Regeling vervallen per 01-01-2020

Beleidsregels handhaving kinderopvang Den Haag 2018

Geldend van 01-01-2018 t/m 31-12-2019

Intitulé

Beleidsregels handhaving kinderopvang Den Haag 2018

Het college van burgemeester en wethouders van Den Haag,

gelet op:

  • -

    artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht en

  • -

    artikel 1.61, eerste lid, artikel 1.65, eerste lid, artikel 1.66 en artikel 1.72, eerste lid, van de Wet kinderopvang,

besluit vast te stellen de navolgende Beleidsregels handhaving kinderopvang Den Haag 2018:

Hoofdtuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

-Awb:

Algemene wet bestuursrecht;

-Besluit go:

Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor

gastouderopvang;

-Besluit ko:

Besluit kwaliteit kinderopvang;

-Besluit registers:

Besluit landelijk register kinderopvang en register buitenlandse opvang;

-Besluit ve:

Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie;

-bso:

kindercentrum voor buitenschoolse opvang;

-college:

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Den Haag;

-dag:

kindercentrum voor dagopvang;

-gob:

gastouderbureau;

-houder:

de houder van een kinderopvangvoorziening met uitzondering van een voorziening voor gastouderopvang;

-kinderopvangvoorziening:

een kindercentrum voor dagopvang, een kindercentrum voor buitenschoolse opvang, een gastouderbureau of een voorziening voor gastouderopvang;

-kwaliteitseisen:

de eisen als bedoeld in de artikelen 1.65, lid 1, en 1.72, lid 1, Wk;

-lrk:

landelijk register kinderopvang;

-onverwijld:

maximaal vier weken;

-recidive:

een zelfde of soortgelijke overtreding van de kwaliteitseisen door dezelfde houder begaan binnen een periode van twee jaar;

-Regeling go:

Regeling kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang;

-Regeling Wk:

Regeling Wet kinderopvang;

-vgo:

voorziening voor gastouderopvang;

-vog:

verklaring omtrent het gedrag;

-ve:

voorschoolse educatie;

-Wk:

Wet kinderopvang

Artikel 2 Reikwijdte

Deze beleidsregels zijn van toepassing op de handhaving van de kwaliteitseisen voor kinderopvangvoorzieningen in Den Haag.

Artikel 3 Handhaving

  • 1. Het college hanteert bij het handhaven van de kwaliteitseisen het afwegingsmodel dat als bijlage is toegevoegd en integraal deel uitmaakt van de beleidsregels.

  • 2. Het college kan gelijktijdig een aanwijzing geven, een herstellende sanctie opleggen of een bestuurlijke boete opleggen voor dezelfde overtreding.

  • 3. Indien door een wijziging van de regelgeving de beleidsregels niet voorzien in een overtreding, zoekt het college voor de handhaving aansluiting bij overtredingen waarin de beleidsregels wel voorzien.

Artikel 4 Subjecten van handhaving

  • 1. Het college handhaaft de kwaliteitseisen per kinderopvangvoorziening.

  • 2. Indien de houder of de gastouder dezelfde overtreding bij verschillende kinderopvangvoorzieningen begaat, kan het college de kwaliteitseis handhaven per houder of gastouder.

  • 3. Het college kan een aanwijzing geven en een sanctie opleggen aan hen die feitelijk leidinggevende zijn op de kinderopvangvoorziening op het moment van het overtreden van de kwaliteitseis.

HOOFDSTUK 2. HERSTELLEND TRAJECT

Artikel 5 Herstelsancties

  • 1.

    Het college start een herstellend traject indien de geconstateerde overtreding nog niet is beëindigd of ter voorkoming van herhaling van de overtreding.

  • 2.

    Bij het uitvoeren van het herstellend traject hanteert het college de volgende stappen:

    • a.

      stap 1: aanwijzing;

    • b.

      stap 2:

      1°. last onder dwangsom; of

      2°. last onder bestuursdwang; of

      3°. exploitatieverbod;

  • c.stap 3: intrekken van de beschikking waarin toestemming tot exploitatie is gegeven.

    Deze stap wordt gevolgd door verwijdering uit het lrk.

  • 3.

    Indien sprake is van een overtreding als vermeld onder 1.1 in het Afwegingsmodel, start het collegehet herstellend traject met stap 3 als bedoeld in het vorige lid onder c.

  • 4.

    Indien sprake is van recidive, start het college het herstellend traject met stap 2 als bedoeld in het tweede lid onder b.

  • 5.

    Indien de overtreding of de omstandigheden waaronder deze is begaan hiertoe aanleiding geven, kan het college besluiten een of meerdere stappen in het herstellend traject over te slaan of meerdere keren uit te voeren.

  • 6.

    Bij het geven van een aanwijzing of het opleggen van een last onder dwangsom gelden de volgende hersteltermijnen:

    • a.

      prioriteit hoog: maximaal 2 weken;

    • b.

      prioriteit gemiddeld: maximaal 2 maanden;

    • c.

      prioriteit laag: maximaal 6 maanden.

  • 7.

    In afwijking van het vorige lid, geldt een hersteltermijn van maximaal 4 weken voor de overtreding vermeld onder artikel 5, eerste lid onder c in het afwegingsmodel.

  • 8.

    Indien de overtreding of de omstandigheden waaronder deze is begaan hiertoe aanleiding geven, kan het college besluiten om een langere hersteltermijn te geven, dan in het zesde lid staat vermeld.

HOOFDSTUK 3. BESTRAFFEND TRAJECT

Artikel 6 Bestuurlijke boete

  • 1. Het college legt een bestuurlijke boete op bij een overtreding van een kwaliteitseis met een hoge prioriteit in het afwegingsmodel.

  • 2. Het college kan een bestuurlijke boete opleggen bij een overtreding van een kwaliteitseis met een lage of een gemiddelde prioriteit in het afwegingsmodel.

  • 3. De bestuurlijke boete die het college aan de gastouder of de feitelijk leidinggevende oplegt, bedraagt één tiende van het boetenormbedrag, vermeerderd of gematigd in overeenstemming met artikel 7.

  • 4. Het college legt bij een overtreding die enkel door een gastouder kan worden begaan, het boetenormbedrag voor die overtreding op.

Artikel 7 Matiging of verhoging van de boete

  • 1. Het college matigt ambtshalve de bestuurlijke boete tot de helft van het boetenormbedrag, indien een bestuurlijke boete wordt opgelegd aan een houder van:

    • a.

      één kindercentrum met maximaal twee groepen, waarbij het kindercentrum nog niet eerder een reguliere inspectie als bedoeld in artikel 1.62, tweede lid, van de Wk heeft gehad;

    • b.

      een gastouderbureau dat maximaal twintig kinderen bemiddelt en waarbij nog niet eerder een reguliere inspectie als bedoeld in artikel 1.62, tweede lid, van de Wk heeft plaatsgevonden;

    • c.

      één kindercentrum waar maximaal zes kinderen worden opgevangen;

    • d.

      een gastouderbureau dat maximaal zes kinderen bemiddelt.

