Regeling vervallen per 01-01-2015

Re-integratie Wet werk en bijstand

Geldend van 15-12-2008 t/m 31-12-2014

Intitulé

Re-integratie Wet werk en bijstand

Vastgesteld door de gemeenteraad op 28 oktober 2008

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • 1 In deze verordening wordt verstaan onder:a. Uitkeringsgerechtigden: personen met een uitkering ingevolge de Wet Werk en Bijstand, de IOAW of de IOAZ;b. Anw-ers: personen met een uitkering volgens de Algemene nabestaandenwet die ingeschreven zijn bij het CWI;c. Nuggers: personen die als werkzoekenden zijn geregistreerd bij het Cwi en die geen uitkeringsgerechtigden zijn;d. Ouderen: uitkeringsgerechtigden vanaf 57,5 jaare. Arbeidsgehandicapten: Uitkeringsgerechtigden met structureel medische beperkingen die door een medische toets zijn vastgesteld;f. Jongeren: uitkeringsgerechtigden, Anw-ers en Nuggers tot 27 jaar;g. Voorziening: een voorziening bedoeld in artikel 7 eerste lid onder a van de wet en deze verordening;h. De Wet: de Wet Werk en Bijstand;i. IOAW: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;j. IOAZ: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;k. Algemeen geaccepteerde arbeid: alle arbeid die een cliënt naar vermogen kan verrichten en die niet in strijd is met de wet of met iemands persoonlijke integriteit, inclusief de uitoefening van een zelfstandig beroep;l. Re-integratietraject: een voorziening, gebaseerd op SUWI wetgeving, met het doel het laten aanvaarden van algemeen geaccepteerde arbeid door de in lid a tot en met d genoemde personen;m. Opstapbaan: een arbeidsplaats van maximaal 12 maanden als een naar het oordeel van het College noodzakelijk geachte voorziening gericht op arbeidsinschakeling en waarvoor op grond van artikel 13 van deze verordening aan de werkgever een loonkostensubsidie wordt toegekend;n. Vangnetbaan; een arbeidsplaats van maximaal 36 maanden als een naar het oordeel van het College noodzakelijk geachte voorziening gericht op arbeidsinschakeling en waarvoor op grond van artikel 13 van deze verordening aan de werkgever een loonkostensubsidie wordt toegekend;o. Het College: het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Aalburg;p. De Raad: de gemeenteraad van de gemeente Aalburg;q. CWI: Centrum voor Werk en Inkomenr. Awb: de Algemene wet bestuursrecht;s. Werknemers in gesubsidieerde arbeid: werknemers als bedoeld in artikel 10, tweede lid van de wet;t. Direct Werk: een voorziening van tenminste 20 uur per week gericht op instroom in algemeen geaccepteerde arbeid binnen 6 maanden;u. Wettelijk minimumloon: het minimumloon, bedoeld in artikel 8 van de Wet op het minimumloon en mininumvakantiebijslag;v. Uitvoeringsbesluit: een besluit van het College van Burgemeester en wethouders, waarin nadere regels worden gesteld voor de uitvoering van een bepaalde voorziening of regelingw. PRB: persoonsgebonden re-integratiebudget in de vorm van een subsidie aan een uitkeringsgerechtigde of ter voldoening van de noodzakelijk te maken kosten van werkzaamheden gericht op arbeidsinschakeling;x. Participatieplaats: Een additionele werkplek met behoud van uitkering gedurende 2 jaar, eventueel te verlengen met 2 keer een jaar, gericht op de inschakeling op de arbeidsmarkt voor mensen die op grond van persoonlijke werkbelemmeringen niet direct bemiddelbaar zijn.

Hoofdstuk 2 Beleid en financiën

Artikel 2 Opdracht College

  • 1. Het College biedt aan uitkeringsgerechtigden tot 65 jaar, aan personen met een nabestaanden- of halfwezenuitkering, niet uitkeringsgerechtigden alsmede personen als bedoeld in artikel 10, tweede lid van de Wet Werk en Bijstand, ondersteuning bij de arbeidsinschakeling aan en, voor zover het College dat noodzakelijk acht, een voorziening gericht op die arbeidsinschakeling. Artikel 40, eerste lid van de wet is van overeenkomstige toepassing.

  • 2. Bij de keuze van de mogelijkheden van ondersteuning en het aanbieden van voorzieningen wordt door het College een afweging gemaakt, waarbij gekeken wordt of de ondersteuning of de voorziening, gelet op de mogelijkheden en capaciteiten van een cliënt, zoals bedoeld in artikel 1, onder a tot en met d, het meest doelmatig is met het oog op inschakeling in de arbeid.

  • 3. Het College draagt zorg voor voldoende diversiteit in het aanbod aan ondersteuning en voorzieningen.

  • 4. Jaarlijks stelt het College de omvang van het in lid 3 bedoelde aanbod vast op basis van het beschikbare budget en de samenstelling van het uitkeringsbestand. Hierbij wordt rekening gehouden met het gestelde in artikel 7 van deze verordening.

Artikel 3 Aanspraak op ondersteuning

  • 1 Uitkeringsgerechtigden, ANW-ers, Nuggers artikel 10, tweede lid van de Wet, hebben aanspraak op ondersteuning bij arbeidsinschakeling en op de naar het oordeel van het College noodzakelijk geachte voorziening gericht op arbeidsinschakeling.

Artikel 4 Verplichtingen van de cliënt

  • 1. Een persoon die door het College een voorziening wordt aangeboden is verplicht hiervan gebruik te maken.

  • 2. De persoon die deelneemt aan een voorziening is gehouden aan de verplichtingen die voortvloeien uit de wet, deze verordening, alsmede aan de verplichtingen die het College aan de aangeboden voorziening heeft verbonden.

  • 3. Naast de verplichting als genoemd in het eerste lid kan het College verplichtingen opleggen die strekken tot instroom in algemeen geaccepteerde arbeid.

  • 4. Naast de verplichting, genoemd in artikel 9, eerste lid van de wet, kan het College bij uitvoeringsbesluit nadere regels stellen inzake deze verplichting.

  • 5. De in het eerste lid bedoelde persoon is verplicht datgene na te laten dat de realisatie van het doel van het traject of van de Re-integratie-instrumenten belemmert.

  • 6. Indien een uitkeringsgerechtigde die deelneemt aan een voorziening, niet voldoet aan het gestelde in het tweede tot en met vierde lid, kan het College de uitkering verlagen overeenkomstig hetgeen hierover is bepaald in de afstemmingsverordening.

  • 7. Het niet of onjuist verstrekken van relevante informatie van personen leidt tot het weigeren, intrekken of beëindigen van de in lid 1 en 2 bedoelde voorzieningen.

  • 8. Indien de persoon, die gebruik maakt van een voorziening, niet voldoet aan het gestelde in het tweede tot en met zesde lid, als gevolg waarvan het Re-integratietraject wordt beëindigd kan het College de kosten van de voorziening dan wel de subsidie geheel of gedeeltelijk terugvorderen.

Artikel 5 Vrijstelling

  • 1. Het College kan in individuele gevallen (gedeeltelijke) tijdelijk vrijstelling verlenen van sollici-tatieverplichtingen

    • a.

      indien is komen vast te staan, dat de persoon zorgtaken niet (volledig) kan combineren met arbeid. Aard en omvang van zorgtaken worden vastgelegd in het uitvoeringsbesluit;

    • b.

      aan personen die op grond van psychische of medische omstandigheden geheel of gedeeltelijk arbeidsongeschikt zijn;

    • c.

      aan personen van 571/2 jaar en ouder, indien is komen vast te staan dat voor deze personen geen arbeidsperspectief aanwezig is, gelet op de situatie op de arbeidsmarkt;

  • 2. Het College kan in individuele gevallen vrijstelling verlenen van de arbeidsverplichtingen aan personen die op grond van psychische of medische omstandigheden geheel arbeidsongeschikt zijn.

