Regeling vervallen per 24-02-2011

Algemene Subsidieverordening Gemeente Aalten 2005

Geldend van 11-03-2006 t/m 23-02-2011

Intitulé

Algemene Subsidieverordening Gemeente Aalten 2005

Algemene Subsidieverordening Gemeente Aalten 2005.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:a.   subsidie: een aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog       op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan       geleverde goederen of diensten;b.   budgetsubsidie: een subsidie voor de duur van één of meerdere jaren op grondslag van       producten en prestaties;c.   exploitatiesubsidie: een subsidie op grondslag van het exploitatietekort;d.   waarderingssubsidie: een stimuleringsbijdrage in een activiteit of activiteiten, ongeacht de       feitelijke kosten van deze activiteit(en);e.   investeringssubsidie: een subsidie in de kosten van aankoop, stichting of verbouwing van       accommodaties binnen de gemeente of voor het treffen van bijzondere voorzieningen;f.    subsidieplafond: het bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor       de verstrekking van subsidies krachtens een bepaald wettelijk voorschrift;g.   bijzondere subsidieverordening: een door de raad vastgestelde verordening, op grond waarvan       een aanspraak op subsidie kan worden gemaakt voor activiteiten of voorzieningen, die betrekking       hebben op één of meer van de in artikel 1.6 bedoelde beleidsterreinen;h.   bestuursorgaan: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Aalten;i.    instelling: een organisatie of groepering van personen, die zich de behartiging van belangen van       ideële of materiële aard ten doel stelt of mede ten doelstelt en die de subsidiabele activiteiten       zonder winstoogmerk uitvoert;j.    beleidsplan: een concrete en actiegerichte omschrijving van de beleidsvisie en de hoofdtaken       van een instelling voor een periode van in principe vier jaar, inclusief een meerjarenprognose       voor de kosten van uitvoering ervan;k.   werkprogramma: een aan het beleidsplan gekoppelde uiteenzetting van zoveel mogelijk in       meetbare prestaties geformuleerde activiteiten die de instelling in een bepaald jaar biedt,       inclusief een begroting;l.    investeringsplan: een aan het beleidsplan gekoppeld plan voor investering in duurzame       goederen.m. Rekenkamercommissie: de gemeentelijke commissie overeenkomstig hoofdstuk IV b van de      Gemeentewet.

Artikel 1.2

Het college van burgemeester en wethouders besluit met toepassing van deze verordening tot verlening, intrekking, wijziging en vaststelling van subsidie en omtrent de daaraan te verbinden voorschriften en voorwaarden, alsmede tot het aangaan van een overeenkomst als bedoeld in ar-tikel 4:36 van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 1.3

  • 1 Een subsidie wordt slechts verleend indien:a. de nodige gelden door de raad beschikbaar zijn gesteld.b. een instelling of natuurlijke persoon voldoet aan het bepaalde bij of krachtens deze     verordening.

  • 2 De raad kan jaarlijks voor afzonderlijke beleidsterreinen een subsidieplafond vaststellen, dat in de beleidsregels nader wordt uitgewerkt.

  • 3 Voor zover een subsidie wordt verleend ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd, kan zij worden verleend onder de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.

  • 4 De voorwaarde vervalt, indien het bestuursorgaan daarop niet binnen vier weken na de vaststelling of goedkeuring van de begroting een beroep heeft gedaan.

  • 5 Het beroep op de voorwaarde geschiedt bij een subsidie voor een activiteit die door het bestuursorgaan ook in het voorafgaande begrotingsjaar werd gesubsidieerd door een intrekking wegens veranderde omstandigheden overeenkomstig artikel 4:50 van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 6 In andere gevallen geschiedt het beroep op de voorwaarde door een intrekking overeenkomstig artikel 4:48, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 1.4

De verordening is niet van toepassing op:a. de aanspraak op financiële middelen die wordt verstrekt op grond van een wettelijk voorschrift dat     uitsluitend voorziet in verstrekking aan rechtspersonen die krachtens publiekrecht zijn ingesteld; b. geldelijke bijdragen van de gemeente in de vorm van contributies, lidmaatschappen en donaties.

