Regeling vervallen per 01-01-2015

Gemeenschappelijke Regeling samenwerkingsverband

Geldend van 01-01-2013 t/m 31-12-2014

Intitulé

Gemeenschappelijke Regeling samenwerkingsverband

Preambule

De colleges van burgemeesters en wethouders en de burgemeesters van de gemeenten Aalsmeer en Uithoorn, ieder voor zover het hun bevoegdheden betreft,

overwegende dat:

  • de behoefte aan samenwerking tussen beide gemeenten is vastgelegd in de intentieovereenkomst van december 2006;

  • de gemeenten al geruime tijd op verschillende taakvelden samenwerken en verschillende samenwerkingsverbanden hebben ingericht;

  • het daartoe wenselijk is nu een gemeenschappelijke regeling aan te gaan door de colleges van de gemeenten Uithoorn en Aalsmeer, waarbij een openbaar, rechtspersoonlijkheid bezittend lichaam wordt gevormd;

  • deze regeling effectief van kracht op 1 januari 2009;

  • de operationele activiteiten in de loop van 2009 zullen worden opgestart;

  • de raad van de gemeente Aalsmeer het college toestemming heeft verleend bij besluit d.d. 11 december 2008 om deze gemeenschappelijke regeling aan te gaan en

  • de raad van de gemeente Uithoorn het college toestemming heeft verleend bij besluit d.d. 29 januari 2009 om deze gemeenschappelijke regeling aan te gaan;

  • de raad van de gemeente Aalsmeer het college toestemming heeft verleend bij besluit d.d. 6 december 2012 om deze gemeenschappelijke regeling zodanig te wijzigen dat de taken Woz-belastingen, genoemd in artikel 6, uit deze gemeenschappelijke regeling geschrapt worden met ingang van 1 januari 2013;

  • de raad van de gemeente Uithoorn het college toestemming heeft verleend bij besluit d.d. 12 juli 2012 om deze gemeenschappelijke regeling zodanig te wijzigen dat de taken Woz-belastingen, genoemd in artikel 6, uit deze gemeenschappelijke regeling geschrapt worden met ingang van 1 januari 2013;

  • de raad van Aalsmeer het college toestemming heeft verleend bij besluit d.d. 29 maart 2012 op termijn uit te treden uit deze regeling en er daardoor geen sprake meer zal zijn van toevoegen van nieuwe taken aan deze regeling;

gelet op:

Met name de toepasselijke bepalingen van de Wet gemeenschappelijke regelingen, de Algemene wet bestuursrecht en de Wet op de Ondernemingsraden

besluiten:

aan te gaan de navolgende gemeenschappelijke regeling tot vorming van een openbaar, rechtspersoonlijkheid bezittend lichaam genaamd “Samenwerkingsverband Aalsmeer- Uithoorn”.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

ARTIKEL 1 BEGRIPSBEPALINGEN

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    De regeling Deze gemeenschappelijke regeling

  • b.

    Deelnemer(s) De aan deze regeling deelnemende gemeenten Aalsmeer en Uithoorn

  • c.

    Gedeputeerde Staten Gedeputeerde Staten van Noord-Holland

  • d.

    Opdrachtgever Het college van een deelnemende gemeente

  • e.

    Opdrachtnemer Het openbaar lichaam, vertegenwoordigd door het dagelijks bestuur

  • f.

    Samenwerkingsverband Het Samenwerkingsverband Aalsmeer - Uithoorn

  • g.

    Opdracht De opdrachtovereenkomsten die opdrachtgevers en opdrachtnemer jaarlijks sluiten over de door opdrachtnemer voor een opdrachtgever uit te voeren taken en de voorwaarden waaronder dat zal gebeuren

  • h.

    Taakvelden De overeengekomen producten en diensten (productcategorieën) op een beleidsterrein als benoemd in deze regeling

  • i.

    Organisatieregeling De regeling, waarin zijn neergelegd de besturingsfilosofie, de organisatiestructuur en de verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de diverse functies en actoren in de organisatie

  • j.

    Programmabegroting De begroting van de gemeenschappelijke regeling

  • k.

    Bedrijfsplan Het plan, waarin de taakstellingen per taakveld, HRM, ICT, facilitaire zaken en dergelijke zijn aangegeven (per kalenderjaar)

  • l.

    Wgr Wet gemeenschappelijke regelingen

  • m.

    Gemw Gemeentewet

  • n.

    Awb Algemene wet bestuursrecht

  • o.

    BBV Besluit Begroting en Verantwoording

ARTIKEL 2 OPENBAAR LICHAAM

  • 1.

    Er is een openbaar lichaam als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen, genaamd ‘Samenwerkingsverband Aalsmeer- Uithoorn”, hierna te noemen “het Samenwerkingsverband”.

  • 2.

    Het openbaar lichaam is gevestigd te Aalsmeer.

  • 3.

    Waar in deze regeling artikelen van de Gemeentewet of van enige andere wet of wettelijke regeling van overeenkomstige toepassing worden verklaard, treden het openbaar lichaam, het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter in de plaats van respectievelijk de gemeente, de raad, het college en de burgemeester.

  • 4.

    Het samenwerkingsverband is werkzaam op het gemeentelijk grondgebied van de deelnemers aan deze regeling.

ARTIKEL 3 DUUR VAN DE REGELING

De regeling wordt aangegaan voor onbepaalde duur.

Hoofdstuk 2 Belang, bevoegdheden en opdracht

ARTIKEL 4 BELANG

  • 1.

    Belang van de regeling is voor de deelnemers: de kwaliteit van de dienstverlening en de e-dienstverlening, de continuïteit, realisatie van nieuwe taken ten gevolge van decentralisatie van taken door de rijksoverheid en lagere uitvoeringskosten.

  • 2.

    Doel van de regeling is het bewerkstelligen van een kwalitatief hoogwaardige en doelmatige uitvoering door het samenwerkingsverband van de door de deelnemers opgedragen taken.

  • 3.

    De missie van de organisatie is ten dienste staan van de burgers, bedrijven en instellingen van de gemeenten Aalsmeer en Uithoorn.

ARTIKEL 5 ALGEMENE BEVOEGDHEIDSTOEDELING

  • 1.

    De gemeenteraden dragen geen bevoegdheden over aan de bestuursorganen van de regeling.

  • 2.

    De gemeenteraden stellen algemeen verbindende voorschriften en kaderstellend beleid vast ter zake van de opgedragen taakvelden zoals genoemd in artikel 6.

  • 3.

    De colleges en burgemeesters dragen, ieder voor zover daartoe bevoegd, met betrekking tot de taakvelden zoals opgedragen in artikel 6, de bevoegdheden over aan het dagelijks bestuur van het samenwerkingsverband ten aanzien van de uitvoering van de opgedragen wet- en regelgeving.

ARTIKEL 6 OPDRACHT VAN HET SAMENWERKINGSVERBAND

De colleges van de deelnemers dragen, met inachtneming van het bepaalde in artikel 4 en 5, aan het samenwerkingsverband de uitvoering op van de volgende taakvelden.

  • 1.

    Werk & Inkomen

    • a.

      Door de colleges van de deelnemende gemeenten is aan het dagelijks bestuur van het Samenwerkingsverband de uitvoering opgedragen van:

    • b.

      Voorts is door de colleges van de deelnemende gemeenten aan het dagelijks bestuur van het Samenwerkingsverband de uitvoering opgedragen van het door de deelnemende gemeenten vastgestelde Minimabeleid (waaronder de bijzondere bijstand) en het regionaal arbeidsmarktbeleid;

    • c.

      De uitvoering van nieuwe wet- en regelgeving op het terrein van Werk & Inkomen wordt door de colleges opgedragen aan het Samenwerkingsverband.

    • d.

      De taken genoemd onder a. worden zoveel mogelijk uitgevoerd in samenwerking met (keten)partners en derden die door het Samenwerkingsverband worden ingeschakeld bij de activering, reïntegratie en arbeidstoeleiding van cliënten.

    • e.

      Het Samenwerkingsverband vervult hierbij de regiefunctie namens de deelnemende gemeenten.

    • f.

      Het Samenwerkingsverband kan gevraagd en ongevraagd het bestuur van de deelnemende gemeenten adviseren over het te voeren beleid op het terrein van Werk & Inkomen, sociale zekerheid en de ontwikkelingen op de lokale / regionale arbeidsmarkt.

    • g.

      Het Samenwerkingsverband vertegenwoordigt binnen haar bevoegdheden de deelnemende gemeenten in alle met bovengenoemde taken samenhangende overlegstructuren.

  • 2.

    Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo)

    • a.

      Door de colleges van de deelnemende gemeenten is aan het dagelijks bestuur van het Samenwerkingsverband de uitvoering opgedragen van:

      • -

        Alle vormen en typen van huishoudelijke verzorging;

      • -

        Alle vormen en typen van individuele vervoermiddelen;

      • -

        Alle vormen en typen van individuele woonvoorzieningen;

      • -

        Alle vormen en typen van rolstoelvoorzieningen;

      • -

        Collectief Wmo-vervoer;

      • -

        Gehandicaptenparkeerkaart;

      • -

        Mantelzorg;

      • -

        Algemene hulpdienst.

    • b.

      Door de colleges van de deelnemende gemeenten is aan het dagelijks bestuur van het Samenwerkingsverband het beheer en de inkoop / aanbesteding opgedragen van de onder a. genoemde diensten en producten;

    • c.

      Het Samenwerkingsverband wordt betrokken bij het beleid dat in het kader van de Wmo door de deelnemende gemeenten wordt ontwikkeld;

    • d.

      De beleidsontwikkeling ten aanzien van de onder a. genoemde producten en diensten wordt door de deelnemende gemeenten opgedragen aan het dagelijks bestuur van het Samenwerkingsverband;

    • e.

      Het Samenwerkingsverband kan gevraagd en ongevraagd het bestuur van de deelnemende gemeenten adviseren over het te voeren beleid op het terrein van de Wmo.

    • f.

      Het Samenwerkingsverband vertegenwoordigt binnen haar bevoegdheden de deelnemende gemeenten in alle met bovengenoemde taken samenhangende overlegstructuren.

    • g.

      Het Samenwerkingsverband onderhoudt de relatie met de Wmo-raad als vertegenwoordigend orgaan van de cliënten van beide gemeenten.

ARTIKEL 7 DIENSTVERLENING

  • 1.

    Het samenwerkingsverband kan incidentele diensten verlenen aan de afzonderlijke deelnemers.

  • 2.

    Het samenwerkingsverband kan diensten verlenen aan andere gemeenten op de taakvelden, die in artikel 6 zijn aangegeven. Daartoe is een besluit van het algemeen bestuur nodig. Voorafgaand aan de dienstverlening wordt een dienstverleningsovereenkomst gesloten.

Hoofdstuk 3 Bestuursorganen

ARTIKEL 8 BESTUURSORGANEN

De bestuursorganen van de regeling zijn:

  • -

    Het algemeen bestuur

  • -

    Het dagelijks bestuur

  • -

    De voorzitter

Hoofdstuk 4 Het algemeen bestuur

ARTIKEL 9 SAMENSTELLING

  • 1.

    Het algemeen bestuur bestaat uit de leden van de colleges van de afzonderlijke deelnemers.

  • 2.

    De colleges wijzen uit hun midden de leden aan van het algemeen bestuur en diens plaatsvervangers conform de vervangingsregeling van de afzonderlijke colleges.

  • 3.

    Het algemeen bestuur wijst uit zijn midden de voorzitter en de leden van het dagelijks bestuur aan. In de eerste drie jaar na het aangaan van de regeling worden in ieder geval de beide burgemeesters (als lid van de stuurgroep voor de samenwerking) tot lid van het dagelijks bestuur aangewezen.

  • 4.

    Indien in het algemeen bestuur een vacature ontstaat, wijst het college van de betreffende deelnemer zo spoedig mogelijk, doch in elk geval binnen acht weken na het ontstaan van de vacature, een nieuw lid aan.

  • 5.

    De zittingsduur van de leden van het algemeen bestuur is gelijk aan die van de colleges van de deelnemers die hen hebben aangewezen. De leden van het algemeen bestuur blijven na het verstrijken van de in de vorige zin genoemde termijn hun functie waarnemen tot het tijdstip dat de nieuwe leden zijn aangewezen.

  • 6.

    Van elke aanwijzing tot lid of plaatsvervangend lid van het algemeen bestuur geeft het college van de betreffende deelnemer dat het aangaat binnen één week kennis aan de voorzitter van het algemeen bestuur.

ARTIKEL 10 EINDE LIDMAATSCHAP

  • 1.

    Een lid of plaatsvervangend lid van het algemeen bestuur dat het vertrouwen van het college, dat hem als lid heeft aangewezen, niet meer bezit, kan, nadat hij in de gelegenheid is geweest zich te verantwoorden, door dat college als zodanig worden ontslagen.

  • 2.

    Een lid of plaatsvervangend lid van het algemeen bestuur dat uit het algemeen bestuur wil treden, dient dit feit kenbaar te maken bij de voorzitter van het algemeen bestuur en het college, dat hem als lid heeft aangewezen. Hij blijft zijn functie waarnemen tot zijn opvolger is benoemd.

ARTIKEL 11 WERKWIJZE

  • 1.

    Het algemeen bestuur vergadert zo vaak als het daartoe heeft besloten, maar ten minste tweemaal per jaar en verder als de voorzitter onder schriftelijke opgave van de te behandelen onderwerpen dit verzoekt.

  • 2.

    Elke deelnemer in het algemeen bestuur heeft één stem. Bij staken van de stemmen is het voorstel verworpen.

  • 3.

    Ten aanzien van de openbaarheid van de vergaderingen van het algemeen bestuur en het opleggen van een geheimhoudingsplicht zijn de artikelen 23 en 25 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.

  • 4.

    In een besloten vergadering kan niet worden beraadslaagd of besloten over:

    • -

      het bedrijfsplan van de werkorganisatie;

    • -

      de organisatie-inrichting;

    • -

      de begroting dan wel wijzigingen daarvan;

    • -

      de uitgangspunten voor de contracten;

    • -

      het vaststellen van de rekening;

    • -

      het toetreden tot, het wijzigen dan wel opheffen van de regeling;

    • -

      het aanwijzen van leden van het dagelijks bestuur.

