Treasurystatuut Aalsmeer 2016

Geldend van 01-01-2016 t/m heden

Intitulé

Treasurystatuut Aalsmeer 2016

Wettelijk kader

Het treasurystatuut kan beschouwd worden als een nadere uitwerking van de geldende wetgeving. Bij het opstellen van dit statuut is rekening gehouden met het relevante wettelijke kader in:

  • 1.

    de Gemeentewet;

  • 2.

    de Wet financiering decentrale overheden (FIDO);

  • 3.

    het Besluit Begroting Verantwoording Provincies en Gemeenten (BBV) en

  • 4.

    de financiële verordening ex art. 212 Gemeentewet.

Gemeentewet

Verordening artikel 212 van de Gemeentewet regelt het raamwerk van het bestuursinstrumentarium en de inrichtingseisen van de financiële functie. Artikel 15 inzake de financieringsfunctie van de “financiële verordening gemeente Aalsmeer” stelt de kaders voor de uitoefening van de financieringsfunctie als uitwerking van verordening 212:

  • 1.

    Het college zorgt voor een actueel treasurystatuut met een uitgewerkt kader voor de uitoefening van de financieringsfunctie.

  • 2.

    De raad stelt het treasurystatuut vast.

Dit document bevat de nadere uitwerking van artikel 15: financieringsfunctie.

Treasurystatuut Aalsmeer

Het bestaande treasurystatuut dateert uit 2007. Een belangrijk nieuw aspect sindsdien is dat met ingang van 15 december 2013 de wet Verplicht Schatkistbankieren voor decentrale overheden is ingevoerd. Hierdoor mogen overtollige liquide middelen die niet onmiddellijk nodig zijn voor het uitoefenen van de publieke taak alleen in rekening-courant en via deposito’s bij de schatkist worden aangehouden. Onder bepaalde voorwaarden is het nog wel mogelijk gelden aan andere decentrale overheden uit te lenen.

Door het schatkistbankieren worden de mogelijkheden voor de gemeente beperkt om een goed rendement te halen op tijdelijke geldoverschotten. Daarentegen is het risico nihil dat de uitgezette gelden niet worden terugbetaald.

Vorenstaande betekent dat in dit statuut de regelgeving voor het uitzetten van gelden sterk vereenvoudigd is ten opzichte van het tot dusver geldende statuut.

Treasurystatuut

Artikel 1 Begrippenkader

In dit statuut wordt verstaan onder:

-Derivaten

Financiële instrumenten die hun bestaan ontlenen aan een bepaalde onderliggende waarde. Die waarden kunnen financiële producten, zoals leningen of obligaties zijn. Derivaten worden onder andere gebruikt om renterisico’s te sturen en financieringskosten te minimaliseren;

-Financiering

Het aantrekken van benodigde financiële middelen voor een periode van minimaal één jaar;

-Geldstromenbeheer

Geldstromenbeheer heeft als doelstelling het rendement op de geldstroom te optimaliseren door:

-de verplaatsing van liquide middelen tot een minimum te beperken qua omvang en frequentie;

-de resterende geldstromen met een zo gering mogelijk liquiditeitsbeslag af te wikkelen;

-tijdsbeslag van de tijdsverplaatsing te minimaliseren;

-de liquiditeitspositie te optimaliseren;

-Intern liquiditeitsrisico

De risico’s van mogelijke wijzigingen in de liquiditeitenplanning en meerjaren investeringsplanning waardoor financiële resultaten kunnen afwijken van de verwachtingen;

-Wet Fido

Wet Financiering decentrale overheden;

-Kasbeheer

Betreft geldstromenbeheer, liquiditeitenbeheer en saldobeheer;

-Kasgeldlimiet

De in de wet Fido opgenomen norm bepaalt het vermogen om op korte termijn aan de verplichtingen te kunnen voldoen (liquiditeit);

-Koersrisico

Het risico dat de financiële activa van de organisatie in waarde verminderen door negatieve koersontwikkelingen;

-Kredietrisico

De risico’s op een waardedaling van een vordering ten gevolge van het niet (tijdig) na kunnen komen van de verplichtingen door de tegenpartij als gevolg van insolventie of deficit;

-Liquiditeitenbeheer

Het aantrekken en uitzetten van middelen voor een periode tot één jaar;

-Liquiditeitenplanning

Een gestructureerd overzicht van de toekomstige inkomsten en uitgaven ingedeeld naar aard en tijdseenheid;

