Regeling vervallen per 10-04-2020

Subsidieregeling Innovaties in het onderwijs Den Haag 2018

Geldend van 02-03-2018 t/m 09-04-2020

Intitulé

Subsidieregeling Innovaties in het onderwijs Den Haag 2018

Algemene toelichting

Met de Subsidieregeling Innovaties in het onderwijs Den Haag 2017 werd uitwerking gegeven aan de wens in de HEA 2014-2018 ‘Kwaliteit als Kompas’ dat scholen meebewegen met maatschappelijke ontwikkelingen en wetenschappelijke inzichten. De regeling is succesvol gebleken, om welke reden besloten is het indienen van innovatieve voorstellen ook in 2018 mogelijk te maken.

In de regeling wordt een nieuwe openstellingstermijn geregeld, met bijhorende subsidieplafonds; voorts zijn een aantal technische wijzigingen verwerkt.

Het college van burgemeester en wethouders van Den Haag,

gelet op

  • -

    artikel 5 van de Algemene subsidieverordening Den Haag 2014 en

  • -

    artikel 13 van de Verordening personele en materiële voorzieningen onderwijs gemeente Den Haag 2014;

besluit vast te stellen de Subsidieregeling Innovaties in het onderwijs Den Haag 2018:

§1Algemene bepalingen

Artikel 1:1 Begripsomschrijvingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • -

    college: college van burgemeester en wethouders van Den Haag;

  • -

    commissie: de Adviescommissie Innovaties in het onderwijs Den Haag;

  • -

    houder: houder als bedoeld in artikel 1 van de Wet kinderopvang;

  • -

    innovatie: de ontwikkeling en beproeving van nieuwe of verbeterde concepten, producten, werkwijzen of processen in het Haagse onderwijs;

  • -

    kindercentrum: kindercentrum als bedoeld in artikel 1 van de Wet kinderopvang;

  • -

    leerlingen: leerlingen in het primair en voortgezet (speciaal) onderwijs, mbo-studenten en volwassenen die volwasseneneducatie volgen; onderwijsloket: het onderwijsloket als bedoeld in artikel 1, onder e, van de Verordening personele en materiële voorzieningen onderwijs gemeente Den Haag 2014;

  • -

    professionals: pedagogisch medewerkers, hbo-coaches, leraren, intern begeleiders, team- en schoolleiders die zijn verbonden aan een in Den Haag gevestigde school of kindercentrum;

  • -

    schoolbestuur: het bevoegd gezag:

    • a.

      van een school voor basisonderwijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs;

    • b.

      van een school voor voortgezet onderwijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het voortgezet onderwijs;

    • c.

      van een school voor (voortgezet) speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de expertisecentra;

    • d.

      als bedoeld in artikel 1.1.1., onder w van de Wet educatie en beroepsonderwijs.

Artikel 1:2 Toepassingsbereik

Het bepaalde in deze subsidieregeling is enkel van toepassing op de verstrekking van subsidies door het college voor de in artikel 2:1 bedoelde activiteiten.

§ 2 De activiteiten en de doelgroep

Artikel 2:1 Activiteiten

  • 1. Subsidie wordt uitsluitend verstrekt voor activiteiten die gericht zijn op innovaties in het Haagse onderwijs en waarmee op een creatieve, efficiënte en effectieve wijze wordt bijgedragen aan het bereiken van meerdere doelen binnen de Haagse Educatieve Agenda 2014-2018.

  • 2. Subsidie voor activiteiten genoemd in het eerste lid, wordt uitsluitend verstrekt indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

    • a.

      de activiteit draagt bij aan de kwaliteit van het Haagse onderwijs en komt rechtstreeks ten goede aan leerlingen, ouders of professionals verbonden aan een in Den Haag gevestigde school of kindercentrum; én

    • b.

      de activiteit heeft aantoonbaar een breed draagvlak en is goed over te dragen naar andere locaties.