  • 5.

    Het algemeen bestuur stelt een reglement van orde voor de vergaderingen vast conform artikel 16 Gemeentewet en artikel 22 Wet gemeenschappelijke regelingen.

  • 6.

    De leden van het algemeen bestuur ontvangen voor hun werkzaamheden geen vergoeding in welke vorm dan ook.

ARTIKEL 12 BEVOEGDHEDEN

  • 1.

    Aan het algemeen bestuur komen alle bevoegdheden toe die in deze regeling niet zijn opgedragen aan het dagelijks bestuur dan wel de voorzitter.

  • 2.

    Het algemeen bestuur kan aan het dagelijks bestuur bevoegdheden overdragen met uitzondering van:

    • a.

      Het aanwijzen van voorzitter en plaatsvervangend voorzitter;

    • b.

      Het vaststellen dan wel wijzigen van de begroting inclusief de formatie van het samenwerkingsverband;

    • c.

      Het vaststellen van de jaarrekening;

    • d.

      Het vaststellen van rechtspositionele regelingen;

    • e.

      Het vaststellen van een organisatieregeling op basis van artikel 160, eerste lid aanhef en onder c., van de Gemeentewet;

    • f.

      Het vaststellen van algemeen geldende voorschriften, waaronder een financiële regeling voor het samenwerkingsverband conform artikelen 212, 213 en 213a van de Gemeentewet;

    • g.

      Het vaststellen van een vergoedingsregeling voor leden van commissies;

    • h.

      Het vaststellen van het managementstatuut.

ARTIKEL 13 COMMISSIES

  • 1.

    Het algemeen bestuur kan commissies instellen volgens artikel 24 en 25 Wet gemeenschappelijke regelingen.

  • 2.

    Het algemeen bestuur stelt een vaste commissie van advies in, bestaande uit beide gemeentesecretarissen met het oog op de ambtelijke en bestuurlijke relatie tussen het samenwerkingsverband en de deelnemers. Deze adviescommissie krijgt tevens de opdracht het dagelijks bestuur en het hoofd van het samenwerkingsverband te adviseren over en te ondersteunen bij de aansturing van de organisatie van het Samenwerkingsverband en de daarbij te nemen maatregelen.

ARTIKEL 14 INFORMATIEPLICHT

  • 1.

    Het algemeen bestuur geeft zo spoedig mogelijk, maar in ieder geval binnen twee maanden, aan de raden en de colleges van de deelnemers de door één of meer leden van die raden of colleges schriftelijk gevraagde inlichtingen, waarvan het verstrekken niet in strijd is met het algemeen belang.

  • 2.

    Het algemeen bestuur geeft aan de raden en de colleges van de deelnemers per half jaar ongevraagd alle inlichtingen die voor een juiste beoordeling van het door het algemeen bestuur gevoerde en te voeren beleid nodig zijn.

  • 3.

    De colleges van de deelnemers zijn gehouden het algemeen bestuur tijdig in kennis te stellen van de bij hen in voorbereiding zijnde plannen en/of maatregelen met betrekking tot de in artikel 6 bedoelde taakvelden en aspecten daarbinnen, voor zover deze redelijkerwijs van belang kunnen zijn voor het functioneren en de bedrijfsvoering van het samenwerkingsverband.

ARTIKEL 15 VERANTWOORDINGSPLICHT

Een lid van het algemeen bestuur is aan het college dat hem als lid heeft aangewezen en aan de raad verantwoording verschuldigd voor de door hem in het algemeen bestuur uitgevoerde daden of werkzaamheden. Het afleggen van die verantwoording geschiedt volgens het reglement van orde van de afzonderlijke colleges.

Hoofdstuk 5 Het dagelijks bestuur

ARTIKEL 16 SAMENSTELLING

  • 1.

    Het dagelijks bestuur bestaat uit vier leden, de voorzitter inbegrepen. Bij de benoeming van de leden zorgt het algemeen bestuur er voor dat er een gelijke vertegenwoordiging is van de afzonderlijke deelnemers.

  • 2.

    Voor elk lid van het dagelijks bestuur wijst het algemeen bestuur een plaatsvervangend lid aan.

ARTIKEL 17 EINDE LIDMAATSCHAP

  • 1.

    De leden van het dagelijks bestuur treden af als lid van dat bestuur met ingang van de dag waarop de zittingsperiode van het algemeen bestuur afloopt. Zij blijven hun functie waarnemen tot het tijdstip waarop het algemeen bestuur een nieuw dagelijks bestuur heeft aangewezen.

  • 2.

    Een lid van het dagelijks bestuur kan te allen tijde ontslag nemen.

  • 3.

    Degene die tussentijds ophoudt lid van het algemeen bestuur te zijn, houdt tevens op lid van het dagelijks bestuur te zijn. Hij blijft zijn functie waarnemen totdat een opvolger is benoemd.

  • 4.

    Indien tussentijds een vacature ontstaat in het dagelijks bestuur, dan wijst het algemeen bestuur zo spoedig mogelijk een nieuw lid aan en indien van toepassing een nieuw plaatsvervangend lid.

  • 5.

    Een lid van het dagelijks bestuur kan door het algemeen bestuur worden ontslagen, indien dit lid niet langer het vertrouwen van het algemeen bestuur geniet.

ARTIKEL 18 WERKWIJZE

  • 1.

    Voor zover deze regeling niet anders bepaalt kan het dagelijks bestuur zijn werkzaamheden verdelen over de leden. Artikel 168 Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing. De verdeling wordt aan het algemeen bestuur mede gedeeld.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur vergadert zo dikwijls als de voorzitter of ten minste twee leden dit nodig achten.

  • 3.

    In de vergadering van het dagelijks bestuur heeft ieder lid een stem; als de stemmen staken, wordt het voorstel geacht te zijn verworpen.

  • 4.

    Op de vergaderingen van het dagelijks bestuur zijn de artikelen 54 tot en met 58 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.

  • 5.

    Het dagelijks bestuur stelt voor zijn werkzaamheden een reglement van orde vast conform artikel 52 Gemeentewet. Dit reglement wordt aan het algemeen bestuur ter kennisneming gezonden.

  • 6.

    De leden van het dagelijks bestuur ontvangen voor hun werkzaamheden geen vergoeding in welke vorm dan ook.

ARTIKEL 19 BEVOEGDHEDEN

  • 1.

    Het dagelijks bestuur is belast met het bestuur van het samenwerkingsverband. Hiertoe behoort in ieder geval:

    • a.

      Het uitvoeren van de opdracht, zoals bedoeld in artikel 6;

    • b.

      Het vaststellen van mandaten/ volmachtbesluit;

    • c.

      Het voorbereiden van al hetgeen aan het algemeen bestuur ter overweging en beslissing zal worden voorgelegd;

    • d.

      Het uitvoeren van de besluiten van het algemeen bestuur;

    • e.

      Het beheer van de financiën van het samenwerkingsverband;

    • f.

      De zorg voor de controle op het financieel beheer en de boekhouding, voor zover dat niet aan anderen toekomt;

    • g.

      Het zo nodig nemen van conservatoire maatregelen zowel in als buiten rechte en nemen van maatregelen ter voorkoming van verjaring en verlies van recht of bezit;

    • h.

      Het binnen het kader van de door het algemeen bestuur vastgestelde formatie benoemen, schorsen en ontslaan van medewerkers van het samenwerkingsverband;

    • i.

      Het houden van toezicht op alles wat het samenwerkingsverband verricht;

    • j.

      Besluiten tot benoeming, schorsing en ontslag van het Hoofd van het Samenwerkingsverband;

    • k.

      Het dagelijks bestuur is verantwoordelijk voor de uitvoering van de opgedragen taakvelden, met inachtneming van hetgeen ten aanzien van het te voeren, respectievelijk te ontwikkelen beleid is bepaald in artikel 33.

ARTIKEL 20 INFORMATIEPLICHT

  • 1.

    De leden van het dagelijks bestuur geven, tezamen en afzonderlijk, aan het algemeen bestuur per half jaar ongevraagd alle informatie die voor een juiste beoordeling van het gevoerde en te voeren beleid noodzakelijk is.

  • 2.

    De leden van het dagelijks bestuur geven tezamen dan wel afzonderlijk aan het algemeen bestuur, indien dit bestuur dan wel één of meer leden daarvan daarom verzoeken, binnen acht weken alle gevraagde inlichtingen, één en ander voor zover dit niet in strijd is met het algemeen belang.

ARTIKEL 21 VERANTWOORDINGSPLICHT

  • 1.

    De leden van het dagelijks Bestuur zijn, tezamen en afzonderlijk, aan het algemeen bestuur verantwoording verschuldigd voor het door het dagelijks bestuur gevoerde bestuur, conform het Reglement van Orde van het algemeen bestuur.

Hoofdstuk 6 De voorzitter

ARTIKEL 22 VOORZITTERSCHAP

  • 1.

    De voorzitter en de plaatsvervangend voorzitter worden aangewezen door het algemeen bestuur uit hun midden.

  • 2.

    De voorzitter van het algemeen bestuur is tevens voorzitter van het dagelijks bestuur.

  • 3.

    De zittingsduur van de voorzitter is twee jaar, waarna een voorzitter van de andere deelnemer wordt gekozen door en uit het algemeen bestuur.

ARTIKEL 23 EINDE VOORZITTERSCHAP

  • 1.

    De voorzitter en plaatsvervangend voorzitter treden af met ingang van de dag waarop het algemeen bestuur een nieuwe voorzitter aanwijst. Zij blijven hun functie waarnemen tot het tijdstip waarop het algemeen bestuur een nieuwe voorzitter en plaatsvervangend voorzitter heeft gekozen.

  • 2.

    De voorzitter of plaatsvervangend voorzitter kan te allen tijde ontslag nemen.

  • 3.

    Het voorzitterschap eindigt zodra de voorzitter of de plaatsvervangend voorzitter ophoudt lid te zijn van het algemeen of het dagelijks bestuur.

  • 4.

    Indien tussentijds een vacature ontstaat in het voorzitterschap, dan wijst het algemeen bestuur zo spoedig mogelijk een nieuwe voorzitter of plaatsvervangend voorzitter aan.

  • 5.

    De voorzitter of plaatsvervangend voorzitter kan door het algemeen bestuur worden ontslagen, indien deze niet langer het vertrouwen van het algemeen (en dagelijks) bestuur geniet.

ARTIKEL 24 WERKWIJZE

  • 1.

    De voorzitter roept de leden van het algemeen bestuur op ter vergadering zo vaak als het algemeen bestuur daartoe heeft besloten, doch tenminste tweemaal per jaar en verder onder opgave van de te behandelen onderwerpen.

  • 2.

    De voorzitter roept de leden van het dagelijks bestuur op ter vergadering zo dikwijls als hijzelf of tenminste twee leden dit nodig achten.

  • 3.

    De voorzitter en de plaatsvervangend voorzitter ontvangen voor hun werkzaamheden geen vergoeding in welke vorm dan ook.

ARTIKEL 25 BEVOEGDHEDEN

  • 1.

    De voorzitter is belast met de leiding van de vergaderingen van het algemeen en het dagelijks bestuur.

  • 2.

    De voorzitter vertegenwoordigt het samenwerkingsverband in en buiten rechte.

  • 3.

    De voorzitter ondertekent de stukken die uitgaan namens het algemeen en dagelijks bestuur van het samenwerkingsverband.

  • 4.

    De voorzitter sluit het managementcontract af op basis van het gevoerde overleg en het advies van de adviescommissie van gemeentesecretarissen van de deelnemers.

  • 5.

    De voorzitter stemt tenminste maandelijks de stand/ gang van zaken in de organisatie af met het hoofd van het samenwerkingsverband in bijzijn van de adviescommissie van gemeentesecretarissen. Hij houdt functionerings- en beoordelingsgesprekken met het Hoofd van het Samenwerkingsverband over diens functioneren.

ARTIKEL 26 INFORMATIEPLICHT

  • 1.

    De voorzitter geeft aan het dagelijks en het algemeen bestuur per half jaar ongevraagd alle informatie die voor een juiste beoordeling van het gevoerde en te voeren beleid noodzakelijk is.

  • 2.

    De voorzitter geeft het dagelijks en het algemeen bestuur, indien dit bestuur dan wel één of meer leden daarvan verzoeken, binnen acht weken alle gevraagde inlichtingen, een en ander voor zover dit niet in strijd is met het algemeen belang.

ARTIKEL 27 VERANTWOORDINGSPLICHT

De voorzitter is verantwoording verschuldigd aan het dagelijks en algemeen bestuur voor het door hem gevoerde beleid.

Hoofdstuk 7 Organisatie, management en personeel

ARTIKEL 28 ORGANISATIE

  • 1.

    Het Samenwerkingsverband richt een organisatie in ter uitvoering van de opgedragen werkzaamheden.

  • 2.

    De ondersteunende diensten worden primair geleverd door de beide deelnemers, op basis van de vraag van het Samenwerkingsverband.

ARTIKEL 29 HET HOOFD VAN HET SAMENWERKINGSVERBAND

  • 1.

    Het Hoofd van het Samenwerkingsverband wordt benoemd en ontslagen door het dagelijks bestuur. Het dagelijks bestuur kan het Hoofd schorsen. Het dagelijks bestuur informeert het algemeen bestuur ter zake.

  • 2.

    De bestuursorganen worden bijgestaan door het Hoofd van het Samenwerkingsverband, aan wie in het dagelijks bestuur en het algemeen bestuur een adviserende stem toekomt.

  • 3.

    Het Hoofd heeft in het algemeen en dagelijks bestuur de functie van secretaris.

  • 4.

    Het Hoofd is belast met de dagelijkse leiding van de ambtelijke organisatie.

  • 5.

    Het Hoofd ondertekent mede alle stukken, die van het algemeen en dagelijks bestuur uitgaan.

  • 6.

    De verantwoordelijkheden en bevoegdheden van het Hoofd worden vastgelegd in een statuut. Het statuut wordt vastgesteld door het algemeen bestuur.

  • 7.

    Het Hoofd is bestuurder in de zin van de Wet op de ondernemingsraden.

  • 8.