Artikel 1.5

Deze verordening geeft de procedures aan die het college van burgemeester en wethouders in acht neemt in het kader van de verstrekking van een subsidie.

Artikel 1.6

  • 1 Deze verordening is, onverminderd hetgeen is bepaald in hogere regelgeving, in ieder geval van toepassing op de volgende beleidsterreinen:a.  huisvesting en andere voorzieningen;b.  onderwijsachterstand;c.  verzorging onderwijs;d.  volwasseneneducatie;e.  openbare bibliotheek;f.   vormings- en ontwikkelingswerk;g.  bevordering sport;h.  bevordering kunst en cultuur;i.   oudheidkunde/musea;j.   speeltuinen/openb. speelplaats;k.  algemeen maatschappelijk werk;l.   ouderenzorg/thuiszorg;m. zorg voor minderheden;n.  sociaal cultureel werk;o.  jeugdwerk;p.  peuterspeelzaalwerk;q.  gezondheidszorg.

  • 2 Door het college van burgemeester en wethouders kunnen één of meer andere beleidsterreinen worden aangewezen waarop deze verordening van toepassing is.

Artikel 1.7

De raad kan voor de verschillende in artikel 1.6 bedoelde beleidsterreinen beleidsregels alsmede bijzondere subsidieverordeningen vaststellen, waarin het subsidiebeleid ten aanzien van deze terreinen wordt omschreven.

Artikel 1.8

In een beleidsregel en een bijzondere subsidieverordening kunnen nadere regels worden gesteld ten aanzien van:a. de kwaliteits- en andere eisen;b. de kostencategorieën en componenten welke voor subsidiëring in aanmerking kunnen    komen.

Artikel 1.9

  • 1 Een subsidie of een subsidiecomponent kan jaarlijks worden bijgesteld op basis van een vast te stellen compensatiepercentage.

  • 2 Het college van burgemeester en wethouders kan nadere richtlijnen vaststellen over de te hanteren compensatiemethodiek voor de vaststelling van het in lid 1 bedoelde percentage.

Hoofdstuk 2 De Subsidie-aanvraag

Artikel 2.1

Voor zover de aanvrager voor dezelfde begrote uitgaven tevens subsidie heeft aan gevraagd bij een of meer andere bestuursorganen, doet hij daarvan mededeling in de aanvraag, onder ver-melding van de stand van zaken met betrekking tot de beoordeling van die aanvraag of aanvragen.

Artikel 2.2

  • 1 Een budgetsubsidie of een exploitatiesubsidie wordt slechts verleend aan een rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid.

  • 2 In bijzondere gevallen kan door het college van burgemeester en wethouders van het bepaalde in het eerste lid ontheffing worden verleend.

Artikel 2.3

  • 1 De aanvraag voor verlening van een budgetsubsidie of exploitatiesubsidie voor het jaar 2005 of 2006 dient door de instelling bij het college van burgemeester en wethouders te worden ingediend vóór 1 november 2005.

  • 2 De aanvraag voor verlening van een budgetsubsidie of exploitatiesubsidie vanaf 2007 dienen door de instelling bij het college van burgemeester en wethouders te worden ingediend vóór 1 juni van het jaar voorafgaand aan dat waarvoor subsidie wordt aangevraagd.

  • 3 Indien een budgetsubsidie voor één of meerdere kalenderjaren is verstrekt wordt de aanvraag van een budgetsubsidie voor 2005 en 2006 bij het college van burgemeester en wethouders ingediend vóór 1 november 2005.

  • 4 De aanvraag voor een budgetsubsidie vanaf 2007 wordt jaarlijks ingediend vóór 1 juni van het jaar voorafgaand aan dat waarvoor de subsidie wordt aangevraagd.