Artikel 6 Budget- en subsidieplafonds

  • 1. Het College kan bij uitvoeringsbesluit een of meer subsidie- of budgetplafonds vaststellen voor de verschillende voorzieningen. Een door het College ingesteld subsidie- of budgetplafond vormt een weigeringsgrond bij de aanspraak op een specifieke voorziening.

  • 2. Het College kan een plafond instellen voor het aantal personen dat in aanmerking komt voor een specifieke voorziening.

Hoofdstuk 3 Voorzieningen

Artikel 7 Algemene bepalingen over voorzieningen

  • 1. Het College kan, in aanvulling op de verplichtingen die voortvloeien uit de wet en deze verordening, aan een voorziening nadere verplichtingen verbinden.

  • 2. Het College kan een voorziening beëindigen:

    • a.

      indien de persoon die aan de voorziening deelneemt zijn verplichting als bedoeld in de artikel 17 van de wet niet nakomt;

    • b.

      indien de persoon die deelneemt niet meer behoort tot de doelgroep van de wet;

    • c.

      indien de persoon algemeen geaccepteerde arbeid aanvaardt, waarbij geen gebruik wordt gemaakt van deze voorziening;

    • d.

      indien naar het oordeel van het College de voorziening onvoldoende bijdraagt aan een snelle arbeidsinschakeling.

  • 3. Bij uitvoeringsbesluit kan het College ten aanzien van de voorzieningen, bedoeld in de artike-len 8 tot en met 18 van deze verordening nadere regels stellen. Deze regels kunnen in ieder geval betrekking hebben op:

    • a.

      de voorwaarden waaronder een voorziening wordt aangeboden;

    • b.

      de weigeringsgronden bij het aanbieden van voorzieningen;

    • c.

      de intrekking of wijziging van de subsidieverlening of – vaststelling;

    • d.

      de aanvraag van en de besluitvorming over subsidies en premies;

    • e.

      de betaling van subsidies en het verlenen van voorschotten;

    • f.

      het vragen van een eigen bijdrage;

    • g.

      overige criteria voor het aanbieden van voorzieningen en het verstrekken van subsidies.

Artikel 8 Re-integratietrajecten

  • 1. Re-integratietrajecten zijn primair gericht op instroom in algemeen geaccepteerde arbeid.

  • 2. Voor personen die nieuw instromen in de uitkering en jongeren is Direct Werk een primaire voorziening;

  • 3. Bij de inzet van Re-integratietrajecten wordt een zorgvuldige afweging gemaakt over de combinatie met zorgtaken.

Artikel 8A Persoonsgebonden Re-integratiebudget

  • 1. Het College kan aan personen, bedoeld in artikel 1, onderdeel a, b ,c een subsidie aanbieden in de vorm van persoonsgebonden re-integratiebudget ter voldoening van noodzakelijke te maken kosten van werkzaamheden gericht op arbeidsinschakeling. 

  • 2. Het College kan ten aanzien hiervan bij uitvoeringsbesluit nadere regels stellen.

Artikel 9 Direct Werk

  • 1. Elke uitkeringsgerechtigde werkzoekende en elke jongere krijgt binnen 1 maand na inschrijving bij het CWI een aanbod voor een Direct Werk voorziening als bedoeld in artikel 1, onder t, gericht op inschakeling in algemeen geaccepteerde arbeid.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing op personen ten aanzien van wie het College heeft be-paald dat een volledige ontheffing van de arbeidsverplichting geldt en voor personen waarvan het CWI heeft vastgesteld dat zij binnen drie maanden naar algemeen geaccepteerde arbeid kunnen worden toegeleid.

  • 3. Het College kan in individuele gevallen afwijken van het gestelde in het eerste lid.

  • 4. Indien de Direct Werk voorziening niet heeft geleid tot instroom in algemeen geaccepteerde arbeid, of voor personen die op grond van het tweede lid geen Direct Werk voorziening aangeboden hebben gekregen, wordt een ander Re-integratietraject ingezet waarvan onderstaande voorzieningen onderdeel kunnen uitmaken, dan wel wordt alsnog een Direct Werk traject aangeboden.

Artikel 10 Werkstages

  • 1. Het College kan aan personen, bedoeld in artikel 1, onderdeel a en f een participatieplaats aanbieden als onderdeel van een Re-integratietraject, gericht op arbeidsinschakeling.

  • 2. Het College kan bij uitvoeringsbesluit ten aanzien hiervan nadere regels stellen.

Artikel 10A Participatieplaats

  • 1. Het College kan aan personen, bedoeld in artikel 1, onderdeel a en f een participatieplaats aanbieden als onderdeel van een Re-integratietraject, gericht op arbeidsinschakeling.

  • 2. Het College kan bij uitvoeringsbesluit ten aanzien hiervan nadere regels stellen.

Artikel 11 Sociale activering

  • 1. Onder sociale activering wordt verstaan het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten gericht op arbeidsinschakeling.

  • 2. Het College kan aan uitkeringsgerechtigden als onderdeel van een Re-integratietraject activiteiten aanbieden in het kader van sociale actievering.

Artikel 12 Scholing

  • 1. Het College kan een vorm van scholing aanbieden gericht op arbeidsinschakeling.

  • 2 Het College stelt bij uitvoeringsbesluit regels ten aanzien van de noodzakelijkheid van de scholing, de duur en de maximale kosten.

Artikel 13 Loonkostensubsidies gericht op re-integratie

  • 1. Het College kan subsidie verstrekken aan werkgevers die met een persoon bedoeld in artikel 1 onder a, b, d en f een arbeidsovereenkomst sluiten ten behoeve van de in artikel 1 onder m en n genoemde opstap- of vangnetbaan. 

  • 2. Bij uitvoeringsbesluit stelt het College regels ten aanzien van de duur van de subsidie, de hoogte, en de verplichtingen die aan de subsidie worden verbonden. Voor wat betreft de hoogte wordt daarbij geen onderscheid gemaakt tussen verschillende soorten werkgevers

  • 3. Het niet meewerken door de werkgever aan het behalen van de in het trajectplan opgeno-men doelstellingen en de uitvoering van de daaraan gekoppelde activiteiten, kan leiden tot het weigeren, intrekken of beëindigen van beschikbaar gestelde loonkostensubsidie of premie. 

  • 4. Bij het beschikbaar stellen van gesubsidieerde arbeid zal door spreiding van gesubsidieerde werknemers over diverse bedrijven of organisaties worden voorkomen dat oneerlijke concurrentie ontstaat.

Artikel 14 Premie voor werkgevers bij doorstroom naar regulier werk

  • 1. Het College kan aan een werkgever een premie geven als een werknemer reguliere arbeid heeft aanvaard.

  • 2. De premie wordt alleen verstrekt indien

    • a.

      de werkgever voor de loonkosten van de werknemer een subsidie ontvangt of heeft ontvangen op grond van deze verordening;

    • b.

      de in het eerste lid bedoelde werkaanvaarding heeft plaatsgevonden binnen de duur waarvoor de loonkostensubsidie geldt;

    • c.

      de werknemer bij de aanvang van de arbeidsovereenkomst bijstand ontving;

    • d.

      de werknemer aansluitend op het gesubsidieerde dienstverband voor zijn nieuwe baan een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd heeft gesloten;

    • e.

      de werknemer na zes maanden na de datum met ingang waarvan het gesubsidieerde arbeidsverband is beëindigd nog arbeid in loondienst verricht.