    Het Hoofd is verantwoording verschuldigd aan het dagelijks bestuur.

  • 9.

    Het dagelijks bestuur regelt de vervanging van het Hoofd bij zijn afwezigheid.

  • 10.

    Het Hoofd verschaft ten minste één keer per maand de informatie aan het dagelijks bestuur ter beoordeling van het functioneren en de bedrijfsvoering van de organisatie.

  • 11.

    Het Hoofd organiseert eenmaal per maand afstemming met de portefeuillehouders van de deelnemers, van wie de taakvelden opgenomen zijn in de regeling.

ARTIKEL 30 MANAGEMENT

Het Hoofd van het Samenwerkingsverband regelt de afstemming tussen de ambtelijke organisatie van de regeling en de ambtelijke organisaties van de deelnemers.

ARTIKEL 31 PERSONEEL

  • 1.

    Het dagelijks bestuur beslist met inachtneming van het bepaalde in artikel 19 van deze regeling en binnen de kaders van het door het algemeen bestuur vastgestelde formatieplan over de benoeming en het ontslag van het personeel van de organisatie.

  • 2.

    Personeel van het Samenwerkingsverband valt onder de CAO gemeentepersoneel.

  • 3.

    De secundaire arbeidsvoorwaarden van de gemeente Uithoorn zijn van toepassing op het personeel in dienst van het Samenwerkingsverband.

  • 4.

    Op de overgang van personeel van de deelnemers naar de organisatie van het Samenwerkingsverband is het sociaal statuut van de deelnemers van toepassing.

  • 5.

    Voor de organisatiewijzigingen van het Samenwerkingsverband stelt het dagelijks bestuur het ‘Sociaal Statuut van het Samenwerkingsverband Aalsmeer – Uithoorn’ vast.

  • 6.

    Werkt personeel van een deelnemer tijdelijk bij de organisatie, dan worden de gewerkte uren door betreffende deelnemer bij de organisatie in rekening gebracht tegen vaste uurtarieven. Alle deelnemers brengen hetzelfde uurtarief in rekening, ongeacht het daadwerkelijke salaris van het personeel (van de deelnemer).

  • 7.

    Wordt personeel van het Samenwerkingsverband tijdelijk tewerkgesteld bij één van de deelnemers, om werkzaamheden/ taken uit te voeren specifiek voor die ene deelnemer, dan worden de gewerkte uren door het Samenwerkingsverband in rekening gebracht bij de betreffende deelnemer tegen een vast uurtarief. Het samenwerkingsverband brengt bij alle deelnemers hetzelfde uurtarief in rekening, ongeacht het daadwerkelijke salaris van het betreffende personeel.

  • 8.

    De begroting van het Samenwerkingsverband vermeldt de uurtarieven, zoals bedoeld in het zesde en zevende lid, die jaarlijks door de colleges van de deelnemers worden vastgesteld.

Hoofdstuk 8 Bestuurlijke verhouding

ARTIKEL 32 PORTEFEUILLEHOUDERS EN BESTUUR SAMENWERKINGSVERBAND

  • 1.

    De portefeuillehouders in de colleges van de deelnemers zijn verantwoordelijk voor het voorbereiden en ontwikkelen van (de kaders van) het beleid ten aanzien van de taakvelden, zoals bedoeld in artikel 6.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur van het samenwerkingsverband draagt zorg voor het juist en tijdig informeren van de portefeuillehouders over de zaken, die in de uitvoering naar voren komen ten aanzien van het betreffende taakveld.

  • 3.

    De portefeuillehouders dragen zorg voor het afstemmen van ontwikkelingen in (de kaders van) het beleid met het dagelijks bestuur van het samenwerkingsverband.

Hoofdstuk 9 Beleid en opdrachtverstrekking

ARTIKEL 33 BELEID

  • 1.

    Beleidsadviezen en –voorstellen ten aanzien van de in de regeling opgenomen taakvelden worden ambtelijk voorbereid door de organisatie van het Samenwerkingsverband onder functionele aansturing van de betreffende portefeuillehouders van beide deelnemers.

  • 2.

    De portefeuillehouders voeren daartoe periodiek beleidsoverleg, waaraan de betreffende beleidsmedewerker(s) deelnemen.

  • 3.

    De beleidsadviezen en –voorstellen worden na goedkeuring door het dagelijks bestuur voorgelegd aan de colleges van de deelnemers.

  • 4.

    De colleges leggen de beleidsadviezen en –voorstellen ter besluitvorming voor aan de respectievelijke gemeenteraden.

  • 5.

    De gemeenteraden van de deelnemers stellen (de kaders van) dit beleid vast.

  • 6.

    Het inkoop- en aanbestedingsbeleid, alsmede de algemene voorwaarden van het Samenwerkingsverband worden door het dagelijks bestuur vastgesteld, op basis van het ter zake vigerende beleid van de deelnemers.

ARTIKEL 34 OPDRACHTVERSTREKKING

  • 1.

    De deelnemers dragen zorg voor opdrachtverstrekking aan het Samenwerkingsverband op uiterlijk 15 januari van het betreffende boekjaar.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur van het Samenwerkingsverband stelt vóór 1 maart een bedrijfsplan op vergezeld van een meerjarenbegroting en een begroting voor het volgende kalenderjaar.

  • 3.

    Het dagelijks bestuur biedt dit bedrijfsplan, de meerjarenbegroting en de begroting vervolgens aan de colleges aan.

  • 4.

    De colleges van de deelnemers betrekken de resultaten van de jaarrekening van het Samenwerkingsverband bij de behandeling van dit bedrijfsplan, de meerjarenbegroting en de begroting.

  • 5.

    Het algemeen bestuur van het Samenwerkingsverband stelt het bedrijfsplan, de meerjarenbegroting en de begroting vast vóór 1 juli, met inachtneming van de reactie van de colleges van de deelnemers.

  • 6.

    Het dagelijks bestuur van het Samenwerkingsverband zendt dit bedrijfsplan, de meerjarenbegroting en de begroting na vaststelling naar de colleges van de deelnemers.

  • 7.

    Het dagelijks bestuur van het Samenwerkingsverband levert aan de colleges en raden van de deelnemers een evaluatie van het beleid en de begroting in het lopende jaar op 1 april en 15 augustus ten behoeve van de behandeling van de gemeentebegrotingen van de deelnemers.

Hoofdstuk 10 Financiële bepalingen

ARTIKEL 35 FINANCIËLE ADMINISTRATIE EN CONTROLE

  • 1.

    Het algemeen bestuur stelt bij regeling uitgangspunten en regels vast voor het financiële beleid, het financieel beheer en de inrichting van de administratie (conform artikel 212 Gemeentewet). Deze regeling dient te waarborgen dat aan de eisen van rechtmatigheid, verantwoording en controle kan worden voldaan.

  • 2.

    Het algemeen bestuur stelt bij regeling regels vast voor de controle op het financieel beheer en de inrichting van de administratie (conform artikel 213 Gemeentewet). Deze regeling dient te waarborgen dat de rechtmatigheid van het financieel beheer en de inrichting van de financiële en administratieve organisatie kan worden getoetst.

  • 3.

    Het algemeen bestuur stelt bij regeling regels vast over door het dagelijks bestuur periodiek te verrichten onderzoek naar de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het door hem gevoerde bestuur.

  • 4.

    De artikelen 212 tot en met 215 van de Gemeentewet zijn overeenkomstig van toepassing.

  • 5.

    Het Samenwerkingsverband verricht BTW-belaste activiteiten in de zin van de Wet op de omzetbelasting 1968 en voert een administratie overeenkomstig de verplichtingen van deze wet.

ARTIKEL 36 BEGROTING

  • 1.

    Het dagelijks bestuur stelt elk jaar vóór 1 maart een meerjarenbegroting en een ontwerpbegroting van baten en lasten voor het komende dienstjaar op, voorzien van de nodige toelichting en specificaties. De ontwerpbegroting is gebaseerd op de opdrachten die de deelnemers aan het Samenwerkingsverband verstrekken.

  • 2.

    Uiterlijk 1 maart van het jaar voorafgaand aan het jaar waarvoor de begroting zal dienen zendt het dagelijks bestuur de meerjarenbegroting en de ontwerpbegroting toe aan de colleges van de deelnemers.

  • 3.

    De meerjarenbegroting en de ontwerpbegroting wordt door de colleges van de deelnemers voor een ieder ter inzage gelegd en, tegen betaling van de kosten, algemeen verkrijgbaar gesteld. Van het ter inzage leggen en het verkrijgbaar stellen van de ontwerpbegroting en de meerjarenbegroting wordt openbaar kennis gegeven.

  • 4.

    De raden van de deelnemers dienen binnen twee maanden na toezending van de ontwerpbegroting via de colleges het dagelijks bestuur hun zienswijze schriftelijk kenbaar te maken.

  • 5.

    Het algemeen bestuur stelt de begroting vast vóór 1 juli.

  • 6.

    De begroting wordt binnen twee weken na vaststelling door het algemeen bestuur aan de colleges en de raden van de deelnemers toegezonden.

  • 7.

    Op de wijzigingen van de begroting zijn de voorafgaande bepalingen van dit artikel - met uitzondering van de genoemde data - van overeenkomstige toepassing.

  • 8.

    De begroting wordt ter kennisname gezonden aan Gedeputeerde Staten.

ARTIKEL 37 VOORSCHOT, KOSTENVERREKENING, RESERVES EN VOORZIENINGEN

  • 1.

    Het dagelijks bestuur geeft aan op welke momenten en op welke wijze de deelnemers gelijkelijk zorg dragen voor de bevoorschotting van het Samenwerkingsverband.

  • 2.

    De deelnemers zullen er steeds zorg voor dragen dat het openbaar lichaam te allen tijde over voldoende middelen beschikt om aan al zijn verplichtingen jegens derden te kunnen voldoen

  • 3.

    De vergoeding voor de prestaties van het Samenwerkingsverband aan de deelnemers vindt plaats op basis van het verrichte aantal prestaties en het daarvoor geldende tarief. De tarieven worden jaarlijks vastgesteld.

  • 4.

    Het Samenwerkingsverband brengt over de vergoeding van lid 1 BTW in rekening aan de deelnemers.

  • 5.

    Reserves en voorzieningen worden gevormd overeenkomstig uitgevaardigde richtlijnen conform de financiële regeling van het algemeen bestuur. Deze moeten voldoen aan het BBV.

  • 6.

    Deze richtlijnen zijn opgenomen in de door het algemeen bestuur vast te stellen nota reserves en voorzieningen.

ARTIKEL 38 JAARVERSLAG EN JAARREKENING

  • 1.

    Het dagelijks bestuur maakt elk jaar het jaarverslag en de jaarrekening op van het voorgaande jaar.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur zendt het jaarverslag, de jaarrekening, de accountantsverklaring en het verslag van bevindingen van de accountant naar het algemeen bestuur.

  • 3.

    Het algemeen bestuur stelt de rekening vast vóór 1 april.

  • 4.

    Het besluit van het algemeen bestuur, houdende vaststelling van de rekening, strekt voor zover het daarin opgenomen inkomsten en uitgaven betreft, het dagelijks bestuur tot décharge, behoudens later in rechte gebleken onregelmatigheden.

  • 5.

    Het dagelijks bestuur zendt uiterlijk 1 maart de rekening met de daarbij behorende bescheiden, inclusief het verslag van de bevindingen van de accountant, aan de colleges van de deelnemers.

  • 6.

    Het dagelijks bestuur zendt de rekening ter kennisname aan de gemeenteraden ten behoeve van de voorbereiding van de begroting van de deelnemers.

  • 7.

    Het dagelijks bestuur zendt de rekening ter kennisname aan Gedeputeerde Staten.

Hoofdstuk 11 Archief

ARTIKEL 39 ARCHIEFBEHEER

  • 1.

    Het algemeen bestuur stelt de archiefverordening voor het Samenwerkingsverband vast.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur is belast met de zorg voor de archiefbescheiden van het Samenwerkingsverband en zijn bestuursorganen overeenkomstig een door het algemeen bestuur met inachtneming van artikel 41, tweede lid van de Archiefwet vast te stellen regeling.

  • 3.

    Het Hoofd van het Samenwerkingsverband is belast met het beheer van de archiefbescheiden als bedoeld in het vorig lid overeenkomstig de door het dagelijks bestuur vast te stellen nadere regels.

Hoofdstuk 12 Geschillen

ARTIKEL 40 GESCHILLEN

  • 1.

    Indien er tussen het Samenwerkingsverband en één der deelnemers een geschil ontstaat over de uitvoering van de opdracht zoals bedoeld in artikel 6 van deze regeling treden het dagelijks bestuur en het betreffende college terstond in overleg met elkaar teneinde het geschil verder te verkennen en zo mogelijk op te lossen.

  • 2.

    Indien dit overleg niet binnen twee maanden na de begindatum ervan tot een oplossing heeft geleid, zullen betrokken partijen een bindend advies vragen.

  • 3.

    De colleges en het dagelijks bestuur wijzen daartoe ieder een onafhankelijke deskundige aan en gezamenlijk een derde onafhankelijke, die gezamenlijk een bindend advies geven.

Hoofdstuk 13 Toetreding, uittreding, wijziging, opheffing

ARTIKEL 41 TOETREDING

  • 1.

    Het college van een gemeente die wenst toe te treden, richt het verzoek daartoe aan het algemeen bestuur van het samenwerkingsverband.

  • 2.

    Het algemeen bestuur zendt het verzoek als bedoeld in lid 1 binnen drie maanden door aan de besturen van de deelnemende gemeenten onder overlegging van zijn advies omtrent de toetreding en de daaraan te verbinden voorwaarden, inclusief de eventuele toetredingskosten.

  • 3.

    Toetreding vindt plaats indien het algemeen bestuur en de meerderheid van de colleges en de raden van de deelnemers daarmee instemmen.

  • 4.

    De colleges vragen voorafgaand aan hun besluit toestemming daarvoor aan de raden.

  • 5.

    De colleges van de deelnemende gemeenten besluiten over de toetreding, inclusief de voorwaarden en gevolgen, binnen drie maanden na de toezending door het algemeen bestuur zoals bedoeld in lid 2.

  • 6.

