Regeling vervallen per 05-02-2019

Bomenverordening 2017 ‘s-Hertogenbosch

Geldend van 05-02-2019 t/m 04-02-2019

Intitulé

Bomenverordening 2017 ‘s-Hertogenbosch

De gemeenteraad van de gemeente ’s-Hertogenbosch,

in zijn openbare vergadering van 20 september 2017;

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 12 juli 2017, met reg.nr. 7121384;

gelet op de Gemeentewet;

Besluit

  • 1.

    Onder intrekking van het Bomenbeleidsplan 2010 het Bomenbeleidsplan 2017 vast te stellen.

  • 2.

    Onder intrekking van de Bomenverordening 2010 de Bomenverordening 2017 vast te stellen.

  • 3.

    Dit in te laten gaan na publicatie van de Bomenverordening 2017 en de vaststelling van de Groene Kaart door het College van B&W.

ARTIKEL 1: Begripsomschrijvingen

In deze afdeling wordt verstaan onder:

  • a.

    bebouwde kom: bebouwde kom vastgesteld in het kader van artikel 4.1 aanhef en onder a Wet natuurbescherming.

  • b.

    Beschermde houtopstand: houtopstanden die onderdeel zijn van de Groene Kaart en die voor velling omgevingsvergunningplichtig zijn.

  • c.

    bevoegd gezag: het bevoegd gezag als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Indien sprake is van, op grond van de Wabo ander bevoegd gezag, dan is het college het bestuursorgaan als bedoeld in artikel 2.26, derde lid Wabo, dat is aangewezen tot advisering.

  • d.

    Bomenfonds: gemeentelijke voorziening ter financiering van herplant van houtopstand.

  • e.

    boom: een houtig opgaand overblijvend levend gewas met een stamomtrek van minimaal 12 cm gemeten op 1,30 meter hoogte boven het maaiveld. In geval van meerstammigheid geldt de omtrek van de dikste stam. In afwijking van deze minimale stamomtrek van 12 cm geldt geen minimale stamomtrek indien het bomen zijn als bedoeld in artikel 12.

  • f.

    Bomeneffect-analyse: een beoordeling van de gevolgen van voorgenomen bouw of aanleg voor een houtopstand.

  • g.

    boomwaarde: de monetaire waarde van een houtopstand zoals getaxeerd volgens de meest recente Richtlijn van Nederlandse Vereniging van Taxateurs van Bomen.

  • h.

    bouwvlak: een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge het bestemmingsplan bepaalde gebouwen of bouwwerken zijn toegelaten.

  • i.

    college: college van burgemeester en wethouders van de gemeente ‘s-Hertogenbosch.

  • j.

    compensatieplan: overzicht waarin opgenomen: aantal en soort te plaatsen nieuwe houtopstand in het plangebied als vervanging van aantal en soort te kappen houtopstand.

  • k.

    dunning: een velling uitsluitend bedoeld als verzorgingsmaatregel ter bevordering van groei van na dunning overblijvende houtopstand.

  • l.

    dendrologische waarde: houdt verband met de botanische waarde van bomen, heesters en in het algemeen houtachtige planten.

  • m.

    Groene Kaart: “Groene Kaart ‘s-Hertogenbosch” met daarin opgenomen aangewezen gebieden of structuren die Beschermde houtopstand bevatten en bomenlijsten met Beschermde houtopstand met daarbij horende beschrijvingen.

  • n.

    hakhout: één of meer houtopstanden, vanuit landschappelijk of cultuurhistorisch oogpunt aangeplant als hakhout, die na periodiek terugkerende velling, opnieuw op de stronk uitlopen.

  • o.

    herplant: in het kader van artikel 8, 9 of op grond van andere wettelijke voorschriften herplanten van houtopstand.

  • p.

    houtachtige: een houtig opgaand en in beginsel overblijvend gewas.

  • q.

    houtopstand: één of meer bomen of hakhout.

  • r.

    kandelaberen: het tot op de hoofdtakken snoeien van de houtopstand.

  • s.

    knotten: het afzagen van de kroon van de houtopstand.

  • t.