-Onderhandse geldlening

Voorwaarden van de lening kunnen in onderling overleg met de geldgevende partij worden vastgesteld;

-Renterisico

Het gevaar van ongewenste veranderingen van de (financiële) resultaten van de gemeente door rentewijzigingen;

-Renterisiconorm

De in de wet Fido opgenomen norm beoogt het risico van rentewijziging bij herfinanciering van de vaste schuld te beheersen door de aflossing op schulden te spreiden in de tijd;

-Rentetypische looptijd

Het tijdsinterval gedurende de looptijd van een geldlening, waarin op basis van de voorwaarden van de geldlening sprake is van een door de verstrekker van de geldlening niet beïnvloedbare, constante rentevergoeding;

-Netto-vlottende schuld

Het bedrag van de vlottende schuld, verminderd met het gezamenlijke bedrag van de contante gelden in kas, de tegoeden in rekening-courant en de overige uitstaande gelden met een rentetypische looptijd van korter dan één jaar;

-Publieke taak

De taak van de gemeente tot het dienen van het openbaar belang, zoals gedefinieerd in de taakomschrijving van de gemeente in de Gemeentewet;

-Saldobeheer

Het beheer van de dagelijkse saldi op de rekeningen;

-Rentevisie

Toekomstverwachting over de rente-ontwikkeling;

-Ruddo

Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden;

-Schatkistbankieren

Uitzetten van gelden bij de Rijksoverheid;

-Treasuryfunctie

De treasuryfunctie omvat alle activiteiten die zich richten op het besturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële vermogenswaarden, de financiële stromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico’s. De treasuryfunctie bestaat uit vier deelfuncties: risicobeheer, gemeentefinanciering, kasbeheer en debiteuren– en crediteurenbeheer;

-Uitzetting

Het tijdelijk toevertrouwen van liquiditeiten aan derden tegen vooraf overeengekomen condities en bedingen. Kortlopende uitzettingen hebben betrekking op een periode tot één jaar en langlopende uitzettingen hebben betrekking op een periode van één jaar of langer.

-Vaste schuld

Het gezamenlijke bedrag van de schuld uit hoofde van geldleningen met een oorspronkelijke rentetypische looptijd van één jaar of langer en de voor een termijn van één jaar of langer ontvangen waarborgsommen;

-Vlottende schuld

Het gezamenlijke bedrag van de opgenomen gelden met een oorspronkelijke rentetypische looptijd van korter dan één jaar, de schuld in rekening-courant, de voor een termijn van korter dan één jaar ter bewaring in de kas gestorte gelden van derden en overige geldleningen die geen onderdeel uitmaken van de vaste schuld.

Risicobeheer

Artikel 2 Renterisicobeheer

  • 1. De rentetypische looptijd en het renteniveau van de betreffende lening/uitzetting wordt zo veel mogelijk afgestemd op de actuele rentestand en de rentevisie;

  • 2. De rentevisie van de gemeente wordt één keer per jaar bij opmaak van de begroting opgesteld;

  • 3. Binnen de kaders gesteld onder lid 1 en lid 2, streeft de gemeente tevens naar spreiding in de rentetypische looptijden van uitzettingen.

Artikel 3 Uitzetten gelden

  • 1. Overtollige middelen worden conform de wet Verplicht Schatkistbankieren voor decentrale overheden uitsluitend uitgezet bij de Nederlandse Staat, lagere Nederlandse overheden en overheidsinstanties zoals gemeenschappelijke regelingen.

Artikel 4 Financiering derden

  • 1. Het verstrekken van een geldlening of een garantie aan derden is slechts toegestaan vanuit de publieke taak. Per geval is een expliciet besluit hiertoe nodig door de gemeenteraad, waarbij door het college van B&W gemotiveerd wordt welk publiek belang wordt gediend en welke zekerheden de gemeente verwerft ter afdekking van de risico’s.

Financiering

Artikel 5 Aantrekken financieringsmiddelen

  • 1. Financiering met externe financieringsmiddelen wordt zoveel mogelijk beperkt door primair de beschikbare interne financieringsmiddelen te gebruiken teneinde de renterisico’s en het renteresultaat te optimaliseren;

  • 2. Het gebruik van derivaten is uitsluitend toegestaan ter afdekking van financiële risico’s en hiervan wordt alleen gebruik gemaakt na goedkeuring van het college van B&W;

  • 3. Voor het aantrekken van gelden worden ten minste drie prijsopgaven bij verschillende financiële ondernemingen gevraagd.

