verzoek gedurende de looptijd van de kredietovereenkomst periodiek of op verzoek over het uitstaande saldo.

Paragraaf 4 Betalingsregeling en vervroegde aflossing

Artikel 4.13 Betalingsregeling

  • 1. De kredietbank houdt bij de vaststelling van de betalingsregeling van het krediet rekening met de draagkracht van de kredietnemer.

  • 2. De kredietbank kan aan de kredietnemer een vergoeding wegens vervroegde aflossing in rekening brengen.

Artikel 4.14 Vervroegde aflossing

De kredietnemer is bevoegd tot gehele of gedeeltelijke vervroegde aflossing over te gaan, tenzij nadrukkelijk door partijen anders is overeengekomen.

Paragraaf 5 Kredietvergoeding

Artikel 4.15 Kredietvergoeding niet doorlopend krediet

Indien een krediet met een van tevoren vastgestelde kredietsom is overeengekomen kunnen door de kredietbank vergoedingen in rekening worden gebracht:

  • a.

    voor de afwikkeling overeenkomstig de betalingsregeling van de krediettransactie;

  • b.

    indien de kredietnemer, na ingebrekestelling, nalatig blijft in zijn verplichting tot betaling ingevolge de krediettransactie.

Artikel 4.16 Kredietvergoeding doorlopend krediet

Indien een krediet met een tevoren vastgestelde kredietlimiet is overeengekomen, kunnen door de kredietbank vergoedingen in rekening worden gebracht:

  • a.

    voor de afwikkeling overeenkomstig de betalingsregeling van de krediettransactie;

  • b.

    indien de kredietnemer, na ingebrekestelling, nalatig blijft in zijn verplichting tot betaling ingevolge de krediettransactie.

Artikel 4.17 Vaststelling kredietvergoeding

  • 1. De kredietvergoedingen worden vastgesteld door het college.

  • 2. De kredietvergoedingen bedragen ten hoogste de door de minister van Financiën toegelaten maximum kredietvergoedingen voor zover deze betrekking hebben op consumptief krediet.

Paragraaf 6 Opeisbaarheid en kwijtschelding

Artikel 4.18 Opeisbaarheid

De kredietbank is bevoegd het krediet vervroegd op te eisen, indien:

  • a.

    kredietnemer gedurende tenminste twee maanden achterstallig is in de betaling van een vervallen maandtermijn en na in gebreke te zijn gesteld, nalatig blijft in de nakoming van zijn verplichtingen;

  • b.

    de kredietnemer niet langer zijn woonplaats in Nederland heeft, dan wel redelijkerwijs kan worden aangenomen dat de kredietnemer binnen enkele maanden zijn woonplaats in Nederland zal opgeven;

  • c.

    de kredietnemer is overleden en op het moment van overlijden sprake is van achterstallige termijnen en daaruit voortvloeiende kosten;

  • d.

    de kredietnemer in staat van faillissement is komen te verkeren of ten aanzien van de kredietnemer de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is verklaard;

  • e.

    de kredietnemer de tot zekerheid verbonden zaak heeft verduisterd;

  • f.

    de kredietnemer aan de kredietbank, met het oog op het aangaan van de kredietovereenkomst,bewust onjuiste inlichtingen heeft verstrekt van dien aard, dat de kredietbank de kredietovereenkomst geheel niet of niet onder dezelfde voorwaarden zou hebben aangegaan indien aan de kredietbank de juiste stand van zaken bekend zou zijn geweest.

Artikel 4.19 Kwijtschelding bij overlijden

  • 1. Het college kan het nog niet afgeloste deel van het krediet tot een nader vast te stellen bedrag, en onder nader te bepalen voorwaarden, kwijtschelden, indien één van de kredietnemers overlijdt.

  • 2. De in het voorgaande lid bedoelde kwijtschelding geldt niet indien:

    • a.

      deze betrekking heeft op betalingen van achterstallige termijnen en daaruit voortvloeiende bijkomende kosten;

    • b.

      deze betrekking heeft op vervroegd betaalde termijnen;

    • c.

      dit uitdrukkelijk door de kredietbank en de kredietnemer is overeengekomen.