  • 5 In afwijking van het bepaalde in lid 1 dient voor een subsidie met een incidenteel karakter van de activiteiten de aanvraag door de instelling bij het college van burgemeester en wethouders te worden ingediend uiterlijk 17 weken voor het tijdstip waarop een aanvang wordt gemaakt met de uitvoering van de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd.

  • 6 Van de in het vijfde lid bedoelde termijn kan door het college van burgemeester en wethouders in bijzondere gevallen ontheffing worden verleend.

Artikel 2.4

  • 1 De aanvraag van een budgetsubsidie of exploitatiesubsidie gaat vergezeld van:a. een van een toelichting voorziene begroting van baten en lasten, en b. een werkprogramma, beide betrekking hebbend op het nieuwe boekjaar;c. overige door het college van burgemeester en wethouders bepaalde bescheiden.

  • 2 Indien de aanvrager beschikt over een egalisatiereserve als bedoeld in artikel 4.10, vermeldt de aanvraag de omvang daarvan.

  • 3 Het college van burgemeester en wethouders kan ter zake van de aanvraag nadere richtlijnen verstrekken, alsmede modellen vaststellen voor de over te leggen bescheiden.

  • 4 Door het college van burgemeester en wethouders kan ontheffing worden verleend van het in het eerste lid, onder b bepaalde.

Artikel 2.5

  • 1 Indien voor het jaar voorafgaand aan het subsidiejaar geen subsidie werd aangevraagd, gaat de aanvraag voorts vergezeld van:a. een afschrift van de oprichtingsakte van de instelling dan wel van de statuten zoals     deze laatstelijk zijn gewijzigd;b. een beleidsplan;c. de jaarverslagen en de jaarrekeningen over de voorafgaande drie jaren;d. overige door het college van burgemeester en wethouders bepaalde bescheiden.

  • 2 Door het college van burgemeester en wethouders kan vrijstelling of ontheffing worden verleend van het in het eerste lid bepaalde.

Artikel 2.6

  • 1 Met de aanvrager van een budgetsubsidie wordt door of namens het college van burgemeester en wethouders tijdig in overleg getreden over de aanvraag tenzij aan de aanvrager niet eerder subsidie is verstrekt door de gemeente en in redelijkheid vaststaat dat dit overleg niet tot een beschikking tot subsidieverlening zal leiden.

  • 2 De uitkomsten van het in het eerste lid bedoelde overleg worden neergelegd in een protocol (contractaanzet).

Artikel 2.7

Indien een budgetsubsidie voor meerdere kalenderjaren reeds is verstrekt vindt in het eerste halfjaar van het laatste jaar van de subsidieperiode een inhoudelijke en financiële toetsing plaats, inclusief de activiteiten en de prestaties.

Artikel 2.8

  • 1 De aanvraag van een investeringssubsidie dient bij het college van burgemeester en wethouders te worden ingediend uiterlijk 17 weken voor het tijdstip waarop een aanvang wordt gemaakt met de realisering van de voorgenomen activiteit of voorziening waarvoor subsidie wordt aangevraagd.

  • 2 Van de in het eerste lid bedoelde termijn kan door het college van burgemeester en wethouders in bijzondere gevallen ontheffing worden verleend.

Artikel 2.9

  • 1 De aanvraag van een investeringssubsidie gaat vergezeld van:a. een van een toelichting voorziene begroting van baten en lasten, enb. een beleidsplan- en investeringsplan, welke op de voorziening waarvoor subsidie     wordt aangevraagd betrekking hebben;c. een afschrift van de oprichtingsakten dan wel van de statuten zoals deze laatstelijk     zijn gewijzigd;d. overige door het college van burgemeester en wethouders te bepalen bescheiden.

  • 2 Het college van burgemeester en wethouders kan ter zake van de aanvraag nadere richtlijnen verstrekken, alsmede modellen vaststellen voor de over te leggen bescheiden.