  • 2. Indien sprake is van samenloop van situaties genoemd in het vorige lid, wordt eveneens gematigd tot de helft van het boetenormbedrag.

  • 3. Indien met één feitelijke gedraging twee of meer kwaliteitseisen worden overtreden, legt het college voor de overtreding van elke afzonderlijke kwaliteitseis een bestuurlijke boete op. De overtreding waarvoor het hoogste boetenormbedrag is vastgesteld wordt ten volle opgelegd, de andere overtreding(-en) wordt of worden gematigd tot één derde van het boetenormbedrag.

  • 4. Het college verhoogt ambtshalve de bestuurlijke boete met de helft van het boetenormbedrag, indien sprake is van recidive of indien de overtreding met opzet is begaan.

HOOFDSTUK 4. OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 8 Overgangsrecht

Op overtredingen die hebben plaatsgevonden vóór 1 januari 2018 zijn de Beleidsregels handhaving kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzaalwerk 2016 van toepassing.

Artikel 9 Slotbepalingen

  • 1. De Beleidsregels handhaving kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzaalwerk 2016 wordt ingetrokken.

  • 2. Deze beleidsregels treden in werking met ingang van 1 januari 2018.

  • 3. Deze beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels handhaving kinderopvang Den Haag 2018.

Toelichting

Algemeen

Op 1 januari 2018 treden twee nieuwe wetten in werking. Dit zijn de Wet innovatie en kwaliteit kinderopvang (IKK) en de Wet harmonisatie kinderopvang en peuterspeelzalen (Harmonisatie), waarmee de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen wordt hernoemd tot zijn oorspronkelijke naam: de Wet kinderopvang. De inwerkingtreding van deze wetten is de directe aanleiding om de beleidsregels die het college hanteert bij het handhaven van de kwaliteitseisen voor kinderopvang aan te passen.

De IKK behelst een herijking van de kwaliteitseisen. Deze herijking betreft nog niet de gastouderopvang en gastouderbureaus; die zal later plaatsvinden. Met de invoering van de IKK hebben houders meer ruimte om eigen beleid te maken dat past binnen de eigen visie. Zo is een houder van een kindercentrum niet meer verplicht jaarlijks alle veiligheids- en gezondheidsrisico’s te inventariseren. Daarvoor in de plaats komt de verplichting tot een actueel veiligheids- en gezondheidsbeleid. Hierin moet de houder verschillende zaken omschrijven, waaronder de risico’s op grensoverschrijdend gedrag van aanwezige volwassenen en kinderen. Onder grensoverschrijdend gedrag wordt ook pesten begrepen. De vier pedagogische doelen, waaraan in de praktijk al werd getoetst, zijn vanaf 1 januari 2018 vastgelegd in regels.

Met de Harmonisatie zijn peuterspeelzalen voortaan kindercentra voor dagopvang. Voor hen gelden dan dezelfde kwaliteitseisen als voor de bestaande dagopvang. Nadere gemeentelijke kwaliteitseisen voor de peuterspeelzalen zijn overbodig geworden en per 1 januari 2018 wordt daarom de Verordening peuterspeelzalen 2013 ingetrokken.

Tot slot is het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie gewijzigd. Sinds 1 augustus 2017 geldt in Den Haag (en 85 andere gemeenten) de 3F-taaleis voor de beroepskrachten in de voorschoolse educatie. Met ingang van 1 januari 2018 gelden landelijke eisen aan de opleiding van deze beroepskrachten.

Enkele nieuwe kwaliteitseisen treden later, namelijk op 1 augustus 2018, in werking. Zij zijn al wel opgenomen in het afwegingsmodel, maar uiteraard kan het college daar pas met ingang van 1 augustus 2018 op handhaven. Dat is bijvoorbeeld het geval bij het Besluit ve, artikel 4, tweede lid.

Burgemeester en wethouders hanteren onderhavige beleidsregels bij het uitvoeren van de handhavingstrajecten die worden ingezet indien de houder van een kinderopvangvoorziening of een gastouder niet voldoet aan één of meer kwaliteitseisen. In de beleidsregels zijn de stappen van de handhavingstrajecten opgenomen die burgemeester en wethouders in beginsel doorlopen.

Het afwegingsmodel is aan de beleidsregels gehecht en maakt integraal deel uit van de beleidsregels.

Onderhavige beleidsregels zijn gebaseerd op de concept- beleidsregels en het concept-afwegingmodel van de VNG . Verschillen zitten met name in de hoogte van de boetes: in Den Haag zijn de meeste boetes lager. De boetebedragen voor het niet melden van een (mogelijk) gewelds- of zedendelict door een personeelslid zijn in Den Haag hoger dan in het VNG model. Dit gezien het belang voor de kinderen.

GGD Haaglanden houdt, door middel van het uitvoeren van inspecties, toezicht op de kwaliteit van de kinderopvang in onder andere de gemeente Den Haag. De toezichthouder legt zijn bevindingen vast in een inspectierapport en brengt op basis hiervan een advies uit over niet of wel handhaven aan burgemeester en wethouders. Het handhavingstraject begint in beginsel na ontvangst van het inspectierapport door burgemeester en wethouders. Het college kan het advies van de toezichthouder overnemen, maar is hiertoe niet verplicht. Indien hiertoe aanleiding bestaat, laat het college verzachtende of verzwarende omstandigheden meewegen bij de uit te voeren handhavingstrajecten. Daarnaast kan het college een handhavingstraject starten na eigen bevindingen.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 2

Voor handhaving van kwaliteitsregels bij gastouderbureaus geldt, dat de beleidsregels slechts van toepassing zijn indien de overtreding heeft plaatsgevonden in Den Haag.

Artikel 3

Omdat de beleidsregels gericht zijn op handhaving, zijn niet de volledige kwaliteitseisen maar verkort de overtredingen weergegeven in het afwegingsmodel. Hierdoor is meteen duidelijk wat de gevolgen zijn van een bepaalde overtreding. In het afwegingsmodel is per overtreding opgenomen welke artikelen zijn overtreden.

Artikel 3, derde lid

Het kan voorkomen dat de beleidsregels niet voorzien in een overtreding, bijvoorbeeld door wijziging van landelijke regelgeving. Burgemeester en wethouders zijn in een dergelijke situatie bevoegd handhavend op te treden. Immers, de bevoegdheid om handhavend op te treden volgt niet uit de beleidsregels, maar uit de wet- en regelgeving.

Artikel 4, eerste en tweede lid

In beginsel handhaaft het college per locatie. Echter, het kan voorkomen dat de houder of de gastouder een overtreding begaat die in meerdere van zijn kinderopvangvoorzieningen plaatsvindt. Bijvoorbeeld bij (een onderdeel van) een pedagogisch beleidsplan dat voor alle locaties van de houder hetzelfde is en niet voldoet aan de eisen. Het college kan er in een dergelijke situatie voor kiezen te volstaan met één aanwijzing of sanctie die betrekking heeft op alle betreffende kinderopvangvoorzieningen van de houder of de gastouder.