  • 3. Het College stelt bij uitvoeringsbesluit regels over de doelgroepen en de hoogte van de premies. 

  • 4. Op het verstrekken van premies is artikel 13, lid 3 van overeenkomstige toepassing

Artikel 15 Inkomstenvrijlating

  • 1 De uitkeringsgerechtigde die arbeid in deeltijd heeft of aanvaardt, waarmee een inkomen wordt verworven dat minder bedraagt dat de voor de uitkeringsgerechtigde van toepassing zijnde norm, vindt vrijlating van inkomsten uit arbeid plaats gedurende maximaal zes maanden;- zoals bedoeld in artikel 31 tweede lid onder o van de wet, waarbij het percentage wordt bepaald op 25% en het maximumbedrag wordt bepaald op netto € 183,-- per maand;- zoals bedoeld in art. 2 onder d van het Inkomensbesluit IOAW, waarbij het percentage wordt bepaald op 25% en het maximumbedrag wordt bepaald op bruto € 287,50 per maand;- zoals bedoeld in artikel 4 lid 1 onder a van het Inkomensbesluit IOAZ, waarbij het percentage wordt bepaald op 25% en het maximumbedrag wordt bepaald op bruto  € 287,50 per maand; en indien dit naar oordeel van het College bijdraagt aan zijn arbeidsinschakeling.

Artikel 16 Premies aan werknemers

  • 1. Het College kent een premie toe aan mensen die vanuit een vangnetbaan baan algemeen geaccepteerde arbeid aanvaarden, waardoor aanspraak op de uitkering of op de subsidie genoemd in artikel 13 van deze verordening komt te vervallen.

  • 2. Het College kent een premie toe aan ouderen en arbeidsgehandicapten voor het blijven verrichten van arbeid, waarbij de inkomsten lager zijn dan de bijstandsnorm en waarbij geen recht bestaat op vrijlating op grond van artikel 15.

  • 3. Het College kent een premie toe aan uitkeringsgerechtigden en jongeren die werkzaam zijn in een participatieplaats.

  • 4. Het College stelt bij uitvoeringsbesluit regels over de hoogte van de premies.

Artikel 17 Overige vergoedingen

  • 1. 1. Het College kan een vergoeding verstrekken voor kosten die gemaakt zijn in het kader van de arbeidsinschakeling en wel voor

    • a.

      Reiskosten

    • b.

      kosten voor kinderopvang

    • c.

      kosten van verhuizing in verband met werkaanvaarding

    • d.

      kosten voor een vervangende voorziening van mantelzorg, voor zover deze kosten niet door voorliggende voorzieningen kunnen worden bekostigd.

  • 2. Het College stelt bij uitvoeringsbesluit regels ten aanzien van doelgroep, de noodzaak en de hoogte van de vergoedingen.

Artikel 18 Overige voorzieningen

  • 1. Het College kan aanvullend op de in deze verordening genoemde voorzieningen, in experi-mentele zin een nieuwe, door de re-integratiemarkt ontwikkelde voorziening aanbieden, mits dat deze gericht is op instroom in algemeen geaccepteerde arbeid. 

  • 2. Op grond van bijzondere of onvoorziene omstandigheden kan het College voorzieningen toestaan die niet in de verordening zijn opgenomen.

Hoofdstuk 4 Overgangsbepalingen

Artikel 19 Subsidieduur voor bestaande dienstverbanden op grond van artikel 4 en 5 van

  • 1. De subsidie, voor personen die op 31 december 2003 een dienstbetrekking voor onbepaalde tijd hadden op grond van de Wiw, blijft gehandhaafd tot aan het einde van het dienstverband. Bij verhuizing buiten de gemeente Aalburg wordt de subsidie beëindigd.

  • 2. De subsidie kan op een eerder moment worden beëindigd als niet langer aan de voorwaarden zoals die golden op 31 december 2003 wordt voldaan.

Hoofdstuk 5 Slotbepalingen

Artikel 20 Verantwoording

  • 1 het voorafgaande kalenderjaar.

Artikel 21 Hardheidsclausule

  • 1 Het College kan in bijzondere gevallen ten gunste van belanghebbende afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 22 Citeertitel

  • 1 Deze verordening kan worden aangehaald als Verordening re-integratie Wet werk en bijstand.

Artikel 23 Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking op 15 december 2008.

  • 2. De verordening re-integratie Wet werk en bijstand van 27 mei 2004 wordt op 15 december 2008 ingetrokken.

Uitvoeringsbesluit 1

Vastgesteld door de gemeenteraad op 28 oktober 2008<vet>HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGENArtikel 1 Begripsomschrijvingen</vet>In dit besluit wordt verstaan onder:

  • a.

    Uitkeringsgerechtigden: personen met een uitkering ingevolge de Wet Werk en Bijstand, de IOAW of de IOAZ;

  • b.

    Anw-ers: personen met een uitkering volgens de Algemene nabestaandenwet die ingeschreven zijn bij het CWI;

  • c.

    Nuggers: personen die als werkzoekenden zijn geregistreerd bij de Centrale organisatie werk en inkomen en die geen uitkeringsgerechtigden zijn;

  • d.

    Ouderen: uitkeringsgerechtigden vanaf 57,5 jaar

  • e.

    Arbeidsgehandicapten: uitkeringsgerechtigden met structurele medische beperkingen die door middel van een medische toets zijn vastgesteld

  • f.

    Jongeren: uitkeringsgerechtigden, Anw-ers en Nuggers tot 27 jaar.

  • g.

    Voorziening: een voorziening bedoeld in artikel 7 eerste lid onder a van de wet en deze ver-ordening;

  • h.

    De wet: de Wet Werk en Bijstand;

  • i.

    IOAW: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

  • j.

    IOAZ: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

  • k.

    Algemeen geaccepteerde arbeid: alle arbeid die een cli&#xEB;nt naar vermogen kan verrichten en die niet in strijd is met de wet of met iemands persoonlijke integriteit, inclusief de uitoefening van een zelfstandig beroep;

  • l.

    Re-integratietraject: een voorziening, gebaseerd op SUWI wetgeving met het doel het laten aanvaarden van algemeen geaccepteerde arbeid door de in lid a tot en met d genoemde personen;

  • m.

    Opstapbaan: een arbeidsplaats van maximaal 12 maanden als een naar het oordeel van het College noodzakelijk geachte voorziening gericht op arbeidsinschakeling en waarvoor op grond van artikel 13 van deze verordening aan de werkgever een loonkostensubsidie wordt toegekend;

  • n.

    Vangnetbaan: een arbeidsplaats van maximaal 36 maanden als een naar het oordeel van het College noodzakelijk geachte voorziening gericht op arbeidsinschakeling en waarvoor op grond van artikel 13 van deze verordening aan de werkgever een loonkostensubsidie wordt toegekend;

  • o.

    Het College: het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Aalburg

  • p.

    De Raad: de gemeenteraad van de gemeente Aalburg;

  • q.

    CWI: Centrum voor Werk en Inkomen

  • r.

    Awb: de Algemene wet bestuursrecht;

  • s.

    Werknemers in gesubsidieerde arbeid: werknemers als bedoeld in artikel 10, tweede lid van de wet;

  • t.

    Direct Werk: een voorziening van tenminste 20 uur per week gericht op instroom in algemeen geaccepteerde arbeid binnen 6 maanden;

  • u.

