Regeling vervallen per 30-03-2017

De beleidsregels gehandicaptenparkeren 2012

Geldend van 01-05-2012 t/m 29-03-2017

Intitulé

De beleidsregels gehandicaptenparkeren 2012

HET COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS,

gelet op:

- artikel 18, eerste lid onder d, van de Wegenverkeerswet 1994;

- artikel 12 en de artikelen 49 t/m 55 van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer (BABW);

- de artikelen 85, 86 en 87 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990);

- de Regeling gehandicaptenparkeerkaart; en

- het besluit Regeling gehandicaptenparkeerkaart Haaglanden.

Besluit:

I. Het besluit beleidsregels gehandicaptenparkeren van 8 december 2005, kenmerk DSB/2005.1164 I, in te trekken per 1 mei 2012.

II. Vast te stellen per 1 mei 2012 de in de bijlage behorende bij dit besluit opgenomen beleidsregels gehandicaptenparkeren 2012 met betrekking tot het aanvragen en het toekennen van individuele gehandicaptenparkeerplaatsen nabij woning en/of werk.

III. Dat deze wijzing in werking treedt per 1 mei 2012. IV. Dat dit besluit wordt bekendgemaakt op het Publicatiekanaal van week 18 van 2012, en met ingang van 3 mei 2012 inclusief toelichting en bijlagen, terug te vinden zal zijn op www.denhaag.nl/bestuurlijkestukken, onder risnummer 248620.

Den Haag, 24 april 2012

Het college van burgemeester en wethouders,

de secretaris, de burgemeester,

mw. A.W.H. Bertram J.J. van Aartsen

1 Individuele gehandicaptenparkeerplaats ten behoeve van bestuurders nabij woning/werk (artikel 12 BABW)

1.1 De aanvraag dient te bevatten het aanvraagformulier voor de gehandicaptenvoorziening en een verklaring van de medisch specialist waaruit blijkt dat de aanvrager ten gevolge van een aandoening of gebrek een aantoonbare loopbeperking van langdurige aard heeft.

1.1.1 In gevallen waar sprake is van aantoonbare ernstige beperkingen, anders dan loopbeperkingen, ten gevolge van een aandoening of gebrek, kan een gehandicaptenparkeerplaats worden toegekend. Dit kan ondermeer bij:

- incontinentie;

- longproblemen;

- aanwezigheid van medische apparatuur;

- angststoornissen voor parkeren in een garage.

Dit wordt getoetst door de adviserend arts van de Dienst Onderwijs, Cultuur en Welzijn

1.2 Voor een individuele gehandicaptenparkeerplaats ten behoeve van bestuurders kunnen in aanmerking komen bestuurders van motorvoertuigen op meer dan twee wielen, brommobielen en gehandicaptenvoertuigen, welke in het bezit zijn van een Europese gehandicaptenparkeerkaart dan wel een gehandicaptenparkeerkaart op basis van de Regeling gehandicaptenparkeerkaart Haaglanden.

1.3 De aanvrager dient niet te (kunnen) beschikken over parkeergelegenheid op eigen terrein zoals bedoeld in onderdeel 5 met dien verstande dat de parkeergelegenheid op eigen terrein zich niet verder van de woning van de aanvrager bevindt dan de maximaal, middels een medische beoordeling als bedoeld in artikel 3.1, vastgestelde loopafstand.

1.4 De aanvrager kan blijkens de uitkomst van het verkeerstechnisch onderzoek zoals omschreven in onderdeel 4 van deze beleidsregels, niet beschikken over voldoende parkeergelegenheid binnen de maximaal, middels een medische beoordeling als bedoeld in artikel 3.1, vastgestelde loopafstand.

1.5 Een individuele gehandicaptenparkeerplaats ten behoeve van bestuurders wordt gerealiseerd door plaatsing van bord E6 van bijlage 1 van het RVV met een onderbord waarop maximaal één kenteken staat vermeld van het motorvoertuig van de aanvrager. Het kenteken van de individuele gehandicaptenparkeerplaats dient, indien men in het bezit is van een BVG-vergunning hiermee te corresponderen.

1.6 Voor individuele gehandicaptenparkeerplaatsen ten behoeve van bestuurders die aangelegd worden op een particulier terrein heeft de gemeente Den Haag vooraf toestemming nodig van de eigenaar van het terrein waarop de gehandicaptenparkeerplaats gerealiseerd dient te worden.

