BELEIDSREGELS MINIMAVOORZIENINGEN EN BIJZONDERE BIJSTAND GEMEENTE DEN HAAG 2015

Geldend van 04-02-2015 t/m heden

Intitulé

BELEIDSREGELS MINIMAVOORZIENINGEN EN BIJZONDERE BIJSTAND GEMEENTE DEN HAAG 2015

HET COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS,

Overwegende dat:

gelet op de artikelen 5,11,12,13,14,15,16,18,35,49 van de Participatiewet;

gelet op artikel 3.10 van de verordening maatschappelijke ondersteuning;

gelet op artikel 108 Gemeentewet;

overwegende, dat zij de zorg hebben voor een doeltreffende voorlichting aangaande de verlening van minimavoorzieningen en bijzondere bijstand;

Besluit:

vast te stellen de beleidsregels minimavoorzieningen en bijzondere bijstand Gemeente Den Haag 2015 dat dit besluit wordt gepubliceerd op de site www.denhaag.nl/bestuurlijkestukken, onder risnummer 280844.

Den Haag, 4 februari 2015

Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Den Haag ,

namens deze

mevrouw E.M. ten Hoorn Boer

De algemeen directeur van de dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheidsprojecten gelet op hoofdstuk 1.6 artikel 1.2 (kenmerk BSW 2008/97) van de door Burgemeester en Wethouders vastgestelde mandaatregelingen.

Beleidsregels minimavoorzieningen en bijzondere bijstand Gemeente Den Haag 2015

Het college van burgemeester en wethouders van Den Haag;

gelet op de artikelen 5,11,12,13,14,15,16,18,35,49 van de Participatiewet;

gelet op artikel 3.10 van de verordening maatschappelijke ondersteuning;

gelet op artikel 108 Gemeentewet;

overwegende, dat zij de zorg hebben voor een doeltreffende voorlichting aangaande de verlening van minimavoorzieningen en bijzondere bijstand;

besluit vast te stellen de volgende beleidsregels: de beleidsregels minimavoorzieningen en bijzondere bijstand Gemeente Den Haag 2015

Hoofdstuk 1 minimavoorzieningen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

  • a.

    belanghebbende: de alleenstaande, de alleenstaande ouder of het gezin zoals bedoeld in artikel 35 lid 1 van de Participatiewet;

  • b.

    bijzondere bijstand: de bijstand zoals bedoeld in artikel 35 lid 1 van de Participatiewet;

  • c.

    bijzondere kosten: uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijk kosten zoals bedoeld in artikel 35 lid 1 van de Participatiewet;

  • d.

    college: het college van burgemeester en wethouders;

  • e.

    leidraad: een toelichting op de wetgeving en het Haagse beleid ten aanzien van de individuele bijzondere bijstand;

  • f.

    minimavoorzieningen: alle in deze beleidsregels vastgelegde gemeentelijke voorzieningen, behoudens de individuele bijzondere bijstand, waarop Haagse burgers met een inkomen onder een in deze beleidsregels vastgelegde inkomensgrens in aanmerking kunnen komen.

  • g.

    normenlijst: lijst van rijksnormen en Haagse normbedragen ten aanzien van de Participatiewet die periodiek wordt herzien.

  • h.

    student: de belanghebbende die een toelage ingevolge de WSF 2000 ontvangt;

  • i.

    voorliggende voorziening: elke voorziening waarop de belanghebbende of het gezin aanspraak kan maken, dan wel een beroep kan doen, ter verwerving van middelen of ter bekostiging van specifieke uitgaven zoals bedoeld in artikel 15 van de Participatiewet.

Artikel 2 Berekening inkomensgrens minimavoorzieningen

Lid 1.Voor de berekening van het recht op een minimavoorziening wordt gebruik gemaakt van de van toepassing zijnde bijstandsnorm voor de alleenstaande of gezin zoals gesteld in artikel 1, onderdeel b.

