Regeling vervallen per 07-04-2021

Algemene Subsidieverordening Gemeente Aa en Hunze 2006

Geldend van 01-02-2006 t/m 06-04-2021

Intitulé

Algemene Subsidieverordening Gemeente Aa en Hunze 2006

Hoofdstuk I Inleidende bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    de wet: de Algemene wet bestuursrecht;

  • b.

    beleidsveld: samenhangende activiteiten om een specifiek deel van het gemeentelijk beleid te realiseren;

  • c.

    subsidie: zoals omschreven in de wet

  • d.

    subsidieplafond: zoals omschreven in de wet

  • e.

    egalisatiereserve: een reserve, die ertoe dient om onvoorziene schommelingen in de bedrijfsvoering op te vangen

  • f.

    budgetsubsidie: een subsidie waarmee de gemeente de activiteiten van de ontvanger inhoudelijk stuurt op resultaten;

  • g.

    prestatiesubsidie: een subsidie, waarbij de gemeente de activiteiten van de ontvanger stuurt op prestatie(s);

  • h.

    projectsubsidie: een eenmalig verstrekte subsidie ten behoeve van activiteiten van de aanvrager, niet zijnde een waarderingssubsidie;

  • i.

    waarderingssubsidie: een subsidie waarbij de gemeente de activiteiten van de ontvanger niet zo zeer op aard en inhoud stuurt, maar als blijk van waardering

  • j.

    éénmalige subsidie: een subsidie voor een éénmalige activiteit of een project;

  • k.

    investeringssubsidie: een subsidie voor de aanschaf, bouw of verbouwing van gebouwen of voor de aanschaf van andere kapitaalgoederen, waarvan de lasten onevenredig zwaar op de exploitatie van een aanvrager drukken;

  • l.

    de raad: de gemeenteraad van Aa en Hunze

  • m.

    het college: het college van Burgemeester en wethouders van Aa en Hunze

Artikel 2 Reikwijdte

Deze verordening is van toepassing op alle door de gemeente te verstrekken subsidies voor activiteiten op het gebied van welzijn, zorg, educatie, kunst en cultuur, sport en recreatie, sociaal cultureel werk, onderwijs, openbare orde en veiligheid, die het belang van de gemeente en/of haar inwoners dienen.

Artikel 3 Bevoegdheden

  • 1.

    Het college is bevoegd tot het verstrekken van subsidies binnen de door de raad gestelde kaders.

  • 2.

    Het college is belast met de uitvoering van deze verordening.

  • 3.

    Het college is bevoegd voor bepaalde vormen van subsidies nadere regels te stellen.

  • 4.

    Het college is bevoegd om voor de uitvoering van de subsidiebeschikking een overeenkomst te sluiten, zoals bedoeld in artikel 4:36 van de wet.

Artikel 4 Rechtspersoonlijkheid

  • 1.

    Subsidie wordt slechts verleend aan rechtspersonen.

  • 2.

    Het college kan in afwijking van het eerste lid subsidie verlenen aan natuurlijke personen en / of groepen van natuurlijke personen.

Artikel 5 Subsidieplafond

  • 1.

    De raad kan voor aanvang van het subsidietijdvak voor bepaalde beleidsvelden een subsidieplafond instellen.

  • 2.

    Het college maakt voor aanvang van het subsidietijdvak bekend, hoe de beschikbare subsidie wordt verdeeld wanneer het subsidieplafond dreigt te worden overschreden.

Hoofdstuk II Subsidieverstrekking

Artikel 6 Subsidieaanvraag

  • 1.

    Een aanvraag voor een subsidie dient vóór 15 mei van het jaar voorafgaand aan het jaar waarvoor subsidie wordt gevraagd schriftelijk te worden ingediend bij het college.

  • 2.

    Bij een aanvraag voor een subsidie, moet de aanvrager in ieder geval de volgende stukken indienen:

    • -

      het activiteitenplan, waarin een overzicht is opgenomen van door de instelling voorgenomen activiteiten en de door de instelling nagestreefde doelen;

    • -

      een gespecificeerde begroting, waarin de kosten van het uit te voeren werkprogramma per activiteit worden gespecificeerd

    • -

      een meerjarenbegroting.

  • 3.

    Het college kan modellen dan wel richtlijnen vaststellen voor de stukken die bij een aanvraag moeten worden ingediend.

  • 4.