Artikel 4, derde lid

Het derde lid biedt de mogelijkheid om een aanwijzing te geven of een sanctie op te leggen aan een persoon werkzaam voor een houder, de feitelijk leidinggevende. Deze mogelijkheid bestaat pas wanneer die persoon kennis heeft of had moeten hebben van de overtreding én hij het in zijn macht heeft om de overtreding te voorkomen of te beperken.

De reden van het gebruik maken van deze mogelijkheid is dat doeltreffender kan worden gehandhaafd. Hierdoor wordt de kwaliteit van de kinderopvang vergroot. Ook kunnen leidinggevenden zich niet meer verschuilen achter rechtspersonen. In deze beleidsregels is gekozen voor een ‘kan-bepaling’ ten aanzien van het geven van een aanwijzing aan- of het sanctioneren van feitelijk leidinggevenden. Het college zal terughoudend met deze bevoegdheid omgaan.

Artikel 5, tweede lid

Hier is aangegeven welke stappen het college volgt in het traject dat is gericht op herstel van de overtreding. Zodra een bepaalde stap het gewenste effect heeft opgeleverd, d.w.z. leidt tot beëindiging van de overtreding, wordt het traject gestopt. Indien bijvoorbeeld een aanwijzing goed en volledig wordt opgevolgd, hoeft en kan geen last onder dwangsom meer opgelegd te worden. Dit geldt eveneens voor de volgende stappen. Wanneer een last onder dwangsom tot het gewenste resultaat heeft geleid zal niet worden overgegaan tot stap 3.

Artikel 5, tweede lid onder a

Indien de toezichthouder een overtreding van de kwaliteitseisen heeft geconstateerd, geven burgemeester en wethouders de houder in beginsel een schriftelijke aanwijzing. Het opleggen van een aanwijzing is de eerste (juridische) stap in het kader van het herstellend handhavingstraject. In deze aanwijzing geeft het college met redenen aan op welke punten het voorschrift niet wordt nageleefd en welke maatregel binnen welke termijn door de houder of de gastouder dient te worden genomen om de overtreding te beëindigen.

Artikel 5 tweede lid onder b

Een last onder dwangsom houdt enerzijds een last tot geheel of gedeeltelijk herstel van de overtreding in en anderzijds de verplichting tot betaling van een geldsom indien de last niet (tijdig) wordt uitgevoerd.

De last beschrijft de te nemen herstelmaatregel en de termijn waarbinnen deze moet worden uitgevoerd. Indien deze last niet (tijdig) wordt uitgevoerd, kunnen burgemeester en wethouders de last door feitelijk handelen zelf uitvoeren op kosten van de overtreder. Deze sanctie mag niet gelijktijdig voor dezelfde overtreding worden opgelegd als een last onder dwangsom.

Burgemeester en wethouders kunnen de houder of de gastouder verbieden de exploitatie van een kinderopvangvoorziening voort te zetten, zolang een bevel (gegeven door de toezichthouder) of een aanwijzing niet wordt opgevolgd en het opleggen van een last onder bestuursdwang niet mogelijk is. Een exploitatieverbod kan ook worden opgelegd bij een of meerdere zeer ernstige overtreding(en) of veel overtredingen. Een exploitatieverbod is een tijdelijke maatregel. Het is aan de houder of de gastouder om de geconstateerde overtreding(en) zo snel mogelijk te beëindigen en dit aan te tonen. Nadat de toezichthouder heeft geconstateerd dat alles op orde is, kunnen burgemeester en wethouders toestemming aan de houder of de gastouder verlenen de exploitatie te hervatten. Deze sanctie leggen burgemeester en wethouders in beginsel ook pas op als er sprake is van recidive, dus als tweede stap.

Een exploitatieverbod kan ook worden opgelegd aangaande een kinderopvangvoorziening waarvoor burgemeester en wethouders (nog) geen toestemming hebben verleend tot exploitatie. In deze situatie leggen burgemeester en wethouders deze maatregel op zo spoedig mogelijk na constatering van de overtreding.

Burgemeester en wethouders kunnen de toestemming tot exploitatie intrekken, indien blijkt dat de houder of de gastouder naar verwachting niet (langer) voldoet aan de kwaliteitseisen. Dit is de laatste stap die mogelijk is in de herstellende fase. Het besluit tot intrekking van de toestemming tot exploitatie wordt gevolgd door het verwijderen van de kinderopvangvoorziening uit het landelijk register kinderopvang.

Daarnaast is het intrekken van de toestemming ook mogelijk indien is gebleken dat de houder of de gastouder niet langer de kinderopvangvoorziening exploiteert of indien drie maanden na de registratie in het landelijk register kinderopvang (lrk) de exploitatie van de kinderopvangvoorziening niet daadwerkelijk is gestart. Tot slot is het intrekken van de toestemming mogelijk indien is gebleken dat de kinderopvangvoorziening staat ingeschreven in het lrk, maar feitelijk geen sprake is van kinderopvang in de zin van de Wk. In dat geval is geen sprake van handhaving, maar van het actueel houden van het lrk.

Alle bovengenoemde handhavingsmiddelen zijn gericht op herstel van de kwaliteit van de kinderopvang enerzijds op een specifieke kinderopvangvoorziening en anderzijds in Den Haag in het algemeen. Dit brengt met zich dat indien een gegeven aanwijzing of opgelegde herstellende sanctie niet wordt opgevolgd een zwaardere herstelsanctie kan worden opgelegd, totdat de overtreding is beëindigd. In beginsel gelden de stappen zoals vastgelegd in deze beleidsregels. Het is echter ook mogelijk dat tweemaal hetzelfde handhavingsmiddel wordt ingezet. Indien bijvoorbeeld een last onder dwangsom niet is opgevolgd, kan door middel van een nieuw besluit een last onder dwangsom met een hogere dwangsom worden opgelegd.

Degene die voornemens is een kinderopvangvoorziening in exploitatie te nemen, is op grond van artikel 1.45, lid 1, van de Wk verplicht daarvoor een aanvraag te doen bij burgemeester en wethouders. Indien dit is nagelaten en de exploitatie toch is begonnen, is sprake van illegale kinderopvang.

Vanaf het moment dat de toestemming tot exploitatie is ingetrokken, is geen sprake meer van kinderopvang in de zin van de Wk. Desondanks voortzetten van exploitatie is illegale kinderopvang. Dit kan leiden tot vervolging door het Openbaar Ministerie op basis van overtreding van de Wet op de economische delicten of door het opleggen van een bestuurlijke boete door het college.

Artikel 5, zesde lid

Aan iedere kwaliteitseis is een prioriteit toegekend (laag, gemiddeld of hoog), die onder andere tot uiting komt in de hersteltermijn. Bij het geven van een aanwijzing geldt deze hersteltermijn als uitgangspunt. Het college kan hier gemotiveerd van afwijken. De houder of de gastouder dient de maatregel binnen de in de aanwijzing gestelde termijn te nemen. Wanneer een overtreding zich daarvoor leent, kan het college de houder opdragen de overtreding direct te beëindigen of niet meer te herhalen. Bijvoorbeeld bij een overtreding van de beroepskracht-kindratio of de groepsgrootte.