Lid 2. Bij een alleenstaande ouder wordt een inkomensgrondslag gehanteerd van 90% van de bijstandsnorm voor gehuwden of daarmee gelijkgestelden.

Lid 3. Als er in het huishouden een of meerdere inwonende volwassen kinderen aanwezig zijn dan kunnen zij individueel een aanvraag doen voor een minimavoorziening. Voor de berekening van het rechtop een minimavoorziening wordt gebruik gemaakt van de van toepassing zijnde bijstandsnorm zoals omschreven in lid 1 van dit artikel.

Artikel 3 Inkomstenvrijlating voor minimavoorzieningen

Lid 1. Inkomsten die worden vrijgelaten ingevolge de Participatiewet op basis van het gestelde in art 31 Participatiewet , worden niet in aanmerking genomen.

Lid 2. Voor de belanghebbende die aan een traject van schuldbemiddeling of schuldsanering deelneemt via een erkend schuldhulpverlener geldt, dat voor het recht op minimavoorzieningen het inkomen gedurende het traject gelijkgesteld wordt met het wettelijk sociaal minimum.

Lid 3. Indien belanghebbende , bijvoorbeeld door beslag, redelijkerwijs niet kan beschikken over (een gedeelte van) zijn inkomen, dan wordt dit deel van het inkomen niet in aanmerking genomen.

Artikel 4 Uitsluitingen recht minimavoorzieningen

Lid 1. Een belanghebbende voldoet niet aan de voorwaarden voor minimavoorzieningen als: hij over vermogen beschikt dat hoger is dan het vermogen zoals bedoeld in artikel 34 van de Participatiewet. Voor de bepaling van het vermogen wordt de eigen woning buiten beschouwing gelaten.

Lid 2. De vreemdeling die geen rechtmatig verblijf heeft als bedoeld in artikel 10 van de Vreemdelingenwet, kan geen aanspraak maken op toekenning van minimavoorzieningen. Hiervan kan worden afgeweken indien de aanspraak betrekking heeft op het onderwijs voor minderjarigen.

Lid 3. Studenten zoals bedoeld in artikel 1 aanhef en onderdeel c van deze beleidsregels kunnen geen aanspraak doen op toekenning van minimavoorzieningen.

Artikel 5 Normen

Lid 1. Het college stelt periodiek de inkomensnormen en de te verstrekken bedragen voor de minimavoorzieningen vast.

Lid 2. Het eerste lid geldt niet voor de vaststelling van de individuele inkomenstoeslag. Deze is uitgewerkt in de verordening individuele inkomenstoeslag Den Haag 2015.

Artikel 6 Ooievaarspas

Lid 1. Recht op een ooievaarspas heeft de belanghebbende, en zijn thuiswonende kinderen, die in Den Haag woonachtig is en een huishoudinkomen heeft dat niet hoger is dan 130% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm.

Lid 2. Recht op een ooievaarspas heeft de belanghebbende met de AOW gerechtigde leeftijd, en zijn thuiswonende kinderen, die in Den Haag woonachtig is en een huishoudinkomen heeft dat niet hoger is dan 135 % van de van toepassing zijnde bijstandsnorm.

Lid.3 Recht op een ooievaarspas behoudt de belanghebbende (conform lid 1 en 2 van dit artikel), en zijn thuiswonende kinderen, voor het jaar dat volgt op het jaar dat de belanghebbende niet langer voldoet aan de voor belanghebbende geldende inkomensgrens.

Artikel 7 Gratis OV oudere minima

Lid 1. Een houder van de ooievaarspas kan vanaf de AOW gerechtigde leeftijd, aanspraak maken op gratis reizen met tram en bus binnen het vervoersgebied van de HTM.

Artikel 8 Collectieve Zorgverzekering

Lid 1. Een belanghebbende heeft recht op deelname aan de collectieve zorgverzekering van Iza-Cura Den Haag of Azivo Den Haag en op een voorziening van het college hierbij zoals bedoeld in artikel 35 lid 3 van de Participatiewet, als het huishoudinkomen niet hoger is dan 130% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm.