    Bij een eerste subsidieaanvraag moet de aanvrager, in aanvulling op lid 2, de volgende stukken indienen:

    • -

      een afschrift van de notarieel vastgelegde statuten of bij ontbreken daarvan een afschrift van het huishoudelijk reglement;

    • -

      een beschrijving van de organisatievorm van de instelling voor zover niet vervat in de statuten van de instelling;

    • -

      een opgave van de actuele bestuurssamenstelling.

  • 5.

    Het college kan indien een aanvraag niet tijdig of onvolledig is ingediend, besluiten de aanvraag niet te behandelen, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gekregen binnen een redelijke termijn de aanvraag aan te vullen.

  • 6.

    Het college kan indien het dit nodig acht ook andere gegevens vragen voor het beoordelen van de aanvraag.

Artikel 7 Meerjarige subsidie

  • 1.

    Het college verstrekt subsidies in beginsel per boekjaar. Afdeling 4.2.8 van de wet is hierop van toepassing.

  • 2.

    Het college kan subsidie verstrekken voor een periode van langer dan één boekjaar.

  • 3.

    Indien het college een meerjarige subsidie verstrekt, geeft het in de beschikking aan op welk bedrag de aanvrager voor ieder jaar recht heeft, dan wel op welke wijze het toegekende bedrag jaarlijks geïndexeerd wordt.

  • 4.

    Indien er sprake is van indexering, past het college jaarlijks het subsidiebedrag aan, conform deze indexering.

Artikel 8 Subsidieverlening

Het college deelt een beslissing over een directe vaststelling of verlening van een subsidie binnen zes weken na vaststelling van de gemeentebegroting schriftelijk mee aan de aanvrager.

Artikel 9 Voorschriften

  • 1.

    Het college kan aan de subsidieverlening voorschriften verbinden.

  • 2.

    Instellingen, die werken met vrijwilligers moeten deze vrijwilligers verzekeren tegen de gevolgen van ongevallen en wettelijke aansprakelijkheid.

  • 3.

    Instellingen die betaalde krachten in dienst hebben, treffen zelf de nodige voorzieningen voor ziekte, arbeidsongeschiktheid en dergelijke.

Artikel 10 Weigeringsgronden

Subsidie kan, naast de in artikel 4.25 en 4.35 van de Wet genoemde gevallen worden geweigerd, indien gegronde redenen bestaan om aan te nemen dat:

  • -

    de activiteiten van de aanvrager niet gericht zullen zijn op de gemeente, of niet aanwijsbaar ten goede komen aan ingezetenen van de gemeente;

  • -

    de gelden niet, of in onvoldoende mate besteed zullen worden voor het doel waarvoor de subsidie beschikbaar wordt gesteld;

  • -

    de aanvrager doelstellingen heeft of activiteiten zal ontplooien die in strijd zijn met de wet, het algemeen belang, of de openbare orde;

  • -

    de aanvrager ook zonder subsidieverstrekking over voldoende gelden, hetzij uit eigen middelen, hetzij uit middelen van derden kan beschikken om de kosten van de activiteiten te dekken;

  • -

    de subsidieverstrekking niet past binnen het beleid van de gemeente Aa en Hunze.

Artikel 11 Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1.

    De subsidieontvanger stelt het boekjaar gelijk aan het subsidiejaar, tenzij hij hiervoor van het college schriftelijk ontheffing krijgt.

  • 2.

    De subsidieontvanger geeft opdracht tot onderzoek van het financiële verslag aan een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.

    • -

      De accountant onderzoekt of het financiële verslag voldoet aan de bij of krachtens de wet gestelde voorschriften en of het activiteitenverslag, voor zover hij dat verslag kan beoordelen, met het financiële verslag verenigbaar is.

    • -

      De accountant geeft de uitslag van zijn onderzoek weer in een schriftelijke verklaring omtrent de getrouwheid van het financiële verslag.

  • 3.

    Het college kan bij subsidieverlening de subsidieontvanger verplichten voor bepaalde rechtshandelingen schriftelijk toestemming te vragen aan het college.

  • 4.

    Instellingen die in overwegende mate of geheel afhankelijk zijn van subsidie van de gemeente Aa en Hunze moeten vooraf schriftelijk toestemming hebben van het college voor het creëren van een voorziening.

  • 5.

    Het college kan bij de subsidieverlening aan de subsidieontvanger verplichtingen opleggen die strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie.

  • 6.

    Het college kan verplichtingen die niet strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie slechts aan de subsidie verbinden voorzover dit bij wettelijk voorschrift is bepaald.