    Het besluit van de deelnemers als bedoeld in het vijfde lid geeft de datum van toetreding aan.

  • 7.

    Van elk bericht van toetreding van een gemeente wordt kennis gegeven aan Gedeputeerde Staten.

  • 8.

    Het algemeen bestuur informeert de deelnemers over de toetreding.

  • 9.

    Terstond na de toetreding worden door het college van de toetredende gemeente diens leden van het algemeen bestuur aangewezen.

ARTIKEL 42 UITTREDING

  • 1.

    Het college van elke deelnemer kan bij voorgenomen besluit bepalen dat de deelneming aan deze regeling wordt opgezegd. De raad van de betreffende gemeente wordt het voorgenomen besluit tot uittreding voorgelegd met het doel toestemming te verkrijgen. College, burgemeester en raad van de andere deelnemer worden over dat besluit geïnformeerd.

  • 2.

    Een uittredingsbesluit gaat in de eerste periode na het tot stand komen van deze regeling, in per 1 januari als vijf kalenderjaren verstreken zijn na het jaar, waarin het besluit tot uittreding is genomen; vanaf vijf jaar van het bestaan van de regeling gaat het besluit tot uittreding in twee kalenderjaren na het verstrijken van het jaar, waarin het besluit tot opzegging is genomen.

  • 3.

    Alvorens de deelnemer tot besluitvorming komt, als bedoeld in het eerste lid, wordt eerst over het voornemen overleg met de andere deelnemer gevoerd.

  • 4.

    In het voornemen als bedoeld in het derde lid worden de motieven gegeven op grond waarvan de deelnemer wenst uit te treden.

  • 5.

    Het besluit als bedoeld in eerste lid wordt terstond ter kennis gebracht van het algemeen bestuur.

  • 6.

    Het algemeen bestuur regelt de financiële rechten en verplichtingen alsmede de overige gevolgen van de uittreding.

  • 7.

    Van elk besluit tot uittreding van een deelnemer wordt terstond kennis gegeven aan de andere deelnemer en Gedeputeerde Staten.

  • 8.

    Het algemeen bestuur zet de procedure in werking tot opheffing en liquidatie van de Gemeenschappelijke regeling, zoals bedoeld in artikel 43.

ARTIKEL 43 WIJZIGING, OPHEFFING EN LIQUIDATIE

  • 1.

    Wijziging van de regeling vindt plaats indien de colleges en burgemeesters van de deelnemers besluiten tot wijziging van de regeling.

  • 2.

    Het voorstel tot wijziging in verband met de inbreng van nieuwe taakvelden, zoals bedoeld in artikel 6 lid 5, wordt aan de gemeenteraden voorgelegd met het doel hun toestemming te verkrijgen.

  • 3.

    Indien het algemeen bestuur wijziging van de regeling wenselijk acht, doet het dagelijks bestuur het daartoe strekkende voorstel toekomen aan de betrokken bestuursorganen van de deelnemende gemeenten.

  • 4.

    Opheffing van de regeling vindt plaats indien de colleges en burgemeesters van de deelnemers besluiten tot opheffing van de regeling. Het voorstel daartoe wordt aan de gemeenteraden voorgelegd met het doel hun toestemming te verkrijgen.

  • 5.

    Een liquidatieplan maakt onderdeel uit van het voorstel tot opheffing.

  • 6.

    Het liquidatieplan voorziet in de verplichting van de deelnemers alle rechten en verplichtingen van het openbaar lichaam over de deelnemers te verdelen op een in het liquidatieplan te bepalen wijze.

  • 7.

    Ingeval van opheffing van de regeling stelt het algemeen bestuur een regeling op met betrekking tot de gevolgen van de opheffing. De regeling wordt vastgesteld door de betreffende bestuursorganen van de deelnemende gemeenten.

  • 8.

    Het dagelijks bestuur is belast met de uitvoering van de liquidatie.

  • 9.

    De organen van de gemeenschappelijke regeling blijven ook na het tijdstip van opheffing in functie, totdat de liquidatie is voltooid.

  • 10.

    De opheffing van de regeling gaat niet eerder in dan nadat is voldaan aan de vereisten van artikel 27 Wgr.

  • 11.

    Van elk besluit tot wijziging dan wel opheffing van deze regeling wordt terstond bericht gezonden aan de betrokken gemeenten en Gedeputeerde Staten.

Hoofdstuk 14 Overgangs- en slotbepalingen

ARTIKEL 44 SAMENWERKING EN DEELNEMINGEN

  • 1.

    Indien ten aanzien van een in te brengen taakveld nog sprake is van bestaande samenwerkingsverbanden en/of deelneming, dan wordt de beëindiging van deze samenwerkingsverbanden en/of deelnemingen, alsmede de inbreng in de regeling door het betreffende college voorbereid.

ARTIKEL 45 INWERKINGTREDING EN OVERIGE BEPALINGEN

  • 1.

    De colleges van de deelnemers dragen zorg voor de bekendmaking van deze regeling op een in de desbetreffende gemeente gebruikelijke wijze.

  • 2.

    Het college van de gemeente Aalsmeer is aangewezen als het gemeentebestuur zoals bedoeld in artikel 26 Wgr.

  • 3.

    Indien door de colleges van de deelnemers lopende het kalenderjaar nieuwe taakvelden in de regeling worden ingebracht, draagt het college Aalsmeer zorg voor de tijdige publicatie van dit besluit waarin tevens het moment van inwerkingtreding van het besluit is aangegeven, een en ander conform de vereisten van artikel 26 Wgr.

  • 4.

    In alle gevallen waarin deze regeling niet voorziet, beslist het algemeen bestuur gehoord de colleges en de burgemeesters van de deelnemers.

ARTIKEL 46 SLOTBEPALINGEN

  • 1.

    De regeling kan worden aangehaald onder de titel 'Samenwerkingsverband Aalsmeer-Uithoorn’.

  • 2.

    Deze regeling kent een toelichting.

  • 3.

    De regeling is opgericht bij besluit van de beide colleges van 29 januari 2009, met dien verstande dat:

    • a.

      De regeling in werking treedt nadat aan de publicatievereisten is voldaan;

    • b.

      De overdracht van bevoegdheden aan de bestuursorganen, alsmede de overdracht van de operationele taken zoals bedoeld in artikel 6, plaatsvindt op 1 mei 2009;

    • c.

      De uitvoeringsgevolgen van kracht worden vanaf 1 januari 2009;

  • 4.

    Met ingang van 1 mei 2009 is de ‘Gemeenschappelijke Regeling Sociale Zaken Aalsmeer-Uithoorn 2005’ vervallen;

  • 5.

    De regeling is gewijzigd bij besluit van beide colleges van 18 december 2012, met dien verstande dat:

    • a.

      De taken Woz-belastingen en ontwikkeling e-dienstverlening uit het samenwerkings-verband zijn gehaald per 1 januari 2013;

    • b.

      De eerder vastgestelde technische wijzigingen in artikel 37 en 43 naar aanleiding van de overgang van budgetten van de gemeenten Aalsmeer en Uithoorn naar het Samenwerkingsverband Aalsmeer – Uithoorn zijn verwerkt;

    • c.

      Het artikel 47 overgangsbepalingen is verwijderd;

    • d.

      De voornemens tot het inbrengen van nieuwe taken uit de tekst van deze regeling zijn verwijderd.

Ondertekening

Aldus gewijzigd op 18 december 2012,
het college van de gemeente Aalsmeer,
de secretaris, de waarnemend burgemeester,
D.J. van Huizen Th. Van Eijk
het college van de gemeente Uithoorn,
de secretaris, de burgemeester,
K. de Vries Mw D.H. Oudshoorn
de waarnemend Burgemeester van de gemeente Aalsmeer,
De heer Th. Van Eijk
de Burgemeester van de gemeente Uithoorn op,
Mevrouw D.H. Oudshoorn

Portefeuillehoudersoverleg

Opdrachtverstrekking artikel 34

Memorie van Toelichting Behorend bij de Gemeenschappelijke Regeling Samenwerkingsverband Aalsmeer-Uithoorn 18 december 2012

1. Algemeen:

In de aanhef is aangegeven dat de Gemeenschappelijke regeling “Samenwerkingsverband Aalsmeer – Uithoorn” wordt aangegaan door de colleges en de burgemeesters. Deze beide bestuursorganen dragen bevoegdheden over aan de bestuursorganen van de gemeenschappelijke regeling (GR). Zij kunnen dat alleen doen voor de eigen bevoegdheden. Er worden geen bevoegdheden van de gemeenteraden overgedragen. De gemeenteraden zijn dan ook niet vertegenwoordigd in de bestuursorganen van de regeling.

De gemeenteraden hebben volgens artikel 1 lid 2 van de Wgr hun toestemming verleend in de gemeenteraadsvergaderingen van respectievelijk 11 december 2008 (Aalsmeer) en 29 januari 2009 (Uithoorn).

Overige opmerkingen:

Onderhoud van de regeling:

Advies is deze periodiek te evalueren (jaarlijks), waarbij naast de samenwerking in brede zin, eveneens aan de orde kunnen komen:

  • -

    de mate waarin de gemaakte afspraken in de regeling worden nagekomen;

  • -

    de afstemming van de termijnen (planning & control)

  • -

    de beoordeling van de rapportages, informatievoorziening en communicatie.

In artikel 6 is opgenomen dat in 2009 geen nieuwe taakvelden worden toegevoegd. Gelijktijdig met de evaluatie kan besloten worden welke taakvelden in 2010 worden ingebracht en kan een aangepaste regeling worden vastgesteld.

De flexibiliteit bij de inbreng van taakvelden lopende het kalenderjaar is afgestemd met het Ministerie van Binnenlandse Zaken en het VNG. Daaruit is gebleken dat er geen steun is voor het nu opnemen van alle mogelijke taakvelden die eniger tijd in aanmerking komen om ingebracht te worden. dat zou de rechtszekerheid benadelen (derden/partners kunnen mogelijk in verwarring zijn over welke bevoegdheden zijn overgegaan van de colleges naar de GR. Daarnaast kan de raad moeilijker beoordelen welke effecten de goedkeuring van de regeling heeft, omdat een aantal dan genoemde taakvelden niet in de regeling is uitgewerkt voor wat betreft de overdracht van bevoegdheden en de gevolgen daarvan.

Wijziging van de regeling door uitname van taken:

De regeling is in 2012 gewijzigd omdat de taken Woz-belastingen en e-dienstverlening uit het Samenwerkingsverband Aalsmeer - Uithoorn zijn gehaald. Deze taken zijn ondergebracht in regionale samenwerking op het gebied van gemeentelijke belastingen, waarbij de uitvoering gedaan wordt door de gemeente Amstelveen. Tevens zijn enkele eerder vastgestelde technische aanpassingen aan de regeling gedaan in artikel 37 en 43 vanwege de overgang van budgetten van de gemeenten Aalsmeer en Uithoorn aan het Samenwerkingsverband per 1 januari 2010.

Vanwege het besluit van het college van Aalsmeer op 29 november 2011 om op termijn uit te treden uit het Samenwerkingsverband Aalsmeer – Uithoorn is bij de wijziging ervoor gekozen de passages over het toevoegen van nieuwe taken uit deze regeling te schrappen. De gemeenteraden hebben toestemming gegeven voor de wijzigingen in de regeling in de gemeenteraadsvergaderingen van respectievelijk 6 december 2012 (Aalsmeer) en 12 juli 2012 (Uithoorn).

Klachtenregeling:

Het algemeen bestuur kan een klachtenregeling vaststellen (eventueel met inschakeling van een ombudsman/organisatie. Dit is niet in deze regeling opgenomen.

Termijnen:

De genoemde termijnen (planning & controlcyclus) ten aanzien van het beleidsplan, beleidsverslag, begroting en rekening zijn afgestemd op die van de deelnemende gemeenten. Bij eventueel wijzigen van deze termijnen door (een van) de deelnemende gemeenten dient het gevolg voor de regeling te worden bezien en desgewenst aangepast.

Onderliggende stukken:

Advies is om ook de overige stukken te controleren op inhoud en consistentie met de gemeenschappelijke regeling. De wijzigingen in de regeling kunnen mogelijk leiden tot afwijkingen in de andere stukken (idem mandaatregeling e.d.).

Besluitvorming:

Bij het besluit tot het aangaan van de onderhavige regeling wordt tevens het besluit genomen tot intrekking van de huidige regeling Sociale Zaken (zie artikel 46 lid 4).

Cliëntenparticipatie:

Geadviseerd wordt om voor de cliëntenparticipatie een adviesorgaan in te stellen (door het Dagelijks Bestuur van de regeling), dat regelmatig wordt betrokken bij voorbereiding van plannen door het samenwerkingsverband.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1: Begripsbepalingen

  • -

    In de definities zijn begrippen opgenomen en verklaard, die in de regeling worden gebruikt.

  • -

    Aan de definities zijn afkortingen van de veel gebruikte wetten toegevoegd.

  • -

    Het bedrijfsplan is een document dat door het algemeen bestuur wordt vastgesteld. Hierin zijn de concrete taakstellingen opgenomen voor het Samenwerkingsverband Aalsmeer-Uithoorn voor het komende kalenderjaar, gebaseerd op het beleid dat door de afzonderlijke gemeenten is vastgesteld. In het bedrijfsplan worden daarnaast hoofdstukken opgenomen over het te voeren organisatiebeleid, zoals het personeelsbeleid, de automatisering, de communicatie e.d.

Artikel 2: Openbaar lichaam

Lid 1: Gekozen is voor een openbaar lichaam als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wgr. Het voordeel van de juridische vorm openbaar lichaam is dat het samenwerkingsverband als rechtspersoon zelfstandig kan functioneren in het rechtsverkeer (maatschappelijk en bestuurlijk). Op grond van deze rechtsvorm kan het samenwerkingsverband onder andere zelf medewerkers in dienst nemen en overeenkomsten aangaan. Het samenwerkingsverband is dan ook geen onderdeel van de organisatie van de gemeenten Aalsmeer en Uithoorn. Het is een gezamenlijke “derde” organisatie.

Lid 2: Het openbaar lichaam moet een vestigingsplaats hebben. Aangezien het samenwerkingsverband voorlopig geen eigen huisvesting heeft, is een keuze gemaakt tussen de aangesloten gemeenten. Aalsmeer is gekozen als vestigingsplaats.