    Wettelijk minimumloon: het minimumloon, bedoeld in artikel 8 van de wet op het minimumloon en mininumvakantietoeslag;

  • v.

    PRB: persoongeboden re-integratiebudget in de vorm van een subsidie aan een uitkeringsgerechtigde ter voldoening van de noodzakelijk te maken kosten van werkzaamheden ge-richt op arbeidsinschakeling;

Participatieplaats: Een additionele werkplek met behoud van uitkering gedurende 2 jaar, eventueel te verlengen met 2 keer een jaar. Gericht op arbeidsinschakeling op de arbeidsmarkt voor mensen die op grond van persoonlijke werkbelemmeringen niet direct bemiddel-baar zijn.<vet>HOOFDSTUK 2 REGELS TEN AANZIEN VAN LOONKOSTENSUBSIDIEArtikel 2 Loonkostensubsidie</vet>

  • 1.

    Het College kan aan een werkgever een subsidie geven voor de loonkosten van een werknemer die in het kader van een traject gericht op instroom in algemeen geaccepteerde arbeid ten behoeve van die werkgever werkt. Hiertoe wordt door het re-integratiebedrijf een trajectplan opgesteld.

  • 2.

    Aan werkgevers die een persoon in dienst nemen die 6 maanden als werkzoekende staat ingeschreven bij het CWI en behoort tot de doelgroep jongeren of ANW-ers kan een &#xE9;&#xE9;nmalige loonkostensubsidie verstrekt worden van maximaal &#x20AC; 5.000,- per 12 maanden. Deze subsidie wordt alleen verstrekt indien de werkgever een arbeidscontract aanbiedt van tenminste 6 maanden.

  • 3.

    Aan werkgevers die een uitkeringsgerechtigde in dienst nemen die tenminste 12 maanden als werkloos werkzoekende staat ingeschreven bij het CWI, of behoort tot de doelgroep arbeids-gehandicapten of ouderen kan een &#xE9;&#xE9;nmalige loonkostensubsidie (opstapbaan) verstrekt worden van &#x20AC; 12.000 per 12 maanden. Deze subsidie wordt alleen verstrekt indien de werk-gever een arbeidscontract aanbiedt van tenminste 6 maanden.

  • 4.

    Aan werkgevers die een uitkeringsgerechtigde nemen die tenminste 24 maanden als werk-loos werkzoekende staat ingeschreven bij het CWI kan een loonkostensubsidie (vangnet-baan) worden verstrekt van maximaal 90% van het wettelijk minimumloon gedurende maximaal 24 maanden. Deze termijn kan eenmaal verlengd worden met maximaal 12 maanden, waarbij de loonkostensubsidie wordt vastgesteld op maximaal 50% van het wettelijk mini-mumloon.

  • 5.

    Aan werkgevers die een uitkeringsgerechtigde in dienst nemen die tenminste 36 maanden als werkloos werkzoekende staat ingeschreven bij het CWI kan een loonkostensubsidie (vang-netbaan) worden verstrekt van maximaal 100% van het wettelijk minimumloon gedurende 24 maanden. Deze termijn kan eenmaal verlengd worden met 12 maanden.

  • 6.

    De subsidie is gebaseerd op dienstverbanden van 32 uren per week. Het subsidiebedrag wordt naar rato verlaagd bij een dienstverband van minder dan 32 uren per week.

  • 7.

    Indien een dienstverband van > 32 uur noodzakelijk is om een werknemer uitkeringsvrij te maken, dan kan de subsidie naar rato worden verhoogd.

  • 8.

    De subsidie voor loonkosten moet worden aangevraagd uiterlijk drie maanden na ingangsda-tum van de arbeidsovereenkomst.

Onderstaande situaties worden gelijkgesteld met een inschrijvingstermijn als werkloos werk-zoekende bij het CWI:

  • a.

    detentieperiode;

  • b.

    verblijf in Asielzoekerscentrum;

  • c.

    werk in loondienst in de afgelopen 12 maanden voor zover dat niet langer heeft ge-duurd dan 50 dagen of 400 uur;

  • d.

    mensen die op basis van een re-integratieovereenkomst betaald te werk worden gesteld.

Artikel 3 Betaling van de subsidie

  • 1.

    Subsidie die over een bepaalde periode wordt verstrekt, wordt per kwartaal uitbetaald in de vorm van een voorschot en zal na afloop van een kalenderjaar definitief worden vastgesteld.

  • 2.

    Indien voorschotten hoger uitvallen dan de definitief vastgestelde subsidie vindt verrekening plaats.

  • 3.

    Geen subsidie wordt verstrekt voor kosten waarvoor, al dan niet door de gemeente, reeds een andere subsidie wordt verstrekt.

Artikel 4 Subsidievoorwaarden

  • 1.

    De subsidie wordt alleen verstrekt als de werkgever een arbeidsovereenkomst heeft gesloten met een werknemer waarvan vooraf door of namens het College is vastgesteld dat deze tot de beoogde doelgroep behoort.

  • 2.

    Indien de subsidie wordt verstrekt op grond van artikel 2 lid 5 moet de werknemer zijn werk-zaamheden doorgaans binnen de gemeente Aalburg verrichten. Het College kan in bijzondere gevallen afwijken van deze voorwaarde voor subsidieverlening

  • 3.

    De subsidie wordt slechts verstrekt als het gaat om een arbeidsovereenkomst waarbij de werknemer voor een dusdanig aantal uren wordt aangesteld, dat zijn netto salaris meer bedraagt dan het voor hem geldende bijstandsniveau en het brutosalaris per saldo niet meer bedraagt dan 130% van het wettelijk minimumloon.

  • 4.

    In afwijking van het vorige lid kan subsidie worden verstrekt, als het College ten aanzien van de werknemer heeft vastgesteld dat hij niet in staat is het aantal in het vorige lid bedoelde uren te werken in verband met een arbeidshandicap, de zorg voor &#xE9;&#xE9;n of meerdere kinderen tot 12 jaar, dan wel de zorg voor zieke ouders, partner of kinderen.

  • 5.

    Sbsidie in het kader van een vangnetbaan aan een of meer werkgevers is gebonden aan een maximum van 3 jaar voor dezelfde cli&#xEB;nt.

  • 6.

    Werknemers in gesubsidieerde arbeid dienen als werkzoekende ingeschreven te staan bij het CWI.

  • 7.

    De subsidie kan alleen verstrekt worden zolang de werknemer woonachtig is in de gemeente Aalburg. Bij verhuizing buiten de gemeente Aalburg wordt de subsidie te be&#xEB;indigd.

<vet>HOOFDSTUK 3 REGELS TEN AANZIEN VAN ZORGTAKENArtikel 5 Zorgtaken</vet>

  • 1.

    Aan uitkeringsgerechtigde alleenstaande ouder met kinderen tot 12 jaar wordt bij het vaststellen van een re-integratietraject nadrukkelijk rekening gehouden met de individuele omstandigheden van de betrokkene en het bepaalde in artikel 9, lid 2 en 4 van de wet. Indien de afstemming tussen de arbeidsinschakeling en de zorgtaak van de ouder niet direct gereali-seerd kan worden, kan tijdelijk gedeeltelijke of volledige vrijstelling van sollicitatieverplichtingen worden verleend voor de duur dat het noodzakelijk is deze afstemming (kinderopvang) alsnog te realiseren.

  • 2.

