Regeling vervallen per 01-11-2023

Financiële verordening 212

Geldend van 01-01-2017 t/m 31-10-2023

Intitulé

Financiële verordening 212

De raad van de gemeente Aalten;

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 22 november 2016;

gelet op het bepaalde in art. 212 van de Gemeentewet en in het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten;

Besluit:

vast te stellen de Financiële verordening 212.

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepaling

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    afdeling: iedere organisatorische eenheid binnen de gemeentelijke organisatie met een eigen rechtstreekse verantwoordelijkheid aan het college;

  • b.

    inkomsten: totaal van de baten voor onttrekking reserves;

  • c.

    schuld: het totaal van langlopende leningen, kortlopende schulden, crediteuren en overlopende passiva;

  • d.

    overheidsbedrijf: onderneming met privaatrechtelijke rechtspersoonlijkheid, niet zijnde een personenvennootschap met rechtspersoonlijkheid, waarin een publiekrechtelijke rechtspersoon, al dan niet tezamen met een of meer andere publiekrechtelijke rechtspersonen, in staat is het beleid te bepalen of een onderneming in de vorm van een personenvennootschap, waarin een publiekrechtelijke rechtspersoon deelneemt;

  • e.

    sub-programma: onderdeel van een programma bestaande uit een samenstel van een aantal samenhangende of een enkele kostenplaats, de opbouw van de (sub-) programma’s is te vinden in de beheersbegroting (begroting op detailniveau);

  • f.

    administratie: het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, functioneren en beheersen van de gemeentelijke organisatie en de verantwoording die daarover moet worden afgelegd;

  • g.

    BBV: Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten (administratieve regelgeving);

  • h.

    Notitie rente: deze notitie moet verduidelijking en richtlijnen geven hoe om te gaan met de toerekening van rente. Was bedoeld voor 2017, maar moet met ingang van de begroting 2018 worden toegepast.

Hoofdstuk 2. Begroting en verantwoording

Artikel 2. Programma-indeling

  • 1. De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode een programma-indeling voor die raadsperiode vast, De programma’s bestaan uit sub-programma’s.

  • 2. Tevens wordt in elke begroting een onderverdeling naar de verplicht voorgeschreven baten en lasten per taakveld opgenomen.

  • 3. De raad stelt op voorstel van het college per programma de beleidsindicatoren vast. Het voorstel van het college bevat ten minste de verplichte beleidsindicatoren, van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten.

  • 4. De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode, of eventueel tussentijds, vast over welke onderwerpen hij in extra paragrafen naast de verplichte paragrafen van de begroting en de jaarstukken kaders wil stellen en wil worden geïnformeerd.

Artikel 3. Inrichting begroting en jaarstukken

  • 1. Bij de begroting worden onder elk van de programma’s de lasten en baten per sub-programma weergegeven en bij de jaarstukken worden onder elk van de programma’s de gerealiseerde lasten en baten per sub programma weergegeven.

  • 2. Bij de uiteenzetting van de financiële positie in de begroting wordt van de nieuwe investeringen per investering het benodigde investeringskrediet weergegeven.

  • 3. Bij de uiteenzetting van de financiële positie in de begroting wordt in aanvulling op het bepaalde in artikel 20 en artikel 21 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten inzicht gegeven in de ontwikkeling van de schuldpositie als gevolg van de begroting, de meerjarenraming en de investeringen.

  • 4. In de jaarrekening wordt van de investeringen en meerjarige projecten de uitputting van de geautoriseerde investeringskredieten en de actuele raming van de totale uitgaven weergegeven.

Artikel 4. Kaders begroting

  • 1. Het college biedt uiterlijk 31 mei aan de raad een nota aan met een voorstel voor het beleid en de financiële kaders van de begroting voor het volgende begrotingsjaar en de meerjarenraming. De raad stelt deze nota en het budgettair kader voor 1 juni voorafgaand aan het begrotingsjaar vast.