Lid 3: Er wordt verwezen naar andere wetten, zoals bijvoorbeeld in artikel 11 en artikel 35. Hierin wordt verwezen naar de Gemeentewet, omdat deze bepalingen van overeenkomstige toepassing zijn voor de gemeenschappelijke regeling.

In de regeling is opgenomen dat in betreffende wet- en regelgeving in plaats van “de gemeente”, “de raad”, “het college” en “de burgemeester” respectievelijk gelezen moet worden: “het Samenwerkingsverband Aalsmeer-Uithoorn”, “het algemeen bestuur”, “het dagelijks bestuur” en “de voorzitter”. Hiermee is aangegeven dat de bevoegdheden van de colleges worden overgedragen aan het dagelijks bestuur van de regeling, en die van de burgemeesters aan de voorzitter.

Lid 4: Het gemeentelijk grondgebied is alleen een geografische aanduiding; er gaat geen rechtswerking van uit.

Artikel 3: Duur van de regeling

De Wgr gaat uit van “de voor onbepaalde tijd getroffen regeling” (art. 9 lid 1 Wgr). Omdat het een algemene bepaling is uit de Wgr is dit artikel onder de algemene bepalingen opgenomen.

Hoofdstuk 2 Belang, bevoegdheden en opdracht

Artikel 4: Belang

Volgens de Wgr (art. 10 lid 1) dient in de regeling aangegeven te worden welk belang of welke belangen worden behartigd door het aangaan van de regeling.

In dit artikel wordt vastgelegd wat met het aangaan van deze regeling beoogd wordt en wat verwacht wordt van het samenwerkingsverband. De achtergrond van het ontstaan van de regeling is de grote uitdaging, waarvoor gemeenten van de omvang van Aalsmeer en Uithoorn zich gesteld zien. Steeds meer taken komen bij de gemeenten terecht als overheidslaag, die dicht bij de burger staat. Een bundeling van krachten helpt om deze taken goed in te voeren en na die invoering goed uit te voeren. De continuïteit van de dienstverlening aan de burgers is erbij gebaat dat met een grotere omvang gewerkt wordt en de kwetsbaarheid daardoor lager wordt. Tevens ontstaan meer mogelijkheden op de arbeidsmarkt, omdat waarnodig gezamenlijk een hoger salarisniveau geboden kan worden of uren gebundeld kunnen worden om de beoogde (specialistische) kwaliteit in huis te halen.

Aalsmeer en Uithoorn functioneren in een regio tussen grote gemeenten en zijn in dit opzicht elkaars natuurlijke partners. Samen is meer invloed te bereiken in beleid, dat voor onze burgers van groot belang is.

Daarnaast vergt een adequate dienstverlening aan burgers en daarvoor benodigde digitalisering veel kwaliteit. Met het oog op de digitalisering en op termijn de organisatie van een Klant Contact Centrum ligt er omvangrijk werk in het verschiet, waarvoor beide organisaties de krachten zullen bundelen.

In het dienstverleningsconcept hebben beide gemeenten hun ambitieniveau verwoord. Het samenwerkingsverband zal dit ambitieniveau (op termijn) ook moeten waarmaken. Het samenwerkingsverband zal als voorbeeld gelden voor de samenwerking van beide gemeentelijke organisaties. In eerste instantie worden dan ook taakvelden ondergebracht in de regeling, waar de samenwerking bewezen goed loopt.

Tot slot is de verwachting dat bundeling van taakvelden na de begininvestering op den duur zal leiden tot kostenreductie (minder personeel/ minder extra inhuur) dan wel tot het uitvoeren van een groter aantal werkzaamheden met hetzelfde personeel in geval van (extra) taakoverdracht door het rijk of door beide gemeenten.

In lid 1 is het belang van de gemeenten aangegeven bij het aangaan van de regeling.

In lid 2 is de beoogde doelstelling van het Samenwerkingsverband Aalsmeer-Uithoorn opgenomen.

In lid 3 wordt de missie van de organisatie benoemd.

Artikel 5: Algemene bevoegdheidstoedeling

De Wgr spreekt in artikel 30 lid 1 van : “bevoegdheden van regeling en bestuur” die overgedragen kunnen worden. Onder “regeling “wordt verstaan de bevoegdheid tot het stellen van algemeen verbindende voorschriften. Op basis hiervan kan aan het Samenwerkingsverband Aalsmeer-Uithoorn de bevoegdheid worden overgedragen om de verordeningen en het beleidsplan vast te stellen. Hiervoor is door de deelnemende gemeenten niet gekozen. Er worden geen bevoegdheden van de raden overgedragen.

Onder “bestuur” valt de uitvoering van de verordeningen en het beleid, zoals dat door de raden van de deelnemende gemeenten is vastgesteld. De uitvoering is verantwoordelijkheid en bevoegdheid van de colleges (Wet dualisering).

In dit artikel is aangegeven dat het vaststellen van verordeningen en het beleidsplan bevoegdheid van de raden is gebleven (lid 1 en 2) en alleen de bevoegdheid voor de uitvoering door de colleges en de burgemeesters is overgedragen aan het dagelijks bestuur (lid 3). De colleges dragen bevoegdheden over aan het dagelijks bestuur en de burgemeesters aan de voorzitter van het samenwerkingsverband.

De gemeenteraden stellen verordeningen en beleid vast voor de taakvelden, die in de regeling zijn opgenomen en door het samenwerkingsverband worden uitgevoerd.

De overdracht van bevoegdheden van colleges en burgemeesters betreft de uitvoering van beleid en opgedragen wetgeving (nemen van uitvoeringsbesluiten) op de taakvelden, die in de regeling zijn opgenomen. Het betreft dan de volledige uitvoering van de werkzaamheden op de taakvelden, die in de opdracht zijn opgenomen.

Bij de opgenomen taakvelden is sprake van een limitatieve opsomming. Voor andere wet- en regelgeving is geen bevoegdheid overgedragen en deze vallen daarmee niet onder de opdracht van het Samenwerkingsverband Aalsmeer-Uithoorn. Dit maakt controle door de raden eenvoudiger en transparanter.

Artikel 6: Opdracht van het samenwerkingsverband

In beginsel komen alle taakvelden van de beide gemeenten in aanmerking om in de regeling te worden opgenomen. In dit artikel zijn de taakvelden aangegeven die bij de start in de regeling worden opgenomen. Per taakveld is aangegeven welke taken worden uitgevoerd. De daarbij behorende verantwoordelijkheden en bevoegdheden zijn door de colleges overgedragen aan het dagelijks bestuur. In de jaarlijks opdrachten wordt per taakveld in elk geval aangegeven welke prestaties geleverd moeten worden, de kwaliteitseisen de beschikbare middelen en de informatievoorziening.

Lid 1: Werk & Inkomen

Voor wat betreft de Wet kinderopvang wordt niet de gehele uitvoering (en beleidsontwikkeling) van de wet bedoeld, maar het verstrekken van middelen aan aanvragers / rechthebbenden.

Ten aanzien van de beleidsontwikkeling zal de ambtelijke voorbereiding plaatsvinden in de organisatie van het samenwerkingsverband, onder aansturing van de betreffende portefeuillehouders (zie toelichting bij artikel 32 en 33).

Lid 2: Wmo

In de regeling is het verstrekken van voorzieningen, zoals genoemd onder a., in de regeling opgenomen. Hieronder valt tevens het exploiteren van een frontoffice in beide gemeenten en een gezamenlijk backoffice.

Ten aanzien van het beleid geldt hetzelfde als aangegeven is voor Werk & Inkomen, met dien verstande dat op andere terreinen van de Wmo (prestatievelden) het beleid door de gemeentelijke organisaties wordt ontwikkeld (onder c.)

De onder a. aangegeven taken hebben betrekking op het afhandelen van aanvragen van klanten voor de genoemde voorzieningen, alsmede de verstrekkingen daarvan. Uitzonderingen hierop zijn in 2009:

  • -

    De Gehandicaptenparkeerkaarten worden door het Samenwerkingsverband alleen verstrekt voor aanvragers uit de gemeente Uithoorn. Aanvragers uit de gemeente Aalsmeer kunnen hiervoor terecht bij de publieksbalie van de eigen gemeente.

  • -

    Ten aanzien van de Mantelzorg wordt door het samenwerkingsverband alleen informatie verstrekt, eventueel met advies en een doorverwijzing naar de betreffende uitvoeringsorganisaties.

  • -

    Ten aanzien van de Algemene Hulpdienst wordt door het samenwerkingsverband voor klanten van Aalsmeer alleen informatie verstrekt, voor de klanten van Uithoorn vindt naast informatieverstrekking ook de uitvoering plaats .

Lid 3: WOZ / Belastingen Is geschrapt met ingang van 1 januari 2013

Lid 4: Ontwikkeling e-dienstverlening Is geschrapt met ingang van 1 januari 2013

Lid 5: Inbrengen van taakvelden Is geschrapt met ingang van 1 januari 2012

Allereerst is van belang (rechtszekerheid) dat tijdig bekendgemaakt wordt welke taakvelden op welk moment door het samenwerkingsverband worden uitgevoerd. De daarmee samenhangende bevoegdheden zijn vanaf dat moment overgedragen van de colleges naar het dagelijks bestuur. Ook voor derden is van groot belang te (kunnen) weten of met bevoegde personen van de organisatie wordt gesproken.

Daarnaast is het ook voor de raden van belang te weten welke taakvelden worden overgedragen aan het Samenwerkingsverband. De raden moeten – bij goedkeuring van de regeling – de gevolgen daarvan kunnen beoordelen.

Om deze redenen is in de regeling opgenomen dat voorafgaand aan elk kalenderjaar wordt bepaald welke taakvelden in het daarop volgende jaar worden ingebracht. De regeling wordt dan gewijzigd en opnieuw vastgesteld, waarbij toestemming wordt gevraagd aan de raden. Gelijktijdig kan een evaluatie van de samenwerking en de inhoudelijke aspecten van de regeling plaatsvinden. De regeling kan dan ook op andere punten worden aangepast.

Nieuwe regelingen

In geval ten aanzien van de taakvelden, die in artikel 6 van de regeling zijn opgenomen, nieuwe /aanvullende wet- en regelgeving wordt vastgesteld, zullen onder verantwoordelijkheid van de beide colleges ook de uitvoering van deze regelingen opgedragen worden aan het samenwerkingsverband. Dit i.v.m. het kunnen aanbrengen van integraliteit zowel in beleid als in de uitvoering daarvan.

Kaderstelling raden

De raden van de deelnemende gemeenten stellen jaarlijks het beleid en de daarbij de te realiseren doelstellingen vast. Om kwaliteit in de uitvoering te kunnen waarborgen, efficiencyvoordelen te behalen en onderscheid tussen klanten van de deelnemende gemeenten te voorkomen wordt gestreefd naar uniformiteit in beleid tussen de deelnemende gemeenten.

Om tot heldere afspraken te komen tussen de (raden van de) gemeenten en het samenwerkingsverband Aalsmeer-Uithoorn is het SMART – formuleren van de taakstelling gewenst. De opdrachten van de raden worden samengebracht in het bedrijfsplan van het samenwerkingsverband Aalsmeer-Uithoorn. Hierbij kan onderling afwijkend beleid worden opgenomen. Duidelijke afspraken en taakstellingen vergemakkelijken de controle door de raden van de uitvoering door het samenwerkingsverband Aalsmeer-Uithoorn.

Ten aanzien van de beleidsontwikkeling adviseert het samenwerkingsverband Aalsmeer-Uithoorn de gemeentebesturen. Daarvoor is beleidscapaciteit ondergebracht binnen het Samenwerkingsverband Aalsmeer-Uithoorn.

Relatie met de begroting

De in artikel 6 genoemde werkzaamheden behoren tot de structurele (kern)taken van het samenwerkingsverband Aalsmeer-Uithoorn. Hiervoor is capaciteit opgenomen in de (vaste) formatie. De benodigde financiële voorzieningen (uitvoeringskosten, programma e-dienstverlening) zijn opgenomen in de begroting van het Samenwerkingsverband Aalsmeer-Uithoorn. In verband met het gekozen BTW-regime wordt een overzicht opgesteld van de te leveren producten en diensten door het samenwerkingsverband Aalsmeer-Uithoorn. Het samenwerkingsverband brengt de kosten (per product/dienst) bij de betreffende gemeente in rekening.

Dit kan mede de basis vormen van de programma- en productbegroting en geeft de colleges en de raden mogelijkheden voor de controle op de uitvoering en het financieel beleid.

Inkoop diensten/ aanbesteding

De colleges dragen de volledige bevoegdheid over op het gebied van de taakvelden aan het dagelijks bestuur van het samenwerkingsverband Aalsmeer-Uithoorn. Dit impliceert dat het samenwerkingsverband Aalsmeer-Uithoorn tevens zorg draagt voor de inkoop van producten en diensten ten behoeve van de opgedragen taakvelden. Het dagelijks bestuur stelt het beleid ten aanzien van inkoop en aanbesteding vast, alsmede de algemene voorwaarden die van toepassing zijn voor het Samenwerkingsverband. Daarbij wordt uitgegaan van het beleid dat ter zake geldt in beide gemeenten.

Artikel 7: Dienstverlening

Lid 1: Naast de structurele werkzaamheden kan het samenwerkingsverband Aalsmeer-Uithoorn andere diensten dan genoemd in artikel 6 leveren aan (een van) de deelnemende gemeenten. Het dagelijks bestuur dient hiertoe een besluit te nemen. Het gaat hierbij om incidentele opdrachten waarvoor geen middelen en formatie in de begroting van het samenwerkingsverband zijn opgenomen. Voor de uitvoering van deze opdrachten zal dus een aparte verrekening komen met de gemeente die de opdracht heeft verstrekt.

Lid 2: Hetzelfde geldt voor het leveren van diensten aan gemeenten, die niet tot het samenwerkingsverband behoren en dus niet deelnemen aan de gemeenschappelijke regeling.