Kasbeheer

Artikel 6 Geldstromenbeheer

  • 1. Nieuwe leningen/uitzettingen worden afgestemd op de investerings– en financieringsstaat in de gemeentebegroting waarmee een prognose wordt afgegeven van geldstromen over een periode van minimaal 4 jaar;

  • 2. De liquiditeitspositie is voldoende om te garanderen dat de verplichtingen tijdig kunnen worden nagekomen, waarbij het liquiditeitsgebruik wordt beperkt door de geldstromen op gemeenteniveau op elkaar af te stemmen.

Artikel 7 Saldo– en liquiditeitenbeheer

  • 1. Opgenomen leningen komen voor vervroegde aflossing in aanmerking indien de contante waarde van de lagere rentelasten in komende jaren groter is dan de te betalen boeterente.

Administratieve organisatie en interne controle

Artikel 8 Uitgangspunten administratieve organisatie en interne controle

  • 1. De volgende voorwaarden worden in acht genomen:

    • a.

      vooraf wordt aan de portefeuillehouder Financiën kenbaar gemaakt dat geld uitgezet anders dan schatkistbankieren of aangetrokken gaat worden, waarbij de looptijd van de lening en het volume wordt gemeld;

    • b.

      de portefeuillehouder bevestigt via schriftelijke wijze (bijvoorbeeld via mail) in te stemmen met het in artikel 8, lid 1a bedoelde voorstel;

    • c.

      na afronding van de overeenkomst wordt dezelfde dag de portefeuillehouder Financiën geïnformeerd over de afloop.

Artikel 9 Verantwoordelijkheden

De verantwoordelijkheden met betrekking tot de treasuryfunctie van de gemeente staan in onderstaande tabel gedefinieerd.

Functie

Verantwoordelijkheden

De Gemeenteraad

1*Het vaststellen van verordening 212, paragraaf financiering in de gemeentebegroting, vaststellen treasurystatuut, beleidskaders en limieten;

2*Het controleren via de paragraaf financiering in het jaarverslag en als gevolg daarvan eventueel bijstellen van het treasurybeleid.

Het college van B&W

1*Opstellen treasurystatuut;

2*Het doen uitvoeren van het treasurybeleid;

3*Het rapporteren aan de Gemeenteraad over de uitvoering van het treasurybeleid via de paragraaf financiering in de gemeentebegroting en het jaarverslag;

4*In de voorjaars- en najaarsrapportage aan de Gemeenteraad rapporteren welke leningsovereenkomsten zijn aangegaan.

De portefeuillehouder Financiën

1*Rapporteren aan het college als sprake is van aantrekken financieringsmiddelen en uitzetten van gelden anders dan schatkistbankieren.

De externe accountant

•Het in het kader van haar reguliere controletaak controleren omtrent de feitelijke naleving van het treasurystatuut.

Organisatie AA

1*Uitvoeren van (gemandateerde) activiteiten voortvloeiend uit dit statuut met inachtneming van functiescheiding tussen treasurybeheer, uitvoering, informatieverstrekking en controle.

Concerncontroller Aalsmeer

1*Het beoordelen van het auditverslag;

2*Het monitoren van de toepassing van het treasurystatuut.

Artikel 10 Inwerkingtreding

  • 1. Dit treasurystatuut Aalsmeer 2016 treedt in werking met ingang van 1 januari 2016;

  • 2. Het treasurystatuut Aalsmeer, vastgesteld in 2007 wordt ingetrokken met ingang van 1 januari 2016.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 3 december 2015.
De griffier, drs. Th. van Waes
De voorzitter, dhr. J.J. Nobel

Memorie van toelichting

Artikel 2 lid 2

Een rentevisie is een verwachting over de rente-ontwikkeling, op basis waarvan een financierings- en beleggingsbeleid wordt gevoerd. Afhankelijk van de (interne- of externe) ontwikkelingen zal de gemeente haar rentevisie actualiseren. De rentevisie kan daarbij gebaseerd worden op de rentevisie van enkele gezaghebbende financiële ondernemingen.

Afstemming van het beleid op de rentevisie betekent bijvoorbeeld het uitstellen van uitzettingen met een lange looptijd indien men een rentestijging verwacht.