  • 3. In aanvulling op het tweede lid wordt subsidie voor activiteiten genoemd in het eerste lid, uitsluitend verstrekt indien aan ten minste één van de volgende voorwaarden wordt voldaan:

    • a.

      de activiteit wordt gerealiseerd in samenwerking tussen school en kindercentrum of tussen scholen onderling;

    • b.

      ouders worden betrokken bij de ontwikkeling, implementatie of evaluatie van de activiteit;

    • c.

      de activiteit draagt bij aan het aanpakken van een maatschappelijk relevant vraagstuk en de problematiek van het grootstedelijk onderwijs binnen Den Haag;

    • d.

      de activiteit versterkt de doorgaande lijn van kinderopvang naar primair onderwijs, van primair naar voortgezet onderwijs of van voortgezet onderwijs naar het middelbaar beroepsonderwijs.

Artikel 2:2 Doelgroep

  • 1. Subsidie wordt uitsluitend verstrekt aan:

    • a.

      schoolbesturen;

    • b.

      houders van een kindercentrum;

    • c.

      een organisatie die ouders, leerlingen of professionals ondersteunt bij de uitwerking van hun ideeën voor innovatie.

  • 2. Het schoolbestuur of de houder van een kindercentrum bestaat ten minste twee jaar en is actief in het onderwijs of de kinderopvang in Den Haag.

§ 3 De kosten en de subsidie

Artikel 3:1 Kosten die voor subsidie in aanmerking komen

  • 1. Voor subsidie komen de redelijk gemaakte kosten in aanmerking die direct verbonden zijn met de uitvoering van een activiteit als bedoel in artikel 2:1.

  • 2. Redelijk gemaakte kosten zijn in ieder geval:

    • a.

      ontwikkelingskosten;

    • b.

      beproevingskosten;

    • c.

      ondersteuningskosten van de organisatie als bedoeld in artikel 2:2 onder c.

  • 3. Niet voor subsidie in aanmerking komen de volgende kosten:

  • a. verzendkosten, locatie- en cateringkosten, en loon-, verlet- of verblijfskosten van personeel dat een training, cursus of workshop volgt;

  • b. huisvestingskosten;

  • c. de BTW over gesubsidieerde kosten;

  • d. alle tot de reguliere exploitatie behorende kosten die niet rechtstreeks aan het project bijdragen.

Artikel 3:2 Hoogte van de subsidie

  • 1. Voor een organisatie als bedoeld in artikel 2:2 onder a of onder b bedraagt de subsidie 50% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 50.000,- per aanvraag.

  • 2. Voor een organisatie als bedoeld in artikel 2:2 onder c bedraagt de subsidie maximaal € 10.000 per project.

§ 4 Subsidieplafond en verdeling

Artikel 4:1 Subsidieplafond

  • 1. Voor subsidieverlening op grond van artikel 2:2 onder a en artikel 2:2 onder b geldt voor het kalenderjaar 2018 een subsidieplafond van € 250.000,-.

  • 2. Voor subsidieverlening op grond van artikel 2:2 onder c geldt voor het kalenderjaar 2018 een subsidieplafond van € 150.000,- .

  • 3. Indien het subsidieplafond zoals genoemd in het eerste lid niet bereikt wordt, wordt het overblijvende bedrag toegevoegd aan het subsidieplafond van het tweede lid.

  • 4. Indien het subsidieplafond zoals genoemd in het tweede lid niet bereikt wordt, wordt het overblijvende bedrag toegevoegd aan het subsidieplafond van het eerste lid.

Artikel 4:2 Wijze van verdeling

  • 1. Honorering van aanvragen die in aanmerking komen voor subsidie en die niet worden geweigerd, geschiedt in volgorde van de door het college aangebrachte rangschikking totdat het voor de betrokken subsidie vastgestelde subsidieplafond is bereikt.

