Bibob beleidsregel subsidies ’s-Hertogenbosch 2019

Geldend van 20-04-2019 t/m heden

Intitulé

Bibob beleidsregel subsidies ’s-Hertogenbosch 2019

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente ’s-Hertogenbosch,

in zijn vergadering van 16 april 2019,

gezien het voorstel met reg.nr. 8756521

overwegende, dat de Wet bevordering integriteitbeoordelingen door het openbaar bestuur hen beleidsruimte verschaft bij de besluitvorming omtrent het toepassen van hun uit deze wet voortvloeiende bevoegdheden;

gelet op het bepaalde in de Wet bevordering integriteitsbepalingen door het openbaar bestuur, artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht en de Algemene Subsidieverordening ’s-Hertogenbosch,

besluit

vast te stellen de ‘Bibob beleidsregel subsidies ’s-Hertogenbosch 2019’.

Begripsomschrijvingen

De definities in artikel 1, eerste lid van de Wet Bibob zijn van overeenkomstige toepassing op deze beleidslijn;

In deze beleidslijn wordt verstaan onder:

  • aanvraag: de aanvraag om een beschikking als bedoeld in artikel 1 van de wet;

  • Besluit Bibob: de algemene maatregel van bestuur met betrekking tot de uitvoering van de wet;

  • bestuursorgaan: de burgemeester onderscheidenlijk het college van burgemeester en wethouders;

  • Bureau: Landelijk Bureau Bibob;

  • college: het college van burgemeester en wethouders;

  • overheidsinstanties: rechtspersonen die krachtens publiekrecht zijn ingesteld;

  • RIEC: het Regionaal informatie- en expertisecentrum;

  • wet: de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur.

Hoofdstuk 1. Algemeen

1.1 Inleiding

Een van de conclusies die de Parlementaire Enquête Commissie Van Traa in 1996 trok was dat de ernst van georganiseerde criminaliteit vooral was gelegen in het grote financiële gewin en de economische macht die daaruit voortvloeit. Die economische macht beperkt zich niet tot de onderwereld, maar dringt in allerlei gedaanten in de bovenwereld door, aldus de commissie. Criminele personen kunnen met al dat geld infiltreren in het economische leven door onder meer gebruik te maken van bestuurlijke faciliteiten, zoals vergunningen, subsidies en overheidsopdrachten. Dit heeft een aantasting van de integriteit van de overheid tot gevolg.

1.2 De Wet Bibob

De integriteit van het overheidsorgaan wordt aangetast als bij een verleende of te verlenen beschikking (vergunning, subsidie), overheidsopdracht of vastgoedtransactie, sprake is van het aanwenden door betrokkene van financieel voordeel uit (reeds gepleegde) criminele activiteiten dan wel het plegen van strafbare feiten.

Ter bescherming van hun integriteitsrisico, hebben bestuursorganen er sinds 1 juni 2003 een instrument bij gekregen: de Wet Bevordering Integriteitbeoordelingen door het Openbaar Bestuur (Wet Bibob). Deze wet dient primair ter bescherming van het integriteitsrisico van overheidsorganen. Dit is dus niet het instrument om criminele gedragingen van personen/organisaties te bestrijden.

De toepassing van dit instrument is beperkt tot de gevallen, die zijn opgenomen in de Wet Bibob en het Besluit Bibob. Na uitvoerige evaluatie van deze regelgeving, is er per 1 juli 2013 een aantal aanvullingen/wijzingen doorgevoerd op het toepassingsbereik.

1.3 Waarom een beleidsregel?

Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de tenuitvoerlegging van de Wet Bibob. Het betreft een facultatieve wet, waarbij het bestuursorgaan zelf de bevoegdheid heeft om te bepalen in welke van de door de wet geboden mogelijkheden, zij dit instrument daadwerkelijk zal toepassen.

Op 12 februari 2019 is de ‘Beleidsregel voor de toepassing van de Wet Bibob ’s-Hertogenbosch 2019’ vastgesteld. In dat beleid is nader uitgewerkt in welke gevallen en in hoeverre het bestuursorgaan de toetsing zoals bedoeld in artikel 3 van de wet (hierna Bibob toets) zal toepassen bij vergunningen, vastgoedtransacties en overheidsopdrachten. In onderhavige beleidsregel is opgenomen in welke gevallen de Bibob toets zal worden uitgevoerd voor wat betreft subsidies.

Voor de burger wordt door deze beleidsregels voorkomen, dat er sprake is van willekeur in de toepassing van beleid. Voor de gemeentelijke overheid wordt door de beleidsregels een nadrukkelijk signaal voor de bescherming van haar integriteit afgegeven en kan daaruit een preventieve werking het gevolg zijn.

Hoofdstuk 2. Uitgangspunten ‘Bibob beleidsregel subsidies ’s-Hertogenbosch 2019’

2.1 Uitgangspunten

Alle subsidies vallen onder de werking van de Wet Bibob. Dit volgt uit artikel 6 van deze wet. Het college kan in het kader van een subsidie de achtergrond van de subsidieaanvrager- of ontvanger en diens zakelijke omgeving onderzoeken. Dit om te voorkomen dat het openbaar bestuur ongewild criminele activiteiten faciliteert met gemeenschapsgeld.