  • 2. In de begroting wordt een post onvoorzien opgenomen.

Artikel 5. Autorisatie begroting en investeringskredieten

  • 1. De raad autoriseert met het vaststellen van de begroting de baten en de lasten per programma en sub-programma.

  • 2. Bij de begrotingsbehandeling geeft de raad eventueel aan van welke nieuwe investeringen hij op een later tijdstip een apart voorstel voor autorisatie van het investeringskrediet wil ontvangen. De overige nieuwe investeringen worden bij de begrotingsbehandeling met het vaststellen van de begroting geautoriseerd.

  • 3. Het college informeert de raad via de tussentijdse rapportages als ze verwacht dat de geautoriseerde lasten of de investeringsuitgaven de geautoriseerde investeringskredieten dreigen te overschrijden of de baten de geautoriseerde baten dreigen te onderschrijden. Het college voegt hierbij een voorstel voor wijziging van het budget of het investeringskrediet of een voorstel voor bijstelling van het beleid.

  • 4. Bij de behandeling van de tussentijdse rapportages in de raad doet het college voorstellen voor het wijzigen van de (geautoriseerde) budgetten en de investeringskredieten en het bijstellen van het beleid.

  • 5. Voor een investering waarvan het investeringskrediet niet met het vaststellen van de begroting is geautoriseerd, legt het college een investeringsvoorstel voor het vaststellen van een investeringskrediet en de bijbehorende dekking aan de raad voor. Bij investeringen groter dan € 1.000.000 informeert het college de raad in het voorstel over het effect van de investering op de schuldpositie van de gemeente.

  • 6. Via een afzonderlijke raadsbesluit kan een budget of een investeringskrediet worden geautoriseerd, daarin moet wel de dekking zijn aangegeven.

Artikel 6. Tussentijdse rapportage

  • 1. Het college informeert de raad door middel van twee tussentijdse rapportages in het voorjaar (Voorjaarsnota voor 31 juli) en najaar (Najaarsnota voor 31 december) over de realisatie van de begroting van de gemeente van het lopende boekjaar.

  • 2. De tussenrapportages geven inzicht over de uitvoering en het bijstellen van het in de begroting opgenomen beleid en een overzicht met de bijgestelde raming van:

    • a.

      De financiële mutaties baten en de lasten per programma, met een toelichting op niet budgettair neutrale wijzigingen boven de € 10.000;

    • b.

      Een totaaloverzicht van niet budgettair neutrale mutaties kleiner dan € 10.000;

    • c.

      Een overzicht van technische mutaties ( o.a. verschuivingen van budget tussen kostenplaatsen, van het ene jaar naar het andere, BBV mutaties)

    • d.

      De (beoogde) toevoegingen en onttrekkingen aan reserves;

    • e.

      Het verwachte begrotingstekort/overschot voor het lopende jaar en de komende jaren;

    • f.

      In de Najaarsnota de stand van zaken rondom de investeringskredieten.

Artikel 7. Informatieplicht

Het college besluit niet over:

  • a.

    de aan- en verkoop van goederen werken en diensten groter dan €1.000.000

  • b.

    het verstrekken van leningen, waarborgen en garanties groter dan € 10.000.000; uitgezonderd de jaarlijks gelimiteerde garantstelling ten behoeve van een woningcorporatie (cf. raadsbesluit d.d. 20 sept 2016); en

  • c.

    het verstrekken van kapitaal aan instellingen en ondernemingen,

dan nadat de raad is geïnformeerd over het voornemen en hiertoe in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen.

Artikel 8. EMU-saldo

Wanneer het Rijk de gemeente bericht dat alle gemeenten samen het collectieve aandeel van gemeenten in het EMU-tekort, bedoeld in artikel 3, zesde lid, van de Wet houdbare overheidsfinanciën, hebben overschreden, informeert het college de raad of een aanpassing van de begroting nodig is. Als het college een aanpassing nodig acht, doet het college een voorstel voor het wijzigen van de begroting.