  • 7.

    Verplichtingen als bedoeld in het voorgaande lid, kunnen slechts betrekking hebben op de wijze waarop, of de middelen waarmee de gesubsidieerde activiteiten worden verricht.

Artikel 12 Egalisatiereserve

  • 1.

    Het college kan bij subsidieverlening bepalen dat de ontvanger een egalisatiereserve mag of juist moet vormen en hoe groot deze mag of moet zijn.

  • 2.

    Het college kan bij subsidieverlening bepalen welk bedrag de ontvanger jaarlijkse maximaal toevoegt aan de egalisatiereserve.

  • 3.

    De egalisatiereserve is niet groter dan 10% van het totaal van de jaarlasten, minus de huurlasten of kapitaalslasten van een eigen gebouw en storting in voorzieningen en de jaarbaten, minus overheidssubsidies.

  • 4.

    Het college kan een ontvanger schriftelijk toestemming geven een grotere egalisatiereserve op te bouwen, indien ontvanger, naar het oordeel van het college te maken heeft met buitengewone bedrijfsrisico’s.

  • 5.

    Als de egalisatiereserve hoger is dan het bepaalde in lid 3 of lid 4 brengt het college het meerdere in mindering op de subsidie voor de volgende periode.

  • 6.

    Het college kan hier van afwijken als het in overleg met de instelling een besteding overeenkomt, die past binnen de subsidiabele activiteiten of producten.

Artikel 13 Tussentijdse rapportage

  • 1.

    Het college kan de subsidieontvanger verplichten tussentijds te rapporteren over de voortgang van de gesubsidieerde activiteiten.

  • 2.

    Het college geeft in de subsidievoorschriften aan hoe de tussentijdse rapportage dient plaats te vinden.

  • 3.

    De subsidieontvanger brengt de volgende zaken onverwijld ter kennis van het college:

    • -

      oprichting van of deelname in een andere rechtspersoon;

    • -

      wijziging van de statuten of het huishoudelijk reglement;

    • -

      ontbinding van de rechtspersoon;

    • -

      wijzigingen in de samenstelling van het bestuur;

    • -

      faillissement, surséance van betaling of andere ernstige financiële problemen;

    • -

      andere wijzigingen die van betekenis zijn voor de subsidieverhouding.

Artikel 14 Vaststelling

  • 1.

    Uiterlijk binnen 4 maanden na afloop van het subsidietijdvak of beëindiging van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, dient de subsidieontvanger bij het college een aanvraag in tot vaststelling van de subsidie.

  • 2.

    De aanvraag tot subsidievaststelling bevat in ieder geval:

    • -

      een verslag van de activiteiten. Dit verslag beschrijft de aard en omvang van de activiteiten waarvoor subsidie werd verleend en bevat een vergelijking tussen de nagestreefde en de gerealiseerde doelstellingen en een toelichting op de verschillen.

    • -

      een financieel verslag. Dit verslag geeft inzicht in het vermogen, het exploitatiesaldo, de solvabiliteit en liquiditeit van de subsidieontvanger. Een egalisatiereserve staat op de balans als zelfstandige post met verantwoording. Het financieel verslag sluit aan op de begroting waarvoor subsidie is verleend en behelst een vergelijking met de gerealiseerde inkomsten en uitgaven van het jaar voorafgaande aan het boekjaar. Het financieel verslag dient voorzien te zijn van een accountantsverklaring.

    • -

      een exploitatieoverzicht met toelichting. In het exploitatieoverzicht staan de mutaties in de egalisatiereserve.

    • -

      een accountantsverklaring, als beschreven in art. 11 lid 2 van deze verordening.

  • 3.

    Het college kan in voorkomende gevallen bepalen dat van het bepaalde in het eerste en tweede lid kan worden afgeweken.

  • 4.

    Indien de subsidieontvanger niet binnen de gestelde termijn een aanvraag tot vaststelling heeft ingediend, kan het college de subsidie geheel of gedeeltelijk ambtshalve vaststellen.

  • 5.

    Het college stelt binnen 8 weken na de aanvraag om vaststelling de subsidie definitief vast.

  • 6.

    Het college kan een verleende subsidie lager vaststellen, indien:

    • -

      de activiteiten waarvoor subsidie is verleend niet of niet geheel hebben plaatsgevonden of zullen plaatsvinden;

    • -

      de subsidieontvanger niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

    • -

      de subsidieontvanger onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag op subsidieverlening zou hebben

    • -

      geleid;

    • -

      de subsidieverlening anderszins onjuist was en de subsidieontvanger dit wist, of behoorde te weten.