    Aan de uitkeringsgerechtigde alleenstaande ouder met kinderen tot 5 jaar die geen startkwalificatie (minimaal een diploma hebben op havo, vwo of mbo-2 niveau) hebben en die ver-plichte scholing gaan volgen om alsnog een diploma te halen, kan gedeeltelijke of volledige vrijstelling van sollicitatieverplichtingen worden verleend voor de duur van de noodzakelijke scholing.

Aan uitkeringsgerechtigden kan tijdelijke vrijstelling worden gegeven van sollicitatieverplichtingen, indien zij ten minste drie maanden de dagelijkse zorg hebben voor familieleden in de eerste en tweede graad die door welke oorzaak dan ook ernstige fysieke, verstandelijke of psychische beperkingen hebben. Ontheffing wordt verleend wanneer deze zorgtaken nog niet kunnen worden afgestemd met een re-integratietraject en voor zover niet op andere wij-ze in de geboden zorg kan worden voorzien.<vet>HOOFDSTUK 4 REGELS TEN AANZIEN SCHOLING EN WERKSTAGE Artikel 6 Noodzakelijke scholing</vet>

  • 1.

    Scholingstrajecten worden aangeboden aan personen in een re-integratietraject, met inbegrip van gesubsidieerde banen, indien scholing noodzakelijk is om instroom in algemeen geaccepteerde arbeid te realiseren.

  • 2.

    Deze noodzaak wordt slechts aanwezig geacht als de persoon voorafgaand aan de scholing aantoonbare inspanningen heeft verricht om instroom in algemeen geaccepteerde arbeid te realiseren.

  • 3.

    De te starten scholing moet aansluiten bij de mogelijkheden van de betrokkene en de behoeften op de arbeidsmarkt.

  • 4.

    Re-integratiebedrijven moeten gemotiveerd adviseren of voor een persoon scholing noodza-kelijk te achten is en zo ja, van welke aard, op welk niveau en voor welke duur. Hierbij worden door het re-integratiebedrijf twee vergelijkbare scholingoffertes aan de gemeente aangeboden;

  • 5.

    Als de belanghebbende voor het volgen van de noodzakelijke geachte scholing aanspraak kan maken op studiefinanciering of op een tegemoetkoming in de studiekosten dan moet de uitkering be&#xEB;indigd worden, indien de betrokkene een uitkering ontvangt.

  • 6.

    Indien een beroepsopleiding ge&#xEF;ndiceerd wordt met betrekking tot een noodzakelijk geachte reguliere opleidingsvorm en geen studiefinanciering meer kan worden verkregen, kan scho-ling met behoud van uitkering worden toegestaan onder de volgende voorwaarden:a. elke vorm en niveau van opleiding is mogelijk, mits aan de voorwaarde wordt vol-daan dat deze de afstand tot arbeidsmarkt zodanig verkleint, dat de belanghebbende naar verwachting na afloop van het scholingstraject kan instromen in algemeen geaccepteerde arbeid.b. De als noodzakelijk vastgestelde scholing mag bij aanvang niet langer van duur zijn dan 2 jaar. Als een noodzakelijk geachte scholingsvorm van maximaal 2 jaar echter door (aan belanghebbende niet-verwijtbare) omstandigheden langer duurt, dan kan, op indivi-duele gronden, de periode dat de scholing met behoud van uitkering kan worden gevolgd, zodanig verlengd worden dat de opleiding kan worden afgerond.

  • 7.

    Uitkeringsgerechtigden kunnen gedurende de periode dat de noodzakelijke opleiding wordt gevolgd vrij worden gesteld van sollicitatieverplichtingen. Deze vrijstelling kan maximaal wor-den verleend voor de duur en de omvang van de noodzakelijk geachte scholing.

  • 8.

    Voor personen met arbeidsverplichtingen geldt dat scholing die door het College niet als noodzakelijk wordt beoordeeld, kan worden gevolgd, mits die scholing niet meer tijd vergt dan 19 uur per week &#xE9;n deze scholing geen traject doorkruist. De kosten verbonden aan deze scholing worden niet vergoed.

Als scholing voor een persoon als verplichting is opgenomen in een trajectplan, worden de kosten daarvan vergoed. Het gaat hierbij om directe scholingskosten (kosten scholing zelf, verhoogd met de aanschafkosten van benodigde boeken en ander lesmateriaal) De kosten van de scholing zelf worden rechtstreeks betaalbaar gesteld aan de scholingsinstelling. <vet>Artikel 7 Werkstage </vet>

  • 1.

    Het doel van de werkstage is het opdoen van werkervaring dan wel het leren functioneren in een arbeidsrelatie.

  • 2.

    Deze werkstage duurt maximaal 6 maanden.

  • 3.

    Het College plaatst een persoon slechts indien door zijn plaatsing de concurrentieverhoudingen niet onverantwoord worden be&#xEF;nvloed en indien door zijn plaatsing geen verdringing plaatsvindt.

  • 4.

    In een schriftelijke overeenkomst worden tenminste vastgelegd het doel van de werkstage, alsmede de wijze waarop de begeleiding plaatsvindt.

  • 5.

    De organisatie waar personen op werkstage geplaatst worden draagt er zorg voor, dat de geplaatste personen gedurende hun werkstage verzekerd zijn tegen wettelijke aansprakelijk-heid.

<vet>Artikel 7a Participatiebanen</vet>

  • 1.

    Het doel van de participatieplaats is om uitkeringsgerechtigden en jongeren die door persoonlijke werkbelemmeringen niet bemiddelbaar zijn dichter bij de arbeidsmarkt te brengen

  • 2.

    De participatieplaats duurt twee jaar inclusief de eventuele inzet van onbetaalde arbeid op grond van artikel 9 van de re-integratieverordening

  • 3.

    Drie maanden voor afloop van de termijn van twee jaar zal op basis van een evaluatie wor-den vastgesteld of een andere re-integratievoorziening meer adequaat is. Indien dit niet het geval is kan de participatieplaats met een jaar verlengd worden op voorwaarde dat in een andere omgeving andere additionele werkzaamheden worden verricht.

  • 4.

    Drie maanden voor afloop van het derde jaar zal op basis van een evaluatie worden vastgesteld of een andere re-integratievoorziening meer adequaat is. Indien dit niet het geval is kan de participatieplaats nogmaals voor de duur van een jaar verlengd worden.

  • 5.

    Aansluitend aan de participatieplaats kan een werkstage op grond van artikel 10 van de re-integratieverordening worden ingezet bij een werkgever die voornemens is de uitkeringsgerechtigde of jongere een dienstbetrekking aan te bieden.

  • 6.

    De werkzaamheden in een participatieplaats zijn additioneel van aard en gericht op re-integratie

  • 7.

    De participatieplaats bestaat uit ten minste 50% van het aantal uren dat uitkeringsgerechtig-den en jongeren in staat zijn om arbeid te verrichten met een minimum van 12 uur per week.

  • 8.

    Werkgevers zijn verplicht om deelnemers op een participatieplaats begeleiding en scholing aan te bieden. Dit wordt vastgelegd in een schriftelijke overeenkomst.

De organisatie waar personen op een participatieplaats geplaatst worden draagt er zorg voor, dat de geplaatste personen gedurende hun werk verzekerd zijn tegen wettelijke aansprakelijkheid. <vet>HOOFDSTUK 5 PREMIESArtikel 8 Premies aan werkgevers</vet>

  • 1.