    Monumentale bomenlijst: vastgestelde lijst met Monumentale houtopstanden in particulier of gemeentelijk eigendom, die onderdeel is van de Groene Kaart.

  • u.

    Monumentale houtopstand: Beschermde houtopstand die staat vermeld op de Monumentale bomenlijst.

  • v.

    noodvelling: velling van houtopstand, die nodig is in verband met grote gevaarzetting voor de directe omgeving.

  • w.

    Sfeervlak: op Groene Kaart aangewezen vlakken met daarin Beschermde houtopstand.

  • x.

    Structuren: op de Groene Kaart aangewezen structuren met daarin Beschermde houtopstand.

  • y.

    vellen: Betreft vellen, doen vellen of laten vellen. Dit is rooien, kappen, of verplanten of het snoeien van meer dan 20 procent van de kroon of het wortelgestel, met inbegrip van voor de eerste keer kandelaberen of knotten,

  • Betreft het verrichten van handelingen, zowel boven als ondergronds, die de dood, ernstige beschadiging of ernstige ontsiering van de houtopstand ten gevolge kunnen hebben.

  • z.

    Verklaring van geen bedenkingen: verklaring van bij wet aangewezen orgaan.

  • aa.

    Waardevolle bomenlijst: vastgestelde lijst met Waardevolle houtopstanden in particulier of gemeentelijk eigendom, die onderdeel is van de Groene Kaart.

  • ab.

    Waardevolle houtopstand: Beschermde houtopstand die staat vermeld op de Waardevolle bomenlijst.

ARTIKEL 2: Groene Kaart

  • 1.

    Het college stelt een Groene Kaart vast.

  • 2.

    De Groene Kaart wordt indien noodzakelijk om de 5 jaar opnieuw vastgesteld.

  • 3.

    Het college kan besluiten tussentijds delen van de Groene Kaart gewijzigd vast te stellen.

  • 4.

    De Groene Kaart bestaat uit een topografische kaart met bijbehorend register, de Monumentale bomenlijst en Waardevolle bomenlijst en vermeldt:

    • a.

      Monumentale houtopstanden;

    • b.

      Waardevolle houtopstanden;

    • c.

      Sfeervlakken;

    • d.

      Structuren.

ARTIKEL 3: Velverbod Monumentale en Waardevolle houtopstand

  • 1.

    Het is verboden Monumentale of Waardevolle houtopstand te vellen, te doen vellen of te laten vellen.

  • 2.

    Het bevoegd gezag kan via een omgevingsvergunning ontheffing verlenen van het in het eerste lid gestelde verbod.

  • 3.

    Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor:

    • a.

      houtopstand die moet worden geveld krachtens de Plantenziektenwet of krachtens een aanschrijving van het bevoegd gezag;

    • b.

      het periodiek vellen van hakhout ter uitvoering van het reguliere onderhoud;

    • c.

      het periodiek scheren, knotten of kandelaberen als noodzakelijke beheermaatregel bij vormbomen ter uitvoering van het reguliere onderhoud;

    • d.

      het verrichten van snoeiwerkzaamheden aan houtopstand met achterstallig onderhoud.

  • 4.

    Het bevoegd gezag kan indien een houtopstand direct gevaar oplevert die noodvelling noodzakelijk maakt, besluiten dat de omgevingsvergunning voor het vellen direct in werking treedt. Het besluit wordt zo spoedig mogelijk bekend gemaakt.

ARTIKEL 4: Criteria Monumentale en Waardevolle houtopstand

  • 1.

    Een ontheffing voor het vellen van Monumentale en Waardevolle houtopstand kan, mits alternatieven voor behoud zijn onderzocht, slechts bij uitzondering worden verleend:

    • a.

      indien naar boomdeskundige maatstaven instandhouding niet langer verantwoord s ter voorkoming van door tak- of stambreuk veroorzaakt letsel of schade, ter voorkoming van onrechtmatige hinder of dat de houtopstand aan vervanging toe is;

    • b.

      indien sprake is van een Monumentale houtopstand, een zwaarwegend algemeen maatschappelijk belang opweegt tegen duurzaam behoud van de houtopstand of de levensverwachting van de houtopstand minder dan 5 jaar is;

    • c.

      indien sprake is van een Waardevolle houtopstand, een algemeen maatschappelijk belang opweegt tegen duurzaam behoud van de houtopstand of een zwaarwegend individueel belang van niet tijdelijke aard opweegt tegen duurzaam behoud van de houtopstand of de levensverwachting van de houtopstand minder dan 5 jaar is.