  • 3. Het college kan besluiten, indien het voorgaande lid van toepassing is, wegens bijzondere omstandigheden alsnog kwijtschelding te verlenen.

Paragraaf 7 Hypothecair krediet en onderhoudskrediet

Artikel 4.20 Hypothecair krediet

De artikelen 3.2 tot en met 3.8, 4.2, 4.4 tot en met 4.14, artikel 4.17 eerste en tweede lid, artikel 4.18 en 4.19 zijn van overeenkomstige toepassing op het verstrekken van hypothecair krediet, tenzij hiervan bij de kredietovereenkomst of in de algemene voorwaarden wordt afgeweken.

Artikel 4.21 Onderhoudskrediet

De artikelen 3.2 tot en met 3.8, 4.2, 4.4 tot en met 4.14, artikel 4.17 eerste en tweede lid, artikel 4.18 en 4.19 van dit reglement zijn van overeenkomstige toepassing op het verstrekken van onderhoudskrediet, tenzij hiervan bij de kredietovereenkomst of in de algemene voorwaarden wordt afgeweken.

Paragraaf 8 Pandbeleningen

Artikel 4.22 Typen pandbeleningen

  • 1.

    Op de overeenkomst van pandbelening is titel 2D van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek

    van toepassing (Wet op de pandbelening).

  • 2.

    De overeenkomst van pandbelening wordt door de kredietbank uitsluitend aangegaan onder het bedingvan artikel 130 eerste lid onder a van het Burgerlijk Wetboek, waarin bepaald wordt dat de pandbelener die een zaak in de macht van de kredietbank heeft gebracht recht houdt op teruggave van de zaak indien deze binnen de beleentermijn de ter beschikking gestelde geldsom volledig aan de kredietbank heeft terugbetaald en de pandbeleningsvergoeding volledig heeft voldaan.

Artikel 4.23 Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft)

  • 1.

    In overeenstemming met de bepalingen in de Wet ter voorkoming van witwassen en terrorisme(Wwft) voor zover deze betrekking hebben op pandhuizen draagt de kredietbank zorg voor meldingen van ongebruikelijke transacties.

  • 2.

    Voor beoordeling van transacties wordt gebruik gemaakt van de indicatorenlijst met objectieve en subjectieve indicatoren, behorende bij de Wwft, voor zover deze betrekking hebben op pandhuizen.

  • 3.

    Meldingen worden gedaan bij de Financial Intelligence Unit (Financiële Inlichtingen Eenheid) zoals benoemd in de Wwft en worden gedaan in overeenstemming met de voorwaarden in deze wet.

Artikel 4.24 Te belenen zaken

  • 1.

    De in de macht van de kredietbank te brengen roerende zaken kunnen bestaan uit edelmetalen, juwelen en horloges, en gebruiksgoederen, met inachtneming van het bepaalde in het volgende lid van dit artikel.

  • 2.

    De overeenkomst van pandbelening kan worden geweigerd wanneer de aangeboden roerende zaken:

  • a.

    door verpanding naar het oordeel van de kredietbank een ernstige inbreuk op de levenssfeer van de pandbelener met zich meebrengt;

  • b.

    naar het oordeel van de kredietbank na het verstrijken van de beleenperiode moeilijkverkoopbaar zijn, of waarvan de verkoopwaarde, zoals bedoeld in artikel 4.25 niet goed kan worden geschat of lager is dan een voor de kredietbank aanvaardbaar minimum;

  • c.

    onrein of niet behoorlijk schoongemaakt zijn dan wel door volume of gewicht door de kredietbank niet goed hanteerbaar zijn;

  • d.

    met enige waarschijnlijkheid kunnen worden aangenomen te zijn ontvreemd of als verloren zijn aangemerkt.