Hoofdstuk 3. Financieel beleid

Artikel 9. Waardering en afschrijving vaste activa

  • 1. Immateriële en materiële vaste activa worden afgeschreven volgens de methodiek en de termijnen zoals vermeld in de Nota verkrijging/vervaardiging en onderhoud van kapitaalgoederen.

  • 2. Kosten voor het afsluiten van geldleningen worden direct ten laste van de exploitatie gebracht.

  • 3. Een saldo voor agio of disagio wordt direct ten laste van de exploitatie gebracht.

Artikel 10 Voorziening voor oninbare vorderingen

  • 1. Voor de vorderingen op verbonden partijen en derden wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd op basis van een individuele beoordeling op inbaarheid van de openstaande vorderingen.

  • 2. Voor openstaande vorderingen betreffende belastingdebiteuren en/of debiteuren bijstandverstrekking en/of overige debiteuren, wordt een adequate voorziening wegens oninbaarheid gevormd.

Artikel 11. Reserves en voorzieningen

  • 1. In de jaarlijkse kadernota wordt bepaald of en hoeveel rente er aan de reserves wordt toegerekend voor het komende jaar.

  • 2. Het college biedt de raad eens in de 4 jaar een nota reserves en voorzieningen aan. Deze nota wordt door de raad vastgesteld en behandelt:

    • a.

      de vorming en besteding van reserves

    • b.

      de vorming en besteding van voorzieningen

    • c.

      de weerstandscapaciteit en het gewenste weerstandsvermogen (toegevoegd)

  • 3. Bij een voorstel voor de instelling van een bestemmingsreserve voor een investeringsvoornemen wordt minimaal aangegeven :

    • a.

      het specifieke doel van de reserve;

    • b.

      de voeding van de reserve.

Artikel 12. Kostprijsberekening

  • 1. Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken en dienstendie worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, wordt een extracomptabel stelsel van kostentoerekening gehanteerd. Bij deze kostentoerekening worden de directe kosten, de loon-, overhead-, rentekosten en de compensabele belasting over de toegevoegde waarde (BTW) betrokken.

  • 2. Bij de directe kosten worden betrokken de bijdragen aan en onttrekkingen van voorzieningen en de afschrijvingskosten van de in gebruik zijnde activa. Voor de rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, worden daarbij ook de compensabele belasting over de toegevoegde waarde (BTW) betrokken.

  • 3. Voor de toerekening van de overheadkosten worden de overheadkosten die kunnen worden toegerekend aan activiteiten welke geheel of deels worden bekostigd met een specifieke uitkering of subsidie, binnen het taakveld overhead apart geadministreerd en in de desbetreffende verantwoordingen over de besteding toegerekend aan die activiteiten.

  • 4. Voor de toerekening van de overheadkosten worden de overheadkosten die kunnen worden betrokken in de aangifte vennootschapsbelasting, binnen het taakveld overhead apart geadministreerd en voor de belastingaangifte aan de kostprijs van de vennootschapsbelastingplichtige activiteiten toegerekend.

  • 5. Voor de toerekening van de kosten aan de kostprijs van rechten en heffingen waarbij kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken, diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, voor zover dat niet activiteiten als bedoeld in het derde en vierde lid betreffen, wordt uitgegaan van het uurtarief zoals berekend en weergegeven in de paragraaf Bedrijfsvoering. Dit uurtarief is gebaseerd op de totale loonkosten en overheadkosten enerzijds, die worden gedeeld door op begrotingsbasis geschatte ureninzet. Zo ontstaat een uurtarief dat op basis van de begrote ureninzet wordt toegerekend aan het betreffende onderdeel. Het uurtarief, inclusief berekening, wordt in de paragraaf Bedrijfsvoering opgenomen.

  • 6. Het percentage van de omslagrente voor de toerekening van rente wordt jaarlijks met de begroting vastgesteld. Het percentage van deze omslagrente wordt bepaald door het renteschema cf. de uitgestelde Notitie rente te volgen. De uitkomst van dit percentage van de omslagrente wordt op een half procent afgerond.