Om te controleren of de overtreding daadwerkelijk is beëindigd, kan het college bewijsstukken opvragen of de toezichthouder vragen een nader onderzoek te verrichten. Ook kan worden besloten dat de toezichthouder bij de eerstvolgende inspectie onderzoekt of de maatregel (tijdig) is genomen en de overtreding is beëindigd. Indien de overtreding niet is beëindigd, volgt de volgende stap uit het herstellende handhavingstraject.

Artikel 6

Een bestuurlijke boete mag op grond van artikel 1.72, lid 1, Wk per overtreding maximaal € 45.000,00 bedragen.

Artikel 6, derde en vierde lid

Een voorziening voor gastouderopvang valt volledig onder dit regime. Echter, een gastouder is een natuurlijk persoon die een kleinschalige kinderopvangvoorziening exploiteert. Daarom is ervoor gekozen de boetenormbedragen voor gastouders te verlagen tot één tiende van de boetenormbedragen voor de andere kinderopvangvoorzieningen. Eenzelfde redenatie geldt voor de feitelijk leidinggevende. Als de overtreding alleen aan een gastouder kan worden verweten, dan staat een gereduceerd boetenormbedrag genoemd in het afwegingsmodel in de bijlage. Als de overtreding ook aan een gastouderbureau of een kindercentrum kan worden verweten, dan geldt 10% van het genoemde boetenormbedrag als uitgangspunt voor de bestuurlijke boete voor een gastouder.

Artikel 7

Bij het opleggen van de bestuurlijke boete wordt de hoogte van de boete altijd afgestemd op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten. Daarbij wordt rekening gehouden met de omstandigheden waaronder de overtreding is begaan. Van de overtreder wordt, om tot matiging over te gaan, een actieve houding verwacht.

Hierbij is het van belang dat niet alleen gesteld wordt dat bepaalde omstandigheden zich hebben voorgedaan, maar dit moet ook worden aangetoond.

Artikel 7, eerste lid

Indien sprake is van een houder die een klein, onlangs met de exploitatie gestarte kinderopvangvoorziening exploiteert of een houder van een zeer kleine kinderopvangvoorziening, gaan burgemeester en wethouders ervan uit dat de liquiditeit van de houder (als startende of zeer kleine ondernemer) dusdanig is, dat het opleggen van het volledige boetenormbedrag de continuïteit van de onderneming in gevaar brengt.

In het eerste lid is onder a en b expliciet aangegeven wat we verstaan onder een kleine houder die onlangs met de exploitatie is gestart. Een reguliere inspectie is dan nog niet uitgevoerd, wel een onderzoek voor registratie. In het eerste lid onder c en d is duidelijk omschreven in welke situatie sprake is van een zeer kleine houder. In deze situaties wordt de boete tot de helft gematigd.Voor gastouders geldt dit niet omdat voor hen op grond van artikel 6, derde lid, de bestuurlijke boetes al tot één tiende van het boetenormbedrag voor kindercentra en gastouderbureaus zijn verlaagd.

Den Haag, 5 december 2017

Het college van burgemeester en wethouders,

de secretaris

Koen de Snoo

de burgemeester

Pauline Krikke

Afwegingsmodel behorend bij de Beleidsregels handhaving kinderopvang Den Haag 2018

1. Opvang in de zin van de Wk

1.1 Opvang

Overtreding

artikel

prioriteit

boetebedrag

a.De opvang vindt niet bedrijfsmatig en niet om niet plaats.

Wk 1.1, lid 1 (dag, bso, vgo), 1.49 (dag, bso, gob, vgo)

n.v.t.

n.v.t.

b.Gedurende de opvang wordt geen verzorging en opvoeding geboden en wordt niet bijgedragen aan de ontwikkeling van kinderen.

Wk 1.1, lid 1 (dag, bso, vgo), en 1.50, lid 1, eerste volzin (dag, bso), en 1.56b, lid 1, eerste volzin (vgo)

hoog

€ 10.000

c.Gastouderopvang vindt niet plaats:

-door tussenkomst van een geregistreerd gastouderbureau

-in een gezinssituatie door een ander dan degene die aanspraak maakt op kinderopvangtoeslag of diens partner

-op het woonadres van de gastouder of van de vraagouder(s)

Wk 1.1, lid 1 (vgo)

n.v.t.

n.v.t.

1.2 Omvang

Overtreding

artikel

prioriteit

boetebedrag

a.Voorschoolse educatie omvat minder dan tien uur per week aan activiteiten gericht op het stimuleren van de ontwikkelingsdomeinen.

Besluit ve 2 (ve)

hoog

€ 1.000

2. Personeel

2.1 Verklaring omtrent het gedrag / personenregister

Overtreding

artikel

prioriteit

boetebedrag

a.Eén of meerdere van de volgende personen zijn niet in het bezit van een geldige verklaring omtrent het gedrag of niet ingeschreven in het personenregister kinderopvang:

-de houder

-personeelslid

-een stagiair

-een uitzendkracht

-een vrijwilliger

-de gastouder

-bij de gastouder inwonende meerderjarigen, indien opvang plaatsvindt bij de gastouder

Wk 1.50, lid 3 (dag, bso), 1.56, lid 3 (gob), 1.56b, lid 3 (vgo)

hoog

€ 3.000 per ontbrekende of niet geldige vog

€ 3.000 per ontbrekende inschrijving

b.Er heeft geen koppeling plaatsgevonden tussen de persoon en de houder voordat deze persoon zijn werkzaamheden aanvangt. De verklaring omtrent het gedrag is bij inschrijving in het personenregister kinderopvang ouder dan twee maanden.

Wk 1.50, lid 3 en 4 (dag, bso), 1.56, lid 3 (gob)

hoog

€ 3.000

c.De houder of de gastouder overlegt niet (tijdig) zijn nieuwe verklaring omtrent het gedrag of die van een persoon van 12 jaar of ouder, op verzoek van de toezichthouder.

Wk 1.50, lid 6 en 8 (dag, bso), 1.56, lid 3 (gob), 1.56b, lid 5 en 7 (gob, vgo)

hoog

€ 3.000

d.De houder verlangt niet dat een personeelslid, waarbij de houder mag vermoeden dat deze niet (langer) voldoet aan de eisen voor het afgeven van een verklaring omtrent het gedrag, opnieuw een verklaring omtrent het gedrag binnen een vastgestelde termijn overlegt.

Wk 1.50, lid 7 (dag, bso), 1.56, lid 3 (gob), 1.56b, lid 5 (vgo)

hoog

€ 3.000

2.2 Beroepskwalificatie

Overtreding

artikel

prioriteit

boetebedrag

a.De (ve) beroepskracht (in opleiding) of de gastouder beschikt niet over een voor de werkzaamheden passende beroepskwalificatie.