Hoofdstuk 3, 4, 5 en 6: Het bestuur

De Wet dualisering gemeentebestuur is sinds 7 maart 2002 van kracht. In deze wet zijn de rollen en bevoegdheden van raden en colleges aangescherpt. Ook is bepaald dat de wethouders geen deel meer uitmaken van de raad. De consequentie hiervan was dat de Wet gemeenschappelijke regelingen is aangepast om mogelijk te maken dat leden van de colleges lid konden blijven/ worden van het algemeen bestuur van een gemeenschappelijke regeling (art. 13 Wgr).

Verder is van belang dat de Minister van Binnenlandse Zaken duidelijk gemaakt heeft (brief aan de Tweede Kamer van 26 mei 2004) dat het monisme in de Wgr bestendigd wordt. “Gemeenschappelijke regelingen moeten werken vanuit het principe van verlengd lokaal bestuur en niet een vierde bestuurslaag vormen die nog losser komt van het democratisch forum welker belangen het beoogt te dienen” .

Artikel 8: Bestuursorganen

Geen nadere toelichting. De bestuursorganen zijn wettelijk bepaald in art. 12 Wgr.

Artikel 9: Samenstelling algemeen bestuur

Algemeen:

De tekst is ontleend aan artikel 13 Wgr. In het geval dat de regeling ook wordt aangegaan door de gemeenteraden worden de leden van het algemeen bestuur aangewezen door de raden. Dat geldt voor zowel raadsleden als collegeleden. De onderhavige regeling wordt aangegaan door de colleges en de burgemeesters. In dat geval kunnen de colleges en de burgemeesters de leden van het algemeen bestuur aanwijzen. Een en ander is door de wetgever ook opgenomen in de memorie van toelichting van de Wet dualisering, als uitleg van artikel 13 lid 6 Wgr. De colleges kunnen geen raadsleden aanwijzen als lid van het algemeen bestuur. Het advies ter zake van de Raad van State is niet door de wetgever overgenomen.

Het algemeen bestuur wijst zelf de leden aan van het dagelijks bestuur en de voorzitter (artikel 14 Wgr). Volgens artikel 16 van de regeling bestaat het dagelijks bestuur uit vier leden van de colleges.

Lid 1: De wet schrijft niet voor hoeveel leden het algemeen bestuur heeft. In dit artikel wordt de gelegenheid gegeven aan de colleges met het algemeen bestuur te starten als voltallige colleges, onafhankelijk van het aantal wethouders dat in een bepaalde periode deel uitmaakt van het college.

Artikel 10: Einde lidmaatschap

Einde van het lidmaatschap van het bestuur en tussentijds ontslag is als apart artikel opgenomen. Een en ander is wettelijk geregeld, zie o.a. Wgr art. 13 lid 2 en art. 16 lid 5 Wgr.

Artikel 11: Werkwijze algemeen bestuur

Lid 2: Elke gemeente heeft één stem. De reden hiervoor is dat de voltallige colleges het algemeen bestuur vormen en geen van beide gemeenten kan overheersen als er een ongelijk aantal wethouders is.

Als de stemmen staken wordt het voorstel geacht te zijn verworpen. Dit betekent dat dan een ander, aangepast voorstel aan het bestuur voorgelegd zal moeten worden, waar wel een meerderheid mee kan instemmen.

Niet gekozen is voor de optie om de voorzitter in die gevallen een doorslaggevende stem te geven. De doorslaggevende stem kan de besluitvaardigheid en daadkracht van het bestuur verhogen. Nadeel is dat hiermee de rol en invloed van de voorzitter relatief sterker wordt ten opzichte van de andere leden, resp. de andere deelnemende gemeente(n).

Lid 4: Hierin zijn de onderwerpen opgenomen waarover het algemeen bestuur niet in een besloten vergadering kan beraadslagen of besluiten. Dit betreft onderwerpen, die van belang zijn voor de (bestuurlijke) vormgeving, ontwikkeling of financiën van de organisatie.

Lid 5: Het algemeen bestuur stelt een reglement van orde vast. Deze verplichting volgt uit artikel 22 Wgr, resp. artikel 16 Gemeentewet. In het reglement van orde wordt onder meer geregeld hoe (de leden van) het dagelijks bestuur ter verantwoording kunnen worden geroepen.

Artikel 12: Bevoegdheden algemeen bestuur

In dit artikel zijn de bevoegdheden van het algemeen bestuur opgenomen. Het algemeen bestuur staat aan het hoofd van het openbaar lichaam (art. 12:2 Wgr). In lid 2 is een overzicht van de bevoegdheden opgenomen, die het algemeen bestuur niet kan overdragen aan het dagelijks bestuur.

Artikel 13: Commissies

Lid 1: Hierin is de bevoegdheid opgenomen om vaste commissies in te stellen, zoals een commissie voor bezwaar en beroep. De besluiten, die genomen worden onder verantwoordelijkheid van het bestuur de regeling, zijn geen besluiten meer van de gemeenten, maar van de eigenstandige rechtspersoon. Bezwaar en beroep moeten dan ook door het algemeen bestuur geregeld worden.

Lid 2: In dit lid is voorgeschreven aan het algemeen bestuur dat ze een commissie van advies van beide gemeentesecretarissen moet instellen. Deze commissie van advies is bedoeld om de relatie tussen het samenwerkingsverband en de beide gemeentelijke organisaties goed te regelen. Deze adviescommissie krijgt ook de opdracht om het Dagelijks Bestuur en het hoofd van het samenwerkingsverband te adviseren over en te ondersteunen bij de aansturing van de organisatie en de te nemen maatregelen. De keuze voor deze commissie is ingegeven door de wens van beide colleges de “derde” organisatie dicht bij de gemeentelijke organisaties en het bestuur te houden, als ware het een gezamenlijke afdeling van beide gemeenten. Zij hebben aangegeven dat de koers van de drie organisaties in het kader van de samenwerking dezelfde richting uit moet gaan. De zaken kunnen dan soepel lopen en de diverse bestuursorganen kunnen ongestoord hun verantwoordelijkheid nemen en zich op goede wijze verantwoorden.

Artikel 14 en 15

In de artikelen 16 en 17 van de Wgr is vastgelegd, dat in de regeling bepalingen moeten worden opgenomen met betrekking tot de informatieplicht en het afleggen van verantwoording door leden van het bestuur van het openbaar lichaam.

Het verkrijgen van inlichtingen, resp. het afleggen van verantwoording kan voor de raden een belangrijk instrument zijn om te controleren of het openbaar lichaam naar behoren functioneert en conform de gestelde kaders en gemaakte afspraken werkt.

Artikel 14: Informatieplicht

In artikel 14 gaat het om de inlichtingenplicht van het algemeen bestuur jegens de colleges en de raden van de deelnemende gemeenten. Daarnaast wordt in lid 3 geregeld dat de colleges het algemeen bestuur tijdig in kennis stellen als ze van plan zijn taakvelden toe te voegen aan de regeling.

Artikel 15: Verantwoordingsplicht

Hierin is de verwijzing opgenomen naar het Reglement van Orde van de colleges, waarin het afleggen van verantwoording is geregeld. Consequentie kan zijn dat een lid van het AB door het college wordt ontslagen.

Artikel 16: Samenstelling dagelijks bestuur

Het dagelijks bestuur van een openbaar lichaam bestaat uit een voorzitter en twee of meer andere leden (art. 14 Wgr). De leden worden aangewezen door en uit het algemeen bestuur. De aangewezen leden mogen niet allen afkomstig zijn uit dezelfde gemeente. Ook biedt de Wgr de mogelijkheid om leden van het dagelijks bestuur aan te wijzen die van buiten de kring van het algemeen bestuur komen (uitgezonderd de voorzitter). Deze leden mogen niet de meerderheid vormen van het dagelijks bestuur.

Lid 1: Het dagelijks bestuur bestaat uit vier leden inclusief de voorzitter. De gelijkwaardigheid van beide gemeenten moet niet alleen in het algemeen, maar ook in het dagelijks bestuur tot uitdrukking komen. Daarom is niet voor drie, maar van elke gemeente twee leden gekozen. De voorzitter is één van de vier. Het algemeen bestuur heeft de opdracht ervoor te zorgen dat er een gelijke vertegenwoordiging is vanuit beide gemeenten. Er is bovendien voor gekozen om in de eerste drie jaar de burgemeesters als lid van het dagelijks bestuur te laten functioneren. Reden daarvoor is dat dan de ontwikkeling in de samenwerking (stuurgroep en programmaorganisatie) goed afgestemd kan blijven/ worden op het beheer (de uitvoering in het samenwerkingsverband).

Artikel 17: Einde lidmaatschap

Geen nadere toelichting.

Artikel 18: Werkwijze dagelijks bestuur

Lid 1: Het dagelijks bestuur kan de werkzaamheden zelf verdelen over de leden.

Ten aanzien van de verdeling van de werkzaamheden is artikel 168 Gemeentewet van toepassing verklaard, zodat een lid van het DB kan worden gemachtigd namens en onder verantwoordelijkheid van het DB bepaalde bevoegdheden uit te oefenen (mandaat van het dagelijks bestuur).

Lid 3: Hierin is opgenomen dat ieder lid een stem heeft en als de stemmen staken het voorstel geacht wordt te zijn verworpen. De reden hiervoor is dat op deze manier de ene gemeente geen doorslaggevende stem heeft ten opzichte van de andere gemeente.

Artikel 19: Bevoegdheden dagelijks bestuur

Evenals van het algemeen bestuur (zie artikel 12) zijn ook de bevoegdheden van het dagelijks bestuur opgenomen. De terminologie sluit aan bij hetgeen is opgenomen in de gemeentewet voor het college (art. 160 Gemeentewet). Het gaat om de bevoegdheden die door de colleges aan het dagelijks bestuur zijn overgedragen. Het geeft daarmee aan hoe de verhouding tussen algemeen en dagelijks bestuur is geregeld, waarbij wordt aangesloten bij de verhouding tussen de raad en het college binnen de gemeente.

Lid 1: Opgesomd is welke bevoegdheden het dagelijks bestuur in ieder geval heeft. Het kunnen dus nog meer bevoegdheden zijn. De bevoegdheid van het dagelijks bestuur is om een mandaatregeling vast te stellen (onder b.), waarin wordt bepaald welke bevoegdheden worden toegekend aan functies / medewerkers in de organisatie van het Samenwerkingsverband Aalsmeer-Uithoorn. Dit is met name van belang om ervoor te zorgen dat uitvoeringsbesluiten, die worden genomen (beschikkingen) namens het bestuur van het Samenwerkingsverband Aalsmeer-Uithoorn, bevoegd worden genomen.

Lid 2: Hierin is een verdeling van de verantwoordelijkheden aangegeven tussen de leden van het dagelijks bestuur en de portefeuillehouders in de colleges. De leden van het dagelijks bestuur zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van de taakvelden op basis van de daarover gemaakte afspraken. De portefeuillehouders van de colleges dragen zorg voor de beleidsmatige sturing (artikel 32 en 33). Zij zullen elkaar regelmatig op de hoogte moeten stellen van resultaten, vorderingen, ideeën en ontwikkelingen op de taakvelden. De expliciete regeling hiervan beoogt de portefeuillehouders in staat te stellen hun rol en verantwoordelijkheid te nemen ten aanzien van het te voeren beleid. Het kan voorkomen dat de portefeuillehouder van de ene gemeente wel in het dagelijks bestuur zit en de portefeuillehouder van de andere gemeente op dat taakveld geen lid is van het dagelijks bestuur is. Beide portefeuillehouders moeten echter hun (beleids) verantwoordelijkheid kunnen dragen, kunnen zorgen voor adequate informatievoorziening aan de raad en verantwoording kunnen afleggen over het gevoerde beleid.

Lid 3: dit lid is geschrapt vanwege de uitname van het taakveld WOZ/Belastingen per 1 januari 2013.

Artikel 20 en 21: Inlichtingenplicht en verantwoording

Deze onderwerpen zijn vergelijkbaar met hetgeen is opgenomen voor (de leden van) het algemeen bestuur.

In artikel 21 wordt verwezen naar het Reglement van Orde van het algemeen bestuur, waarin wordt geregeld hoe de verantwoording plaatsvindt in een vergadering van het algemeen bestuur.

Artikel 22 t/m 27: de Voorzitter

De opzet voor de bepalingen ten aanzien van de voorzitter zijn opgesteld vergelijkbaar met die van het algemeen en het dagelijks bestuur. De voorzitter is in het kader van de Wgr een bestuursorgaan. De voorzitter heeft dan ook een specifieke rol in het samenwerkingsverband. Naast het oproepen tot en leiden van vergaderingen is de voorzitter degene, die het samenwerkingsverband vertegenwoordigt. Hij ondertekent stukken, sluit het managementcontract en is aanspreekpunt voor het hoofd van het samenwerkingsverband.

De voorzitter ontvangt - evenals de overige leden van het dagelijks (artikel 18, lid 6) en algemeen bestuur (artikel 11 lid 6) - geen vergoeding voor werkzaamheden, in welke vorm dan ook.

Artikel 22: Voorzitterschap

De voorzitter wordt telkens voor twee jaar aangewezen. Bij de wisseling na twee jaar wordt de voorzitter uit de leden van de andere gemeente gekozen. De gelijkwaardigheid van de beide gemeenten komt hierin tot uitdrukking.

Artikel 25: Bevoegdheden voorzitter

Lid 3: De voorzitter tekent de stukken die namens het algemeen bestuur, dan wel namens het dagelijks bestuur uitgaan. Dit is conform hetgeen is geregeld in de Gemeentewet voor de burgemeester (art. 75 Gw). In artikel 29 van de regeling is bepaald dat, naast de voorzitter, het Hoofd van het Samenwerkingsverband de stukken mede ondertekent.

In deze regeling is niet de bevoegdheid overgedragen van de burgemeester tot het voordragen van besluiten van het AB tot vernietiging (art. 273 Gemeentewet).

Artikel 26 en 27: Informatieplicht en verantwoording

Voor wat betreft de informatieplicht en de verantwoording zijn de bepalingen van de leden van het AB en het DB van toepassing.