Artikel 4.25 Schatting verkoopwaarde

  • 1.

    De aangeboden roerende zaken worden op hun actuele verkoopwaarde geschat.

  • 2.

    De maximale beleensom is in ieder geval lager dan deze actuele verkoopwaarde, waarbij rekeningwordt gehouden met het risico dat voor de kredietbank aan een pandbelening is verbonden, alsmede de schatting van de waardedaling van het pand gedurende de beleentermijn.

  • 3.

    De ter beschikking gestelde geldsom kan op verzoek van de pandbelener lager worden gesteld dan de maximale ter beschikking te stellen geldsom.

  • 4.

    Het college kan voor toepassing van dit artikel nadere beleidsregels opstellen.

Artikel 4.26 Overeenkomst van pandbelening

  • 1.

    De pandbelening wordt vastgelegd in een overeenkomst van pandbelening tussen pandbelener en de kredietbank.

  • 2.

    De overeenkomst van pandbelening bevat een uniek kenmerk welke overeenkomt met het kenmerk waarmee de beleende zaak door de kredietbank wordt opgeslagen.

  • 3.

    De overeenkomst van pandbelening vermeldt in ieder geval:

  • a.

    naam en adres van de pandbelener en de kredietbank;

  • b.

    het relatienummer van de pandbelener;

  • c.

    de omschrijving van de beleende zaak;

  • d.

    de ter beschikking gestelde geldsom;

  • e.

    de beleentermijn, waarbinnen de pandbelener recht heeft op onverwijlde afgifte van de beleende zaak, tegen betaling van ter beschikking gestelde geld en de verschuldigdepandbeleningsvergoeding;

  • f.

    de pandbeleningsvergoeding, zoals bepaald in artikel 4.31, uitgedrukt in het bedrag dattezamen met de beleensom moet worden betaald wanneer het pand op de laatste dag van de beleentermijn wordt teruggehaald, alsmede de wijze waarop deze wordt berekend indien de beleende zaak op een eerder tijdstip wordt teruggehaald;

  • g.

    de bepaling zoals bedoeld in artikel 4.22, tweede lid ;

  • h.

    de overige bepalingen die betrekking hebben op de verstrekking van het pandkrediet.

Artikel 4.27 Bewaring, termijn en verzekering

  • 1. De beleende zaak waarop de overeenkomst van pandbelening is afgesloten wordt met de grootste mogelijke zorg door de kredietbank bewaard, voor zover mogelijk in brandwerende kluizen.

  • 2. De beleende zaak waarop de pandbeleningsovereenkomst is afgesloten wordt naar aanwijzing van het college verzekerd tegen brandschade, verduistering en overval.

  • 3. De beleentermijn, die bestaat uit de termijn waarbinnen recht bestaat op onverwijlde afgifte van de beleende zaak tegen vergoeding van de ter beschikking gestelde geldsom en de pandbeleningsvergoeding, kan door het college per categorie zaken verschillend worden vastgesteld.

  • 4. Het college kan voor toepassing van dit artikel nadere beleidsregels opstellen.

Artikel 4.28 Afwikkeling van de overeenkomst van pandbelening.

  • 1.

    De pandbelener kan op elk moment binnen de beleentermijn de beleende zaak terughalen tegenbetaling van de ter beschikking gestelde geldsom en de pandbelenervergoeding.

  • 2.

    Wanneer de beleende zaak niet binnen de beleentermijn wordt opgehaald, vervalt het eigendom van de beleende zaak van rechtswege aan de kredietbank.

  • 3.

    De pandbelener is met betrekking tot de aan de kredietbank vervallen panden geen kostenverschuldigd. Voor zover in de beleentermijn door hem reeds een deel van de ter beschikking gestelde geldsom is betaald wordt dit aan hem gerestitueerd.

  • 4.

    De aldus door de kredietbank in eigendom verkregen beleende zaak wordt door de kredietbank door openbaar veilen verkocht, dan wel op andere wijze indien dit naar het oordeel van de kredietbank

    tot een gunstiger opbrengst zal leiden.