Wk 1.50, lid 1 (dag, bso), 1.56b, lid 1 (vgo)

Besluit ko 6, lid 1 (dag), 15, lid 1 (bso)

Besluit kwaliteit go 13, lid 1 onder a en lid 2 (vgo)

Regeling Wk7, lid 1 (dag), 9a, lid 1 (bso) Besluit ve 4, lid 1, 2, 3 en 3a (ve)

Regeling Wk 10, lid 1 en 2, 10a, lid 1 en 2, 10b, lid 1 en 2 (vgo), 10c (ve)

hoog

€ 3.000

2.3 Beroepskracht in opleiding en stagiair

Overtreding

artikel

prioriteit

boetebedrag

a.Bij de inzet van de beroepskracht in opleiding en stagiair wordt geen rekening gehouden met de opleidingsfase waarin hij zich bevindt.

Wk 1.50, lid 1 (dag, bso)

Besluit ko 7, lid 8 (dag), 16, lid 7 (bso)

hoog

€ 3.000

b.De inzet van de beroepskracht in opleiding en stagiair vindt niet overeenkomstig de collectieve arbeidsovereenkomst kinderopvang plaats.

Wk 1.50, lid 1 (dag, bso)

Regeling Wk 9 (dag), 9c (bso)

hoog

€ 3.000

2.4 Eerste hulp bij ongevallen (EHBO)

Overtreding

artikel

prioriteit

boetebedrag

a.De gastouder is niet in het bezit van een geldige EHBO kwalificatie.

Wk 1.56b, lid 1 (vgo)

Besluit go 13, lid 1 onder b en lid 3 (vgo) Regeling Wk 10d (vgo)

hoog

€ 300

b.Er is niet altijd ten minste één volwassene aanwezig die gekwalificeerd is voor het verlenen van eerste hulp aan kinderen.

Besluit ko 4, lid 5 (dag), 13, lid 4 (bso)

Regeling Wk 8 (dag), 9b (bso)

hoog

€ 3.000

2.5 Voertaal

Overtreding

artikel

prioriteit

boetebedrag

a.De Nederlandse taal wordt niet als voertaal gebruikt.

Wk 1.55, lid 1 (dag, bso, vgo), 1.56b, lid 6 (vgo)

hoog

€ 2.500

b.Bij gebruik van een andere voertaal wordt niet voldaan aan de eisen.

Wk 1.55, lid 2 (dag, bso, vgo)

hoog

€ 2.500

3. Beroepskracht-kindratio, opvang in groepen en stabiliteitseisen

Overtreding

artikel

prioriteit

boetebedrag

a.De beroepskracht-kindratio wordt niet nageleefd.

Wk 1.50, lid 1 (dag, bso)

Besluit ko 7, lid 1, 2, 4 en 7 (dag), 16, lid 1, 2 en 4 (bso)

Besluit ve 3, lid 1 (ve)

hoog

€ 5.000 (dag, VE)

€ 2.500 (bso)

b.Opvang vindt niet plaats in stam- of basisgroepen.

Wk 1.50, lid 1 (dag, bso)

Besluit ko 9, lid 1 (dag), 18, lid 1 (bso)

hoog

€ 4.000 (dag) € 2.000 (bso)

c.De opvang vindt in beginsel niet plaats door ten minste één vaste beroepskracht. Aan een kind in de leeftijd tot één jaar zijn niet ten hoogte twee vaste beroepskrachten of vanwege de grootte van de stamgroep niet ten hoogste drie vaste beroepskrachten toegewezen.

Aan een kind van één jaar of ouder zijn niet ten hoogste drie vaste beroepskrachten of vanwege de grootte van de stamgroep niet ten hoogste vier vaste beroepskrachten toegewezen.

Wk 1.50, lid 1 (dag)

Besluit ko 9, lid 4 en 5 (dag)

hoog

€ 1.000 per kind

d.De opvang vindt in beginsel niet plaats in een vaste groepsruimte. Een kind maakt gedurende een week gebruik van meer dan twee verschillende stamgroepruimtes.

Wk 1.50, lid 1 (dag),

Besluit ko 9, lid 6 (dag)

hoog

€ 2.000 per groep

e.De maximale groepsgrootte wordt niet afgestemd op de leeftijdscategorieën van de kinderen in de groep.

De houder draagt er geen zorg voor dat per voorziening voor gastouderopvang wordt beoordeeld of de samenstelling van de groep opvangkinderen verantwoord is.

Wk 1.50, lid 1 (dag, bso), 1.56, lid 1 (gob), 1.56b, lid 1 (vgo)

Besluit ko 9, lid 1 (dag), 18, lid 1 (bso)

Besluit go 14, lid 1 (vgo)

Regeling go11b, lid 1 (gob), 13 (vgo)

Besluit ve 3, lid 2 (ve)

hoog

€ 2.000

f.Aan een kind is geen mentor toegewezen.

De mentor:

-is niet tevens een beroepskracht van het kind;

-bespreekt de ontwikkeling van het kind niet periodiek met de ouders (dag);

-bespreekt de ontwikkeling van het kind niet met de ouders indien wenselijk (bso); en

-is niet het aanspreekpunt bij vragen over de ontwikkeling en het welbevinden van het kind voor de ouders.

Wk 1.50, lid 1 (dag, bso), Besluit ko 9, lid 11 (dag), 18, lid 5 (bso)

gemiddeld

€ 1.000 per kind (dag),

€ 500 (bso)

4. Veiligheid en gezondheid

4.1 Veiligheids- en gezondheidsbeleid

Overtreding

artikel

prioriteit

boetebedrag

a.De houder heeft geen beleid dat ertoe leidt dat de veiligheid en de gezondheid van de op te vangen kinderen zoveel mogelijk is gewaarborgd.

Wk 1.51 (gob)

Besluit ko 4, lid 1 (dag), 13, lid 1 (bso)

hoog

€ 5.000

b.De houder legt niet in een risico-inventarisatie schriftelijk vast welke risico's de opvang van kinderen met zich brengt.

Wk 1.51 (gob)

Besluit go 7, lid 1 (gob)

hoog

€ 3.000

c.De houder draagt er geen zorg voor dat er conform het veiligheids- en gezondheidsbeleid wordt gehandeld.

Wk 1.51 (gob)

Besluit ko 4, lid 1 (dag), 13, lid 1 (bso)

hoog

€ 1.500

d.De houder evalueert, en indien nodig actualiseert, het veiligheids- en gezondheidsbeleid niet binnen drie maanden na opening van het kindercentrum.

De houder houdt de inventarisatie niet actueel.

Er is geen plan van aanpak.

Besluit go 7, lid 2 en lid 5 (gob, vgo)

hoog

€ 3.000

e.De houder van een gastouderbureau inventariseert niet jaarlijks samen met de gastouder de veiligheids- en gezondheidsrisico’s van de opvang in alle voor de kinderen toegankelijke ruimtes.

Wk 1.51 (gob)

Besluit go 7, lid 2 (gob)

hoog

€ 3.000

f.Het veiligheids- en gezondheidsbeleid is niet compleet.