Hoofdstuk 7: Organisatie

Artikel 28: Organisatie

In dit artikel wordt uitdrukking gegeven aan het voornemen het samenwerkingsverband fasegewijs uit te breiden met nieuwe taakvelden. Het samenwerkingsverband zal in de komende jaren dan ook groeien in omvang. Zie hiervoor ook de toelichting bij artikel 6 lid 5 waarin is aangegeven dat ook andere taakvelden kunnen worden ingebracht.

De organisatie zal primair vanuit beide gemeenten ondersteund op vraag van de organisatie van het samenwerkingsverband. Het gaat daarbij met name om: financiën, personeel en organisatie, informatie en automatisering, juridische zaken, communicatie en archiefbeheer. De archieven van de uitvoering (lopend archief) worden in het gebouw geplaatst, waar de uitvoering van de betreffende taakvelden plaatsvindt. De ondersteuning vindt op deze wijze plaats tot het moment, waarop ook de (betreffende) ondersteunende afdelingen van beide gemeenten in de GR zijn opgenomen.

Artikel 29: Het hoofd van het samenwerkingsverband

Het hoofd van het samenwerkingsverband geeft dagelijks leiding aan de organisatie en vervult tevens de rol van secretaris van algemeen en dagelijks bestuur. Zijn bevoegdheden en verantwoordelijkheden zijn opgenomen in dit artikel. Om de relatie tussen de organisatie van het samenwerkingsverband en de portefeuillehouders van de colleges te ondersteunen verzorgt het hoofd eens per maand overleg met de portefeuillehouders van de colleges, van wie de taakvelden zijn opgenomen in de regeling.

Lid 2 + 3: Het hoofd vervult in het bestuur (AB en DB) de functie van secretaris. Deze rol/functie is overeenkomstig hetgeen is geregeld voor de gemeentesecretaris, respectievelijk de griffier, in de gemeentelijke organisatie. Omdat de Wgr niet duaal is opgezet vallen de rollen van secretaris (adviseur en ondersteuning van het college, resp. het dagelijks bestuur) samen met die van griffier (adviseur en ondersteuning algemeen bestuur).

Art. 105 Gw. geeft aan dat de stukken mede worden ondertekend door de gemeentesecretaris. Van een functie als griffier is geen sprake omdat de Wgr niet gedualiseerd is. Het hoofd ondersteunt dus zowel het algemeen bestuur (vergelijkbaar met de raad) als het dagelijks bestuur (vergelijkbaar met college). De bepalingen in de Gemeentewet betreffende de griffier kunnen dan overeenkomstig toegepast worden op het hoofd (107 a, b en c Gw: bijstaan van het algemeen bestuur, deelname aan vergaderingen en ondertekening stukken).

Lid 6: Met deze bepaling wordt beoogd de operationele bevoegdheden die toekomen aan het dagelijks bestuur zoveel mogelijk te mandateren aan het hoofd. Hierbij wordt uitgegaan van integraal management op het niveau van het hoofd. Deze dient derhalve voor de operationele zaken binnen de organisatie de benodigde bevoegdheden te hebben voor zover die betrekking hebben op de (dagelijkse) bedrijfsvoering. In dit managementstatuut is bepaald dat het hoofd ondermandaat kan verlenen en een verleend mandaat kan intrekken, dan wel beperken. Waar gewenst kan het dagelijks bestuur de bevoegdheden van het hoofd beperken (conform Awb).

Lid 7: Het hoofd is tevens bestuurder in de zin van de Wet op de Ondernemingsraden. Gelet op de omvang van het personeel van het Samenwerkingsverband zal een eigen Ondernemingsraad ingesteld dienen te worden.

Artikel 30: Management

Het managementteam van het Samenwerkingsverband (onder voorzitterschap van het hoofd) is verantwoordelijk voor een goede afstemming met de gemeentelijke organisaties. Het betreft vooral afstemming van uitvoeringsbeleid van de regeling en beleid van de colleges, maar eveneens de afstemming met de ondersteunende diensten zoals Financiën (financieel en P&C cyclus), Personeel & Organisatie en Informatie & Automatisering.

Artikel 31: Personeel

Het personeel van het samenwerkingsverband heeft dezelfde rechtspositie als het personeel van beide gemeenten. De CAO Gemeenten is dus van toepassing (CAR/UWO).

Na vergelijking van de secundaire arbeidsvoorwaarden is besloten, na instemming met het BGO, voor het Samenwerkingsverband de secundaire arbeidsvoorwaarden van de gemeente Uithoorn van toepassing te verklaren. Het personeel dat van de gemeenten overgaat naar het samenwerkingsverband behoudt de opgebouwde rechten (sociaal statuut). Voor nieuwe medewerkers van het Samenwerkingsverband gelden dus de regelingen van de gemeente Uithoorn.

Voor de beide gemeenten en het samenwerkingsverband is een gelijkluidend sociaal statuut vastgesteld. Hierin zijn de regels en procedures bepaald die van toepassing zijn als het bestuur van het Samenwerkingsverband (ingrijpende) organisatieveranderingen wil doorvoeren.

Met instemming van het BGO is besloten dat voor de overgang van personeel van de gemeenten naar het Samenwerkingsverband geen apart sociaal plan wordt opgesteld.

Bij het onderling ter beschikking stellen van medewerkers (tijdelijk) wordt een vast uurtarief gerekend, dat jaarlijks wordt vastgesteld en in de begroting wordt opgenomen. Afhankelijk van de medewerkers die ter beschikking gesteld worden kan het tarief in hoogte variëren (loonkostenniveau). Wel zijn de tarieven die door de beide gemeenten worden gehanteerd gelijk.

Hoofdstuk 8: Bestuurlijke verhouding

Artikel 32 Portefeuillehouders en bestuur samenwerkingsverband

De verhouding tussen het bestuur van het samenwerkingsverband en de portefeuillehouders is hier beschreven om een duidelijke scheiding in verantwoordelijkheden en bevoegdheden aan te geven ten aanzien van resp. het gezamenlijk ontwikkelen van beleid en de uitvoering daarvan onder leiding van het dagelijks bestuur.

Beoogd is de portefeuillehouders in staat te stellen de verantwoordelijkheid voor beleidsvoorbereiding en –ontwikkeling vorm te geven evenals de verantwoording daarover aan de eigen raad.

Het dagelijks bestuur is verantwoordelijk voor de uitvoering van de taakvelden op basis van de daarover gemaakte afspraken. De portefeuillehouders van de colleges behouden de beleidsmatige sturing. Die verantwoordelijkheid houdt ook in dat er tijdig met elkaar afgestemd wordt. Zij zullen elkaar regelmatig op de hoogte moeten stellen van resultaten, vorderingen, ideeën en ontwikkelingen op de taakvelden.

Hoofdstuk 9: Beleid gemeenten en bedrijfsplan

In dit hoofdstuk is in verschillende artikelen aangegeven hoe het beleid, de rapportages en de begroting tot stand komen. Hierbij is voor wat betreft de termijnen zoveel mogelijk aansluiting gemaakt met de planning & control cyclus van de deelnemende gemeenten. Hierdoor is binnen de gemeenten op de juiste momenten een afweging mogelijk ten aanzien van het beleid op de taakvelden van het samenwerkingsverband, in relatie tot het vaststellen van de gemeentelijke begrotingen.

Artikel 33: Beleid

De verantwoordelijkheid voor beleidsvoorbereiding en –ontwikkeling (kaders van beleid) ligt bij de portefeuillehouders / colleges. Het vaststellen van voorbereide uitvoeringsregels blijft bij de colleges en het vaststellen van ontwikkeld beleid en verordeningen bij de raden.

Lid 2: Portefeuillehoudersoverleg

In het portefeuillehoudersoverleg wordt de beleidsontwikkeling en –advisering besproken en voorbereid, waarbij de afstemming plaatsvindt met de betreffende beleidsmedewerker(s), de coördinator van het betreffende cluster en eventueel in te schakelen adviseurs (bijv. financiën, P&O, I&A). Om vertraging in de beleidsadvisering te voorkomen is de werkwijze:

  • -

    van de overige adviseurs wordt er maximaal een ingeschakeld, die voor de advisering namens beide gemeenten zorg draagt;

  • -

    voor beleidsadviezen en voorstellen wordt één format gebruikt;

  • -

    ten aanzien van beleidsvoorstellen wordt één voorstel uitgewerkt en ter besluitvorming voorgelegd aan het dagelijks bestuur, die het voorstel ter goedkeuring voorlegt aan beide colleges;

  • -

    de colleges leggen, voor zover vereist, het voorstel ter goedkeuring voor aan de raden.

Artikel 34: Opdrachtverstrekking

De gemeenten dragen er zorg voor dat eind van het jaar, voorafgaand aan het jaar dat de begroting voor het volgend jaar moet worden voorbereid, of uiterlijk 15 januari van dat jaar duidelijkheid gegeven wordt over de opdrachten van de gemeenten op de taakvelden van het samenwerkingsverband (programma’s van eisen en taakstellingen). Het door de afzonderlijke gemeenten vastgestelde beleid, incl. de concrete taakstellingen, worden door het bestuur van het Samenwerkingsverband opgenomen in een bedrijfsplan.

Het bedrijfsplan geeft daarmee aan welke opdracht door de colleges aan het Samenwerkingsverband is opgedragen, een en ander zoals bedoeld in artikel 6 van de regeling. Tevens is opgenomen dat het dagelijks bestuur zorg draagt voor een bestuursrapportage vóór 1 april en vóór 15 augustus met de evaluatie van beleid en begroting in het lopende jaar.

In het onderstaand schema is als voorbeeld een planning opgesteld van de verschillende stappen die ten aanzien van beleid, begroting en verantwoording deel uitmaken van de jaarlijkse planning en controlcyclus. In de eerste jaren van het samenwerkingsverband zal de afstemming tussen de deelnemers en het samenwerkingsverband ten aanzien van de planning en control naar elkaar toe groeien. Dit vraagt de nodige onderlinge afstemming.

Bij het op elkaar afstemmen van de planning & controlcyclus zal tevens de relatie worden gelegd met de cyclus, en de daarbij genoemde data, van de voorbereiding en de behandeling van de begroting, zoals aangegeven in artikel 36.

Hoofdstuk 10 Financiële bepalingen

Artikel 35: Financiële administratie en controle

Lid 1 + 2: Voor elk van de deelnemende gemeenten wordt een financiële administratie gevoerd, op basis waarvan de gemeente rekening en verantwoording kan afleggen. Voor het financieel beleid, het beheer en de inrichting van de administratie worden dezelfde eisen gesteld zoals die gelden voor de gemeenten (art. 212/213 Gw.). Voor het financieel beheer wordt een aparte regeling vastgesteld door het algemeen bestuur van het Samenwerkingsverband Aalsmeer-Uithoorn. Bij de start van de GR zullen in de financiële regeling bepalingen opgenomen worden over reserves en voorzieningen; in een latere fase kan indien nodig een aparte nota reserves en voorzieningen worden vastgesteld.

De middelen van het Rijk, alsmede de gemeentelijke middelen benodigd voor de uitvoering van de overgedragen taakvelden (per 1-1-2009 de functionele journaalposten voor sociale zaken, belastingen en Wmo voorzieningen), worden door de afzonderlijke gemeenten betaald. Deze functionele journaalposten moeten doorgeboekt worden naar de gemeenten. De middelen van het samenwerkingsverband Aalsmeer-Uithoorn betreffen het personeel, de huisvesting (exploitatiekosten) en het programma e-dienstverlening.

Lid 5: Het samenwerkingsverband is ingevolge de Wet op de omzetbelasting 1968 een afzonderlijk rechtspersoon ten opzichte van de deelnemende gemeenten. Omdat het samenwerkingsverband een vergoeding ontvangt voor haar werkzaamheden (lees: bijdrage van de deelnemende gemeenten) is zij ondernemer in de zin van deze wet. Omdat de keuze is gemaakt te handelen als een ondernemer met btw-belaste prestaties (voor nader toelichting, zie artikel 37 hierna), dient de administratie van het samenwerkingsverband in overeenstemming te zijn met voormelde wet- en de daarbij behorende regelgeving. Omdat de deelnemende gemeenten werkzaamheden gaan uitvoeren ten hoeve van het samenwerkingsverband tegen doorbelasting van kosten (zie artikel 28), handelen de deelnemende gemeenten voor deze activiteiten als btw-ondernemer. Ook voor hen geldt dat - voor zover het deze werkzaamheden betreft - hun administratie aan dezelfde wet- en regelgeving dient te voldoen.

Artikel 36: Begroting

Ondanks dat de financiering loopt via de gemeentebegrotingen dient het algemeen bestuur de begroting vast te stellen van het openbaar lichaam Samenwerkingsverband Aalsmeer-Uithoorn (art. 34 Wgr). De procedure houdt samengevat in, dat van de kant van het samenwerkingsverband een voorstel (ontwerp) wordt opgesteld en dit aan de raden wordt voorgelegd. De raden kunnen, ieder afzonderlijk, wijzigingen aanbrengen ten aanzien van de eigen inbreng. De resultaten van de besprekingen in de deelnemende raden zullen leiden tot een definitieve begroting van het samenwerkingsverband, die door het AB wordt vastgesteld (artikel 12:2b). In de programmabegroting van de deelnemers worden de baten en lasten opgenomen van de taakvelden, zoals genoemd onder artikel 6 lid 1, 2 en 3. De deelnemers dragen zorg voor de financiële administratie, de beoordeling van de rechtmatigheid (accountantscontrole) en de verantwoording in de respectievelijke jaarrekeningenvoor het gehele boekjaar 2009.

De deelnemende gemeenten zorgen voor de dekking van de kosten die door het samenwerkingsverband worden gemaakt (garantiestelling).

Artikel 37: Voorschot, kostenverrekening, reserves en voorzieningen

Dit artikel is aangepast op basis van de zogenaamde Bram Peper –bepaling met ingang van 1 januari 2012 (technische wijzigingen) en de wijziging is in de regeling doorgevoerd bij de aanpassing van de regeling d.d. 18 december 2012.

Lid 1: Op verzoek van het dagelijks bestuur zal de periodieke bevoorschotting door de deelnemers plaatsvinden, waarbij de momenten en het bedrag worden aangegeven.

Lid 2: de deelnemers zullen er steeds voor zorg dragen dat het openbaar lichaam te allen tijde over voldoende middelen beschikt om aan al zijn verplichtingen jegens derden te kunnen voldoen.