    De hoogte van de premie die de werkgever op grond van artikel 14 van de re-integratie verordening kan ontvangen bedraagt voor personen waarvoor op grond van :a. art. 2 lid 2 van dit besluit subsidie is ontvangen &#x20AC; 1.000,--.b. art. 2 lid 3 van dit besluit subsidie is ontvangen &#x20AC; 2.000,--c. art. 2 lid 4 van dit besluit subsidie is ontvangen &#x20AC; 3.000,--d. art. 2 lid 5 van dit besluit subsidie is ontvangen &#x20AC; 5.000,--

De premie bij doorstroom naar regulier werk moet worden aangevraagd binnen drie maan-den na het verstrijken van de in artikel 14, lid 2 van de re-integratieverordening genoemde periode van zes maanden na be&#xEB;indiging van de gesubsidieerde arbeidsovereenkomst.<vet>Artikel 9 Premies aan werknemers</vet>

  • 1.

    Personen die in een vangnetbaan werkzaam zijn geweest en niet gesubsidieerde algemeen geaccepteerde arbeid gaan verrichten ontvangen een premie van &#x20AC; 1.500,- nadat ze hierin 6 maanden werkzaam zijn geweest.

  • 2.

    Voor een eenmalige premie van &#x20AC; 750,- komen in aanmerking ouderen en arbeidsgehandicapten a. die inkomsten hebben uit arbeid; b. voor wie geen sprake meer is van een re-integratietraject gericht op algemeen geaccep-teerde arbeid.c. die geen recht meer hebben op vrijlating van inkomsten wegens het verstrijken van de termijn als bedoeld in artikel 16 van de re-integratieverordening end. die gedurende 6 maanden na be&#xEB;indiging van de vrijlating ononderbroken hun werkzaamheden hebben voortgezet.

Voor personen die werkzaam zijn in een participatieplaats wordt eenmalig per jaar een pre-mie van &#x20AC; 1,-- per gewerkt uur uitgekeerd.<vet>HOOFDSTUK 6 OVERIGE VERGOEDINGENArtikel 10 Reiskosten</vet>

  • 1.

    Aan personen die in verband met het volgen van een re-integratietraject buiten Aalburg moeten reizen wordt een vergoeding verstrekt voor de werkelijke kosten op basis van openbaar vervoer of een vergoeding van &#x20AC; 0,20 per kilometer.

Aan personen die in verband met het volgen van een re-integratietraject vanwege medische redenen gebruik moeten maken van de deeltaxi ontvangen een vergoeding.<vet>Artikel 11 Kinderopvang</vet>

  • 1.

    Kosten van kinderopvang worden vergoed aan uitkeringsgerechtigden en ANW&#x2019;ers voor zovera. de kosten niet ten laste van andere wetten en regelingen inzake kinderopvang kunnen worden gebracht, b. de werkgever geen voorzieningen heeft getroffen ten behoeve van kinderopvang; c. de kinderopvang noodzakelijk is voor het meewerken aan de uitvoering van een re-integratietraject ten behoeve van instroom in algemeen geaccepteerde arbeid.

  • 2.

    Kosten van kinderopvang en kosten die daarmee verband houden, zoals reiskosten van en naar kinderdagverblijven, overblijfregelingen komen tot maximaal het gangbare niveau van deze kosten voor vergoeding in aanmerking.

De in het eerste lid genoemde personen hebben maximaal 3 maanden ter beschikking om zelf een regeling te treffen die tegemoet komt aan de in de Wet basisvoorziening kinderopvang opgenomen vrijheid van keuze voor de vorm van kinderopvang.<vet>Artikel 12 Verhuiskosten</vet>Aan personen die in verband met het aanvaarden van algemeen geaccepteerde arbeid bui-ten de gemeente Aalburg moeten verhuizen wordt een tot een basisbedrag van &#x20AC; 350,00 vergoed. Dit bedrag wordt eenmalig verhoogd met een bedrag voor iedere kilometer verhuisafstand &#xE0; &#x20AC; 0,75 per kilometer.<vet>Artikel 13 Reistijd</vet>Voor personen die algemeen geaccepteerde arbeid aanvaarden wordt een reistijd van 1 uur re&#xEB;el geacht;Deze reistijd geldt voor reizen per openbaar en/of eigen vervoer.<vet>Artikel 14 Mantelzorg</vet>Aan personen die zijn vrijgesteld op grond van artikel 5 lid 3 van dit besluit kan gedurende maximaal drie maanden een vergoeding als bedoeld in artikel 17, lid 1 sub c van de re-integratieverordening worden verstrekt tot maximaal het gangbare niveau van deze kosten.<vet>Artikel 15 Persoonsgebonden re-integratiebudget </vet>

  • 1.

    De hoogte van de subsidie die uitkeringsgerechtigden ontvangen op grond van artikel 8A van de re-integratieverordening bedraagt maximaal &#x20AC; 5.000,-.

  • 2.

    De subsidie kan alleen worden verstrekt voor de inkoop van een re-integratietraject, of onderdelen daarvan, zoals bedoeld in artikel 1 sub m.

  • 3.

    De subsidie wordt rechtstreeks betaalbaar gesteld aan bedrijven en organisaties die het traject of onderdelen daarvan uitvoeren.

Vijfentwintig procent van de in het eerste lid genoemde bedrag wordt betaalbaar ge-steld 6 maanden nadat uitstroom naar algemeen geaccepteerde arbeid is gerealiseerd. <vet>HOOFDSTUK 7 VERPLICHTINGENArtikel 16 Sollicitatieverplichtingen</vet>Voor uitkeringsgerechtigden die geen voorziening hebben op grond van artikel 7 van de wet geldt een sollicitatieverplichting van tenminste 10 sollicitaties per maand, voor zover zij niet tijdelijk hiervan zijn vrijgesteld.<vet>HOOFDSTUK 8 SUBSIDIEPLAFONDSArtikel 17 Omvang voorzieningen</vet>

  • 1.

    De omvang van de overige voorzieningen wordt jaarlijks door het College vastge-steld.

  • 2.

    Het budget voor de in het eerste lid genoemde voorzieningen worden jaarlijks door het College vastgesteld op grond van de door het ministerie beschikbaar gestelde middelen.

Toelichting 1 Artikelgewijs

<vet>Artikel 1</vet>In dit artikel is van belang de definities van de gekozen doelgroepen. De begrenzing is aangebracht bij die doelgroepen die tot de verantwoordelijkheid van de gemeente behoren. Mensen met een WW en WAO uitkering vallen onder de verantwoordelijkheid van de UWV.Binnen de gemeentelijke doelgroep is het voor sommige groepen noodzakelijk extra voorzieningen te treffen, gelet op hun kwetsbare arbeidsmarktpositie. Deze groepen zijn ouderen, arbeidsgehandicapten en jongeren. Hoewel allochtonen eveneens een kwetsbare positie innemen is door de keuze van de doelgroepen (zij komen in alle in het besluit genoemde doelgroepen voor) hun belang in voldoende mate gewaarborgd. Aparte benoeming heeft geen meerwaarde en zou alleen maar tot overlapping en stigmatisering werken.<vet>Artikel 2</vet>Lid 1: Duidelijk is dat gesubsidieerde arbeid een onderdeel vormt van een traject naar ongesubsidieerd werk. Gesubsidieerd werk is derhalve geen doel op zich, maar een middel om het doel van inschakeling in het reguliere arbeidsproces te bevorderen.

Lid 2: De laagste vorm van subsidie wordt verstrekt aan twee doelgroepen met een kwetsbare positie op de arbeidsmarkt. Dit zijn jongeren, waarvan het belang duidelijk is om de periode van werkloosheid zo kort mogelijk te houden. Ook voor mensen met een uitkering op grond van de Algemene Nabestaandenwet is het noodzakelijk een subsidie beschikbaar te stellen. Dit zijn doorgaans mensen zonder recent arbeidsmarktverleden. Door de bepaling op te nemen dat men tenminste 6 maanden moet staan ingeschreven als werkzoekende, wordt voorkomen dat subsidie verstrekt moet worden aan mensen die snel bemiddelbaar zijn.