  • 3 Door het college van burgemeester en wethouders kan vrijstelling of ontheffing worden verleend van het bepaalde in het eerste lid.

Artikel 2.10

  • 1 De aanvraag van een waarderingssubsidie 2005 moet worden ingediend bij het college van burgemeester en wethouders vóór 1 november 2005.

  • 2 De aanvraag van een waarderingssubsidie vanaf 2006 moet jaarlijks worden ingediend bij het college van burgemeester en wethouders vóór 1 juni van het jaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd.

  • 3 In afwijking van het bepaalde in lid 1 dient voor een incidentele waarderingssubsidie de aanvraag bij het college van burgemeester en wethouders te worden ingediend uiterlijk 17 weken voor het tijdstip waarop een aanvang wordt gemaakt met de realisering van de voorgenomen activiteit of voorziening waarvoor subsidie wordt aangevraagd.

  • 4 Van de in het derde lid bedoelde termijn kan door het college van burgemeester en wethouders in bijzondere gevallen ontheffing worden verleend.

Artikel 2.11

  • 1 De aanvraag van een waarderingssubsidie gaat vergezeld van:a. een aanvraagformulier of een werkprogramma,b. een van een toelichting voorziene begroting van baten en lasten die betrekking heeft     op het lopende boekjaar,c. een van een toelichting voorziene gewaarmerkte balans en rekening van baten     en lasten,d. indien de subsidie door een instelling wordt aangevraagd en er geen subsidie werd    aangevraagd vóór het jaar voorafgaande aan het subsidiejaar: een afschrift van de    oprichtingsakte dan wel van de statuten zoals deze laatstelijk zijn gewijzigd,e. overige door het college van burgemeester en wethouders te bepalen bescheiden.

  • 2 Het college van burgemeester en wethouders kan ter zake van de aanvraag nadere richtlijnen verstrekken, alsmede modellen vaststellen voor de over te leggen bescheiden.

  • 3 Door het college van burgemeester en wethouders kan vrijstelling of ontheffing worden verleend van het bepaalde in het eerste lid. 

Hoofdstuk 3 De subsidieverlening

Artikel 3.1

Tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald kan voorafgaand aan een subsidievaststelling een beschikking omtrent subsidieverlening worden gegeven, indien een aanvraag daartoe is in-gediend voor de afloop van de activiteit of het tijdvak waarvoor de subsidie wordt gevraagd.

Artikel 3.2

  • 1 De beschikking tot subsidieverlening bevat een omschrijving van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verleend.

  • 2 De omschrijving kan later worden uitgewerkt, voor zover de beschikking tot subsidieverlening dit vermeldt.

Artikel 3.3

  • 1 De beschikking tot subsidieverlening vermeldt het bedrag van de subsidie, dan wel de wijze waarop dit bedrag wordt bepaald.

  • 2 Indien de beschikking tot subsidieverlening het bedrag van de subsidie niet vermeldt, vermeldt zij het bedrag waarop de subsidie ten hoogste kan worden vastgesteld, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald;

Artikel 3.4

Een subsidie in de vorm van een periodieke aanspraak op financiële middelen wordt verleend voor een bepaald tijdvak, dat in de beschikking tot subsidieverlening wordt vermeld.

Artikel 3.5

  • 1 De subsidieverlening kan in ieder geval worden geweigerd indien een gegronde reden bestaat om aan te nemen dat:a. de activiteiten niet of niet geheel zullen plaatsvinden;b. de aanvrager niet zal voldoen aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;c. de aanvrager niet op een behoorlijke wijze rekening en verantwoording zal afleggen     omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten,     voor zover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn.