  • 7. In afwijking van het 6e lid wordt voor de toerekening van de rentekosten aan de kostprijs van de rioolheffing in afwachting van de uitgestelde Notitie rente nog een afwijkend rentepercentage doorberekend. Vanaf 2018 wordt de Notitie rente gevolgd.

  • 8. In afwijking van het eerste lid worden bij vennootschapsbelastingplichtige activiteiten en grondexploitaties alleen de rentekosten voor de inzet van vreemd vermogen aan de kostprijs toegerekend.

Artikel 13. Prijzen economische activiteiten

  • 1. Voor de levering van goederen, diensten of werken door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden waarbij de gemeente in concurrentie met marktpartijen treedt, wordt ten minste de geraamde integrale kostprijs in rekening gebracht. Bij het verstrekken van leningen of garanties door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden worden ten minste de geraamde integrale kosten in rekening gebracht. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de lening of de garantie wordt gemotiveerd.

  • 2. Bij het verstrekken van kapitaal door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden gaat het college uit van een vergoeding van ten minste de geraamde integrale kosten van de verstrekte middelen. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de kapitaalverstrekking wordt gemotiveerd.

  • 3. Raadsbesluiten met de motivering van het publiek belang als bedoeld in de vorige leden zijn niet nodig als minder dan de integrale kostprijs in rekening wordt gebracht en sprake is van:

    • a.

      leveringen van goederen, diensten of werken en het verstrekken van leningen, garanties en kapitaal aan andere overheden voor zover deze leveringen en verstrekkingen zijn bedoeld voor de uitoefening van de publieke taak door die andere overheid;

    • b.

      een bevoordeling van activiteiten in het kader van een bij wet opgedragen publiekrechtelijke taak;

    • c.

      een bevoordeling van activiteiten in het kader van een toegekend bijzonder of uitsluitend recht waarvoor prijsvoorschriften gelden;

    • d.

      een bevoordeling van sociale werkplaatsen;

    • e.

      een bevoordeling van onderwijsinstellingen;

    • f.

      een bevoordeling van publieke media-instellingen; en

    • g.

      een bevoordeling die valt onder de reikwijdte van de staatssteunregels van het Werkingsverdrag van de Europese Unie en daarmee verenigbaar is.

Artikel 14. Vaststelling hoogte belastingen, rechten en heffingen

Het college doet de raad jaarlijks een voorstel voor de hoogte van de gemeentelijke tarieven voor de diverse gemeentelijke belastingen, de rioolheffing, de afvalstoffenheffing, de lijkbezorgingsrechten en de gemeentelijke leges.

Artikel 15. Financieringsfunctie

  • 1. De financieringsfunctie is uitgewerkt in het Treasurystatuut.

  • 2. Het college draagt bij de uitoefening van de financieringsfunctie (treasury) zorg voor een juiste uitvoering van de richtlijnen, zoals vastgelegd in het door de raad vastgestelde Treasurystatuut.

  • 3. Het Treasurystatuut wordt iedere vier jaar geactualiseerd en separaat ter vaststelling aan de raad voorgelegd.

  • 4. Over de uitoefening van de treasuryfunctie wordt regelmatig gerapporteerd in de betreffende paragraaf Treasury in de begroting en de jaarstukken. Verder worden actualiteiten gemeld in de tussentijdse rapportages.

Hoofdstuk 4. Financiële organisatie en financieel beheer

Artikel 16. Lokale heffingen

Bij de begroting en de jaarstukken neemt het college in de paragraaf lokale heffingen naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 10 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:

  • a.

    het rentepercentage voor de rentevergoeding over de reserves en de voorzieningen voor het bepalen van de kostprijzen, bedoeld in artikel 12,

  • b.

    het rentepercentage voor de omslagrente en de berekening hiervan, (dit vanaf de begroting 2018, vanwege de uitgestelde Notitie Rente);

  • c.

    een overzicht van de totale lasten en baten per heffing/recht waarbij de toegerekende overhead- en rentekosten afzonderlijk wordt opgenomen, (dit vanaf de begroting 2018, vanwege de uitgestelde Notitie Rente).

