Regeling vervallen per 01-01-2018

Subsidieregeling kwaliteitsverbetering peuterspeelzalen Den Haag 2016

Geldend van 01-11-2016 t/m 31-12-2017 met terugwerkende kracht vanaf 01-08-2016

Intitulé

Subsidieregeling kwaliteitsverbetering peuterspeelzalen Den Haag 2016

HET COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS,

overwegende dat:

  • -

    het Rijk alle ouders de kans wil geven om hun kind gebruik te laten maken van een voorschoolse voorziening en in dat kader een budget beschikbaar heeft gesteld aan de gemeente Den Haag;

  • -

    de gemeente zich door bestuurlijke afspraken tussen de VNG en het ministerie van Sociale Zaken heeft gecommitteerd aan de ambitie om een financieel toegankelijk voorschools aanbod te doen aan ouders die niet in aanmerking komen voor de kinderopvangtoeslag;

  • -

    het wenselijk is ter voorbereiding op de harmonisatie per 1 januari 2018 de kwaliteitsverbetering op peuterspeelzalen waar geen voor- en vroegschoolse educatie wordt verzorgd, te subsidiëren,

gelet op artikel 5 van de Algemene subsidieverordening Den Haag 2014.

Besluit:

Vast te stellen de Subsidieregeling kwaliteitsverbetering peuterspeelzalen Den Haag 2016:

§1Algemene bepalingen

Artikel 1:1 Begripsomschrijvingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • -

    dagdeel: drie uur peuterspeelzaalwerk plus één uur voorbereidingstijd;

  • -

    groep: groep als bedoeld in artikel 1, onder e van het Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen;

  • -

    hbo-coach: een hbo-gediplomeerde medewerker met kennis van en ervaring met de ontwikkeling van het jonge kind, die leidsters begeleidt bij en coacht op het realiseren van peuterspeelzaalwerk met een hoge kwaliteit;

  • -

    leidster: een beroepskracht als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen;

  • -

    onderwijsloket: het onderwijsloket als bedoeld in artikel 1, sub e van de Verordening personele en materiële voorzieningen onderwijs gemeente Den Haag 2014;

  • -

    voorschoolse educatie: voorschoolse educatie als bedoeld in de artikelen 1.1 en 2.a vande Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen;

  • -

    vroegschoolse educatie: vroegschoolse educatie als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs;

  • -

    vve: voor- en vroegschoolse educatie.

Artikel 1:2 Toepassingsbereik

Het bepaalde in deze subsidieregeling is enkel van toepassing op de verstrekking van subsidies door burgemeester en wethouders voor de in artikel 2:1 bedoelde activiteiten.

§ 2 De activiteiten en de doelgroep

Artikel 2:1 Activiteiten

Subsidie wordt uitsluitend verstrekt voor:

  • a.

    de inzet van een tweede leidster op een groep;

  • b.

    de inzet van een hbo-coach op een groep.

Artikel 2:2 Doelgroep

Subsidie wordt uitsluitend verstrekt aan houders van peuterspeelzalen waar geen gesubsidieerde vve wordt verzorgd.

§ 3 De kosten en de subsidie

Artikel 3:1 Kosten die voor subsidie in aanmerking komen

De subsidie is een bijdrage in de kosten die direct verbonden zijn aan de uitvoering van activiteitenals bedoeld in artikel 2:1.

Artikel 3:2 Hoogte van de subsidie

  • 1. Een subsidie voor activiteiten als bedoeld in artikel 2:1, onder a, bedraagt per dagdeel per week voor de duur van een jaar € 4.000,00. Per peuterspeelzaallokaal wordt de inzet van een tweede leidster voor maximaal € 32.000,00 per jaar gesubsidieerd.

  • 2. Een subsidie voor activiteiten als bedoeld in artikel 2:1, onder b, bedraagt per uur per week voor de duur van een jaar € 1.875,00. Per peuterspeelzaallokaal wordt de inzet van een hbo-coach voor maximaal € 15.000,00 per jaar gesubsidieerd.