Lid 3: Voorkomen moet worden dat er een grote groep langdurig werklozen ontstaat. Na 12 maanden werkloosheid is er een verhoogd risico dat mensen langdurig op uitkering aangewezen blijven. Een hoge subsidie van 12 maanden moet het voor werkgevers aantrekkelijk maken deze mensen in dienst te nemen. Bij toekenning zal met werkgevers afspraken gemaakt moeten worden over het in vaste dienst nemen. Omdat arbeidsgehandicapten en ouderen een zeer moeilijke positie innemen op de arbeidsmarkt is de 12 maanden eis voor deze doelgroepen niet van toepassing.

Lid 4: Mensen die zeer langdurig werkloos zijn lopen het risico in een sociaal isolement terecht te komen. Indien andere voorzieningen niet hebben geleid tot uitstroom kan gesubsidieerd werk een middel zijn om het contact met de arbeidsmarkt niet te verliezen en langs deze weg alsnog aan de re-integratie te werken. Voor mensen die tenminste 24 maanden werkloos zijn is het mogelijk gedurende maximaal 24 maanden een subsidie van 90% van het minimumloon te verstrekken aan een werkgever om deze mensen in dienst te nemen. Het is nadrukkelijk mogelijk om de subsidieduur tot een kortere periode te beperken. Dit kan worden vastgesteld in de onderhandeling met de werkgever. Na 2 jaar kan de subsidie voor maximaal 1 jaar worden verlengd indien in voldoende mate is aangetoond dat dat jaar noodzakelijk is om alsnog uitstroom te realiseren. De hoogte van de subsidie in het laatste jaar wordt vastgesteld op 50% van het minimumloon.  

Lid 5:Voor mensen die tenminste 36 maanden werkloos zijn is het mogelijk gedurende 24 maanden, te verlengen tot maximaal 36 maanden een subsidie te verstrekken van 100% van het minimumloon. Dit omdat deze mensen doorgaans een zeer grote afstand tot de arbeidsmarkt hebben zodat ze niet direct de stap kunnen zetten naar regulier werk. Omdat de Flexwet voorschrijft dat dienstverbanden na 36 maanden moeten worden omgezet in een dienstverband voor onbepaalde tijd is de begrenzing van de subsidie aangebracht bij 3 jaar.

Lid 6 en 7: Uitgangspunt is dat mensen door gesubsidieerd werk uitkeringsvrij moeten worden. Indien hiervoor aanpassing van het aantal te werken uren mogelijk of noodzakelijk is dan leidt dat tot aanpassing van de subsidie.