ARTIKEL 5: Velverbod overig

  • 1.

    Het is verboden zonder omgevingsvergunning van het bevoegd gezag en onverminderd het gestelde in artikel 3, de volgende houtopstanden te vellen:

    • a.

      in Structuur staande, niet als Monumentale of Waardevolle houtopstand aangewezen hakhout, of zodanige boom met een minimale stamomtrek van 35 cm gemeten op 1,30 meter hoogte boven het maaiveld;

    • b.

      in Sfeervlak staande, niet als Monumentale of Waardevolle houtopstand aangewezen hakhout, of zodanige boom met een minimale stamomtrek van 100 cm gemeten op 1,30 meter boven het maaiveld;

    • c.

      herplant van houtopstanden.

  • 2.

    Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor:

    • a.

      houtopstanden die moeten worden geveld krachtens de Plantenziektenwet of krachtens een aanschrijving van het college;

    • b.

      het periodiek vellen van hakhout ter uitvoering van het reguliere onderhoud;

    • c.

      het periodiek scheren, knotten of kandelaberen als noodzakelijke beheermaatregel bij vormbomen ter uitvoering van het reguliere onderhoud;

    • d.

      het verrichten van snoeiwerkzaamheden aan bomen met achterstallig onderhoud;

    • e.

      dunning;

    • f.

      velling van houtopstanden in eigendom van de gemeente, die staan in een Sfeervlak;

    • g.

      houtopstanden waar voor velling een omgevingsvergunning nodig is voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of vooruitvoer van werkzaamheden, in gevallen waarin dat bij een bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit is bepaald.

  • 3.

    Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet als het zijn:

    • a.

      vruchtbomen en windschermen om boomgaarden, behoudens velling van hoogstambomen;

    • b.

      fijnsparren, niet ouder dan 20 jaar, bestemd om te dienen als kerstbomen en geteeld op daarvoor in het bijzonder bestemde terreinen;

    • c.

      kweekgoed;

    • d.

      uit populieren, wilgen, essen of elzen bestaande beplantingen die kennelijk zijn bedoeld voor de productie van houtige biomassa, indien zij:

      • 1.

        ten minste eens per 10 jaar worden geoogst;

      • 2.

        bestaan uit minstens tienduizend stoven per hectare per beplantingseenheid, zijnde een aaneengesloten beplanting die niet wordt doorsneden door onbeplante stroken breder dan 2 meter, en

      • 3.

        zijn aangelegd na 1 januari 2013.

  • 4.

    Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor houtopstanden in Sfeervlakken en herplant, indien deze staan buiten de bebouwde kom tenzij:

    • a.

      de houtopstanden staan in erven en tuinen of;

    • b.

      de houtopstanden een zelfstandige eenheid vormen van minder dan 10 are of;

    • c.

      de houtopstanden bestaan uit rijbeplanting van niet meer dan 20 bomen gerekend over het totaal aantal rijen.

  • 5.

    Het bevoegd gezag besluit, indien een houtopstand direct gevaar oplevert die noodvelling noodzakelijk maakt, dat de omgevingsvergunning voor het vellen direct in werking treedt. Het besluit wordt zo spoedig mogelijk bekend gemaakt.

ARTIKEL 6: Criteria overig

  • 1.

    Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning voor de activiteit vellen als bedoeld in artikel 5 weigeren, dan wel onder voorschriften of beperkingen verlenen.

  • 2.

    De omgevingsvergunning voor het vellen van een houtopstand als bedoeld in artikel 5 kan worden geweigerd, indien de belangen van verlening niet opwegen tegen de belangen van behoud van de houtopstand op basis van één of meer van de volgende waarden:

    • a.

      natuurwaarden van de houtopstand;

    • b.

      landschappelijke waarden van de houtopstand;

    • c.

      cultuurhistorische waarden van de houtopstand;

    • d.

      beeldbepalende waarden van de houtopstand;

    • e.

      waarden van de houtopstand voor stads- en dorpsschoon;

    • f.

      dendrologische waarde van de houtopstand;

    • g.

      waarden van de houtopstand voor de leefbaarheid.