§ 4 Subsidieplafond en verdeling

Artikel 4:1 Subsidieplafond

  • 1. Voor subsidieverlening op grond van deze regeling geldt een subsidieplafond van € 351.730,00 voor 2016 en € 703.460,00 voor 2017.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen de hoogte van het subsidieplafond in 2016 en 2017 wijzigen voor het betreffende jaar.

Artikel 4:2 Wijze van verdeling

  • 1. Honorering van aanvragen die in aanmerking komen voor subsidie en die niet worden geweigerd, geschiedt in volgorde van indiening bij burgemeester en wethouders, totdat het voor de betrokken subsidie vastgestelde plafond is bereikt.

  • 2. Als de aanvrager krachtens artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht de gelegenheid heeft gehad de aanvraag aan te vullen, geldt als datum van indiening van de aanvraag de datum waarop de aanvraag is aangevuld.

  • 3. Indien burgemeester en wethouders op de dag dat het subsidieplafond wordt bereikt, meer dan één aanvraag ontvangen, stellen zij de onderlinge rangschikking van die aanvragen vast door middel van loting.

§ 5 Besluitvorming subsidie

Artikel 5:1 Aanvraag

  • 1. Een subsidieaanvraag kan uitsluitend elektronisch via het onderwijsloket worden ingediend.

  • 2. De aanvraag is ondertekend met een elektronische handtekening namens de aanvrager als bedoeld in artikel 2:16 van de Algemene wet bestuursrecht, dan wel op een andere door burgemeester en wethouders toegestane wijze van elektronische indiening waarbij geen twijfel bestaat over de authenticiteit van de aanvraag.

Artikel 5:2 Aanvraagtermijn

In afwijking van artikel 9 van de Algemene subsidieverordening Den Haag 2014 kan een aanvraag om subsidie worden ingediend tot 15 oktober van het jaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd.

Artikel 5:3 Beslistermijn

Burgemeester en wethouders beslissen op een aanvraag om subsidie uiterlijk op 15 februari in het jaar volgend op het jaar waarop de subsidie betrekking heeft.

§ 6 Verplichtingen

Artikel 6:1 Verplichting

De subsidieontvanger leeft de kwaliteitseisen uit de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen, de op deze wet gebaseerde regelgeving en de Verordening nadere kwaliteitseisen peuterspeelzalen 2013 na.

§ 7 Slotbepalingen

Artikel 7:1 Hardheidsclausule

Burgemeester en wethouders kunnen in bijzondere gevallen afwijken van het bepaalde in deze regeling voor zover toepassing ervan gelet op het belang van kwaliteitsverbetering in peuterspeelzalen zonder gesubsidieerde vve, leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 7:2 Slotbepalingen

  • 1.

    Deze subsidieregeling treedt in werking op 1 november 2016 en werkt terug tot 1 augustus 2016.

  • 2.

    Deze subsidieregeling vervalt met ingang van 1 januari 2018.

  • 3.

    Deze subsidieregeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling kwaliteitsverbetering peuterspeelzalen Den Haag 2016.

Den Haag, 25 oktober 2016

Het college van burgemeester en wethouders,

de secretaris,

mw. A.W.H. Bertram

de burgemeester,

J.J. van Aartsen

Toelichting op de Tijdelijke subsidieregeling kwaliteitsverbetering peuterspeelzalen zonder vve Den Haag 2016

Algemeen

In het kader van de harmonisatie van de kwaliteit van peuterspeelzalen en kinderopvang, stelt het Rijk € 351.730,00 in 2016 en € 703.460,00 in 2017 beschikbaar aan de gemeente Den Haag. Dit geld wordt ingezet bij peuterspeelzalen die nu geen gesubsidieerde voor- en vroegschoolse educatieve hebben. Om rechtmatig subsidie te kunnen verstrekken is bijgaande subsidieregeling noodzakelijk. De Vereniging voor Nederlandse Gemeenten en het ministerie van Sociale Zaken werkten in bestuurlijke afspraken deze ambitie nader uit.