Artikel 9 WMO Tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten

Een belanghebbende heeft recht op een tegemoetkoming voor chronisch zieken en gehandicapten, zoals omschreven in artikel 3.10 van de verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Den Haag 2015, als het huishoudinkomen niet hoger is dan 150% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm én als belanghebbende een CIZ-indicatie uit 2014, de opvolger van deze indicatie per 2015 óf een Wmo indicatie heeft.

Artikel 10 Aanvraagprocedure

Lid 1. Een minimavoorziening wordt maximaal éénmaal per kalenderjaar toegekend.

Lid 2. Aanvragen om voorzieningen op basis van de beleidsregels gemeentelijk minimabeleid dienen uiterlijk op 31 december van het lopende jaar te zijn ontvangen. Latere aanvragen worden niet meer in behandeling genomen.

Artikel 11 Verstrekking van de voorziening

Een verstrekking kan in natura en in geld plaatsvinden.

Artikel 12 Terugvordering

Verstrekkingen die ten onrechte dan wel tot een te hoog bedrag zijn uitgekeerd, kunnen van de belanghebbende worden teruggevorderd.

Hoofdstuk 2 Individuele bijzondere bijstand

Artikel 13 Algemeen

Lid 1.Individuele bijzondere bijstand is kan worden verstrekt als:

Volgorde:

  • 1.

    Er sprake is van noodzakelijke kosten door bijzondere individuele omstandigheden;

  • 2.

    Door bijzondere omstandigheden geen beroep kan worden gedaan op de eigen reserveringscapaciteit voor algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan;

  • 3.

    Een wettelijke voorliggende voorziening die gelet op haar aard en doel wordt geacht voor de belanghebbende passend en toereikend te zijn ontbreekt;

  • 4.

    Er onvoldoende draagkracht is om in het gevraagde te voorzien uit het inkomen of vermogen. Lid 2. Een geldlening van de gemeentelijke kredietbank en de individuele inkomenstoeslag worden als voorliggende voorzieningen beschouwd voor algemene gebruiksgoederen.

Artikel 14 Algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan

Lid 1. Voor algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan kan geen individuele bijzondere bijstand worden verstrekt.

Lid 2. Van lid 1 kan worden afgeweken als door bijzondere omstandigheden reservering achteraf en vooraf niet mogelijk is.

Artikel 15 Bijzondere bijstand bij bijzondere omstandigheden

In afwijking van het gestelde in artikel 14 van de “Beleidsregels minimavoorzieningen en bijzondere bijstand gemeente Den Haag 2015” kan bijzondere bijstand worden verleend als zich bij de belanghebbende een probleem of cumulatie van problemen voordoet die het maatschappelijk functioneren aantoonbaar ernstig bemoeilijkt of onmogelijk maakt. De bijzondere bijstand levert dan een bijdrage aan het oplossen of hanteerbaar maken van deze problemen.

Artikel 16 Dringende Redenen

Indien er , naar het oordeel van het college, sprake is van zeer dringende redenen, als bedoeld in artikel 16 van de Participatiewet , kan individuele bijzondere bijstand worden verleend

Artikel 17 Draagkracht

Individuele bijzondere bijstand wordt verstrekt onder aftrek van eventueel aanwezige draagkracht. Voorafgaande aan verstrekking van bijzondere bijstand vindt er een draagkrachtberekening plaats. De draagkrachtsystematiek wordt beschreven in de leidraad.

Artikel 18 Wijze van verstrekken

Lid 1. Individuele bijzondere bijstand voor bijzondere, noodzakelijke kosten wordt verstrekt in de vorm van een gift.

Lid 2. In afwijking van lid 1 wordt bijzondere bijstand verleend in de vorm van een geldlening of borgtocht, indien:

  • de kosten betrekking hebben algemeen noodzakelijke kosten; of

  • redelijkerwijs aangenomen kan worden dat de belanghebbende op korte termijn over voldoende

  • middelen zal beschikken om over de betreffende periode in de noodzakelijke kosten van het

  • bestaan te voorzien; of

  • de noodzaak tot bijstandsverlening het gevolg is van een tekortschietend besef van

  • verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan; of

  • de aanvraag een door de belanghebbende te betalen waarborgsom betreft; of

  • de bijstand ter gedeeltelijke of volledige aflossing van een schuldenlast betreft.