Volgens de Memorie van Toelichting op de wet is subsidiariteit een belangrijk uitgangspunt. Dit houdt in dat de Bibob toets als ultimum remedium geldt. Oftewel het bestuursorgaan moet eerst de toepasbaarheid van haar bevoegdheden uit de Algemene wet bestuursrecht (hierna Awb) en de reguliere weigerings- en intrekkingsgronden uit de onderliggende wet- en regelgeving onderzoeken. De beoordeling van de subsidieaanvraag op grond van de Wet Bibob is dan ook slechts een aanvullende. Eerst de gangbare en minder vergaande mogelijkheden dienen te zijn benut.

Daarnaast moet het toepassen van het Bibob instrument proportioneel zijn en in verhouding staan tot het belang van de gevraagde beslissing. Er moet een juiste balans zijn tussen de inbreuk op de persoonlijke levenssfeer en de bescherming van het openbaar belang.

Gezien de uitgangspunten van de Wet Bibob, de vele subsidieaanvragen die de gemeente ’s-Hertogenbosch jaarlijks ontvangt en het diffuse karakter van deze subsidies, is besloten om niet alle aanvragen standaard aan een Bibob toets te onderwerpen maar om op een selectieve en risico gestuurde manier te toetsen. De subsidieaanvraag wordt aan een Bibob toets onderworpen wanneer er signalen zijn die wijzen op criminele beïnvloeding of activiteiten. De extra belasting voor de burger, ondernemer en ook voor het bestuur zelf wordt hierdoor beperkt.

Indien een Bibob toets toch noodzakelijk blijkt, zal de nadruk in eerste aanleg gelegd worden op het z.g. "eigen onderzoek". Dit kan in een aantal gevallen al leiden tot een zelfstandige beslissing van het bestuursorgaan zonder het inwinnen van advies bij het Landelijk Bureau Bibob.

2.2 Toepassing Bibob toets bij een subsidieaanvraag

Gezien de in de vorige alinea geformuleerde uitgangspunten zal worden overgegaan tot een Bibob toets bij subsidies wanneer daartoe aanleiding is vanuit:

  • informatie verkregen van politie of justitie,

  • informatie verkregen van het Bureau,

  • informatie verkregen van één van de partners binnen het samenwerkingsverband RIEC,

  • informatie verkregen van het Openbaar Ministerie als bedoeld in artikel 26 van de wet of (eigen) ambtelijke informatie.

2.3 Administratieve lasten

Het toepassen van de Bibob toets zorgt voor een lastenverzwaring bij de betrokkene. Deze zal namelijk meer gegevens moeten overleggen. Voor het opvragen van deze gegevens zijn landelijk Bibob vragenformulieren vastgesteld. Echter deze worden niet gebruikt omdat ze erg omvangrijk zijn. Om de administratieve lasten voor de aanvrager en voor het bestuursorgaan te beperken zullen de door het RIEC aangeboden Bibob vragenformulieren worden gebruikt. Overigens zullen op korte termijn deze formulieren opnieuw worden herzien om te kijken of de administratieve lasten nog verder kunnen worden verlaagd.

2.4 Eenduidig Bibob beleid

De kracht van het Bibob instrumentarium neemt nadrukkelijk toe als de toepassing door zoveel mogelijk bestuursorganen gebeurt en de onderliggende toepassingscriteria binnen de bestuursorganen zo veel mogelijk eenduidig zijn. Om deze reden is een aantal jaren geleden een modelbeleidsregel opgesteld binnen de regio zodat er meer eenduidigheid van Bibob beleid van de bestuursorganen binnen de omgeving van de politie-eenheid Oost Brabant ontstaat. Er is voor subsidies aangesloten bij deze modelbeleidsregel.

Hoofstuk 3. Uitvoering

3.1 Eigen onderzoek

Het proces van subsidieverstrekking verloopt in diverse fasen. Doorgaans is daarbij sprake van een subsidieaanvraag, een beschikking tot subsidieverlening en een beschikking tot subsidievaststelling. Alvorens het eigen onderzoek naar het zich voordoen van weigeringsgronden als bedoeld in artikel 3 van de wet wordt gestart, zal een aanvraag eerst beoordeeld worden conform de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht en de reguliere weigeringsgronden vanuit de onderliggende regelgeving. De Awb kent verschillende bestuurlijke instrumenten om misbruik van een subsidie te sanctioneren. Zo kan een subsidie bijvoorbeeld worden ingetrokken, lager of op nihil worden vastgesteld wanneer een subsidieontvanger zich niet aan de voorwaarden houdt of verplichtingen niet nakomt. Reeds betaalde bedragen kunnen vervolgens worden teruggevorderd. Ook kan in sommige gevallen een bestuurlijke boete worden opgelegd. Deze instrumenten uit de Awb zien op het aanpakken van misbruik van de subsidie zelf in een latere fase van het subsidieproces. Het intrekken of lager vaststellen van een subsidie is immers pas na een subsidieverlening mogelijk.

