Regeling vervallen per 15-01-2019

Procedure voor advisering tegemoetkoming in planschade

Geldend van 20-01-2010 t/m 14-01-2019

Intitulé

Procedure voor advisering tegemoetkoming in planschade

Vastgesteld door de gemeenteraad op 29 september 2009

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1 In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      aanvrager: degene die een aanvraag om tegemoetkoming in de schade als bedoeld in artikel 6.1 Wet ruimtelijke ordening indient;

    • b.

      adviseur: de namens het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen persoon als bedoeld in artikel 6.1.1.1 onder c Besluit ruimtelijke ordening;

    • c.

      adviescommissie: schadebeoordelingscommissie als bedoeld in artikel 3, vijfde lid van deze verordening;

    • d.

      besluit: Besluit ruimtelijke ordening;

    • e.

      college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Aalburg;

    • f.

      derde-belanghebbende: belanghebbende als bedoeld in artikel 6.4a, tweede en derde lid Wet ruimtelijke ordening;

    • g.

      gemeente: gemeente Aalburg;

    • h.

      planologische maatregel: oorzaak als bedoeld in artikel 6.1, tweede lid Wet ruimtelijke ordening;

    • i.

      planschade: schade als bedoeld in artikel 6.1, eerste lid Wet ruimtelijke ordening;

    • j.

      wet: Wet ruimtelijke ordening.

    • k.

      drempelbedrag: recht als bedoeld in artikel 6.4 Wet ruimtelijke ordening

Artikel 2 Indiening van de aanvraag en mededeling van ontvangst

  • 1. De aanvraag om tegemoetkoming in de schade dient te voldoen aan de eisen die zijn vastgelegd in artikel 6.1.2.2 van het besluit. De aanvrager kan hiervoor gebruikmaken van het door het college vastgestelde formulier.

  • 2. Het college tekent de datum van ontvangst van de aanvraag als bedoeld in het eerste lid onverwijld aan op de aanvraag of het formulier waarbij de aanvraag is ingediend. De ontvangst wordt zo spoedig mogelijk schriftelijk medegedeeld aan aanvrager. Nadat het drempelbedrag van de aanvrager is ontvangen wordt een afschrift van de aanvraag toegezonden aan de derde-belanghebbende.

  • 3. In de mededeling van ontvangst wijst het college de aanvrager erop dat voor het behandelen van de aanvraag een drempelbedrag verschuldigd is en deelt hem mede dat het verschuldigde bedrag binnen vier weken na de dag van verzending van de mededeling op de rekening van de gemeente dan wel op een aangegeven plaats moet zijn gestort.

  • 4. De hoogte van het drempelbedrag bedraagt € 300,--

Artikel 3 Opdrachtverstrekking

  • 1 Binnen twaalf weken na het verstrijken van de termijnen als bedoeld in artikel 6.4 van de wet of 6.1.3.1 van het besluit verstrekt het college aan één of meerdere adviseurs gezamenlijk, opdracht om ter zake van een aanvraag advies uit te brengen, tenzij toepassing wordt gegeven aan artikel 6.1.3.1 van het besluit of aan artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 4 Adviseur of adviescommissie

  • 1. Voor de advisering over de op de aanvraag te nemen beschikking wordt door het college een adviseur aangewezen die beschikt over voldoende deskundigheid inzake advisering op het gebied van planschade.

  • 2. Indien het college van oordeel is dat de aanvraag betrekking heeft op planschade vanwege inkomensderving en er, gezien de complexiteit, aard en omvang van de aanvraag, behoefte bestaat aan extra deskundigheid wordt door het college een tweede adviseur aangewezen die deskundig is op het gebied van accountancy of van financieel economische bedrijfsvoering.

  • 3. Indien het college van oordeel is dat de aanvraag betrekking heeft op planschade vanwege waardevermindering van een onroerende zaak en er, gezien de complexiteit, aard en omvang van de aanvraag, behoefte bestaat aan extra deskundigheid wordt door het college een tweede adviseur aangewezen die deskundig is op het gebied van de waardering van onroerende zaken en van waardevermindering daarvan als gevolg van een planologische verslechtering.

  • 4. Indien naar het oordeel van het college het tweede en het derde lid van toepassing zijn, worden zowel de in het tweede als het derde lid bedoelde adviseurs aangewezen.

  • 5. Tot de toepassing van het tweede en/of derde lid kan eveneens worden overgegaan op verzoek van de op basis van het eerste lid aangewezen adviseur.

  • 6. Bij aanwijzing van meerdere adviseurs vormen deze een adviescommissie, waarvan de in het eerste lid bedoelde adviseur voorzitter is. Deze treedt tevens op als rapporteur.

Artikel 5 Deskundigheid en onafhankelijkheid

  • 1. Voordat een persoon als adviseur wordt aangewezen, kan het college verlangen dat deze aantoont op grond van opleiding en ervaring deskundig te zijn met betrekking tot de in artikel 4, eerste, tweede of derde lid, bedoelde aspecten waarop deze persoon de aanvraag moet beoordelen.

  • 2. Een adviseur mag niet werkzaam zijn onder verantwoordelijkheid van de raad. Eveneens mag een adviseur niet betrokken zijn bij de planologische maatregel waarop de aanvraag betrekking heeft.