Lid 3. Bijzondere bijstand wordt in afwijking van lid 2 verstrekt als gift als dit naar het oordeel van het college noodzakelijk is in het kader van schuldhulpverlening.

Lid 4. Het college kan het te verstrekken bedrag bijzondere bijstand voor algemeen noodzakelijke kosten bij verwijtbare gedragingen verlagen.

Lid 5. De geldlening wordt afgelost volgens het percentage van de bijstandsnorm zoals genoemd in de normenlijst.

Lid 6. Als de debiteur 48 maanden binnen een periode van maximaal 54 maanden, gerekend vanaf de eerste aflossing, aan zijn aflossingsverplichting heeft voldaan wordt het resterende bedrag aan bijzondere bijstand kwijtgescholden.

Lid 7. Bij verwijtbaar gedrag zal de geldlening in zijn geheel afgelost dienen te worden.

Artikel 19 Inwerkingtreding

Lid 1. Deze beleidsregels werken terug tot en met 1 januari 2015.

Artikel 20 Citeertitel

Lid 1. Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als de “Beleidsregels minimavoorzieningen en bijzondere bijstand gemeente Den Haag 2015”.

Lid 3. Aanvragen die zijn ontvangen voor 1 januari 2015 worden beoordeeld op basis van de beleidsregels bijzondere bijstand gemeente Den Haag 2011 (BSW 2011.56). Aanvragen die zijn ontvangen op of na 1 januari 2015 worden beoordeeld op basis van het nieuwe recht zoals vastgelegd in deze beleidsregels.

Artikel 20 Overgangsrecht bij periodieke bijstand

Lid 1. Op periodieke bijzondere bijstand is vanaf de inwerkingtreding van deze beleidsregels zoals vermeld in artikel 19 slechts het nieuwe recht van toepassing.

Lid 2. Op grond van oud recht verstrekte periodieke bijzondere bijstand loopt maximaal tot 1 juli 2015 door, in zoverre het oorspronkelijke toekenningsbesluit geen kortere termijn aanduidt.

Lid 3. Bij beëindiging van periodieke bijzondere bijstand toegekend bij een besluit waarbij de einddatum ontbreekt of de einddatum van later datum is dan vermeld in lid 2, zal een individuele toets plaatsvinden op grond van het nieuwe recht.

Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Den Haag op 4-2-2015

namens deze

mw. drs. E.M. ten Hoorn Boer

De algemeen directeur van de dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheidsprojecten gelet op hoofdstuk 1.6 artikel 1.2 (kenmerk BSW 2008/97) van de door Burgemeester en Wethouders vastgestelde mandaatregelingen,

Toelichting Beleidsregels minimavoorzieningen en bijzondere bijstand gemeente Den Haag 2015

Deze beleidsregels behandelen twee onderwerpen: de individuele bijzondere bijstand zoals bedoeld in artikel 35 lid 1 van de Participatiewet en de overige, inkomensgebonden, minimavoorzieningen van de gemeente Den Haag.

Met de minimavoorzieningen investeert de gemeente Den Haag in de participatie en de gezondheid van de Haagse minima. Met de individuele bijzondere bijstand wordt voorkomen dat mensen met een laag inkomen door onverwachte, noodzakelijke kosten financieel in de knel komen.

Hoofdstuk 1: Minimavoorzieningen

Wie heeft recht op Haagse minimavoorzieningen?

