Uitvoeringsbesluit gemeentebelastingen Den Haag 2020

Geldend van 01-01-2020 t/m heden

Intitulé

Uitvoeringsbesluit gemeentebelastingen Den Haag 2020

Toelichting:

In de Organisatieregeling Gemeente Den Haag 2019 is in artikel 3:17, tweede lid bepaald dat in het Uitvoeringsbesluit gemeentebelastingen de verantwoordelijkheid en werkwijze op het terrein van de gemeentelijke belastingen wordt geregeld. Dit besluit voorziet hierin.

Besluitvorming:

gelet op:

  • -

    de artikelen 154m en 231 van de Gemeentewet; en

  • -

    artikel 3:17, tweede lid van de Organisatieregeling gemeente Den Haag 2019.

besluit vast te stellen het Uitvoeringsbesluit gemeentebelastingen Den Haag 2020.

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

college:

het college van burgemeester en wethouders;

directeur gemeentebelastingen:

de directeur van de sector Belastingzaken;

wet:

de Gemeentewet.

Artikel 2Omschrijving van het beleidsterrein

Het beleidsterrein gemeentelijke belastingen heeft betrekking op de heffing en invordering van gemeentelijke belastingen als bedoeld in de wet en in andere wetten en op de uitvoering van de Wet waardering onroerende zaken.

Artikel 3Taken en verantwoordelijkheden

  • 1.

    De directeur gemeentebelastingen draagt in zijn bevoegdheid als heffings- en invorderingsambtenaar zorg voor de uitvoering van de taken op het gebied van de heffing en invordering van de gemeentelijke belastingen, de uitvoering van de Wet waardering onroerende zaken en de invordering van bestuurlijke boeten als bedoeld in artikel 154b van de wet die voortvloeien uit zijn aanwijzing als ambtenaar bedoeld in artikel 231, tweede lid, onder b en c van de wet.

  • 2.

    De directeur gemeentebelastingen is bij de uitoefening van de aan hem opgedragen taken bij uitsluiting van anderen belast met de behandeling van en beslissing op verzoek- en bezwaarschriften, beroepschriften en het voeren van procedures voor de (belasting)rechter. Voorts is hij bij uitsluiting van anderen belast met de dwanginvordering van gemeentelijke belastingen en bestuurlijke boeten als bedoeld in artikel 154b van de wet.

  • 3.

    De directeur gemeentebelastingen heeft de bevoegdheid anderen te mandateren om deze bevoegdheden namens hem uit te oefenen.

  • 4.

    De directeur gemeentebelastingen oefent namens het college, voor zover de wet dat toestaat, de aan het college opgedragen bevoegdheden uit met betrekking tot de heffing en de invordering van gemeentelijke belastingen, de uitvoering van de Wet waardering onroerende zaken en de invordering van bestuurlijke boeten als bedoeld in artikel 154b van de wet. De directeur gemeentebelastingen heeft de bevoegdheid anderen ondermandaat te verlenen om deze bevoegdheden namens het college uit te oefenen.

  • 5.

    De directeur gemeentebelastingen heeft tot taak om met betrekking tot de gemeentelijke belastingen, de Wet waardering onroerende zaken en de invordering van bestuurlijke boeten als bedoeld in artikel 154b van de wet gevraagd en ongevraagd te adviseren, regelgeving te verzorgen alsmede daaraan uitvoering te geven.

Artikel 4Slotbepalingen

  • 1.

    Dit uitvoeringsbesluit treedt in werking op 1 januari 2020.

  • 2.

    Het Uitvoeringsbesluit Gemeentebelastingen Den Haag 2017 wordt op 1 januari 2020 ingetrokken, met dien verstande dat het van kracht blijft voor het tijdvak waarvoor deze heeft gegolden

  • 3.

    Deze regeling kan worden aangehaald als: Uitvoeringsbesluit gemeentebelastingen Den Haag 2020.

Den Haag, 17 december 2019

Het college van burgemeester en wethouders,

de wnd. secretaris,

Dineke ten Hoorn Boer

de wnd. burgemeester,

Johan Remkes

Ondertekening