ARTIKEL 7: Aanvraag

  • 1.

    De omgevingsvergunning moet schriftelijk of digitaal en gemotiveerd worden aangevraagd, door of namens dan wel met toestemming van degene, die krachtens zakelijk recht of door publiekrechtelijke bevoegdheid gerechtigd is over de houtopstand te beschikken.

  • 2.

    Een overzicht van de overige vergunningen, en eventuele toestemmingen die nodig zijn voor de realisatie van het project wordt bij aanvraag overlegd, of als te vergunnen activiteiten in de aanvraag verwerkt.

  • 3.

    Het bevoegd gezag kan eisen dat bij de aanvraag een Bomeneffect-analyse wordt overgelegd.

ARTIKEL 8: Bijzondere voorschriften

  • 1.

    Tot de aan de omgevingsvergunning te verbinden voorschriften, kan behoren het voorschrift dat binnen een bepaalde termijn en overeenkomstig de door het bevoegd gezag te geven aanwijzingen moet worden herplant.

  • 2.

    In het voorschrift als bedoeld in het eerste lid wordt telkens bepaald binnen welke termijn na de herplant en op welke wijze niet aangeslagen herplant, moet worden vervangen.

  • 3.

    Indien niet ter plaatse kan worden herplant, kan tot de omgevingsvergunning te verbinden voorschriften behoren, het voorschrift dat een geldelijke bijdrage gestort dient te worden in het Bomenfonds.

  • 4.

    De geldelijke bijdrage kan worden vastgesteld op grond van de boomwaarde.

  • 5.

    Tot de aan de omgevingsvergunning tot vellen te verbinden voorschriften, kan het voorschrift behoren dat pas tot vellen van de houtopstand op en bij bouw- en aanlegwerken of andere ruimtelijke herinrichting of reconstructie mag worden overgegaan indien andere vergunningen of toestemmingen zijn verleend of ruimtelijke plannen zijn vastgesteld en de feitelijke en financiële voortgang van de werken voldoende gewaarborgd is.

  • 6.

    Degene aan wie een voorschrift als bedoeld in het eerste tot het derde lid is opgelegd, alsmede zijn rechtsopvolger, is verplicht daaraan te voldoen.

ARTIKEL 9: Herplant/instandhoudingsplicht

  • 1.

    Indien een houtopstand waarop het verbod tot vellen van artikel 3 of artikel 5 van toepassing is, zonder omgevingsvergunning van het bevoegd gezag is geveld, dan wel op andere wijze teniet is gegaan, kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde tot de grond waarop zich de houtopstand bevond dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen te herplanten overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen en binnen een door hen te stellen termijn.

  • 2.

    Wordt een verplichting als bedoeld in het eerste lid opgelegd, dan wordt daarbij tevens bepaald binnen welke termijn na herplant en op welke wijze niet aangeslagen herplant moet worden vervangen.

  • 3.

    Indien niet ter plaatse kan worden herplant, kan tot de omgevingsvergunning te verbinden voorschriften behoren, het voorschrift dat een geldelijke bijdrage gestort dient te worden in het Bomenfonds.

  • 4.

    De geldelijke bijdrage kan worden vastgesteld op grond van de boomwaarde.

  • 5.

    Indien een houtopstand waarop het verbod tot vellen van toepassing is in het voortbestaan ernstig wordt bedreigd, kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde tot de grond waarop zich de houtopstand bevindt dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen om:

    • a.

      overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn voorzieningen te treffen, waardoor die bedreiging wordt weggenomen;

    • b.

      een Bomeneffect-analyse op te stellen en aan te bieden aan het bevoegd gezag.

    • c.

      Degene aan wie de verplichting als bedoeld in het eerste tot het derde lid is opgelegd, alsmede zijn rechtsopvolger, is verplicht daaraan te voldoen.

ARTIKEL 10: Beperking geldigheidsduur

  • 1.