Artikel 2

De minimavoorzieningen worden verstrekt als het inkomen lager is dan een bepaald percentage van de bijstandsnorm die bij het huishoudtype van de aanvrager hoort (alleenstaande, alleenstaande ouder, gezin). Door als inkomensgrens een percentage van de van toepassing zijnde bijstandsnorm te nemen wordt er een eenduidige definitiebepaling gemaakt. Vanwege de aard van de minimavoorzieningen wordt het inkomen van inwonende volwassen kinderen separaat in aanmerking genomen als zij een aanvraag doen. Zij kunnen zelfstandig aanspraak maken op een minimavoorziening.

Artikel 3

Bij het vaststellen van het inkomen is het inkomen waar iemand redelijkerwijs over kan beschikken van belang. Iemand die aan een traject schuldhulpverlening deelneemt of beslag op zijn inkomen heeft, kan slechts redelijkerwijs beschikken over een inkomen op bijstandsniveau en komt daarom in aanmerking voor minimavoorzieningen.

Artikel 4

Behalve een inkomensgrens wordt er ook een vermogensgrens gehanteerd bij de minimavoorzieningen. Belanghebbenden met een vermogen boven de bijstandsgrens zoals bepaald in artikel 34 van de Participatiewet zijn uitgesloten van de minimavoorzieningen. Deze bedragen worden halfjaarlijks door het rijk geïndexeerd. Voor de bepaling van het vermogen wordt de eigen woning buiten beschouwing gelaten. Gelet op de aard en omvang van de minimavoorzieningen is het niet proportioneel om te verwachten dat men vermogen uit de eigen woning te gelde maakt. Temeer omdat deze regelingen ook bedoeld zijn voor werkende armen. Vreemdelingen zonder rechtmatige verblijfstitel zijn wettelijk van voorzieningen uitgesloten, maar voor kinderen kan vanwege het recht op onderwijs een uitzondering worden gemaakt.

Artikel 5

De in deze beleidsregels vastgelegde minimavoorzieningen worden zoals aangegeven tegen een percentage van de bijstandsnorm verstrekt. Dit is een afgeleide van het wettelijk minimumloon dat twee keer per jaar van rijkswege wordt vastgesteld. De inkomensgrenzen voor de minimavoorzieningen worden dientengevolge twee keer per jaar aangepast. Deze worden gepubliceerd op www.denhaag.nl en in de folder Ooievaarsregelingen.

Toelichting Minimavoorzieningen

Den Haag kent de volgende inkomensafhankelijke minimavoorzieningen:

-Ooievaarspas

-Gratis OV oudere minima

-Collectieve zorgverzekering

-Gemeentelijke WMO tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten

Artikel 6

De ooievaarspas is primair een participatie-instrument waarbij het meedoen op het gebied van cultuur en sport centraal staat.

Met de inkomensgrens van 130% wordt er een zachte landing mogelijk gemaakt voor werkende armen of ouderen met een klein pensioen. Zij kunnen langer gebruik maken van hun recht op deze minimavoorziening.

Artikel 7

AOW-gerechtigde houders van de Ooievaarspas kunnen gebruik maken van het gratis openbaar vervoer met de HTM. Zij dienen hiervoor eenmalig een OV-chipkaart aan te schaffen. Deze wordt vervolgens geactiveerd met het juiste reisproduct.

Artikel 8

Met de collectieve zorgverzekering zijn de meest voorkomende zorgkosten meeverzekerd. Door het meeverzekeren van eigen bijdragen en het eigen risico wordt voorkomen dat minima voor onaangename verrassingen komen te staan bij hun zorggebruik. Ook zorgt een goede collectieve zorgverzekering ervoor dat er minder individueel beroep gedaan hoeft te worden op bijzondere bijstand.

Artikel 9

De tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten is bedoeld voor incidentele meerkosten die niet in een andere voorziening zoals de collectieve zorgverzekering is opgenomen. Bijvoorbeeld het lidmaatschap van een patiëntenvereniging. De grondslag van deze regeling is artikel 3.10 van de verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Den Haag 2015.

Afhandeling aanvraag en terugvordering

Artikel 10

De minimavoorzieningen worden toegekend in het jaar waarin deze worden aangevraagd. Er kan niet met terugwerkende kracht over eerdere jaren worden aangevraagd.