Artikel 6 Betrokkenheid aanvrager en andere belanghebbenden bij aanwijzing adviseur

  • 1. Voordat het college de opdracht tot advisering zoals bedoeld in artikel 3 verstrekt, stelt het college de aanvrager, eventuele andere betrokken bestuursorganen, alsmede derde-belanghebbenden op de hoogte van de aanwijzing van:

    • a.

      Een adviseur als bedoeld in artikel 4, eerste lid, of

    • b.

      Meerdere adviseurs als bedoeld in artikel 4, vijfde lid.

  • 2. De aanvrager, eventuele andere bestuursorganen, alsmede derde-belanghebbenden kunnen binnen twee weken na de mededeling als bedoeld in het eerste lid schriftelijk en voldoende gemotiveerd een verzoek tot wraking van één of meerdere adviseurs bij het college indienen.

  • 3. Het college beslist binnen vier weken na het verstrijken van de in het tweede lid bedoelde termijn over een ingediend verzoek tot wraking van één of meerdere adviseurs.

Artikel 7 Werkwijze adviseur of adviescommissie

  • 1. Het college stelt aan de adviseur of de adviescommissie alle op de aanvraag betrekking hebbende informatie, alsmede de voor de beoordeling daarvan naar het oordeel van de adviseur of adviescommissie noodzakelijke bescheiden ter beschikking.

  • 2. Het college wijst uit de ambtelijke organisatie één of meerdere personen aan die de adviseur of de adviescommissie bij de uitvoering van de adviesopdracht bijstaat. Deze ambtelijke vertegenwoordiger(s) maakt/maken geen onderdeel uit van de adviescommissie.

  • 3. De adviseur of de voorzitter van de adviescommissie stelt de aanvrager en de in het tweede lid bedoelde ambtelijke vertegenwoordiger(s) in de gelegenheid de aanvraag mondeling en/of schriftelijk toe te lichten, onderscheidenlijk de voor de advisering over de aanvraag relevante informatie te verschaffen, dan wel een standpunt van de gemeente over de aanvraag aan de adviseur of de adviescommissie kenbaar te maken. Eventuele andere betrokken bestuursorganen, alsmede de derde-belanghebbenden worden eveneens in de gelegenheid gesteld hun standpunt kenbaar te maken.

  • 4. De adviseur of de voorzitter van de adviescommissie bepaalt het tijdstip waarop de adviseur of de adviescommissie de situatie ter plaatse zal bezichtigen en nodigt de aanvrager voor de plaatsopneming uit. Indien daartoe aanleiding bestaat, vindt bij deze gelegenheid tevens taxatie van de bij de aanvraag betrokken onroerende zaak plaats.

  • 5. De in het derde lid bedoelde mondelinge toelichting en de in het vierde lid bedoelde bezichtiging kunnen gecombineerd plaats vinden.

  • 6. Van de in het derde lid bedoelde mondelinge toelichting en van de in het vierde lid bedoelde bezichtiging wordt door, dan wel onder verantwoordelijkheid van, de adviseur of de voorzitter van de adviescommissie een verslag gemaakt, dat een onderdeel vormt van het uit te brengen advies.

  • 7. Alvorens een advies uit te brengen zendt de adviseur of de adviescommissie binnen zestien weken na de dagtekening van de opdracht tot advisering een concept daarvan aan de gemeente, aan de aanvrager, aan eventuele andere betrokken bestuursorganen en aan de derde-belanghebbenden. De adviseur of de voorzitter van de adviescommissie kan deze termijn onder opgaaf van redenen met een daarbij aan te geven termijn met ten hoogste vier weken verlengen.

  • 8. De aanvrager, het college, eventuele andere betrokken bestuursorganen, alsmede de derde-belanghebbenden worden in de gelegenheid gesteld om binnen vier weken na toezending van het concept-advies schriftelijk hierop te reageren richting de adviseur of de adviescommissie.

  • 9. In het geval tijdig reacties zijn ingediend, brengt de adviseur of de adviescommissie binnen vier weken na het verstrijken van de in het achtste lid bedoelde termijn een advies uit aan het college, waarbij de betreffende reacties zijn betrokken.

  • 10. In het geval geen of niet tijdig reacties zijn ingediend, brengt de adviseur of de adviescommissie binnen twee weken na het verstrijken van de in het achtste lid bedoelde termijn een advies uit aan het college.

Artikel 8 Beschikking van het college

  • 1 Zoals bepaalt in artikel 6.1.3.6 van het besluit

  • 1. beslist het college binnen acht weken na ontvangst van het advies op de aanvraag om vergoeding van planschade en maakt deze beslissing binnen deze termijn bekend aan de aanvrager. Het college maakt deze beslissing eveneens binnen deze termijn bekend aan eventuele andere betrokken bestuursorganen en aan de derde-belanghebbenden.

  • 2. het college kan de in het eerste lid bedoelde beslissing, onder opgaaf van redenen, eenmaal voor ten hoogste vier weken verdagen.

Artikel 9 Uitbetaling

  • 1 Indien het college een financiële tegemoetkoming van planschade vaststelt, vindt uitbetaling plaats op een door aanvrager aangegeven rekening binnen twee weken na verzending van de beschikking.

Artikel 10 Slotbepalingen

  • 1. Deze regeling treedt in werking op de dag na bekendmaking.

  • 2. Deze regeling wordt aangehaald als Verordening procedure voor advisering tegemoetkoming in planschade.