1.7 Voor toewijzing van een individuele gehandicaptenparkeerplaats ten behoeve van bestuurders dient de aanvrager eigenaar te zijn van een motorvoertuig.

1.8 Voor toewijzing van een individuele gehandicaptenparkeerplaats ten behoeve van bestuurders dient de aanvrager, indien hij geen eigenaar is van het motorvoertuig waarvoor hij de aanvraag doet, een verklaring te overleggen waaruit blijkt dat het motorvoertuig wordt gehuurd of geleasd.

2 Individuele gehandicaptenparkeerplaats ten behoeve van passagiers nabij woning/werk

2.1 De aanvraag dient te bevatten het aanvraagformulier voor de gehandicaptenvoorziening en een verklaring van de medisch specialist waaruit blijkt dat de aanvrager ten gevolge van een aandoening of gebrek een aantoonbare loopbeperking van langdurige aard heeft.

2.1.1 In gevallen waar sprake is van aantoonbare ernstige beperkingen, anders dan loopbeperkingen, ten gevolge van een aandoening of gebrek, kan een gehandicaptenparkeerplaats worden toegekend. Dit kan ondermeer bij:

- incontinentie;

- longproblemen;

- aanwezigheid van medische apparatuur;

- angststoornissen voor parkeren in een garage.

Dit wordt getoetst door de adviserend arts van de Dienst Onderwijs, Cultuur en Welzijn

2.2 Voor een individuele gehandicaptenparkeerplaats ten behoeve van passagiers kunnen in aanmerking komen personen die in het bezit zijn van een Europese gehandicaptenparkeerkaart voor passagiers.

2.3 De aanvrager van een individuele gehandicaptenparkeerplaats ten behoeve van passagiers beschikt NIET dan wel kan niet beschikken over een hulpmiddel waarbij gedacht kan worden aan een rolstoel of duwwagen waarmee de afstand tussen het woonhuis en het voertuig kan worden overbrugd, tenzij er sprake is van zwaarwegende sociaal-medische gronden op basis waarvan een individuele gehandicaptenparkeerplaats alsnog kan worden toegekend. Deze gronden worden getoetst door de adviserend arts van de Dienst Onderwijs, Cultuur en Welzijn.

2.4 De aanvrager dient niet te (kunnen) beschikken over parkeergelegenheid op eigen terrein zoals bedoeld in artikel 5.1 met dien verstande dat de parkeergelegenheid op eigen terrein zich niet verder van de woning van de aanvrager bevindt dan de maximaal, middels een medische beoordeling als bedoeld in artikel 3.1, vastgestelde loopafstand.

2.5 De aanvrager kan blijkens de uitkomst van het verkeerstechnisch onderzoek zoals omschreven in onderdeel 4 van deze beleidsregels, niet beschikken over voldoende parkeergelegenheid binnen de maximaal, middels een medische beoordeling als bedoeld in artikel 3.1, vastgestelde loopafstand.

2.6 Voor toewijzing van een individuele gehandicaptenparkeerplaats ten behoeve van passagiers dient de aanvrager een huisgenoot te hebben welke in het bezit is van een in Nederland geldig rijbewijs.

2.7 De aanvrager dan wel een huisgenoot dient eigenaar te zijn van een motorvoertuig waarmee de aanvrager door een huisgenoot wordt vervoerd.

2.8 Een individuele gehandicaptenparkeerplaats ten behoeve van passagiers wordt gerealiseerd door plaatsing van bord E6 van bijlage 1 van het RVV met een onderbord waarop maximaal één kenteken staat vermeld van het motorvoertuig van de aanvrager zelf of van een huisgenoot.

2.9 Voor individuele gehandicaptenparkeerplaatsen ten behoeve van passagiers die aangelegd worden op een particulier terrein heeft de gemeente Den Haag vooraf toestemming nodig van de eigenaar van het terrein waarop de gehandicaptenparkeerplaats gerealiseerd dient te worden.

2.10 Indien een aanvrager in het bezit is van zowel een gehandicaptenparkeerkaart voor bestuurders als voor passagiers, wordt de aanvraag beoordeeld als aanvraag voor een gehandicaptenparkeerplaats voor bestuurder.