Artikel 2 lid 3

Door spreiding aan te brengen in de rentetypische looptijd (de periode dat de rente van een uitzetting vast is) van uitzettingen, wordt de invloed van een rentedaling op de renteresultaten gespreid over meerdere jaren. Deze spreiding is slechts mogelijk indien uit de investerings– en financieringsstaat in de gemeentebegroting blijkt dat middelen gedurende een langere periode beschikbaar zijn.

Artikel 4 lid 1

Voor uitzettingen uit hoofde van de publieke taak van de gemeente worden in dit treasurystatuut geen richtlijnen met betrekking tot producten opgenomen. Van belang is dat de Gemeenteraad heeft bepaald dat de betreffende uitzetting tot de “publieke taak” van de gemeente behoort.

Bij verstrekte leningen of garanties uit hoofde van de publieke taak moet rekening worden gehouden met juridische aspecten zoals staatsteun. Hiervan kan bijvoorbeeld sprake zijn als geen marktconform rentetarief wordt gehanteerd.

Vanuit maatschappelijk oogpunt kan het verlenen van financiële steun aan instellingen gewenst zijn, maar hier tegenover staan financiële risico’s die met het verstrekken van geldleningen en garanties gemoeid zijn. Van geval tot geval moet bepaald worden of de verstrekking in verhouding staat tot de risico’s. Verlenen van financiële steun is namelijk geen kerntaak van de gemeente. Op basis hiervan pleit vorenstaande om te kiezen voor het beleidsuitgangspunt “nee, tenzij”. Dit betekent dat bij het verlenen van een garantie of het verstrekken van een geldlening door de gemeente eerst een oplossing in de markt gezocht moet worden en de gemeentegarantie slechts in laatste instantie, onder voorwaarden, kan worden verstrekt. Met een gemeentegarantie kan een instelling lenen tegen een lager rentetarief; de bank verschuift namelijk risico’s naar de gemeente. Van het verstrekken van gemeentegarantie kan geen sprake zijn als alleen dit argument van toepassing is.

Artikel 5 lid 3

Middels het opvragen van meerdere offertes wordt bereikt dat de gemeente een objectief beeld heeft van de actuele gebruikelijke tarieven en voorwaarden op de financiële markten. Op basis daarvan kan een afgewogen keuze worden gemaakt.

Artikel 6 lid 1

Afstemming op de investerings– en financieringsstaat beoogt middelen slechts te lenen c.q. uit te zetten gedurende de periode dat zij daadwerkelijk nodig respectievelijk beschikbaar zijn.

Artikel 6 lid 2

Interne liquiditeitsrisico’s doen zich voor wanneer de gemeente middelen voor een bepaalde periode heeft uitgezet en gedurende de looptijd van de uitzetting blijkt dat de middelen (onverwacht) nodig zijn.

Door geldstromen op elkaar af te stemmen wordt voorkomen dat de gemeente tijdelijk middelen aan moet trekken –of middelen aan haar uitzettingenportefeuille moet onttrekken– teneinde de betreffende betaling (tijdelijk) te financieren.

In de praktijk is het opstellen van een betrouwbare en nauwkeurige liquiditeitspositie niet eenvoudig. Het is daarom van groot belang dat het Facilitair Bedrijf - afdeling Middelenbeheer; team betalingsverkeer - juist, tijdig en volledig wordt geïnformeerd door de overige afdelingen over de financiële gevolgen van hun activiteiten (denk aan grondaankoop of –verkoop) zodat de verplichtingen tijdig kunnen worden nagekomen.

Artikel 8

Met het oog op de omvang en de aard van de transacties en de hiermee samenhangende risico’s, zijn in dit artikel een aantal specifieke uitgangspunten opgenomen. Hiermee wordt in ieder geval beoogd dat het uitzetten van gelden niet beperkt wordt tot een beslissing van één persoon.

Artikel 9

Dit artikel weerspiegelt op hoofdlijnen de verantwoordelijkheden van partijen die betrokken zijn bij de treasuryfunctie.

De wijze waarop bijvoorbeeld het betalingsverkeer wordt afgehandeld of hoe het proces verloopt binnen de afdeling Middelenbeheer na het ontvangen van een offerte voor het uitzetten/aantrekken van gelden is hier voor de overzichtelijkheid buiten beschouwing gelaten.