Regeling vervallen per 01-01-2021

Regeling tot wijziging van hoofdstukken 1.1 en 2.1 van de Mandaatregeling in verband met de vaststelling van de Organisatieregeling gemeente Den Haag 2019

Geldend van 01-01-2019 t/m 31-12-2020

Intitulé

Regeling tot wijziging van hoofdstukken 1.1 en 2.1 van de Mandaatregeling in verband met de vaststelling van de Organisatieregeling gemeente Den Haag 2019

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Den Haag,

gelet op artikel 125, tweede lid, van de Ambtenarenwet, artikelen 103 en 160 van de Gemeentewet en hoofdstuk 10, afdeling 10.1 van de Algemene wet bestuursrecht

gelezen het advies van de centrale ondernemingsraad

besluit vast te stellen de Regeling tot wijziging van hoofdstukken 1.1 en 2.1 van de Mandaatregeling van de gemeente Den Haag in verband met de vaststelling van de Organisatieregeling gemeente Den Haag 2019:

  • I.

    Hoofdstuk 1.1 van de Mandaatregeling van de gemeente Den Haag komt te luiden:

Hoofdstuk 1.1

Algemene voorschriften bij gebruik van mandaten

De bepalingen van dit hoofdstuk zijn van toepassing op de mandaten die in de volgende hoofdstukken worden verleend.

Artikel 1

Naast het nemen van besluiten zijn gemandateerden tevens bevoegd correspondentie te voeren met betrekking tot de onderwerpen waarvoor zij zijn gemandateerd.

Artikel 2

  • 1.

    De gemandateerde kan het mandaat mede verlenen aan een door hem aan te wijzen gemeenteambtenaar die aan hem ondergeschikt is, een Stadsdeeldirecteur of een medewerker van het Bedrijfsvoerings Expertise Centrum.

  • 2.

    De ingevolge het eerste lid gemandateerde gemeenteambtenaar is niet bevoegd het mandaat mede aan anderen te verlenen.

  • 3.

    In afwijking van het tweede lid kan de ingevolge het eerste lid gemandateerde gemeenteambtenaar het mandaat ondermandateren aan een door hem aan te wijzen gemeenteambtenaar die aan hem ondergeschikt is, voor zover dit betrekking heeft op en beperkt is tot aangelegenheden op het gebied van personeel en organisatie als bedoeld in hoofdstuk 2.1 van deze regeling. Bij het verlenen van ondermandaat kan uitsluitend ten aanzien van door de algemeen directeur Den Haag aangewezen aangelegenheden de bevoegdheid worden toegekend tot het verlenen van verder ondermandaat.

Artikel 3

Evenals een algemeen mandaat kan een mandaat voor een bepaald geval slechts schriftelijk worden gegeven.

Artikel 4

Alle brieven en besluiten ter uitvoering van een door ons college verleend mandaat worden in de meervoudsvorm geredigeerd.

Artikel 5

  • 1.

    Een ter uitvoering van het mandaat opgemaakt stuk wordt als volgt ondertekend:

    Burgemeester en wethouders van Den Haag

    Namens dezen:

    (functie)

    (handtekening)

    (naam)

  • 2.

    De ondertekening van een ter uitvoering van mandaat opgemaakt stuk geschiedt niet door het plaatsen van een handtekeningstempel.

  • 3.

    Degene die bevoegd is tot het ondertekenen van stukken is ook bevoegd tot het digitaal ondertekenen van stukken.

  • II.

    Hoofdstuk 2.1 van de Mandaatregeling van de gemeente Den Haag komt te luiden:

Artikel 1 Algemene bepalingen

  • 1.

    In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

    - algemeen directeur Den Haag: de algemeen directeur Den Haag, bedoeld in artikel 1:1 van de Organisatieregeling;

    - algemeen directeur dienst: de algemeen directeur dienst, bedoeld in artikel 1:1 van de Organisatieregeling;

    - directeur uitvoeringsorganisatie bedrijfsvoering: de directeur uitvoeringsorganisatie bedrijfsvoering, bedoeld in artikel 1:1 van de Organisatieregeling;

    - college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Den Haag;

    - Organisatieregeling: de Organisatieregeling gemeente Den Haag 2018;

    - portefeuillehouder: de portefeuillehouder, bedoeld in artikel 1:1 van de Organisatieregeling.

  • 2.

    Voor de toepassing van deze regeling en daarop berustende bepalingen wordt met de verlening van mandaat gelijkgesteld de verlening van machtiging om namens het college handelingen te verrichten die noch een bestuursrechtelijk besluit noch een privaatrechtelijke rechtshandeling zijn.

Artikel 2 Mandaat algemeen directeur Den Haag

  • 1.

    Aan de algemeen directeur Den Haag wordt mandaat verleend ten aanzien van aangelegenheden op het gebied van personeel en organisatie die, gelet op de Gemeentewet en de Organisatieregeling, behoren tot diens verantwoordelijkheid.