Artikel 11

Afhankelijk van de aard van de regeling stelt het college een geldbedrag of een voorziening in natura beschikbaar. Onder de laatste categorie valt bijvoorbeeld de Ooievaarspas, het gratis OV voor oudere minima en de collectieve zorgverzekering.

Artikel 12

Als blijkt dat er onterecht een voorziening is verstrekt dan wordt deze teruggevorderd. Een onterecht verstrekte Ooievaarspas wordt geblokkeerd.

Hoofdstuk 2: Individuele Bijzondere Bijstand

Ook mensen met een minimuminkomen moeten reserveren voor voorzienbare kosten, de afweging maken om te maken kosten uit te stellen totdat er voldoende gereserveerd is of de kosten te spreiden over meerdere jaren. Dit lukt echter niet altijd. Er kunnen zich situaties voordoen waarin de te maken noodzakelijke kosten niet uitstelbaar zijn en het inkomen en vermogen ontoereikend is om in deze kosten te voorzien. Voor deze kosten kan dan bijzondere bijstand worden aangevraagd. Uitgangspunt hierbij is maatwerk te bieden met oog voor de situatie waarin de aanvrager verkeert. Individuele Bijzondere Bijstand kan dan overwogen worden.

Het gemeentelijk kader van de individuele bijzondere bijstand is te vinden in de beleidsregels. De nadere uitwerking is gepubliceerd in de daaruit afgeleide Leidraad.

Welke kosten komen in aanmerking voor bijzondere bijstand

Artikel 13

Bijzondere bijstand wordt verstrekt als iemand zich geconfronteerd ziet met noodzakelijke, niet uitstelbare kosten die hij niet uit zijn eigen inkomen of vermogen kan betalen. Ook bij een uitkering op bijstandsniveau wordt men geacht te reserveren. De voorliggende vraag is of de kosten kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, het vermogen, het inkomen of via een lening van de Gemeentelijke Kredietbank.

Als er een andere passende en toereikende mogelijkheid is om in de kosten te voorzien is er geen bijzondere bijstand mogelijk. Dit heet een voorliggende voorziening. Of een voorziening gezien haar aard en doel passend en toereikend is, is afhankelijk van de omstandigheden en mogelijkheden van het individuele geval en wordt mede bepaald wat naar maatschappelijk inzicht aanvaardbaar wordt geacht. Bijstandsverlening is niet aan de orde wanneer binnen een voorliggende voorziening een bewuste beslissing is genomen over de noodzakelijkheid van een voorziening in het algemeen of in een specifieke situatie. Budgettaire overwegingen om bepaalde kosten niet in de voorliggende voorziening op te nemen of overwegingen ten aanzien van de vaststelling van de reikwijdte van de voorliggende voorziening vallen hier dus niet onder.

Als er sprake is van medische kosten, dan moet een uitputtend beroep op de voorliggende voorzieningen worden gedaan. Tot de voorliggende voorzieningen behoren in ieder geval de AWBZ en de zorgverzekering (basis en aanvullend). Voor niet medische meerkosten ten gevolge van ziekte of handicap, zoals extra stookkosten of kleding, heeft de gemeente Den Haag de tegemoetkoming voor chronisch zieken en gehandicapten. Als de meerkosten de voorliggende voorziening overschrijden kan bijzondere bijstand verstrekt worden.

Wijze van verstrekken en invordering

Artikel 14

Bijzondere bijstand wordt als gift verstrekt als er sprake is van bijzondere noodzakelijke kosten zoals voor rechtshulp of bewind voering. Voor algemeen noodzakelijke kosten wordt de bijzondere bijstand als lening verstrekt. Dat is bijvoorbeeld het geval bij bijzondere bijstand voor duurzame gebruiksgoederen. Als een aanvrager geen schulden mag maken omdat hij in een wettelijk of minnelijk schuldhulpverleningstraject zit wordt de verstrekking als gift gedaan. Het college kan op basis van de beleidsregels bijzondere bijstand bij tekortschietend besef van verantwoordelijkheid de bijzondere bijstand voor algemene kosten verlagen. Dit zal wel individueel onderbouwd moeten worden. Het is belangrijk dat er een aannemelijke relatie (causaal verband) bestaat tussen de verwijtbare gedraging en de aanvraag bijzondere bijstand.