  • 5.

    De meeropbrengst bij openbaar veilen, zoals bedoeld in het volgende lid, wordt door de kredietbankonverschuldigd gedurende twee jaar beschikbaar gehouden voor de oorspronkelijke pandbelener, en op diens verzoek gerestitueerd.

  • 6.

    De meeropbrengst als bedoeld in het vijfde lid van dit artikel wordt bepaald door de opbrengstbij verkoop, minus de ter beschikking geldsom, de pandbelenersvergoeding berekend over de periode tot en met de dag van verkoop en eventuele kosten die voor de feitelijke verkoop gemaakt moesten worden, zoals veilingkosten.

Artikel 4.29 Verlenging en op nieuw belenen

  • 1.

    Roerende zaken die eerder zijn beleend en waarbij de overeenkomst van pandbelening volledig isnagekomen door betaling van de ter beschikking gestelde geldsom en pandbeleningsvergoeding mogen opnieuw ter belening worden aangeboden; Hierbij wordt de beleende zaak gelost, wordt de bestaande overeenkomst tot pandbelening beëindigd, en komt een nieuwe overeenkomst tot pandbelening tot stand. Het te betalen bedrag dat voortkomt uit de beëindiging van de

    bestaande overeenkomst van pandbelening wordt verrekend met het te ontvangen bedrag voor de nieuwe overeenkomst van pandbelening.

  • 2.

    De kredietbank heeft het recht om het opnieuw belenen van een eerder beleende zaak te weigeren.

  • 3.

    Het college kan per categorie pandkrediet het maximaal aantal keren bepalen dat eenzelfde roerende zaak opnieuw wordt aangeboden, zoals verwoord onder het eerste lid.

  • 4.

    Het college kan voor toepassing van dit artikel nadere beleidsregels opstellen.

Artikel 4.30 Aangifte verloren en ontvreemde zaken

  • 1.

    De kredietbank houdt aantekening van aangifte van en inlichtingen omtrent ter belening aangebodenroerende zaken die verloren of ontvreemd zijn of waarvan vermoed wordt dat zij verloren of ontvreemd zijn. In pand aangeboden roerende zaken, die met een duidelijke omschrijving als ontvreemd of verloren bij de kredietbank zijn aangegeven of waarvan vermoed wordt dat zij ontvreemd of verloren zijn, worden aangehouden.

  • 2.

    Aan de directeur en aan de politie wordt onverwijld kennis gegeven van de aanbieding en aanhouding als bedoeld in het tweede lid.

  • 3.

    Aangehouden roerende zaken worden niet afgegeven of in pand aangenomen dan na schriftelijke toestemming van de plaatselijke politie.

  • 4.

    De kredietbank is verplicht, dit na ontvangstbewijs, de panden die door de justitiële autoriteiten worden opgeëist voor de duur van het justitiële onderzoek af te geven.

Artikel 4.31 De pandbeleningsvergoeding

  • 1.

    De pandbeleningsvergoeding omvat alle kosten die de pandbelener, naast terugbetaling van de ter beschikking gestelde geldsom, verschuldigd is wanneer hij binnen de beleentermijn de beleende zaak weer ophaalt.

  • 2.

    De pandbeleningsvergoeding:

  • a.

    wordt berekend in de vorm van een maandrente van de ter beschikking gestelde geldsom, over het aantal maanden van de beleentermijn, indien de volle beleentermijn wordt gebruikt;

  • b.

    wordt berekend in de vorm van een dagrente over het aantal dagen van de beleentermijn, indien de pandbelener eerder dan op de laatste dag van de beleentermijn de beleende zaak terughaalt, met inachtneming van het bepaalde onder c en d van dit lid;

  • c.

    wanneer de pand beleende zaak binnen één maand wordt teruggehaald wordt altijd een volle maand pandbeleningsvergoeding in rekening worden gebracht;

  • d.

    voor de toepassing van dit lid wordt een maand altijd op 30 dagen gesteld.