Artikel 15 Wijziging en intrekking

  • 1.

    Het college kan, zo lang de subsidie nog niet is vastgesteld de subsidieverlening intrekken, of ten nadele van de subsidieontvanger wijzigen, indien:

    • -

      de activiteiten waarvoor subsidie is verleend niet of niet geheel hebben plaatsgevonden of zullen plaatsvinden;

    • -

      de subsidieontvanger niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

    • -

      de subsidieontvanger onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag op subsidieverlening zou hebben geleid;

    • -

      de subsidieverlening anderszins onjuist was en de subsidieontvanger dit wist, of behoorde te weten;

    • -

      met toepassing van artikel 4.34, vijfde lid van de wet een beroep wordt gedaan op de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.

  • 2.

    Indien sprake is van meerjarige subsidies is lid 1 ook van toepassing bij significante gemeentelijke lastenstijgingen of inkomstenderving vanwege exogene factoren, zulks ter beoordeling van de raad.

  • 3.

    Het college kan de subsidievaststelling intrekken of ten nadele van de subsidieontvanger wijzigen, indien:

    • -

      op grond van feiten of omstandigheden, waarvan zij bij de subsidievaststelling redelijkerwijze niet op de hoogte konden zijn en op grond waarvan de subsidie lager dan overeenkomstig de subsidieverlening zou zijn vastgesteld;

    • -

      de subsidievaststelling onjuist was en de subsidieontvanger dit wist, of dit behoorde te weten;

    • -

      de subsidieontvanger na de subsidievaststelling niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen.

Artikel 16 Betaling

Het subsidiebedrag wordt binnen zes weken na de subsidievaststelling betaald, onder verrekening van eventueel betaalde voorschotten.

Hoofdstuk III Afwijkende bepalingen subsidiesoorten

Artikel 17 Toepasselijke bepalingen budgetsubsidies

  • 1.

    Op budgetsubsidies zijn de bepalingen van Hoofdstuk II van toepassing voorzover dit artikel geen afwijkende bepalingen geeft.

  • 2.

    De aanvrager van een budgetsubsidie drukt het activiteitenplan en de begroting uit in meetbare prestaties met vermelding van de daarvoor benodigde personele en materiële middelen en de door de instelling nagestreefde doelen.

  • 3.

    Het college verstrekt een budgetsubsidie onder de voorwaarde dat de subsidieontvanger meewerkt aan de totstandkoming van een uitvoeringsovereenkomst.

  • 4.

    Het college treedt in overleg met de aanvrager om tot overeenstemming te komen over de gewenste activiteiten en resultaten en de te verstrekken subsidie.

  • 5.

    De ontvanger van een budgetsubsidie rapporteert uiterlijk op 1 september van het subsidiejaar aan het college over de voortgang van de activiteiten in de eerste zes maanden van het jaar en geeft een prognose voor de tweede zes maanden, inclusief een financiële vertaling.

  • 6.

    De ontvanger geeft indien de tussentijdse resultaten niet overeenkomen met de afgesproken resultaten aan hoe hij de afgesproken resultaten alsnog zal realiseren.

  • 7.

    Het college kan aangeven hoe deze rapportage moet plaatsvinden.

Artikel 18 Toepasselijke bepalingen prestatiesubsidies

  • 1.

    Op prestatiesubsidies zijn de bepalingen van hoofdstuk II van toepassing voorzover dit artikel geen afwijkende bepalingen geeft.

  • 2.

    Bij de aanvraag tot vaststelling van een prestatiesubsidie is de aanvrager niet gehouden een accountantsverklaring in te dienen, tenzij het college wethouders dat bij subsidieverlening anders bepaald heeft.

Artikel 19 Toepasselijke bepalingen waarderingssubsidies

  • 1.

    Op waarderingssubsidies zijn de bepalingen van hoofdstuk II van toepassing voorzover dit artikel geen afwijkende bepalingen geeft.

  • 2.

    Het college kan voor de aanvraag van waarderingssubsidies een vereenvoudigde procedure vaststellen. Bij aanvragen in dit kader kan het college besluiten af te zien van de verplichting van de subsidieaanvrager een begroting in te dienen.

  • 3.