Artikel 17. Treasury

In de paragraaf financiering bij de begroting en de jaarstukken neemt het college in ieder geval informatie op over de volgens BBV verplichte onderdelen:

  • a.

    kasbeheer

  • b.

    risicobeheer

  • c.

    gemeentefinanciering.

Artikel 18. Weerstandsvermogen en risicobeheersing

  • 1. In de paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing bij de begroting en de jaarstukken neemt het college de verplichte onderdelen van BBV op inclusief de 5 kengetallen, zijnde:

    • a.

      schuldquote

    • b.

      solvabiliteit

    • c.

      grondexploitatie

    • d.

      structurele exploitatieruimte

    • e.

      belastingcapaciteit

  • 2. Tevens wordt een oordeel op over de weerstandscapaciteit van de gemeente opgenomen.

Artikel 19. Onderhoud kapitaalgoederen

  • 1. In de begroting en de jaarstukken wordt in deze paragraaf inzicht gegeven in de onderhoudsplannen voor de openbare ruimte en gebouwen.

  • 2. Het college biedt de raad ten minste eens in de 10 jaar verschillende onderhoudsplannen openbare ruimte aan. Het betreft hier het meerjaren onderhoudsplan voor wegen, bruggen en verlichting en het groenbeleidsplan waar aandacht is voor het openbaar groen, waarbij in de verschillende plannen het kader voor het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud en de kosten van het onderhoud worden weergegeven. De raad stelt de diverse plannen vast.

  • 3. Het college biedt de raad ten minste eens in de 5 jaar een rioleringsplan aan. Het plan geeft het kader weer voor het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud, de uitbreiding van de riolering en de kosten van het onderhoud en de eventuele uitbreidingen. De raad stelt het plan vast.

  • 4. Het college biedt de raad ten minste eens in de 5 jaar een onderhoudsplan gebouwen aan. Dit onderhoudsplan wordt aangepast aan de jaarlijkse inspecties van de gebouwen. Het plan bevat voorstellen voor het te plegen onderhoud en de bijbehorende kosten aan de gemeentelijke gebouwen

Artikel 20. Bedrijfsvoering

In de paragraaf bedrijfsvoering bij de begroting en de jaarstukken wordt door het college inzicht gegeven in in elk geval de volgende onderdelen:

  • a.

    de onderbouwing van het uurtarief;

  • b.

    de formatie en de ontwikkeling daarvan;

  • c.

    de loonkosten;

  • d.

    de kosten van inhuur derden;

  • e.

    de huisvestingskosten;

  • f.

    de automatiseringskosten;

  • g.

    kansen bedreigingen en ontwikkelingen;

  • h.

    integriteit.

Artikel 21. Verbonden partijen

Bij de begroting en de jaarstukken neemt het college in de paragraaf verbonden partijen in ieder geval op:

  • 1.

    De visie op en de beleidsvoornemens omtrent verbonden partijen.

  • 2.

    De lijst van verbonden partijen, die wordt onderverdeeld in:

    a. gemeenschappelijke regelingen,

    b. vennootschappen en coöperaties,

    c. stichtingen en verenigingen,

    d. eventuele overige verbonden partijen.

  • 3.

    In de lijst van verbonden partijen wordt ten minste de volgende informatie opgenomen:

    a. de wijze waarop Aalten een belang heeft en het openbaar belang dat ermee gediend wordt;

    b. de verwachte omvang van het eigen vermogen en het vreemd vermogen van de verbonden partij aan het begin en aan het einde van het begrotingsjaar;

    c. de verwachte omvang van het financiële resultaat in het begrotingsjaar;

    d. de gemeentelijke bijdrage voor het betreffende begrotingsjaar

    e. de eventuele risico’s.