Hoofdstuk V Budgetbeheer

Paragraaf 1 Algemene bepalingen

Artikel 5.1 Budgetbeheer

  • 1.

    De kredietbank kan aan natuurlijke personen woonachtig in de gemeente Den Haag de mogelijkheid bieden een budgetbeheerrekening bij de kredietbank te openen.

  • 2.

    De werkzaamheden van de kredietbank vinden plaats in overeenstemming met de richtlijnen van Gedragscode Schuldhulpverlening en de module Budgetbeheer van de NVVK en de beleidsregels Schuldhulpverlening van de gemeente Den Haag.

Paragraaf 2 Aanvraag en afwijzing

Artikel 5.2 Aanvraag

  • 1.

    De cliënt kan bij de kredietbank, dan wel via een daartoe aangewezen derde, een aanvraag indienen om budgetbeheer te bieden.

  • 2.

    De aanvraag om budgetbeheer te bieden wordt beoordeeld naar de mate waarin dat, naar het oordeelvan de kredietbank, ondersteuning biedt aan de kredietverlening of bewindvoering die door de kredietbank wordt aangeboden.

  • 3.

    Aan de verstrekking van een (hypothecair) krediet kan budgetbeheer als voorwaarde worden gesteld.

  • 4.

    Op het besluit tot toekenning of afwijzing van budgetbeheer zijn de bepalingen uit de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

Paragraaf 3 Overeenkomst tot budgetbeheer

Artikel 5.3 Overeenkomst tot budgetbeheer

  • 1. De rechten en verplichtingen van de kredietbank en de rekeninghouder worden vastgelegd in een overeenkomst tot budgetbeheer.

  • 2. De kredietbank verstrekt de rekeninghouder een door de kredietbank ondertekend exemplaar van de overeenkomst tot budgetbeheer.

Paragraaf 4 Overige bepalingen

Artikel 5.4 Overige bepalingen

  • 1.

    De kredietbank verstrekt periodiek aan de rekeninghouder kosteloos een afschrift van het verloop van de budgetbeheerrekening.

  • 2.

    De kredietbank is bevoegd aan de rekeninghouder een vergoeding in rekening te brengen voor de kosten van het budgetbeheer of budgetbegeleiding en voor het opnieuw verstrekken van een al eerder toegezonden periodiek afschrift of eindafrekening. De directeur bepaalt de hoogte van de in rekening te brengen kosten.

Hoofdstuk VI Bepalingen van comptabele aard

Artikel 6.1 Comptabele bepalingen

  • 1. De verordening “financieel beheer en beleid” is van toepassing op de gemeentelijke kredietbank.

  • 2. Als gevolg van het inherente risico dat de kredietbank loopt als bankbedrijf stelt de kredietbank jaarlijks een interne risicoanalyse op.

Hoofdstuk VII Klachten

Artikel 7.1 Klachtafhandeling

  • 1.

    De klachtenregeling van de dienst SZW is van toepassing op klachten over handelingen ofgedragingen van medewerkers van de kredietbank dan wel de gang van zaken rond kredietverstrekking of budgetbeheer. Indien cliënt zich niet kan verenigen hiermee kan hij hierover een klacht indienen overeenkomstig de klachtenprocedure van de dienst.

  • 2.

    De klachtenregeling van SZW is tevens van toepassing op klachten over financiële diensten enfinanciële producten van de kredietbank. Indien cliënt zich niet kan verenigen hiermee kan hij hierover een klacht indienen overeenkomstig de klachtenprocedure van de dienst.

  • 3.

    De kredietbank draagt zorg voor doorzending van klachten aan de klachtenfunctionaris dienst SZW.

Hoofdstuk VIII Slotbepalingen

1.Artikel 8.1Citeertitel

Dit reglement wordt aangehaald als: Bankreglement Den Haag 2016.

