Regeling vervallen per 27-01-2010

Verordening organisatie en vergoeding levensbeschouwelijk onderwijs 2007

Geldend van 31-05-2007 t/m 26-01-2010 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2007

Intitulé

Verordening organisatie en vergoeding levensbeschouwelijk onderwijs 2007

De raad van de gemeente Aa en Hunze;

gelet op het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 23 mei 2007, nummer 2007/24;

overwegende dat het wenselijk is om regels te stellen met betrekking tot de organisatie en het verlenen van een tegemoetkoming in de kosten voor het doen geven van levensbeschouwelijk onderwijs;

gelet op artikel 50 van de Wet op het Primair Onderwijs, de Algemene wet bestuursrecht en de Gemeentewet;

besluit:

vast te stellen de: Verordening organisatie en vergoeding levensbeschouwelijk onderwijs.

Artikel 1

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder levensbeschouwelijk onderwijs:

al het onderwijs dat wordt gegeven door een in artikel 2 genoemde organisatie.

Artikel 2

  • 1.

    Aan kerkelijke gemeenten, kerken en verenigingen, als bedoeld in artikel 51 van de Wet op het Primair Onderwijs, of aan rechtspersoonlijkheid bezittende genootschappen op geestelijke grondslag hierna aan te duiden als instelling(en) die zich blijkens de statuten het geven of doen geven van godsdienst en/of vormingsonderwijs mede ten doel stellen, kan ten laste van de gemeente Aa en Hunze een tegemoetkoming worden verleend in de kosten, voortvloeiende uit het (doen) geven van godsdienstonderwijs c.q. vormingsonderwijs, aan leerlingen van openbare basisscholen in de gemeente Aa en Hunze.

  • 2.

    Voor zover kerkelijke gemeenten, kerken en verenigingen, c.q. genootschappen, bedoeld in het eerste lid, voor het geven of doen geven van godsdienstonderwijs en/of vormingsonderwijs samenwerken, wordt de tegemoetkoming niet verstrekt aan deze instellingen afzonderlijk, maar aan de gemeenschappelijke instelling die hiermee is belast.

Artikel 3

  • 1.

    De in artikel 2 bedoelde tegemoetkoming bedraagt € 18,00 per wekelijks gegeven les van 45 minuten. Als werkelijk gegeven lesuur worden mede aangemerkt de uren, die als gevolg van niet voorziene omstandigheden bij de school, niet gegeven kunnen worden.

  • 2.

    De in het vorige lid genoemde vergoeding is de vergoeding ingaande het dienstjaar 2007. Jaarlijks wordt dat bedrag aangepast met het algemene indexeringspercentage.

Artikel 4

  • 1.

    De tegemoetkoming wordt verleend indien de lessen bezocht worden door tenminste 8 leerlingen van één groep of een combinatie van groepen.

  • 2.

    Indien nodig of mogelijk kan een combinatie van groepen voor deze lessen worden samengesteld tot maximaal 25 leerlingen.

Artikel 5

  • 1.

    De keuze ten aanzien van het geven van welk onderdeel van levensbeschouwelijk onderwijs op de school wordt gegeven wordt overgelaten aan de school, waarbij rekening is gehouden met de vaststelling van het activiteitenrooster waarvoor de medezeggenschapsraad van de school instemming heeft verleend en na een behoeftepeiling bij de ouders van de leerlingen.

  • 2.

    De benodigde leermiddelen en/of verbruiksmaterialen dienen de scholen te bekostigen uit de vergoeding onderwijsleerpakket.

Artikel 6

  • 1.

    Voor het verkrijgen van de in artikel 2 bedoelde tegemoetkoming zendt de instelling 2 keer per jaar aan het college van burgemeester en wethouders een opgave in, vermeldende voor elke school afzonderlijk de volgende gegevens:

    • a.

      naam en voorletters van de godsdienstleraar c.q. vormingsleider;

    • b.

      het aantal gegeven lesuren;

    • c.

      de dagen en uren waarop de lessen zijn gegeven.

  • 2.

    Deze opgave wordt vóór de inzending door de directeur van de desbetreffende school gewaarmerkt.

  • 3.

    De opgaven dienen in januari en juli van elk kalenderjaar te worden ingediend, maar mogen indien gewenst ook per kwartaal ingediend worden.

Artikel 7

De verantwoordelijkheid voor de inhoud van het godsdienstonderwijs c.q. vormingsonderwijs berust bij de instelling, die dat onderwijs doet geven.

Artikel 8

Het godsdienstonderwijs c.q. vormingsonderwijs, wordt gegeven in de schoollokalen, die daarvoor beschikbaar zijn gesteld, aan de leerlingen van de daarvoor in aanmerking komende leerjaren, wier ouders, voogden of verzorgers godsdienst c.q. vormingsonderwijs voor hen wensen, dan wel daartegen geen bezwaren hebben.

Artikel 9

  • 1.

    Diegenen, die door de instelling zijn belast met het geven van levensbeschouwelijk onderwijs zijn gehouden geregeld overleg te plegen met de directeur van de school, waaraan dat onderwijs wordt gegeven, teneinde een goede gang van zaken te waarborgen.

  • 2.

    Zij verstrekken de directeur van de betreffende school alle inlichtingen, die hij dienaangaande verlangt.

Artikel 10

  • 1.

    De vergoeding voor lessen levensbeschouwelijk onderwijs worden vergoed voor gegeven lessen aan de groepen 7 en 8 van een openbare basisschool, waarbij de basisschool de vrije keuze heeft voor de te geven lessen, rekening houdende met de bepaling in artikel 5 lid 1.

  • 2.

    Indien noodzakelijk voor de bepaling in artikel 4 lid 1 kan een combinatiegroep uitgebreid worden met leerlingen van groep 6.

Artikel 11

In gevallen, waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college van burgemeester en wethouders.

Artikel 12

  • 1.

    Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening organisatie en vergoeding levensbeschouwelijk onderwijs 2007".

  • 2.

    Deze verordening treedt na bekendmaking in werking met ingang van 31 mei 2007. Gelijktijdig met de inwerkingtreding van deze verordening vervalt de verordening organisatie en vergoeding levensbeschouwelijk onderwijs, vastgesteld bij raadsbesluit van 29 maart 2001.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad der gemeente Aa en Hunze, gehouden op 23 mei 2007.
De secretaris, De plv.voorzitter,
Mr. F. Snoep, H. Schrotenboer.