    De omgevingsvergunning tot vellen als bedoeld in deze verordening vervalt, indien daarvan niet binnen maximaal drie jaar na het onherroepelijk zijn van de omgevingsvergunning gebruik is gemaakt.

  • 2.

    Als vergunning is verleend voor het vellen van meer dan één houtopststand, is de omgevingsvergunning voor alle te vellen houtopstanden slechts drie jaar geldig, ook als in fasen geveld wordt.

ARTIKEL 11: Intrekking of wijziging

De omgevingsvergunning kan worden ingetrokken of gewijzigd:

  • a.

    indien op grond van een verandering van omstandigheden of inzichten opgetreden na het verlenen van de omgevingsvergunning, intrekking of wijziging noodzakelijk is, of is vereist vanwege het belang of de belangen ter bescherming waarvan de omgevingsvergunning is verleend;

  • b.

    indien de houder dit verzoekt.

ARTIKEL 12: Afstand tot de erfgrenslijn

De afstand als bedoeld in artikel 5:42 van het Burgerlijk Wetboek, is vastgesteld op 0,5 meter voor bomen en op nihil voor heesters en heggen.

ARTIKEL 13: Bestrijding van boomziekten

  • 1.

    Indien zich op een terrein één of meer houtachtigen bevinden die naar het oordeel van het college gevaar opleveren van verspreiding van een boomziekte of voor vermeerdering van de ziekteverspreiders zoals insecten, is de rechthebbende, indien hij daartoe door het college is aangeschreven, verplicht binnen de bij aanschrijving vast te stellen termijn:

    • a.

      de houtachtige te vellen;

    • b.

      conform richtlijnen van het college de gevelde houtachtige direct zodanig te behandelen dat verspreiding van de boomziekte wordt voorkomen.

  • 2.

    Het is verboden zonder vergunning van het college gevelde houtachtige of delen daarvan voor handen of in voorraad te hebben of te vervoeren, indien het een soort betreft die de desbetreffende boomziekte kan verspreiden.

  • 3.

    Het niet voldoen aan de in het eerste lid bedoelde aanschrijving biedt een basis voor de toepassing van bestuursdwang, waarbij de noodzakelijke werkzaamheden, voor risico en voor rekening van aangeschrevene, door of namens de gemeente kunnen worden verricht.

ARTIKEL 14: Bescherming gemeentelijke houtachtigen

Het is verboden om houtachtigen, die eigendom van de gemeente ‘s-Hertogenbosch zijn, te beschadigen, te bekladden, te vellen of te beplakken, daaraan snoeiwerk te verrichten behoudens door of in opdracht van ambtenaren ter uitoefening van de hun opgedragen boomverzorgende taak.

ARTIKEL 15: Uitzicht belemmerende beplanting

De zakelijk gerechtigde van een houtachtige die aan het wegverkeer het vrije uitzicht kan belemmeren of daarvoor op een andere wijze hinder of gevaar kan opleveren, is verplicht deze beplanting te snoeien of op te binden, of te verwijderen na aanschrijving door het college, binnen door haar te stellen termijn en overeenkomstig haar aanwijzingen.

ARTIKEL 16: Strafbepaling

Hij die handelt in strijd met artikel 13 of 14, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of een geldboete van de tweede categorie.

ARTIKEL 17: Toezicht en opsporing

  • 1.

    Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordeningzijn belast de bij besluit van bevoegd gezag aangewezen personen.

  • 2.

    Met de opsporing van de in deze afdeling strafbaar gestelde feiten zijn behalve de ambtenaren, genoemd in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering, belast de daartoe door het bevoegde gezag aangewezen buitengewone opsporingsambtenaren.

ARTIKEL 18: Overgangsbepaling

Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze Bomenverordening ’s-Hertogenbosch 2017 een aanvraag om een omgevingsvergunning op grond van de Bomenverordening gemeente ‘s-Hertogenbosch 2010 is ingediend en vóór de inwerkingtreding van deze Bomenverordening nog niet op die aanvraag is beslist, worden de bepalingen overeenkomstig de Bomenverordening gemeente ‘s-Hertogenbosch 2010 toegepast. Op een aanhangig bezwaar- of beroepschrift betreffende een omgevingsvergunning waarvan de aanvraag is ingediend ten tijde van de geldigheid van de Bomenverordening ‘s-Hertogenbosch 2010 wordt beslist conform die verordening.