Lid 3: BTW, vergoeding op basis van prestaties:

Het samenwerkingsverband gaat werken als een BTW -onderneming. De GR gaat prestaties verrichten naar beide gemeenten. Het gaat dan om dienstverlening in de zin van de BTW.

Voor de prestaties van het samenwerkingsverband naar de deelnemende gemeente toe, zijn twee varianten aanwezig. De eerste variant is:

De GR treedt op als BTW ondernemer met vrijgestelde prestaties, gebaseerd op de wettelijke vrijstelling voor samenwerkingsverbanden (artikel 11, lid 1, letter u van de Wet op de omzetbelasting 1968). Hierbij moet wel worden voldaan aan bepaalde voorwaarden. De belangrijkste is, dat de deelnemers niet méér betalen dan ieders aandeel in de gezamenlijke uitgaven. Dit uit zich meestal in het gebruik van een verdeelsleutel (bijvoorbeeld op basis van de bevolking), waarbij alles door beide gemeenten betaald wordt (0 onder de streep in de resultatenrekening). Als btw-vrijgestelde ondernemer brengt het samenwerkingsverband geen BTW op factuur in rekening aan de deelnemende gemeenten. De door het samenwerkingsverband betaalde btw aan derden ter zake van kosten en investeringen wordt in beginsel als kostenpost of als investeringslast gedragen. Door middel van het transparantiebesluit is geregeld dat de BTW van de GR mag worden doorgeschoven naar de gemeenten. Dat betekent dat de BTW afzonderlijk moet worden geregistreerd en getotaliseerd. De gemeenten betalen hun aandeel (inclusief de BTW). Omdat de BTW alleen het daadwerkelijk betaalde bedrag is, levert dat schommelingen op in verband met investeringen (de kapitaallasten komen immers wel over meerdere jaren voor). Bijvoorbeeld: een softwarepakket is € 101.000 en inclusief BTW € 120.000. Dan moet € 120.000 geactiveerd worden. De afschrijving wordt over 5 jaar gespreid, maar de BTW betaling en teruggave gebeurt in 1 jaar. Wat de GR betaalt komt terug bij de gemeenten, mits er een goede boekhouding is. De doorgeschoven BTW komt in beginsel volledig voor compensatie in aanmerking (mits geen sprake is van een wettelijke uitsluiting).

In deze variant (GR is BTW vrijgesteld) kan er bij een huurcontract niet worden geopteerd voor BTW-belaste verhuur, omdat het samenwerkingsverband btw-vrijgestelde prestaties verricht. Dit is een kostprijsverhogende factor voor de eigenaar (door de BTW schade) en levert een hogere huur op. Bij de huur van nieuwbouw kan dit oplopen tot tussen de 119 en 136% van de normale huurprijs. Bij oudbouw zal dit 103 tot 104% kunnen zijn. Ook voor het gebruik van ruimten in het gemeentehuis zal de BTW door de gemeenten niet meer aftrekbaar zijn (gebruik vindt plaats door een ander rechtspersoon dan de gemeente). Het gebruik van die ruimten wordt daardoor duurder (van btw-compensabel volgens de forfaitaire percentages naar volledig kostprijsverhogend). Een mogelijkheid voor het compenseren van BTW ten aanzien van de huisvestingskosten van het gemeentehuis zou in deze variant met de belastinginspectie moeten worden afgestemd.

De tweede variant is de GR als BTW belaste ondernemer. Het samenwerkingsverband brengt op factuur aan de deelnemende gemeenten BTW in rekening. De door de gemeenten te betalen BTW komt eveneens volledig voor compensatie in aanmerking (mits geen sprake is van een wettelijke uitsluiting). Het samenwerkingsverband voldoet op aangifte de in rekening gebrachte BTW en brengt hierop in mindering de door derden in rekening gebrachte btw ter zake van kosten en investeringen. Met andere woorden, de BTW vormt nu geen kostenpost noch investeringslast.

De BTW stromen zijn dan duidelijk (alles zonder BTW) en leveren geen extra complicaties op. Vereiste is dat er geen sprake is van een kostenverdeling tussen de gemeenten en dat de resultatenrekening niet eindigt op nul. Om deze situatie te bereiken kan het beste worden gewerkt op basis van tarieven voor prestaties. Voor het vaststellen van de tarieven dienen de kosten te worden geschat. Aan de voorkant kan een dienstverleningsovereenkomst gesloten worden op basis van een offerte. Vervolgens kan per maand door de gemeenten betaald worden op basis van een rekening van het samenwerkingsverband.

Het uitlenen van personeel is in beide varianten BTW belast of de GR nu personeel uitleent of de gemeenten en of er gekozen wordt voor BTW belast of vrijstelling (GR).

Het moet wel altijd gaan om BTW, die compensabel zou zijn als deze bij de gemeente in rekening gebracht was. Niet-overheidstaken, die uitgevoerd worden door de GR of door de gemeenten, vallen daar niet onder.

Bij inkoop en aanbesteding moet de verplichting worden opgenomen dat de gemeentelijke inkoopregels gevolgd moeten worden.

Op grond van de problematiek rond de huur van ruimten is gekozen voor het werken van het samenwerkingsverband als BTW belaste onderneming.

Dan volgt na oprichting van de GR registratie bij de belastingdienst.

Reserves en voorzieningen

Het doel van de reserves en voorzieningen is dat het samenwerkingsverband in slechtere omstandigheden ook haar taak kan uitvoeren zonder direct naar de raden van de gemeenten terug te hoeven voor extra geld (liquiditeitspositie). In geval van innovatie moeten nadere afspraken met de gemeenteraden gemaakt worden over toestemming voor het benutten van reserves en voorzieningen.

Het samenwerkingsverband kan reserves en voorzieningen vormen op basis van de financiële regeling van het algemeen bestuur. In dit artikel zijn de randvoorwaarden opgenomen.

Artikel 38: Jaarrekening

Het samenwerkingsverband voert een administratie waaruit per gemeente de financiële consequenties blijken en waaruit de uiteindelijke afrekening zal plaatsvinden. De procedure voor de jaarrekening is in dit artikel opgenomen. De SISA -verklaring moet worden verstrekt per deelnemer en heeft in ieder geval betrekking op Werk & Inkomen (Sociale Zaken). De prestaties moeten verantwoord worden in het jaar dat ze geleverd zijn. In de opdrachten zal wordt opgenomen dat binnen 2 weken na afloop van het jaar een afrekening op prestaties moet worden aangeleverd.

Hoofdstuk 11 Archief

Artikel 39: Archief

De archiefbescheiden voorafgaand aan en voortkomend uit een besluit van één van de deelnemers of het samenwerkingsverband worden opgenomen in het archief van het orgaan dat dit besluit heeft genomen.

De werkzaamheden van het samenwerkingsverband zijn uitvoerend en het samenwerkingsverband neemt uitvoeringsbesluiten. Het beleid zal dan te vinden zijn in de archieven van Aalsmeer en Uithoorn en de uitvoeringsstukken bij het samenwerkingsverband.

Het algemeen bestuur stelt een Archiefverordening vast (“nadere regels”) waarin de zorg voor het archief en het archieftoezicht wordt geregeld. Hiervoor is overlegd met de archiefinspecteur van de Provincie. Het dagelijks bestuur stelt het Besluit Informatiebeheer vast waarin ook afspraken omtrent digitale archivering en inrichting van dossiers kunnen worden vastgelegd. De archiefverordening en het Besluit Informatiebeheer van het samenwerkingsverband zal hetzelfde zijn als die van Aalsmeer en Uithoorn en gebaseerd worden op de huidige regeling van Uithoorn.

Hoofdstuk 12 Geschillen

Artikel 40: Geschillen

Voor geschillen over de uitvoering op de taakvelden is een aparte geschillenregeling opgenomen, waarbij een bindend advies wordt gevraagd. Voor het overige is de geschillenregeling in de Wgr van toepassing (voorleggen aan gedeputeerde staten; art. 28 Wgr).

Hoofdstuk 13 Toetreding, uittreding, wijziging, opheffing

Artikel 41: Toetreding

In de regeling is de mogelijkheid opgenomen dat andere gemeenten toetreden tot de regeling. De gang van zaken in geval van toetreding is: Het bestuur van het samenwerkingsverband krijgt een verzoek tot toetreding en besluit daarmee al dan niet in te stemmen en kan daaraan voorwaarden verbinden. In het geval van instemming wordt aan de colleges en de burgemeesters van beide gemeenten gevraagd een positief besluit te nemen over de toetreding van deze gemeente(n). Bij eventuele uitbreiding van de regeling met meer deelnemers zullen een aantal artikelen in deze regeling aangepast moeten worden.

Artikel 42: Uittreding

Het samenwerkingsverband is aangegaan om (een aantal) taakvelden duurzaam onder te kunnen brengen in een gezamenlijke organisatie met voldoende waarborgen voor het personeel. Bij uittreding van een van de gemeenten is er geen samenwerkingsverband meer. Vandaar dat in dit artikel is opgenomen dat vanaf de start voor uittreding een periode van 5 jaar (kalenderjaren) in acht genomen moet worden. Dus na de start blijft het samenwerkingsverband in ieder geval 5 jaar bestaan. Na de eerste 5 jaar wordt deze periode vervangen door een periode van 2 jaar (kalenderjaren) na verstrijken van het jaar waarin dat besluit tot uitreding is genomen.

Artikel 43: Wijziging, opheffing en liquidatie

Dit artikel is aangepast in verband met de overgang van budgetten van de gemeenten Aalsmeer en Uithoorn naar het Samenwerkingsverband met ingang van 1 januari 2012 (technische wijzigingen) en de wijziging is in de regeling doorgevoerd bij de aanpassing van de regeling d.d. xxx 2012.

Als één van beide gemeenten besluit uit te treden wordt de regeling de facto opgeheven.

Bij dat voorstel tot opheffing wordt direct een liquidatieplan opgesteld.

Wijzigen van de regeling kan door een besluit van de colleges en burgemeesters, die de regeling zijn aangegaan. Uitzondering hierop is de wijziging bij de inbreng van nieuwe taakvelden, waarvoor de raden toestemming dienen te verlenen (artikel 43 lid 2).

Hoofdstuk 14 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 44: Samenwerking en deelnemingen

In dit artikel is aangegeven dat, indien het voornemen is een taakveld in de regeling op te nemen en dit taakveld nog in een ander samenwerkingsverband c.q. deelneming verkeert, deze samenwerking/ deelneming eerst opgezegd zal worden.

Artikel 45: Inwerkingtreding en overige bepalingen

Lid 1: Elk college is verantwoordelijk voor bekendmaking en dient het aangaan van de regeling op te nemen in de daartoe bestemde registers (verbonden partijen).

Lid 2: Voor het aangaan van het ‘Samenwerkingsverband Aalsmeer – Uithoorn’ is het college van aalsmeer aangewezen om aan de verplichtingen van publicatie te voldoen. Dit is van belang omdat dit voorwaarden zijn voor inwerkingtreding van de regeling.

Lid 3: Dit is opgenomen voor het geval de colleges besluiten lopende het kalenderjaar andere taakvelden in de regeling onder te brengen. Ook dan is tijdige publicatie van dit voornemen en het daarbij aangegeven van het moment waarop de bevoegdheden overgaan naar het dagelijks bestuur van de het samenwerkingsverband van groot belang (rechtszekerheid).

Lid 4: Tot slot is opgenomen dat het algemeen bestuur beslist over zaken waarin de regeling niet voorziet, waarbij afstemming plaatsvindt met de beide colleges.

Artikel 46: Slotbepalingen

Lid 1: De naamgeving va het Samenwerkingsverband zal nader worden bepaald. De naamgeving is van belang voor het e-mailverkeer en de inrichting van een website. De naam van deze regeling is daarvoor te lang en zal tot teveel fouten leiden in het digitaal verkeer. Bij de wijziging van de naam zal een daarbij passend logo en huisstijl worden ingevoerd.

Lid 2: Aan de regeling is deze memorie van Toelichting toegevoegd, die daar deel van uitmaakt. In de Memorie van Toelichting is uitgebreider ingegaan op de achtergronden en bedoeling van de verschillende onderdelen van de regeling.

Lid 3: De regeling wordt aangegaan door ondertekening namens beide colleges op 29 januari 2009, na verkregen toestemming van de beide raden. Bij het collegebesluit tot het aangaan van de regeling worden de leden van het algemeen bestuur aangewezen. Het algemeen bestuur wijst de voorzitter aan, alsmede de leden van het dagelijks bestuur.

De overdracht van bevoegdheden van de colleges en burgemeesters, zoals bedoeld in artikel 5 vindt plaats op 1 mei 2009. Op dat moment worden de operationele taken, zoals bedoeld in artikel 6 opgedragen aan, en uitgevoerd door het Samenwerkingsverband op basis van een dienstverleningsovereenkomst.

Lid 4: Bij het besluit tot het aangaan van deze regeling wordt het taakveld Werk & Inkomen (sociale zaken) eveneens per 1 mei 2009 ingebracht. Op dat moment is de bestaande regeling tussen de beide gemeenten vervallen.

Lid 5: De regeling wordt gewijzigd door ondertekening van beide colleges op 18 december 2012. De terugname van bevoegdheden inzake de taakvelden Woz - belastingen vindt plaats op 1 januari 2013. Vanaf dat moment worden de operationele taken voor Woz-belastingen uitgevoerd in regionaal verband door de gemeente Amstelveen. De ontwikkeling van de e-dienstverlening is tevens uit de regeling verwijderd.

Artikel 47: Overgangsbepalingen

Dit artikel is geschrapt bij de wijziging van de regeling op 18 december 2012 aangezien de overgangsbepalingen betrekking hadden op het jaar 2009

Ondertekening:

De regeling wordt ondertekend door de vertegenwoordigers van de bestuursorganen die de regeling aangaan. Dus in dit geval wordt in elke deelnemende gemeente ondertekend door:

  • -

    de burgemeesters (als bestuursorgaan van de gemeente);

  • -

    de burgemeesters en gemeentesecretarissen namens het betreffende college.

Voorafgaand hieraan wordt toestemming gevraagd aan de beide raden (art. 1 lid 2 Wgr.)