Het plan van aanpak is niet compleet.

Besluit ko 4, lid 3 (dag), 13 lid 3 (bso)

Besluit go 7, lid 3 en 5 (gob, vgo)

Regeling go 11, lid 1 en lid 3 onder a en b (gob, vgo)

hoog

€ 500 per ontbrekend onderwerp/

onderdeel

g.De inventarisatie bevat geen lijst van ongevallen. De gastouder draagt er geen zorg voor dat de ongevallenlijst actueel is.

Regeling go11, lid 3 onder c en lid 4 (gob, vgo)

hoog

€ 1.000

h.De gastouder neemt de inventarisatie niet in acht. De gastouder draagt er geen zorg voor dat de maatregelen uit het plan van aanpak zijn of worden genomen.

Besluit go 12, lid 1 (gob, vgo)

Regeling go 11, lid 1 (gob, vgo)

hoog

€ 1.000

i.De originele ondertekende inventarisatie is niet op de opvanglocatie beschikbaar.

Besluit go 12, lid 1 (gob, vgo)

Regeling go11, lid 1 (gob, vgo)

gemiddeld

€ 1.000

4.2 Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling

Overtreding

artikel

prioriteit

boetebedrag

a.De houder stelt voor het personeel of de gastouder geen meldcode vast. In de meldcode wordt niet stapsgewijs aangegeven hoe met signalen van huiselijk geweld of kindermishandeling wordt omgegaan. De meldcode draagt redelijkerwijs niet bij aan dat zo snel en adequaat mogelijk hulp kan worden geboden.

Wk 1.51a, lid 1 (dag, bso, gob)

hoog

€ 2.500

b.De houder bevordert niet de kennis en het gebruik van de meldcode.

Wk 1.51a, lid 4 (dag, bso, gob)

hoog

€ 2.000

c.De vastgestelde meldcode bevat niet alle elementen. Het stappenplan bevat niet alle stappen.

Wk 1.51a, lid 4 (dag, bso) gob)

Besluit ko 5 (dag) , 14 (bso)

Besluit go 8 (gob)

hoog

€ 500 per onderdeel

d.De gastouder leeft de meldcode niet na.

Wk 1.56b, lid 1 (vgo)

hoog

€ 250

4.3 Vierogenprincipe

Overtreding

artikel

prioriteit

boetebedrag

a.De houder organiseert de opvang niet op zodanige wijze, dat de beroepskracht (in opleiding) de werkzaamheden uitsluitend kan verrichten terwijl hij gezien of gehoord kan worden door een andere volwassene.

Wk 1.50, lid 1 (dag)

Besluit ko 4, lid 4 (dag)

hoog

€ 2.000

4.4 Achterwacht

Overtreding

artikel

prioriteit

boetebedrag

a.De houder of de gastouder zorgt niet voor adequate vervanging bij calamiteiten of maakt deze niet bekend.

Wk 1.50, lid 1 (dag, bso), 1.56b, lid 1 (vgo)

Besluit ko 4, lid 3 onder f (dag), 7, lid 5 (dag) 13, lid 3 onder f (bso), 16, lid 5 (bso)

Besluit go 12, lid 2 (vgo)

Regeling go 12 (vgo)

hoog

€ 2.000

b.Er is ter ondersteuning van de beroepskracht niet ten minste één andere volwassene in het kindercentrum aanwezig.

Wk 1.50,lid 1 (dag, bso)

Besluit ko 7, lid 6 (dag), 16, lid 6 (bso)

hoog

€ 2.000

c.De gastouder is niet goed telefonisch bereikbaar.

Wk 1.56b, lid 1 (vgo)

Besluit go 12, lid 2 (vgo)

hoog

€ 200

4.5 Misdrijf

Overtreding

artikel

prioriteit

boetebedrag

a.De houder treedt niet, nadat hem bekend is geworden dat een personeelslid, een gastouder of een meerderjarige zich mogelijk schuldig heeft gemaakt aan een zedenmisdrijf of mishandeling jegens een opvangkind, onverwijld in overleg met een aangewezen deskundige.

Wk 1.51b, lid 1 (dag, bso, gob, vgo)

hoog

€ 3.000

b.De houder doet niet onverwijld aangifte bij een opsporingsambtenaar nadat uit het overleg met de deskundige is geconcludeerd dat sprake is van een redelijk vermoeden dat de desbetreffende persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een zedenmisdrijf of mishandeling. De houder stelt de deskundige niet onverwijld in kennis van de aangifte.

Wk 1.51b, lid 2 (dag, bso, gob, vgo)

hoog

€ 3.000

c.Het personeelslid stelt de houder niet onverwijld in kennis nadat hem bekend is geworden dat een personeelslid, een gastouder of een meerderjarige zich mogelijk schuldig heeft gemaakt aan een zedenmisdrijf of mishandeling jegens een opvangkind.

Wk 1.51b, lid 3 (dag, bso, gob, vgo)

hoog

€ 3.000

d.Het personeelslid of de gastouder treedt niet, nadat hem bekend is geworden dat de houder (een natuurlijk persoon) zich mogelijk schuldig heeft gemaakt aan een zedenmisdrijf of mishandeling jegens een opvangkind, onverwijld in overleg met een aangewezen deskundige.

Wk 1.51c, lid 1 (dag, bso, gob, vgo)

hoog

€ 3.000

e.Het personeelslid of de gastouder doet niet onverwijld aangifte bij een opsporingsambtenaar nadat uit het overleg met de deskundige is geconcludeerd dat sprake is van een redelijk vermoeden dat de houder zich schuldig heeft gemaakt aan een zedenmisdrijf of mishandeling.

Wk 1.51c, lid 2 (dag, bso, gob, vgo)

hoog

€ 3.000

f.De houder bevordert de kennis en het gebruik van de handelswijze met betrekking tot misdrijven niet.

Wk 1.51b, lid 5 en 1.51c, lid 3 (dag, bso, gob, vgo)

hoog

€ 2.000

4.6 Verantwoorde opvang

Overtreding

artikel

prioriteit

boetebedrag

a.De houder of gastouder biedt niet verantwoorde opvang die bijdraagt aan:

-een goede en gezonde ontwikkeling van het kind in een veilige en gezonde omgeving;

-het bevorderen van de persoonlijke en sociale competentie van kinderen; en

-de socialisatie van kinderen door overdracht van algemeen aanvaarde waarden en normen.

Wk 1.49, lid 1 (dag, bso), lid 3 (vgo)

Besluit ko 2 (dag), 11 (bso)

hoog

€ 5.000

5. Accommodatie en inrichting

5.1 Binnenspeelruimte

Overtreding

artikel

prioriteit

boetebedrag

a.Niet elke stamgroep beschikt over een afzonderlijke vaste groepsruimte.

Wk 1.50, lid 1 (dag)

Besluit ko 10, lid 2 (dag)

hoog

€ 2.000 per stamgroep

b.Per kind is niet ten minste 3,5 m² bruto oppervlakte binnenspeelruimte beschikbaar.