    Bij de aanvraag tot vaststelling van een waarderingssubsidie is de ontvanger niet gehouden een accountantsverklaring in te dienen, tenzij het college bij subsidieverlening anders bepaald heeft.

Artikel 20 Toepasselijke bepalingen éénmalige subsidies

  • 1.

    Op éénmalige subsidies zijn de bepalingen van hoofdstuk II van toepassing voorzover dit artikel geen afwijkende bepalingen geeft.

  • 2.

    Een aanvraag voor een éénmalige subsidie dient uiterlijk acht weken voor aanvang van de activiteiten schriftelijk te worden ingediend bij het college.

  • 3.

    Bij een aanvraag voor een éénmalige subsidie, moet de aanvrager in ieder geval de volgende stukken indienen:

    • -

      een beschrijving van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd;

    • -

      een begroting waarin de inkomsten en uitgaven voor de activiteiten worden gespecificeerd.

  • 4.

    Bij de aanvraag tot vaststelling van een éénmalige subsidie is de ontvanger niet gehouden een accountantsverklaring in te dienen, tenzij het college bij subsidieverlening anders bepaald heeft.

  • 5.

    Het college verstrekt een éénmalige subsidie voor hetzelfde doel of dezelfde activiteiten slecht één maal.

  • 6.

    Het college deelt een beslissing over een directe vaststelling of een verlening van een éénmalige subsidie binnen zes weken na ontvangst van de aanvraag mee aan de aanvrager.

  • 7.

    Het college bepaalt bij subsidieverlening dat de ontvanger van een éénmalige subsidie binnen een bepaalde termijn na afloop van de activiteiten een aanvraag tot vaststelling van de subsidie indient. Het college bepaalt dan hoe de vaststelling plaatsvindt. Het college stelt de subsidie vast binnen de toegestane subsidiabele kosten.

Artikel 21 Toepasselijke bepalingen investeringssubsidies

  • 1.

    Op investeringssubsidies zijn de bepalingen van Hoofdstuk II van toepassing voorzover dit artikel geen afwijkende bepalingen geeft.

  • 2.

    Bij een aanvraag voor een investeringssubsidie moet de aanvrager in ieder geval de volgende stukken indienen:

    • -

      een kostenspecificatie of –raming van de voorgenomen investering;

    • -

      een plan voor de financiering van de investering en de raming van de gevolgen voor de exploitatie van de aanvrager;

    • -

      een beschrijving hoe de investering past binnen het beleid van de gemeente.

  • 3.

    Bij de aanvraag tot vaststelling van een investeringssubsidie is de ontvanger gehouden een accountantsverklaring in te dienen, tenzij het college bij subsidieverlening anders bepaald heeft.

  • 4.

    Het college deelt een beslissing over een directe vaststelling of een verlening van een investeringssubsidie binnen zes weken na ontvangst van de aanvraag mee aan de aanvrager.

  • 5.

    Het college bepaalt bij subsidieverlening dat de ontvanger van een investeringssubsidie binnen een bepaalde termijn een aanvraag tot vaststelling van de subsidie indient. Het college bepaalt dan hoe de vaststelling plaatsvindt. Het college stelt de subsidie vast binnen de toegestane subsidiabele kosten.

Hoofdstuk IV Overige bepalingen

Artikel 22 Hardheidsclausule

Het college kan in individuele gevallen één of meer bepalingen uit deze verordening niet van toepassing verklaren, voor zover toepassing leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 23 Onvoorziene omstandigheden

Het college treft in alle gevallen waarin deze verordening niet voorziet de nodige voorzieningen.

Hoofdstuk V Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 24 Overgangsbepaling

  • 1.

    Het college kan nadere regels stellen ten aanzien van de overgangssituatie tussen het intrekken van de oude subsidieverordening en de inwerkingtreding van de nieuwe subsidieverordening.

  • 2.

    Op subsidies die voor inwerkingtreding van deze verordening zijn verstrekt blijven de bepalingen zoals opgenomen in de Algemene Subsidieverordening, zoals vastgesteld op 4 maart 1999 van toepassing.

Artikel 25 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als de ‘Algemene subsidieverordening gemeente Aa en Hunze 2006.’

Artikel 26 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 februari 2006. Met ingang van die datum vervalt de ‘Algemene Subsidieverordening gemeente Aa en Hunze’, zoals vastgesteld op 4 maart 1999.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad der gemeente Aa en Hunze, gehouden op
25 januari 2006.
De griffier, De voorzitter,
T. Santes. Drs. R.W. Munniksma.