  • 2. Bij de rangschikking van de aanvragen kennen burgemeester en wethouders punten toe aan de hand van de volgende aspecten en tot het daarbij vermelde maximum aantal:

  • a. de mate van creativiteit en innovatie van het project, te waarderen met maximaal 10 punten;

  • b. de mate waarin de innovatie vlot en eenvoudig is te implementeren en breed inzetbaar te maken, te waarderen met maximaal 10 punten;

  • c. voor ieder extra criterium als genoemd in artikel 2:1, derde lid, onder a, b, c of d, te waarderen met 5 punten extra per criterium.

  • 3. Indien bij de rangschikking een of meer aanvragen op een gelijk puntenaantal eindigen, stellen burgmeester en wethouders de rangschikking van die aanvragen vast door middel van loting.

  • 4. Burgemeester en wethouders stellen een adviescommissie in waaraan een aanvraag als bedoeld in het eerste lid wordt voorgelegd.

  • 5. De adviescommissie telt vijf leden, waarvan één lid door burgemeester en wethouders als voorzitter wordt aangewezen.

  • 6. Burgemeester en wethouders stellen een reglement vast waarin de taken, bevoegdheden, wijze van benoeming van leden en werkwijze van de commissie worden vastgelegd.

§ 5 Besluitvorming subsidie

Artikel 5:1 Aanvraag

  • 1. Een subsidieaanvraag wordt uitsluitend elektronisch via het onderwijsloket ingediend.

  • 2. De aanvraag is ondertekend met een elektronische handtekening namens de aanvrager als bedoeld in artikel 2:16 van de Algemene wet bestuursrecht, dan wel op een andere door het burgemeester en wethouders toegestane wijze van elektronische indiening waarbij geen twijfel bestaat over de authenticiteit van de aanvraag.

  • 3. In aanvulling op artikel 8, tweede lid van de Algemene subsidieverordening Den Haag 2014 legt de aanvrager een begroting over met daarin specificatie van alle te onderscheiden kostenposten inclusief het uurtarief voor inzet eigen personeel.

Artikel 5:2 Aanvraagtermijn

Een aanvraag om subsidie wordt, in afwijking van artikel 9 van de Algemene subsidieverordening Den Haag 2014, ingediend tussen 1 maart 2018 en 1 april 2018.

Artikel 5.3 Aanvullende weigeringsgrond

Onverminderd de artikelen 4:25, tweede lid en 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht, artikel 11, eerste en tweede lid van de Algemene subsidieverordening Den Haag 2014 en artikel 8 van de Verordening personele en materiële voorzieningen onderwijs gemeente Den Haag 2014 kan subsidieverlening worden geweigerd als de aanvraag niet tijdig is ingediend en deze niet reeds op grond daarvan buiten behandeling is gesteld.

§ 6 Verplichtingen, verantwoording, vaststelling en voorschot

Artikel 6:1 Verplichtingen

  • 1. Het bepaalde in de artikelen 15 en 16 van de Algemene subsidieverordening Den Haag 2014 is van overeenkomstige toepassing op subsidieverstrekking aan schoolbesturen.

  • 2. De subsidieontvanger die houder is van een kindercentrum is verplicht de kwaliteitseisen bij of krachtens de Wet kinderopvang na te leven.

  • 3. De subsidieontvanger dient mee te werken om de opgedane kennis en ervaringen te delen met andere kindercentra, scholen, leerlingen, ouders en professionals.

Artikel 6:2 Bevoorschotting en eindverantwoording subsidies

Het bepaalde in artikel 14 tweede lid en artikel 20, derde lid van de Algemene subsidieverordening Den Haag 2014 is van overeenkomstige toepassing op de bevoorschotting en de aanvraag tot subsidievaststelling van schoolbesturen.

§ 7 Slotbepalingen

Artikel 7:1 Overgangs- en slotbepalingen

  • 1.

    De Subsidieregeling Innovaties in het onderwijs Den Haag 2017 wordt ingetrokken.

  • 2.

    Deze subsidieregeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Gemeenteblad waarin zij wordt geplaatst.