ARTIKEL 19: Slotbepaling

  • 1.

    Deze verordening kan worden aangehaald als: “Bomenverordening ‘s-Hertogenbosch 2017”.

  • 2.

    Tegelijkertijd met de inwerkingtreding van deze verordening wordt de Bomenverordening ‘s-Hertogenbosch 2010 ingetrokken.

  • 3.

    Deze verordening treedt in werking de dag na bekendmaking en na vaststelling, bekendmaking en onherroepelijkheid van de Groene Kaart.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 20 september 2017

's-Hertogenbosch,

De gemeenteraad voornoemd,

De griffier,

Drs. W.G. Amesz

De voorzitter,

mr. dr. A.G.J.M. Rombouts

TOELICHTING

ARTIKEL 1: Begripsomschrijvingen

f. Bomeneffect-analyse

Houtopstanden worden regelmatig (ernstig) beschadigd of vernietigd door bouw en aanleg van huizen, wegen, rioleringen of kabels en leidingen. Vaak gebeurt dit ongewenst en onbedoeld, omdat er te laat is gekeken naar de gevolgen voor de bomen, waardoor ze niet ingepast of (onherstelbaar) beschadigd raken. De Bomeneffect-analyse (BEA) is een nauwgezette en onafhankelijke beoordeling, voorafgaand aan voorgenomen bouw of aanleg. De BEA waarborgt de boomtechnische kwaliteit en garandeert een goede beoordeling van alle effecten en mogelijke alternatieven. Een BEA dient uitgevoerd te wor-den door een deskundig boomverzorger of boomtechnisch adviseur. De resultaten van deze beoordeling kunnen vervolgens worden meegenomen in de besluitvorming rond omgevingsvergunningverlening.

w. en x. Sfeervlakken of Structuren kunnen ook Monumentale en Waardevolle houtopstand bevatten.

y. vellen

Vellen is elke wijze van het te gronde richten van een houtopstand ongeacht of dit gedeeltelijk is, bijvoorbeeld bij snoeien, of volledig, zoals bij rooien (inclusief stobbe verwijderen). Ook maatregelen die een ingrijpende wijziging zijn, zoals kandelaberen of het snoeien van meer dan twintig procent van het kroonvolume, vallen onder vellen. Dit om het ernstig beschadigen of ontsieren van een boomkroon tegen te kunnen gaan. Het in stand houden door periodieke snoei van de door kandelaberen of knotten ontstane kroonvorm is niet omgevingsvergunningplichtig. De eerste keer kandelaberen of knotten is wel omgevingsvergunningplichtig. Het verwijderen van hoofdwortels, waarvan kan worden aangenomen dat daardoor de houtopstand ernstige schade oploopt, valt eveneens onder het begrip vellen.

ARTIKEL 4: Criteria Monumentale en Waardevolle houtopstand

Lid 1 onder a. Indien een houtopstand naar boomdeskundige maatstaven gevaarzettend is, kan dit een grondslag zijn voor verlening omgevingsvergunning. Het gaat dan bijvoorbeeld om een houtopstand die in zodanige conditie is dat er een risicovolle kans is op schade of letsel door tak- of stambreuk. Onder onrechtmatige hinder wordt verstaan onrechtmatige hinder als in artikel 5:37 Burgerlijk Wetboek.

ARTIKEL 5: Velverbod overig

Lid 2 onder g. Om dubbeling van regelgeving te voorkomen is van het velverbod van artikel 5 vrijgesteld, het vellen van houtopstanden indien daar voor uitvoer van die velling een omgevingsvergunning voor een vergelijkbare activiteit nodig is. Dit is een omgevingsvergunning voor uitvoer van een werk of werkzaamheden zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder b Wabo. Het gaat dan vaak om velling van houtopstanden waarvoor op grond van het bestemmingsplan al een omgevingsvergunning voor uitvoer van de velling, nodig is.