3 Medische beoordeling

3.1 De aanvraag wordt niet toegewezen alvorens een geneeskundig onderzoek heeft plaatsgevonden met betrekking tot de handicap van de aanvrager. Dit onderzoek wordt uitgevoerd door een arts van het indicatiebureau van de Dienst Onderwijs, Cultuur en Welzijn.

3.2 In geval van een (voornemen tot) afwijzing, kan de aanvrager, wanneer deze het niet eens is met de afwijzing, om een herbeoordeling verzoeken. In dit verzoek dient de aanvrager nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden aan te dragen die een herbeoordeling rechtvaardigen. De herbeoordeling dient, bij voorkeur, te worden verricht door een arts, anders dan de eerstkeurende arts, van het indicatiebureau van de Dienst Onderwijs, Cultuur en Welzijn.

4 Verkeerstechnisch onderzoek

4.1 Alvorens een individuele gehandicaptenparkeerplaats wordt aangelegd, dient een verkeerstechnisch onderzoek te worden gedaan naar het aantal parkeerplaatsen en de parkeerdrukte in de straat en/of het gebied waarvoor de aanvraag is ingediend. Daarnaast dient bij het verkeerstechnisch onderzoek te worden bepaald of aanvrager beschikt dan wel kan beschikken over parkeergelegenheid op eigen terrein.

4.1.1 Het verkeerstechnisch onderzoek, zoals bedoeld in artikel 4.1, wordt binnen de geschatte maximale loopafstand van de aanvrager, op drie verschillende tijdstippen verricht.

4.1.2 De tijdstippen waarop het verkeerstechnisch onderzoek wordt uitgevoerd zijn: éénmaal in de ochtenduren, één maal in de middaguren en één maal in de avonduren. Indien aanvrager specifieke tijdstippen op het aanvraagformulier heeft aangegeven wanneer de parkeerdruk wordt ervaren, zal driemaal verkeerstechnisch onderzoek plaatsvinden op het aangegeven dagdeel dan wel dagdelen.

4.2 Op de aanvraag van een gehandicaptenparkeerplaats dient ten behoeve van de aanvrager voor het gedeelte van het verkeerstechnisch onderzoek positief te worden geoordeeld indien binnen de maximale loopafstand van aanvrager twee keer wordt geconstateerd dat er geen parkeerplaats beschikbaar is en de aanvrager niet over parkeergelegenheid op eigen terrein kan beschikken.

4.3 Als norm voor het vaststellen van beschikbare parkeerplaatsen geldt:

a) geen = tot 3 parkeerplaatsen;

b) voldoende = 3 of meer parkeerplaatsen.

4.4 Een gehandicaptenparkeerplaats op de openbare weg dient maximaal:

a) parallel aan de stoeprand: 1,80 meter breed en 6,00 meter lang te zijn;

b) als insteekvak 2,50 meter breed en 6,00 meter lang te zijn.

4.4.1 In bijzondere gevallen kan het college afwijken van de in artikel 4.4 benoemde afmetingen.

4.5 Indien de aanvrager verhuist, dient voor het nieuwe adres een nieuw verkeerstechnisch onderzoek te worden gedaan naar het aantal plaatsen en de parkeerdrukte in de straat en/of het gebied waar de aanvrager naar toe is verhuisd, alvorens de individuele gehandicaptenparkeerplaats wordt verplaatst.

4.6 Na afloop van de geldigheidstermijn van de gehandicaptenparkeerplaats kan het college oordelen om een nieuw verkeerstechnisch onderzoek te verrichten naar de huidige parkeerdrukte als voorwaarde voor het verlengen van de gehandicaptenparkeerplaats. De kosten voor dit verkeerstechnisch onderzoek komen voor rekening van het college van burgemeester en wethouders.

5 Parkeergelegenheid op eigen terrein

5.1 Onder een parkeerplaats op eigen terrein wordt verstaan:

a) een parkeerplaats op eigen terrein of in een garage waarover de aanvrager beschikt dan wel kan beschikken op grond van eigendom, erfpacht, huur of in gebruik gegeven aan de aanvrager;

b) een parkeerplaats - koop of huur -op het terrein of in de garage van een complex waarvan in de bouwvergunning, de huur- of koopovereenkomst of de erfpachtvoorwaarden is vastgelegd dat deze bedoeld is als parkeergelegenheid voor het adres van de aanvrager.