De doelgroep van ouders die niet in aanmerking komt voor de kinderopvangtoeslag, maakt in Den Haag veelal gebruik van de peuterspeelzalen. De peuterspeelzalen worden naar verwachting met ingang van 2018 verplicht om twee bezoldigde leidsters op de groep te hebben. Dit in het kader van de doelstelling van het Rijk om de verschillen in kwaliteitseisen tussen peuterspeelzalen en kinderopvang weg te nemen (kwalitatieve harmonisatie). Vooruitlopend op deze wet- en regelgeving en ter bevordering van de professionaliteit van het peuterspeelzaalwerk wordt het eerdergenoemde budget ingezet voor de tweede leidsters en een hbo-coach bij peuterspeelzalen zonder vve in de vorm van subsidies. Op deze manier geeft de gemeente Den Haag eveneens uitvoering aan de ambitie uit de eerdergenoemde bestuurlijke afspraken om financieel toegankelijk aanbod te bieden aan peuters zonder recht op kinderopvangtoeslag.

Voor de peuterspeelzalen met vve verandert er door de kwalitatieve harmonisatie niets. Deze peuterspeelzalen hebben reeds twee professionele bezoldigde leidsters op de groep. Datzelfde geldt voor de kinderdagverblijven. De helft van de peuterspeelzalen zonder vve werkt nu nog met één bezoldigde leidster en één vrijwilligster op de groep. De andere helft van de peuterspeelzalen zonder vve lopen vooruit op de regelgeving en werken al met twee leidsters. Bij de peuterspeelzalen met twee gekwalificeerde leidsters die in feite voorop lopen, worden de kosten voor deze extra leidster uit eigen middelen gefinancierd of ouders betalen een hogere eigen bijdrage.

Met ingang van 2018 harmoniseert het Rijk, onder voorbehoud van goedkeuring van het parlement, de financieringsstructuur van voorschoolse voorzieningen. Het doel is om het onderscheid in financiering tussen peuterspeelzaalwerk en kinderopvang te laten verdwijnen. Zo gauw de wet- en regelgeving voor deze financiële harmonisatie in werking treedt, brengt het college deze subsidieregeling in overeenstemming met de dan vigerende wet- en regelgeving.

Artikel 2:1 Activiteiten

Er zijn nog geen nadere criteria gesteld waaraan moet worden voldaan om voor subsidie in aanmerking te kunnen komen, Wel bestaat het voornemen om in de toekomst de voorwaarde te stellen dat de subsidieontvanger geen hogere bijdrage aan de ouders mag vragen dan door de VNG wordt aangegeven in de ouderbijdragentabel.

Artikel 3:2 Hoogte van de subsidie

Per kalenderjaar wordt maximaal een bedrag van € 16.000,00 verleend voor een tweede leidster, wat neerkomt op maximaal € 32.000,00 per lokaal, uitgaande van 8 dagdelen.Daarnaast wordt maximaal € 7.500,00 verleend voor de inzet van een hbo-coach, uitgaande van 4 dagdelen bij een wekelijkse bezetting, tot een maximum van 8 dagdelen.Indien de tweede leidster of de hbo-coach voor een deel van het jaar wordt ingezet, wordt het subsidiebedrag uiteraard naar rato berekend. Dat zal in ieder geval in 2016 gebeuren omdat de regeling niet voor het gehele jaar 2016 geldt, maar (met terugwerkende kracht) met ingang van 1 augustus 2016.

Artikel 6:1

Uiteraard wordt van de subsidieontvangers verlangd dat zij voldoen aan de (kwaliteits)eisen uit de toepasselijke regelgeving. Indien de toezichthouder (de GGD) bij een inspectie constateert dat er overtredingen zijn, kan de subsidie lager worden vastgesteld op grond van artikel 4:46, tweede lid

sub b van de Algemene wet bestuursrecht.