Lid 9: Om te voorkomen dat mensen die niet aan de inschrijvingstermijn bij het CWI voldoen en hier-door geen toegang hebben tot gesubsidieerde arbeid, terwijl men voor de re-integratie wel is aangewezen op dit instrument zijn enkele situaties benoemd die gelijkgesteld kunnen worden met een inschrijving bij het CWI als werkloos werkzoekende. Hierdoor wordt voorkomen dat deze groep men-sen geen gebruik kunnen maken van de vangnetbanen. <vet>Artikel 3</vet>De toekenning van een subsidie heeft altijd een voorlopig karakter. Pas na afloop van een kalenderjaar zal de subsidie, indien is vastgesteld dat aan alle criteria is voldaan, definitief worden gemaakt.<vet>Artikel 4</vet>Loonkostensubsidie wordt alleen toegekend indien, vooraf is vastgesteld dat de persoon tot de be-oogde doelgroep behoort. De subsidie wordt alleen verstrekt als mensen uitkeringsvrij worden, maar niet meer gaan verdienen dan netto 130% van het voor hen geldende wettelijk minimumloon. De mogelijkheid bestaat om in verband met zorgtaken gesubsidieerd werk met een aanvullende uitkering te combineren. Dit kan alleen indien op grond van individuele toetsing is vastgesteld dat zorgtaken niet in voldoende mate kunnen worden afgestemd op de plicht tot arbeidsinschakeling. Deze uit-zonderingsbepaling is ook van toepassing op arbeidsgehandicapten die vanwege hun handicap niet in staat zijn tot volledige arbeidsinschakeling. Subsidies die verstrekt worden ten behoeve van zeer langdurig werklozen, zullen hoofdzakelijk aan Aalburgse werkgevers worden verstrekt. Gelet op de arbeidsmarktpositie van deze mensen zal de subsidie in belangrijke mate terechtkomen bij werkgevers in de non profitsector. Met de bepaling in het vijfde lid wordt voorkomen dat vangnetbanen door een aaneenrijgen van werknemers tot in lengte van jaren kan worden voortgezet. Om te benadrukken dat gesubsidieerde arbeid een re-integratiemiddel is gericht op doorstroom naar regulier ongesubsidieerd werk dienen mensen gedurende de periode van gesubsidieerd werk als werkzoekende bij het CWI geregistreerd te blijven. <vet>Artikel 5</vet>Bij de vaststelling van een re-integratietraject, inclusief de gesubsidieerde arbeid is het noodzakelijk rekening te houden met zorgtaken. Dit geldt zowel voor eigen kinderen tot 12 jaar, als voor mensen die in het kader van mantelzorg zorg bieden aan mensen uit hun sociaal netwerk. Hoewel bij ouders rekening gehouden moet worden met de individuele wensen inzake de zorgtaken voor kinderen, is de gemeente verplicht om te onderzoeken en te bevorderen dat door de inzet van voorzieningen op maat o.a. kinderopvang deelname aan een re-integratietraject, dan wel inschakeling in de arbeid mogelijk wordt. Met de bepaling dat zorgtaken voor het sociaal netwerk ook tot vrijstelling kunnen leiden wordt aangesloten bij de definitie van het Sociaal Cultureel Planbureau.Alleenstaande ouders met kinderen tot 5 jaar in de bijstand moet betere mogelijkheden krijgen om te re-integreren op de arbeidsmarkt.Met name alleenstaande ouders met kinderen tot 5 jaar zonder startkwalificatie moet de mogelijkheid geboden worden om scholing te gaan volgen om op deze manier alsnog een diploma te behalen.Bijstandsouders met startkwalificatie kunnen kiezen uit scholing, stage of (gesubsidieerde) baan of een andere manier hun vaardigheden te vergroten.Door de ontheffing van de sollicitatieplicht en de invoering van een scholingsplicht voor alleenstaande ouders tot 5 jaar worden deze uitkeringsgerechtigden in staat gesteld de zorg voor kinderen te combineren met scholing. Daardoor worden ze gestimuleerd om een zo goed mogelijke startpositie te krijgen op de arbeidsmarkt. <vet>Artikel 6</vet>Scholing kan alleen worden ingezet als voorziening in het kader van een re-integratietraject gericht op instroom in algemeen geaccepteerde arbeid. Kosten van scholing kunnen alleen dan vergoed worden indien aan deze eis is voldaan en er daarnaast geen recht bestaat op een voorliggende voorziening. Scholing die langer duurt dan twee jaar wordt geacht niet gericht te zijn op inschakeling in algemeen geaccepteerde arbeid en wordt daarom niet toegestaan.<vet>Artikel 7</vet>Werkstages maken onderdeel uit van een re-integratietraject en voorzien in werken met behoud van uitkering. Voor werkgever en stagiair zijn geen vergoedingen beschikbaar. Hier is een termijn aan verbonden van maximaal 6 maanden en kan eventueel voorafgaan aan gesubsidieerde arbeid. Deze voorziening maakt het gebruik van ingewikkelde detacheringsconstructies overbodig, omdat een werkgever op deze manier de gelegenheid geboden wordt kennis te maken met een werknemer alvorens direct alle werkgeversrisico’s op zich te nemen. <vet>Artikel 7A </vet>Participatiebanen zijn bedoeld voor mensen die op grond van persoonlijke werkbelemmeringen niet naar regulier werk bemiddeld kunnen worden. De werkzaamheden dienen additioneel van aard te zijn en op re-integratie gericht. Het mogen werkzaamheden zijn die maatschappelijk als nuttig worden ervaren. Werkgevers zijn verplicht te investeren in begeleiding en scholing van mensen. De participa-tieplaats kan in eerste instantie maximaal 2 jaar worden ingezet. Drie maanden voor deze termijn is afgelopen dient een evaluatie plaats te vinden. In die evaluatie dient beoordeeld te worden of de participatieplaats nog het geëigende middel, of dat een andere re-integratievoorziening meer adequaat is. Indien dit niet het geval is kan de participatieplaats voor de duur van een jaar verlengd worden. Drie maanden voor het einde van het derde jaar vindt opnieuw een evaluatie plaats. Indien de participatieplaats nog steeds de meest adequate voorziening is dan kan die voor de laatste keer voor de duur van een jaar verlengd worden. Aansluitend aan de participatieplaats kan een werkstage van maximaal zes maanden worden ingezet, mits de werkgever voornemens is betrokkene in dienst te nemen. <vet>Artikel 8</vet>Aan werkgevers die mensen in vaste dienst nemen aansluitend op de periode van gesubsidieerde arbeid wordt een stimuleringspremie geboden. Deze premie wordt pas betaalbaar gesteld nadat de werknemer 6 maanden daadwerkelijk in het bedrijf of de organisatie heeft gewerkt. De hoogte van de premie is afgestemd op de arbeidsmarktpositie van de werknemer.<vet>Artikel 9</vet>Aan mensen die in een gesubsidieerde baan hebben gewerkt wordt een uitstroompremie verstrekt bij het accepteren van een ongesubsidieerde baan. Hiermee wordt erkenning gegeven aan het feit dat doorstroom naar reguliere arbeid door mensen die langdurig in een beschermde omgeving gewerkt hebben moeilijk is en een prikkel rechtvaardigt.Aan mensen die behoren tot de doelgroep uitkeringsgerechtigde ouderen en arbeidsgehandicapten en die ‘slechts’ in staat zijn tot gedeeltelijke arbeid wordt een premie verstrekt. Door deze stimulans wordt voorkomen dat het niet meer aantrekkelijk is voor deze mensen om te werken en wordt bevorderd dat zij een gedeelte van hun inkomsten zelf kunnen verwerven. Daarnaast wordt aan mensen werkzaam op een participatieplaats een premie van € 1,- per gewerkt uur beschikbaar gesteld. Deze premie kan slechts 1 keer per jaar beschikbaar worden gesteld.<vet>Artikel 10</vet>Reiskosten worden alleen verstrekt aan mensen die ten behoeve van hun traject buiten Aalburg moeten reizen. Voor de groep arbeidsgehandicapten die geen gebruik kunnen maken van ander vervoer worden de kosten van de deeltaxi vergoed voor het bezoek aan een instelling in verband met de uitvoering van het re-integratietraject. Mensen die werken werk vallen voor hun reiskosten onder de voorzieningen van hun werkgever.<vet>Artikel 11</vet>Kosten voor kinderopvang worden alleen vergoed zolang er geen beroep gedaan kan worden op an-dere wetten en regelingen en voor zover het noodzakelijk is in verband met de uitvoering van het re-integratietraject. Omdat mensen op grond van de Wet basisvoorziening kinderopvang de vrijheid krijgen zelf een keuze te maken voor de vorm van kinderopvang, is een beperking aangebracht van 3 maanden. Indien namelijk de keuze van de ouders zou leiden tot langere wachttijden kan dit de uitvoering van het re-integratietraject in ernstige mate schaden.Mensen die niet uitkeringsgerechtigd zijn kunnen geen aanspraak maken op kinderopvang. Alvorens toe te treden tot de arbeidsmarkt mag van hun verwacht worden dat ze zelf voorzieningen inzake kinderopvang getroffen hebben.<vet>Artikel 12</vet>Met het basisbedrag kan de daghuur van een bestelbus worden bekostigd, evenals een aantal aan-palende uitgaven. Het basisbedrag is gebaseerd op de 3 maal afleggen van de afstand, inclusief dieselverbruik.Het werken met forfaitaire bedragen zal de doelmatigheid in de uitkeringspraktijk bevorderen.<vet>Artikel 13</vet>Het re-integratiebedrijf en de consulent willen een richtlijn hebben wat een reële reistijd is bij wer-kaanvaarding daarom is een uur reistijd vastgelegd in het uitvoeringsbesluit. Voor deze reistijd is aangesloten bij de Uitvoeringsorganisatie Werknemers Verzekeringen (UWV). Deze wordt ook aangehouden bij de Werkloosheidswet.<vet>Artikel 14</vet>De kosten die gemaakt moeten worden om de mantelzorg over te nemen van iemand, die daardoor in de gelegenheid gesteld wordt om deel te nemen aan een re-integratietraject komen voor vergoe-ding in aanmerking. Gedacht moet hierbij worden aan een voorziening door de thuiszorg of een ver-gelijkbare organisatie. <vet>Artikel 15</vet> Een persoonsgebonden re-integratiebudget kan alleen verstrekt worden voor een traject gericht op re-integratie. Hiervoor dient de klant een bedrijf in te schakelen die de bemiddeling naar werk kan realiseren. Scholing kan de klant in overleg met dat bedrijf zelf inkopen. Betalingen vinden rechtstreeks plaats aan opdrachtnemers. Het totale budget dat beschikbaar is voor een PRB is € 5.000. 75% hiervan wordt tijdens het traject beschikbaar gesteld. 25% betaalbaar wordt gesteld nadat er succesvolle uitstroom heeft plaatsgevonden. <vet>Artikel 16</vet>Aan mensen die direct bemiddelbaar zijn naar algemeen geaccepteerde arbeid en om die reden (nog) geen voorziening aangeboden krijgen mogen zware eisen gesteld worden om het beroep op uitkering zo kort mogelijk te houden. Dit doet recht aan de eigen verantwoordelijkheid van mensen om zelf in het eigen bestaan te voorzien. Deze mensen dienen tenminste 10 keer per maand aantoonbaar te solliciteren.<vet>Artikel 17</vet>Aan de inzet van gesubsidieerde arbeid en Direct Werk trajecten wordt een hoog belang gehecht. Daarom zijn minimum aantallen opgenomen waardoor de inzet van deze voorzieningen in voldoende mate gegarandeerd is. Geraamd wordt dat jaarlijks 3 trajecten gesubsidieerde arbeid worden gestart.Direct werk trajecten spelen een belangrijke rol bij de re-integratie van werkzoekenden. Ingeschat wordt dat een aantal van 10 Direct Werk trajecten toereikend is om de nieuwe instroom te kunnen bedienen. Jaarlijks zal op basis van het beschikbare budget een plan worden opgesteld waarbij ook de omvang van de inzet van de andere voorzieningen vastgesteld kan worden.