Bankreglement gemeente Den Haag 2016

Toelichting

De werkzaamheden van de Gemeentelijke Kredietbank worden geregeld in een bankreglement. Dit vloeit voort uit een verplichting die is opgenomen in de Wet op het financieel toezicht (Wft).

In de Wft is het toezicht op financiële markten belegd bij De Nederlandse Bank (DNB) voor het prudentieel toezicht en bij de Autoriteit Financiële Markten(AFM) voor het gedragstoezicht.

Het onderdeel over gedragstoezicht is echter niet van toepassing op het aanbieden van krediet door een gemeentelijke kredietbank indien voor de bedrijfsvoering van die gemeentelijke kredietbank een reglement is vastgesteld.

De verplichting tot opstellen van dit bankreglement is opgedragen aan het college van burgemeester en wethouders. Sinds oktober 2012 is de verplichting vervallen om het bankreglement na vaststelling door het college nog ter goedkeuring voor te leggen aan Gedeputeerde Staten.

In de Pandhuiswet 1910 was eveneens een verplichting opgenomen om de werkzaamheden van de kredietbank of van een gemeentelijk pandhuis te regelen in een bankreglement. Met de intrekking van deze Pandhuiswet 1910 is deze verplichting vervallen. De meer algemeen geformuleerde verplichting uit de Wft is echter gehandhaafd. Aangenomen moet worden dat deze verplichting ook ziet op de kredietverlening in de vorm van pandkredieten, omdat immers het gemeentelijk Pandhuis onderdeel is van de Gemeentelijke Kredietbank.

In het bijgevoegde nieuwe Bankreglement Den Haag 2016 zijn wijzigingen doorgevoerd die voortvloeien uit de intrekking van de Pandhuiswet 1910 en de opname van de regels met betrekking tot pandbeleningen in Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek. Voorts is bij de sociale kredietverlening een aantal wijzigingen doorgevoerd in overeenstemming met wijzigingen in Europese wetgeving.

De belangrijkste kenmerken van de nieuwe bepalingen voor pandbeleningen, voor zover van belang voor gemeentelijke pandhuizen en dus voor dit bankreglement, zijn de volgende:

  • 1.

    De wet biedt twee mogelijke vormen van pandbeleningen. De klassieke verpanding, waarbij de zaakeigendom blijft van de belener, en het pandhuis gehouden is de beleende zaak aan de pandbelener terug te geven zodra hij binnen de beleentermijn de pandlening en de pandbeleningskosten (rente) volledig heeft voldaan en de zogenaamde “verkoop met recht op terugkoop” waarbij de pandbelener de zaak direct aan het pandhuis in eigendom overdraagt maar het pandhuis gehouden is de zaak aan de pandbelener terug te geven zodra deze binnen de beleentermijn het leenbedrag en de pandbeleningskosten volledig heeft voldaan. In de overeenkomsten moet expliciet worden aangegeven welke vorm van pandbelening het betreft. Het Pandhuis van de gemeente Den Haag heeft vanouds alleen de eerste vorm van pandbeleningen en continueert dit. In het bankreglement wordt dit expliciet opgenomen als enige vorm die de kredietbank toepast.

  • 2.

    Er geldt in de nieuwe bepalingen een maximale pandbelenersvergoeding. Er bestond geen maximumonder de Pandhuiswet 1910. De maximale pandbelenersvergoeding onder de Nieuwe Pandhuiswet bedraagt 4,5% per maand (gedurende een overgangsjaar mocht nog 9% per maand worden gerekend). Deze maximale percentages staan ver af van het beleid van de Kredietbank waar sinds 2012 niet meer dan 1,33% per maand in rekening wordt gebracht. Deze positieve afwijking komt voort uit de maatschappelijke taakstelling van de kredietbank.

  • 3.

    Wanneer een pand niet binnen de beleentermijn wordt opgehaald vervalt het eigendom aande kredietbank zonder de mogelijkheid om kosten, van welke aard dan ook, nog op de pandbelener te verhalen. De tot dan toe verschuldigde vergoeding komt te vervallen.