Wk 1.50, lid 1 (dag, bso)

Besluit ko 10, lid 2 (dag), 19, lid 2 (bso)

hoog

€ 3.000

c.Het opvangadres beschikt niet over voldoende binnenspeelruimte.

Wk 1.56b, lid 1 (vgo)

Besluit go 15, lid 1 (vgo)

Regeling go14, lid 1 onder a (vgo)

hoog

€ 250

d.De binnen(speel)ruimte is niet veilig, toegankelijk of passend ingericht.

Wk 1.50, lid 1 (dag, bso), 1.56b, lid 1 (vgo)

Besluit ko 10, lid 1 (dag), 19, lid 1 (bso)

Besluit go 15, lid 1 (vgo)

hoog

€ 2.000

5.2 Buitenspeelruimte

Overtreding

artikel

prioriteit

boetebedrag

a.Per kind is niet ten minste 3 m² buitenspeelruimte beschikbaar.

Wk 1.50, lid 1 (dag, bso)

Besluit ko 10, lid 3 (dag), 19 lid 3 (bso)

hoog

€ 1.500

b.Het opvangadres beschikt niet over voldoende buitenspeelmogelijkheden voor kinderen, afgestemd op het aantal en de leeftijd van de op te vangen kinderen.

Wk 1.56b, lid 1 (vgo)

Besluit go 15, lid 1 (vgo)

Regeling go14, lid 1 onder b (vgo)

hoog

€ 250

c.De buitenspeelruimte is niet veilig, toegankelijk of passend ingericht.

Wk 1.50, lid 1 (dag, bso), 1.56b, lid 1 (vgo)

Besluit ko 10, lid 1 en 3(dag), 19, lid 1 en 3 (bso)

Besluit go 15, lid 1 (vgo)

hoog

€ 2.500

d.De buitenspeelruimte is niet:

-aangrenzend aan het kindercentrum (dag)

-aangrenzend of in de directe nabijheid (bso)

Wk 1.50, lid 1 (dag, bso), 1.56b, lid 1 (vgo)

Besluit ko 10, lid 1 en 3 (dag), 19, lid 1 en 3 (bso)

Besluit go 15, lid 1 (vgo)

gemiddeld

€ 1.000

5.3 Slaapruimte

Overtreding

artikel

prioriteit

boetebedrag

a.Er is geen afzonderlijke slaapruimte voor kinderen tot anderhalf jaar.

Wk 1.50, lid 1 (dag), 1.56b, lid 1 (vgo)

Besluit ko 10, lid 4 (dag)

Regeling go14, lid 1 onder a (vgo)

hoog

€ 2.500

5.4 Woning (opvangadres vgo)

Overtreding

artikel

prioriteit

boetebedrag

a.Het opvangadres is niet:

-altijd rookvrij

-voorzien van voldoende en goed functionerende rookmelders

Wk 1.56b, lid 1 (vgo)

Regeling go14, lid 1 onder c en d (vgo)

hoog

€ 250

6. Beleid

6.1 Pedagogisch beleid

Overtreding

artikel

prioriteit

boetebedrag

a.De kinderopvangvoorziening beschikt niet over een pedagogisch beleidsplan.

Wk 1.50, lid 1 (dag, bso), 1.56, lid 1 (gob)

Besluit ko 3, lid 1 (dag), 12, lid 1 (bso)

Besluit go 11, lid 1 (gob)

hoog

€ 3.000

b.Het pedagogisch beleidsplan is niet compleet.

Wk 1.50, lid 1 (dag, bso), 1.56, lid 1 (gob)

Besluit ko 3, lid 2 en 3 (dag) 12, lid 2 en 3 (bso)

Besluit go 11, lid 1 (gob)

Regeling go12a, lid 1 (gob)

gemiddeld

€ 500 per ontbrekend onderwerp

c.De houder en personen werkzaam bij de kinderopvangvoorziening en de gastouder handelen in de praktijk niet conform het pedagogisch beleidsplan.

Wk 1.50, lid 1 (dag, bso), 1.56b, lid 1 (vgo)

Besluit ko 3, lid 1 (dag), 12, lid 1 (bso)

Besluit go 16 (vgo)

hoog

€ 3.000

6.2 Achterstandenbeleid

Overtreding

artikel

prioriteit

boetebedrag

a.De houder van een kindercentrum voor dagopvang waar voorschoolse educatie wordt aangeboden stelt niet jaarlijks een opleidingsplan op.

Besluit ve 4, lid 4

gemiddeld

€ 1.000

7. Ouders

7.1 Oudercommissie

Overtreding

artikel

prioriteit

boetebedrag

a.De houder stelt geen oudercommissie in.

Wk 1.58, lid 1 (dag, bso, gob)

laag

€ 500

b.De houder spant zich niet aantoonbaar voldoende in om de ouders te betrekken of biedt de ouders geen gelegenheid deel te nemen aan een oudercommissie.

Wk 1.58, lid 3 (dag, bso, gob)

gemiddeld

€ 1.000

c.De leden van de oudercommissie zijn niet gekozen uit of door de ouders.

Wk 1.58, lid 4 (dag, bso, gob)

laag

€ 500

d.Een personeelslid is lid van de oudercommissie.

Wk 1.58, lid 5 (dag, bso, gob)

laag

€ 500

e.De oudercommissie bepaalt niet haar eigen werkwijze.

Wk 1.58, lid 6 (dag, bso, gob)

laag

€ 500

f.De houder stelt voor de oudercommissie geen reglement vast.

Wk 1.59, lid 1 (dag, bso, gob)

gemiddeld

€ 1.000

g.Het reglement is niet compleet.

Wk 1.59, lid 2 (dag, bso, gob)

laag

€ 500

h.Het reglement bevat regels omtrent de werkwijze van de oudercommissie.

Wk 1.59, lid 3 (dag, bso, gob)

laag

€ 500

i.De houder wijzigt het reglement zonder instemming van de oudercommissie.

Wk 1.59, lid 5 (dag, bso, gob)

laag

€ 500

7.2 Informatie

Overtreding

artikel

prioriteit

boetebedrag

a.De houder informeert de ouders en een ieder die daarom verzoekt niet over het te voeren beleid als bedoeld in paragraaf 2 ‘Eisen’ van de Wk.

Wk 1.54, lid 1 (dag, bso), 1.54a, lid 1 (gob)

Besluit ko 4, lid 3 onder e (dag), 13, lid 3 onder e (bso)

Besluit go 7, lid 3 (gob)

Regeling go12a, lid 2 (gob)

gemiddeld

€ 1.000

b.De houder informeert de ouders, het personeel of de gastouder niet over een inspectierapport.