5.2 Een parkeerplaats, als bedoeld in artikel 5.1, onderdeel a, wordt als parkeerplaats op eigen terrein

beschouwd indien deze voldoet aan de volgende voorwaarden:

a) toegankelijkheid: de parkeerplaats dient te kunnen worden bereikt via een doorgang of toegang die minimaal 2.30 meter breed is;

b) een parkeerplaats op eigen terrein dient ten minste 2.50 meter breed en 6.00 lang te zijn;

c) een parkeerplaats in een garage dient ten minste 2.65 meter breed en 6.00 meter lang te zijn;

d) een parkeerplaats in een mechanische garage (VAB-garage).

5.3 Als parkeerplaats op eigen terrein wordt niet beschouwd een parkeerplaats welke niet geschikt is voor LPG, indien de aanvrager eigenaar of houder is van een voertuig dat op LPG rijdt.

5.4 Indien een aanvrager over een parkeerplaats op eigen terrein beschikt welke hij (om welke reden dan ook) aan een derde ter beschikking heeft gesteld, wordt deze parkeerplaats voor de toepassing van deze beleidsregels als een parkeerplaats op eigen terrein voor de aanvrager beschouwd.

6 De aanvrager

6.1 De aanvrager dient ingeschreven te staan in de gemeentelijke basisadministratie van de gemeente Den Haag en wordt geacht te wonen op het adres waar hij volgens de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens is ingeschreven.

6.2 Van hetgeen vermeld in artikel 6.1 dient te worden afgeweken indien de aanvrager in aanmerking wenst te komen voor een individuele gehandicaptenparkeerplaats ten behoeve van bestuurder nabij het werkadres. Bij deze aanvraag dient de aanvrager een werkgeversverklaring te overleggen dan wel stukken waaruit blijkt dat hij op dat adres een zelfstandige onderneming drijft.

6.2.1 De aanvrager dient tevens stukken van zijn werktijden aan te leveren. De gehandicaptenparkeerplaats wordt dan aangelegd voor de werktijden van de aanvrager.

6.3 De aanvrager wordt geacht te zijn degene ten behoeve van wie de gehandicaptenparkeervoorzieningen worden getroffen.

7 Kosten

7.1 De kosten voor de aanleg, verplaatsing en onderhoud van een individuele gehandicaptenparkeerplaats en de kosten voor vervanging van het onderbord zoals bedoeld in de artikelen 1.5, 1.6, 2.8 en 2.9, komen voor rekening van de aanvrager.

7.2 De kosten voor de medische beoordeling, dan wel de herbeoordeling, komen voor rekening van de aanvrager.

8 Overige bepalingen

8.1 In gevallen waarin de toepassing van deze beleidsregels tot een bijzondere hardheid leidt, kan ten gunste van de aanvrager van deze beleidsregels worden afgeweken.

8.2 Een gehandicaptenparkeerplaats verliest zijn geldigheid:

a) door het verloop van de geldigheidstermijn van de Europese gehandicaptenparkeerkaart;

b) door het overlijden van de aanvrager aan wie de gehandicaptenparkeerplaats is toegekend;

c) indien de houder niet langer voldoet aan de criteria van afgifte, dit ter beoordeling aan het college;

d) indien de houder de aan het gebruik van de gehandicaptenparkeerplaats verbonden voorschriften niet naleeft, dit ter beoordeling aan het college;

e) indien de aanvrager verhuist en in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens niet meer geregistreerd staat op het betreffende adres waarvoor de gehandicaptenparkeerplaats was aangelegd.

8.3 Indien een aanvrager in Den Haag is komen te wonen en een gehandicaptenparkeervoorziening aanvraagt, dient de aanvrager beoordelingsgegevens te overleggen indien deze zijn afgegeven door de keurende instantie in zijn of haar voormalige woonplaats, teneinde deze gegevens mee te nemen in de overweging de gehandicaptenparkeervoorziening toe dan wel af te wijzen.

8.4 De aangevraagde gehandicaptenparkeervoorziening kan alleen worden verstrekt aan een natuurlijk persoon.

8.5 Het college bepaalt op welke locatie de gehandicaptenparkeerplaats wordt aangelegd.

Ondertekening