Als tussen het tijdstip van de verwijtbare gedraging en de aanvraagdatum van de bijzondere bijstand meer dan vijf jaar verstreken is zal de uitkering niet worden verlaagd. Een nadere uitwerking en voorbeelden staan in de leidraad. Bij bijzondere bijstand die als lening wordt verstrekt, wordt aangesloten bij het algemene debiteurenbeleid van de dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheidsprojecten. Als er geen sprake is van verwijtbaar gedrag wordt het restant van de lening na het aflossen van 48 termijnen van een maand binnen een periode van 54 maanden omgezet naar een gift. Als de aflossingsafspraken niet worden nagekomen en bij ander verwijtbaar gedrag (bijvoorbeeld als het gevraagde niet wordt aangeschaft, wordt het volledige bedrag afgelost.

Artikel 15

Bij indicatie voor verstrekking van bijzondere bijstand wordt op grond van de draagkrachtberekening bepaald welk bedrag de belanghebbende geacht wordt te kunnen reserveren. Dit bedrag wordt in mindering gebracht op de verstrekking bijzondere bijstand. In de leidraad staat de draagkrachtberekening verder toegelicht.

Bijzondere omstandigheden en dringende redenen

Bijzondere bijstand is een maatwerkvoorziening. Er kunnen zich bijzondere omstandigheden of dringende redenen voordoen die maken dat in afwijking van de bovenstaande algemene criteria er tóch bijzondere bijstand wordt verstrekt.

Artikel 16

Bij bijzondere omstandigheden, kan bijstand worden verstrekt voor algemeen noodzakelijke kosten als woninginrichting, leges en borg voor een woning. Denk hierbij aan bijvoorbeeld mensen die om medische of sociale redenen plots moeten verhuizen. In de leidraad is opgenomen in welke situaties er in ieder geval sprake is van bijzondere omstandigheden.

Artikel 17

Van bijzondere omstandigheden spreken we ook wanneer zich bij een persoon of huishouden een cumulatie van problemen voordoet die het maatschappelijke en sociale functioneren ernstig bemoeilijken, of zelfs onmogelijk maken. De afweging of er sprake is van een dergelijke situatie moet individueel worden gemaakt. In een aantal gevallen zal hier een Sociaal Casemanager bij betrokken zijn of worden. Het hebben van meervoudige, (on)geregelde schulden of de aanwezigheid van beslagleggingen kan hierbij een rol spelen.

Artikel 18

Zeer dringende redenen kunnen zich voordoen bij een acute noodsituatie. Te weten een situatie die levensbedreigend van aard is of blijvend letsel of invaliditeit tot gevolg kan hebben, waarbij deze situatie op geen enkele andere wijze te verhelpen is dan door het verlenen van bijstand.

Inwerkingtreding

Artikel 20

Vanaf het moment dat de beleidsregels zijn vastgesteld wordt een aanvraag op basis van de nieuwe beleidsregels beoordeeld. Aanvragen die vóór deze datum zijn gedaan worden op het toen geldende beleid beoordeeld.

Artikel 21

Als er in het geval van periodieke bijzondere bijstand een beëindiging plaatsvindt op grond van deze nieuwe beleidsregels dan moet er met het volgende rekening gehouden worden: bij beëindiging van bijzondere bijstand zonder einddatum moet op grond van jurisprudentie (LJB BN 2674) steeds een individuele toets plaatsvinden. Volgens de aangehaalde uitspraak moet getoetst worden op hoogte van de bijzondere kosten, de noodzaak van deze kosten, op de vraag of deze kosten kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, het vermogen of uit het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm.

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

Ondertekening