De Wet Bibob kan echter in alle fasen van het subsidieproces worden ingezet. Het eigen onderzoek start door middel van het uitreiken van het Bibob vragenformulier. De Bibob vragenformulieren en alle daarin gevraagde (kopieën van) documenten maken onderdeel uit van de aanvraag. Betrokkene dient het Bibob vragenformulier ingevuld en ondertekend in te leveren samen met de documenten en bewijsstukken die in het Bibob vragenformulier worden gevraagd.

Het college heeft in het kader van het eigen onderzoek verschillende bevoegdheden, zoals het opvragen van informatie bij politie en justitie over de subsidieaanvrager of – ontvanger over de wijze van financiering en de relevante zakelijke relaties.

Bij de uitvoering van het eigen onderzoek kan ondersteuning gevraagd worden aan het RIEC. Dit kan vanaf de start van de aanvraag tot en met de uiteindelijke beslissing op de aanvraag.

3.2 Informatieplicht

Aanvullend op de controle en analyse van de (extra) verstrekte informatie als hiervoor genoemd, kan zoals vermeld in artikel 9 van de wet, ook nog een advies bij het Bureau worden gevraagd.

Het bestuursorgaan informeert betrokkene schriftelijk over een adviesaanvraag aan het Bureau. Betrokkene wordt daarbij schriftelijk gewezen op de opschorting van de beslistermijn als bedoeld in de wet. Een afschrift van deze brief wordt gevoegd bij het adviesverzoek aan het Bureau.

In het geval dat een van het Bureau ontvangen advies leidt tot het voornemen om een gevraagde subsidie te weigeren of een eerder verleende subsidie in te trekken, wordt aan betrokkene een kopie van het adviesrapport verstrekt. Betrokkene wordt daarbij door het bestuursorgaan gewezen op zijn geheimhoudingsplicht als bedoeld in artikel 28 van de wet.

3.3 Adviestermijn

Indien het bestuursorgaan een advies aanvraagt bij het Bureau, wordt op grond van artikel 31 van de wet, de wettelijke termijn waarbinnen de beschikking dient te worden gegeven, opgeschort voor de duur van de periode die begint met de dag waarop het advies door het Bureau in behandeling wordt genomen en eindigt met de dag waarop het advies is ontvangen. Deze opschorting duurt niet langer dan acht weken met een eenmalige mogelijkheid tot verlenging van 4 weken. Het bestuursorgaan informeert betrokkene onverwijld over een verlenging zoals hiervoor genoemd.

De verlenging van de adviestermijn van het Bureau met 4 weken en eventuele tijdelijke opschorting van de adviestermijn van het Bureau in de gevallen zoals bedoeld in artikel 15 lid 2 van de wet (verzoek om aanvullende informatie door het Bureau) kan leiden tot verdere opschorting van de wettelijke beslistermijn op de beschikking.

De conclusie van het advies van het Bureau levert drie mogelijke uitkomsten op, te weten geen gevaar, mindere mate van gevaar of ernstig gevaar.

Het bestuursorgaan mag, gelet op de deskundigheid van het Bureau, in beginsel van het advies uitgaan. Het bestuursorgaan dient zich er wel van te vergewissen dat het advies en het daartoe ingestelde onderzoek naar de feiten op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen en dat de feiten de conclusies kunnen dragen.

Het bestuursorgaan dat een advies van het Bureau ontvangt, kan dit advies, conform artikel 29 van de wet, gedurende twee jaar gebruiken in relatie tot andere beslissingen.

3.4 Gevolgen Bibob toets

Indien uit het eigen onderzoek en/of het advies van het Bureau blijkt dat er sprake is van ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet kan dit leiden tot het:

  • weigeren van de aangevraagde subsidie;

  • op een lager bedrag vast te stellen van de subsidie;

  • ten nadele van de betrokkene wijzigen van de subsidie;

  • intrekken van de verleende subsidie;

Naar aanleiding van het voorgenomen besluit wordt de betrokkene in de gelegenheid gesteld een zienswijze naar voren te brengen. Tegen een voor de betrokkene negatief besluit kan vervolgens bezwaar en beroep worden ingesteld.

Bij de conclusie ‘een mindere mate van gevaar’ kunnen aan de subsidie verplichtingen worden verbonden, die zijn gericht op het wegnemen of beperken van een dergelijk gevaar. Bij de conclusie 'geen gevaar' kan de subsidie worden verleend.

Citeertitel

Deze beleidsregel kan worden aangehaald als ‘Bibob beleidsregel subsidies ’s-Hertogenbosch 2019’.

Bekendmaking en inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking op de eerste dag na bekendmaking.

Ondertekening

Aldus vastgesteld op 16 april 2019,

door het college van burgemeester en wethouders van ’s-Hertogenbosch,

De secretaris,

mr. drs. I.A.M. Woestenberg.

De burgemeester,

drs. J.M.L.N. Mikkers