  • 3.

    Deze subsidieregeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling Innovaties in het onderwijs Den Haag 2018.

Den Haag, 20 februari 2018

Het college van burgemeester en wethouders,

de locosecretaris,

Dineke ten Hoorn Boer

de burgemeester,

Pauline Krikke

Toelichting op de Subsidieregeling Innovaties in het onderwijs Den Haag 2018

Algemeen

Met de Subsidieregeling Innovatie in het onderwijs Den Haag 2017 werd uitwerking gegeven aan de wens in de HEA 2014-2018 ‘Kwaliteit als Kompas’ dat scholen meebewegen met maatschappelijke ontwikkelingen en wetenschappelijke inzichten. Bijna honderd educatieve partners in de stad maakten gebruik van de ruimte die deze subsidieregeling bood en dienden voorstellen in voor innovatie in het Haagse onderwijs.

(Consortia van) houders en besturen in de HEA-kolom van educatieve organisaties (kinderopvang, scholen voor basis-, voortgezet- en middelbaar onderwijs en de volwasseneneducatie) worden gestimuleerd een ‘lerende organisatie’ te worden. Innovatie is daarbij essentieel en heeft ruimte en financiële ondersteuning nodig. De voorgestelde subsidieregeling richt zich daarnaast op de betrokkenen bij het primaire proces (leerlingen, ouders, pedagogisch medewerkers, hbo-coaches, leraren, intern begeleiders, team- en schoolleiders). Met de regeling krijgen zij ruimte, vertrouwen en ondersteuning om vernieuwende ideeën in de eigen leer- en werkcontext vorm te geven.

Proces

Betrokkenen in het primaire proces krijgen ondersteuning in het omzetten van innovatieve ideeën in heldere en haalbare voorstellen. Daarvoor wordt subsidie verstrekt aan een organisatie die de ondersteuning op zich neemt (art. 2:2). Bij houders en besturen is daarvoor voldoende beleidsvoerend vermogen aanwezig.

Deze voorstellen worden vervolgens beoordeeld door een onafhankelijke adviescommissie. In deze adviescommissie zijn respectievelijk vertegenwoordigd een jongere, een leraar, een schoolleider, een innovator en een ondernemer. Deze commissie adviseert aan het college omtrent subsidiëring van de ingediende ideeën (art. 4:2 tweede lid). Het gehele subsidieproces zal in het voorjaar van 2018 zijn doorlopen, opdat in het nieuwe schooljaar met de innovatie kan worden gestart.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1:1

Ten behoeve van de leesbaarheid van de regeling, is ervoor gekozen met het begrip ‘leerlingen’ te werken, waaronder iedere persoon wordt verstaan die onderwijs volgt in het basisonderwijs, voortgezet onderwijs, middelbaar beroepsonderwijs en de volwasseneneducatie.

Daarnaast wordt – eveneens voor de leesbaarheid – met het begrip ’professionals’ gewerkt als het gaat om pedagogisch medewerkers, hbo-coaches, leraren, intern begeleiders, team- en schoolleiders in alle genoemde sectoren.

Tot slot wordt gesproken over ‘de ontwikkeling en beproeving' om aan te geven dat het in deze regeling gaat om het bieden van een impuls aan innovaties. Aanpakken, werkwijzen of methoden kunnen binnen het project worden ontwikkeld en aan de praktijk worden getoetst en zo nodig bijgesteld. De daadwerkelijke implementatie valt onder de exploitatie en wordt niet binnen deze regeling gefinancierd.

Artikel 2:1 Activiteiten

Het open staan voor verrassingen, creativiteit, dialoog en lef om nieuwe ideeën uit te werken zijn kenmerken van innovaties. Wanneer strenge criteria worden gesteld aan de innovatieve voorstellen, ontstaat er een spanning met deze kenmerken. Daarom worden de criteria voor de voorstellen globaal gehouden.