  • 2.

    Tot de aangelegenheden op het gebied van personeel en organisatie, bedoeld in het eerste lid, behoren in ieder geval:

    a. het leiding geven aan de algemeen directeuren van de diensten en de directeuren uitvoeringsorganisatie bedrijfsvoering, bedoeld in de Organisatieregeling, en andere direct onder hem resorterende functionarissen;

    b. het beleid en beheer met betrekking tot de personele en organisatorische bedrijfsvoering van de gemeente, met inbegrip van het vaststellen van (beleids)regels die voortvloeien uit artikel 3.14, eerste lid, onder c, van de Organisatieregeling, waaronder concernbrede kaders voor bedrijfsvoering;

    c. het vaststellen van de personele formatie van de gemeentelijke organisatie;

    d. besluiten ten aanzien van een individuele medewerker of groep van medewerkers op grond van arbeidsrechtelijke wet- en regelgeving, de Arbeidsvoorwaardenregeling gemeente Den Haag en soortgelijke voorschriften van rechtspositionele of arbeidsvoorwaardelijke aard;

    e. het beslissen op bezwaarschriften met betrekking tot personele aangelegenheden, tenzij het besluit waartegen het bezwaar zich richt door hemzelf is genomen;

    f. het vertegenwoordigen van het college in, respectievelijk namens het college voeren van gerechtelijke procedures, bezwaar-, klacht- en soortgelijke procedures op het gebied van personeel en organisatie;

    g. de bevoegdheden van het college als werkgever in de zin van de Advocatenwet, de Verordeningen van het College van Afgevaardigden van de Nederlandse Orde van Advocaten en de overige regels en aanwijzingen van (organen van) de Nederlandse Orde van Advocaten en de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden juncto artikel 160, eerste lid, aanhef en onder c, d en e van de Gemeentewet.

Artikel 3 Uitzonderingen mandaatverlening

Het mandaat heeft geen betrekking op:

  • 1.

    het vaststellen van de hoofdstructuur van de ambtelijke organisatie als bedoeld in artikel 3:2 van de Organisatieregeling;

  • 2.

    besluiten ten aanzien van de gemandateerde zelf;

  • 3.

    het instellen van concernbrede advies- of klachtcommissies en het benoemen van de (plaatsvervangende) voorzitter en (plaatsvervangende) leden daarvan;

  • 4.

    het benoemen en ontslaan van centrale vertrouwenspersonen.

Artikel 4 Ondermandaat

  • 1.

    De algemeen directeur Den Haag verleent bij besluit ondermandaat aan de algemeen directeur dienst, aan de directeur uitvoeringsorganisatie bedrijfsvoering en aan de directeur Personeel en Organisatie ten aanzien van aangelegenheden op het gebied van personeel en organisatie die, gelet op de Organisatieregeling en daarop gebaseerde regelgeving, behoren tot de verantwoordelijkhed van de desbetreffende directeur.

  • 2.

    Ondermandaat wordt verleend bij schriftelijk besluit van de algemeen directeur Den Haag, waarin de in artikel 5 genoemde voorwaarden van toepassing zijn verklaard, na advisering door de directeur Juridische Zaken en de directeur Personeel en Organisatie.

Artikel 5 Algemene voorwaarden uitoefening mandaat

  • 1.

    Uitoefening van mandaat en ondermandaat vindt plaats met inachtneming van:

    • a.

      hoofdstuk 10, afdeling 10.1.1 van de Algemene wet bestuursrecht en toepasselijke wet- en regelgeving;

    • b.

      hoofdstukken 1.1 en 1.2 van de Mandaatregeling;

    • c.

      concernbrede kaders voor bedrijfsvoering en governance;

    • d.

      gemeentelijke richtlijnen voor het voorleggen en afdoen van stukken;

    • e.

      algemene en bijzondere aanwijzingen van de mandaatgever ten aanzien van de uitoefening van het mandaat;

    • f.

      budgettaire richtlijnen met betrekking tot het aangaan van financiële verplichtingen.

  • 2.

    Als een in mandaat of ondermandaat te nemen besluit belangrijke bestuurlijke implicaties of politieke implicaties heeft of kan hebben, wordt de kwestie voorafgaand aan besluitvorming aan de portefeuillehouder voorgelegd.

  • 3.

    De gemandateerde respectievelijk degene aan wie ondermandaat is verleend rapporteert desgevraagd aan de mandaatgever over de wijze waarop gebruik is gemaakt van de in mandaat respectievelijk ondermandaat verleende bevoegdheden.

  • III.

    Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2019.

Den Haag, 11 december 2018

Het college van burgemeester en wethouders,

de secretaris,

Peter Hennephof

de burgemeester,

Pauline Krikke