Artikel 22. Grondbeleid

  • 1. In de paragraaf grondbeleid bij de begroting en de jaarstukken neemt het college de verplichte onderdelen op grond van artikel van 16 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten op

  • 2. Het college biedt de raad ten minste eens in de vier jaar een nota Vastgoed aan. De raad stelt de nota vast. In de nota wordt aandacht besteed aan:

    • a.

      de strategische visie op het (toekomstig) grondbeleid van de gemeente;

    • b.

      de uitgangspunten voor de tarieven van het vermarkten van onroerend goed.

Hoofdstuk 5. Financiële organisatie en financieel beheer

Artikel 23. Administratie

De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:

  • a.

    het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel en in de afdelingen;

  • b.

    het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van de vaste activa, voorraden, vorderingen, schulden, contracten, financiële positie

  • c.

    het verschaffen van informatie over uitputting van de toegekende budgetten en investeringskredieten en voor het maken van kostencalculaties;

  • d.

    het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving; en

  • e.

    de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie, alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving.

Artikel 24. Financiële organisatie

Het college draagt zorgt voor:

  • a.

    een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidig toewijzing van de gemeentelijke taken aan de afdelingen;

  • b.

    een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden, verantwoordelijkheden;

  • c.

    de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten, en investeringskredieten, gevat in de Regeling Budgetbeheer;

  • d.

    de interne regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening van de financieringsfunctie;

  • e.

    de te maken afspraken met de afdelingen over de te leveren prestaties, de daarvoor beschikbare middelen en de wijze en frequentie van rapportage over de voortgang van de activiteiten en uitputting van middelen;

  • f.

    de kostenverdeelsleutels voor het eenduidig toewijzen van baten en lasten;

  • g.

    het beleid en de interne regels voor de inkoop en de aanbesteding van goederen, werken en diensten;

  • h.

    het beleid en de interne regels voor de steunverlening en de toekenning van subsidies aan ondernemingen en instellingen; en

  • i.

    het beleid en de interne regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen,

opdat aan de eisen van rechtmatigheid, controle en verantwoording wordt voldaan.

Artikel 25. Interne controle

  • 1. Het college zorgt ten behoeve van het getrouwe beeld van de jaarrekening, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder a, van de Gemeentewet, en de rechtmatigheid van de baten en lasten en de balansmutaties, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder b, van de Gemeentewet, voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel.

  • 2. Het college zorgt voor de systematische controle van de registratie en de ontwikkeling van de bezittingen en het financieel vermogen van de gemeente met dien verstande dat de waardepapieren, de voorraden, de uitstaande leningen, de debiteurenvorderingen, de liquiditeiten, de opgenomen leningen, de kortlopende schulden en de vorderingen van crediteuren jaarlijks worden gecontroleerd.

  • 3. Het college draagt zorg voor en legt regels vast ter voorkoming van misbruik en oneigenlijk gebruik van eigendommen.

  • 4. Indien nodig en indien van belang worden de resultaten van de interne controle aan de raad ter kennisgeving aangeboden.

Hoofdstuk 5. Slotbepalingen

Artikel 26. Intrekken oude verordening en overgangsrecht

De ’Financiële verordening gemeente Aalten” vastgesteld bij raadsbesluit van 25 november 2014 wordt ingetrokken, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de jaarrekening en het jaarverslag en bijbehorende stukken van het begrotingsjaar voorafgaand aan het jaar waarin deze verordening in werking treedt en op de begroting, jaarrekening en jaarverslag en bijbehorende stukken van het begrotingsjaar dat samenvalt met het jaar waarin deze verordening in werking treedt.

Artikel 27. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2017.

  • 2. Deze verordening wordt aangehaald als: Financiële verordening 212.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Aalten d.d. 20 december 2016.
De voorzitter, G. Berghoef
De griffier, M.A.J.B. Fiering