Aspecten waarop de innovatieve voorstellen zich kunnen richten zijn: innovatieve onderwijsconcepten; inhouden en methoden; werkvormen; vormen van competentie- en vaardigheidsontwikkeling van leraren; voorzieningen en digitalisering die op een nieuwe wijze worden ingezet; organisatievormen, -structuur of -cultuur en/of nieuwe partners bij samenwerking. De innovaties dienen direct of indirect gericht te zijn op het behalen van extra kwaliteit in het educatieve veld in Den Haag. Verder dienen de te ontwikkelen en uit te proberen activiteiten op een breed draagvlak te kunnen rekenen, goed overdraagbaar te zijn en rechtstreeks ten goede van leerlingen, ouders of professionals te komen. Het voorstel past bij voorkeur bij de aard en problematiek van het grootstedelijke onderwijs in deze internationale, cultuurdiverse stad. Verder wordt gekeken naar de mate waarin ouders worden betrokken, het voorstel niet alleen lokaal maar ook landelijk vernieuwend is, vorm en inhoud geeft aan een actueel maatschappelijk vraagstuk, meerdere HEA-ambities op originele wijze met elkaar combineert dan wel meerdere onderwijssoorten met elkaar verbindt.

Voorbeelden van subsidiabele kosten zijn:

  • -

    ontwikkelingskosten van een aanpak waarin ouders, leerlingen of leraren op een nieuwe manier samenwerken, leren of ontwikkelen;

  • -

    beproevingskosten samenhangend met het in de praktijk uitproberen en zo nodig bijstellen van een binnen het project ontwikkelde aanpak, werkwijze of methode;

  • -

    materiaalkosten voor een methode, spel, technologische innovatie of ict-toepassing wanneer deze op een innovatieve en creatieve wijze wordt ingezet met betrokkenheid van ouders of om leerlingen te ontwikkelen op 21st century skills;

  • -

    personeelskosten voor begeleiding van leerlingen om te komen tot een werkwijze die de intrinsieke motivatie van (een specifieke groep) leerlingen of integratie van vakken bevordert;

  • -

    begeleidingskosten voor leraren om een innovatief programma voor een specifieke leerlingengroep (achterstandsleerlingen, speciaal onderwijs) passend te maken.

Artikel 2:2 Doelgroep

Er zijn twee doelgroepen. Schoolbesturen en houders van kindercentra kunnen rechtstreeks voor subsidie in aanmerking komen.

De organisatie die professionals, ouders en leerlingen ondersteunt, kan voor deze betrokkenen in het primaire proces subsidie aanvragen. Deze organisatie dient de subsidieaanvraag in namens de leerlingen, ouders of professionals. Voor deze constructie is gekozen omdat een initiatief vanuit een groep van primair bij het onderwijs betrokkenen die samen een idee willen uitwerken vaak behoefte heeft aan professionele ondersteuning om tot een gedegen uitwerking van een subsidieaanvraag te komen.

Artikel 4:2

Het college betrekt de adviezen van de Adviescommissie Innovaties in het Haagse onderwijs bij de besluitvorming.

Indien burgemeester en wethouders een besluit nemen dat afwijkt van het advies van de commissie, dienen zij op grond van artikel 3:50 van de Algemene wet bestuursrecht in de motivering van dit besluit aangeven wat de redenen voor de afwijking zijn.

Artikel 6:2

Voor alle besturen, houders en de organisatie die leerlingen, ouders en professionals ondersteunt die op grond van deze regeling subsidie ontvangen, geldt dat de aanvraag tot vaststelling van de subsidie de volgende elementen bevat:

  • -

    een inhoudelijk verslag, waaruit blijkt dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht;

  • -

    een overzicht van de activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten (financieel verslag of jaarrekening); dit verslag of jaarrekening moet op dezelfde wijze zijn ingericht als de bij de aanvraag om subsidie overgelegde begroting;

  • -

    een balans van het afgelopen subsidietijdvak met een toelichting daarop.