Wk 1.54, lid 2 (dag, bso), 1.54a, lid 2 (gob)

gemiddeld

€ 1.000

c.Het informeren vindt niet plaats doordat de houder het inspectierapport zo spoedig mogelijk na ontvangst:

-op zijn website plaatst, zodanig dat het rapport gemakkelijk vindbaar is; of (indien de houder geen eigen website heeft)

-ter inzage legt op een toegankelijke plaats

Wk 1.54, lid 3 (dag, bso), 1.54a, lid 3 (gob)

gemiddeld

€ 1.000

7.3 Overeenkomst

Overtreding

artikel

prioriteit

boetebedrag

a.Kinderopvang vindt niet plaats op basis van een schriftelijke overeenkomst tussen de houder en de ouder.

Wk 1.52, lid 1 (dag, bso), 1.56, lid 4 (gob, vgo)

gemiddeld

€ 500 per ontbrekende overeenkomst

b.Het registratienummer van de gastouder is niet opgenomen in de schriftelijke overeenkomst.

Wk 1.56, lid 4 (gob, vgo) Regeling Wk 11e (gob, vgo)

gemiddeld

€ 500 per overeenkomst

8. Klachten

Overtreding

artikel

prioriteit

boetebedrag

a.De houder treft ten behoeve van de ouders geen regeling voor de afhandeling van klachten over bepaalde onderwerpen.

Wk 1.57b, lid 1 (dag, bso, gob)

gemiddeld

€ 1.500

b.De houder legt de regeling niet schriftelijk vast. De regeling is niet compleet.

Wk 1.57b, lid 2 (dag, bso, gob)

laag

€ 500

c.De houder brengt de regeling of wijzigingen hiervan niet onder de aandacht van de ouders. De houder handelt niet overeenkomstig de regeling.

Wk 1.57b, lid 3 (dag, bso, gob)

gemiddeld

€ 1.500

d.De houder stelt niet over elk kalenderjaar in het eerstvolgende kalenderjaar een verslag op. Het verslag is niet compleet.

Wk 1.57b, lid 4 (dag, bso, gob)

laag

€ 500

e.Natuurlijke personen zijn herleidbaar in het verslag.

Wk 1.57b, lid 5 (dag, bso, gob)

laag

€ 500

f.Het verslag bevat het woonadres van de gastouder of de houder.

Wk 1.57b, lid 6 (dag, bso, gob)

laag

€ 500

g.De houder zendt het verslag niet vóór 1 juni (van het kalenderjaar volgende op het kalenderjaar waarop het verslag betrekking heeft) aan de toezichthouder. De houder brengt het verslag niet gelijktijdig onder de aandacht van de ouders.

Wk 1.57b, lid 8 (dag, bso, gob)

laag

€ 500

h.De houder sluit zich niet aan bij een erkende geschillencommissie.

Wk 1.57c, lid 1 (dag, bso, gob)

gemiddeld

€ 1.500

i.De houder brengt de mogelijkheid om geschillen aan de geschillencommissie voor te leggen niet onder de aandacht van de ouders.

Wk 1.57c, lid 2 (dag, bso, gob)

gemiddeld

€ 1.500

9. Administratie

Overtreding

artikel

prioriteit

boetebedrag

a.De administratie is niet zodanig ingericht dat op verzoek tijdig gegevens kunnen worden verstrekt.

Regeling Wk 11, lid 1 (dag, bso, gob)

hoog

€ 10.000

b.De administratie is niet compleet.

Besluit go 7, lid 4 (gob)

Regeling Wk 11, lid 2 (dag, bso),11, lid 3 (gob)

hoog

€ 1.000 per ontbrekend onderdeel

10. Kwaliteit gastouderbureau

Overtreding

artikel

prioriteit

boetebedrag

a.De houder brengt de gastouderopvang niet tot stand of begeleidt de gastouderopvang niet.

Wk 1.49, lid 4 onder a (gob)

hoog

€ 1.000 per vgo

b.De houder geleidt de betaling van ouders aan gastouders niet door.

Wk 1.49, lid 4 onder b (gob)

hoog

€ 1.000 per vgo

c.De houder draagt er geen zorg voor dat:

-intake-, koppelings- en voortgangsgesprekken plaatsvinden

-de gesprekken plaatsvinden bij de voorziening voor gastouderopvang

-de gastouderopvang jaarlijks mondeling met de vraagouders wordt geëvalueerd

-de evaluatie schriftelijk wordt vastgelegd

-een bemiddelingsmedewerker minimaal twee maal per jaar de opvangadressen bezoekt

Wk 1.56, lid 1 (gob)

Regeling go 11a, lid 1 (gob)

hoog

€ 1.250 per ontbrekend gesprek

d.De gesprekken worden niet gevoerd door een bemiddelingsmedewerker.

Wk 1.56, lid 1 (gob)

Regeling go 11a, lid 2 (gob)

hoog

€ 1.250 per gesprek

e.De houder draagt er geen zorg voor dat per gastouder op jaarbasis tenminste 16 uur wordt besteed aan begeleiding en bemiddeling.

Wk 1.56, lid 1 (gob)

Regeling go 11b, lid 2 (gob)

hoog

€ 3.000 per vgo

f.De houder draagt er geen zorg voor dat het gastouderbureau goed bereikbaar is voor de vraagouder en de gastouder en heeft hen hierover geen informatie verstrekt.

Wk 1.56, lid 1 (gob)

Regeling go 11b, lid 3 (gob)

gemiddeld

€ 1.000

g.De houder maakt geen gebruik van het Burgerservicenummer van de ouder.

Wk 1.56a (gob)

laag

€ 500 per ouder

h.De houder toetst niet jaarlijks tijdens een bezoek de naleving van de eisen aan de voorziening voor gastouderopvang.

Wk 1.56, lid 1 (gob)

Regeling go14, lid 2 (gob)

hoog

€ 1.000 per vgo

11. Educatieprogramma

Overtreding

artikel

prioriteit

boetebedrag

a.Voor de voorschoolse educatie wordt geen voorschools educatie-programma gebruikt.

Besluit ve 5

hoog

€ 3.000

12. Register

Overtreding

artikel

prioriteit

boetebedrag

a.De houder of voorziening voor gastouderopvang exploiteert een kinderopvangvoorziening zonder dat uit onderzoek is gebleken dat de exploitatie redelijkerwijs zal plaatsvinden in overeenstemming met de kwaliteitseisen.

Wk 1.45, lid 3 (dag, bso, gob, vgo)

hoog

€ 20.500

b.De houder deelt een wijziging in de gegevens van een kinderopvangvoorziening niet onverwijld mede aan het college.

Wk 1.47, lid 1 (dag, bso, gob)

Besluit registers 7, lid 2 (dag, bso, gob)

hoog

€ 2.000

13. Overig

Overtreding

artikel

prioriteit

boetebedrag

a.De houder of gastouder komt een aanwijzing, bevel of een vordering tot medewerking van de toezichthouder niet na.

Wk 1.65, lid 5 (dag, bso, gob, vgo)

Awb 5:20 (dag, bso, gob, vgo)

hoog

€ 4.100

b.De houder of gastouder exploiteert een kinderopvangvoorziening ondanks een verbod hiertoe.

Wk 1.66, lid 1 (dag, bso, gob, vgo)

hoog

€ 20.500