    Voor het bankreglement brengt dit met zich mee dat:

  • -

    Er geen verplichting in is opgenomen om het niet opgehaalde pand in een openbare veilingte verkopen. Deze verplichting kende overigens al uitzonderingen. Het is nu aan de kredietbank om een afweging te maken op welke wijze de, immers in eigendom verkregen, zaak het beste kan worden verkocht.

  • -

    Vastgelegd wordt het recht van de pandgever om eventueel gedurende de looptijd bij wijze

    van voorschot betaalde pandbelenersvergoeding terug te ontvangen.

  • -

    Het bovenwettelijk (dus onverschuldigd) recht op restitutie van de opbrengst bij openbare verkoop,na aftrek van de kosten (beleensom, verschuldigde pandbelenersvergoeding en eventuele veilingkosten) wordt gehandhaafd en in het bankreglement opgenomen.

  • 4.

    Er is een wijziging doorgevoerd met betrekking tot de beleenperiode en de mogelijkheid dezete verlengen. De standaard beleenperiode van zes maanden, met de mogelijkheid deze te verlengen (doorgaans weer met zes maanden) en waarbij in ieder geval betaling verlangd werd van de opgebouwde rente (en soms een deel van de beleensom) is vervallen en vervangen door de mogelijkheid per categorie zaken een verschillende beleenperiode te hanteren. Er wordt niet meer gesproken over verlenging van de pandbelening. Wel kan op dezelfde zaak een nieuwe pandbelening tegen actuele voorwaarden worden afgesloten, waarbij verrekening van de aflossing met de nieuwe beleensom mogelijk is. Hiermee wordt aangesloten bij het uitgangspunt van de nieuwe wetgeving dat als de belener uiteindelijk besluit zijn pand toch niet op te halen, er voor hem geen restschuld overblijft. Tegelijkertijd blijft hij in staat om bij opnieuw belenen alvast een deel van de kosten te voldoen en zo cumulatie van uiteindelijk op te brengen pandbeleningskosten te voorkomen.

  • 5.

    In het bankreglement zijn de begrippen voor pandbeleningen aangepast aan die welke in hetBurgerlijk Wetboek (Regels m.b.t. pandbeleningen) worden gehanteerd. In plaats van pandlening wordt gesproken over pandbeleningsovereenkomst. De pandbeleningsvergoeding omvat àlle kosten die over het pandkrediet in rekening kunnen worden gebracht. De beleentermijn betreft de termijn waarbinnen de pandgever te allen tijde het recht heeft op teruggave tegen vergoeding van de kosten. Deze is in de wet minimaal op twee maanden gesteld.

  • 6.

    Op grond van Europese bepalingen (Consumers Credit Directive) wordt aan kredietinstellingeneen aantal regels opgelegd met betrekking tot reclame-uitingen, 14-dagen bedenktermijn, precontractuele informatieverplichtingen en gebruik van het ESIC-formulier (Europese Standaardinformatie inzake Krediet). De brancheorganisatie voor kredietverlening en schuldhulpverlening, de NVVK, heeft vastgesteld dat deze regels niet van toepassing zijn op een kredietbank die zich kwalificeert als openbaar lichaam en kredieten verleent aan een beperkt publiek met een doelstelling van algemeen belang. De Gemeentelijke Kredietbank is onderdeel van de dienst SZW en als zodanig onderdeel van een openbaar lichaam. De beperkte reikwijdte van de sociale kredietverlening is in dit bankreglement vastgelegd. Toch wordt, in navolging van het advies van de brancheorganisatie, de precontractuele informatieverplichting uitgevoerd in overeenstemming met de Europese richtlijnen. Hiermee wordt de consument alle bescherming en informatie bedoeld die in de CCD is bedoeld. Er wordt gebruik gemaakt van het ESIC formulier. Dit is in het bankreglement vastgelegd.