  • 2 De subsidieverlening kan voorts in ieder geval worden geweigerd indien de aanvrager:a. in het kader van de aanvraag onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de     verstrekking van deze gegevens tot een onjuiste beschikking op de aanvraag     zouden hebben geleid, ofb. failliet is verklaard of aan hem surséance van betaling is verleend, of ten aanzien van    hem de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is verklaard,     dan wel een verzoek daartoe bij de rechtbank is ingediend.c. de activiteiten van de aanvrager niet gericht zullen zijn op de gemeente of niet     aanwijsbaar ten goede komen aan de ingezetenen van de gemeente;d. de gelden niet of in onvoldoende mate besteed zullen worden voor het doel     waarvoor de subsidie beschikbaar wordt gesteld;e. de aanvrager doelstellingen beoogt of activiteiten zal ontplooien die in strijd met de     wet, het algemeen belang of de openbare orde;f.  de aanvrager ook zonder subsidieverstrekking over voldoende gelden, hetzij uit     eigen middelen, hetzij uit middelen van derden kan beschikken om de kosten van     de activiteiten te dekken;g. de subsidieverstrekking niet past binnen het beleid van de gemeente Aalten.

Artikel 3.6

  • 1 Indien aan een instelling voor drie of meer achtereenvolgende jaren subsidie is verstrekt voor dezelfde of in hoofdzaak dezelfde voortdurende activiteiten, geschiedt gehele of gedeeltelijke weigering van de subsidie voor een daarop aansluitend tijdvak op de grond, dat veranderde omstandigheden of gewijzigde inzichten zich tegen voortzetting of ongewijzigde voortzetting van de subsidie verzetten, slechts met inachtneming van een redelijke termijn.

  • 2 Voor zover aan het einde van het tijdvak waarvoor subsidie is verleend sedert de bekendmaking van het voornemen tot weigering voor een daarop aansluitend tijdvak nog geen redelijke termijn is verstreken, wordt de subsidie voor het resterende deel van die termijn verleend.

  • 3 Het college van burgemeester en wethouders treedt tijdig vóór het tijdvak ingaat waarover geen subsidie meer wordt versterkt met de instelling in overleg.

Artikel 3.7

  • 1 Het college van burgemeester en wethouders beslist op een aanvraag om een budget- of exploitatiesubsidie voor 2005 vóór 31 december 2005.

  • 2 Het college van burgemeester en wethouders beslist op een aanvraag om een budget- of exploitatiesubsidie vanaf 2006 vóór 31 december van het jaar voorafgaande aan het jaar waarvoor de subsidie wordt verleend.

  • 3 Een exploitatiesubsidie anders dan voor incidentele activiteiten wordt door het college van burgemeester en wethouders voor één kalenderjaar verleend. Een budgetsubsidie kan door het college voor één of voor een bepaald aantal kalenderjaren worden verleend.

  • 4 Het college van burgemeester en wethouders kan de beslissing als bedoeld in het eerste lid uiterlijk 17 weken verdagen.

  • 5 Indien niet op een aanvraag om een budget- of exploitatiesubsidie is beslist binnen de in lid 1 en 2 genoemde termijnen, is de aanvrager bevoegd uitgaven te doen tot ten hoogste een derde deel van de bedragen die op de overeenkomstige posten van de laatst gegeven subsidiebeschikking zijn vastgesteld.

Artikel 3.8

  • 1 Een budgetsubsidie wordt voor de totale periode van verlening als één geheel beschouwd en bij een meerjarige looptijd jaarlijks bijgesteld aan de hand van de nominale compensatie die de gemeente over de algemene uitkering uit het gemeentefonds ontvangt, alsmede een door het college van burgemeester en wethouders vast te stellen percentage voor de incidentele loonontwikkeling indien personeel aanwezig is.

  • 2 In het kader van de onderhandelingen rond een budgetovereenkomst kunnen andere afspraken gemaakt worden over de jaarlijkse indexering van het subsidiebudget.

  • 3 Van het rijk ontvangen geoormerkte gelden kunnen in de budgetsubsidie worden opgenomen.

Artikel 3.9

  • 1 Ter uitvoering van de beschikking tot subsidieverlening kan een overeenkomst worden gesloten.

  • 2 Wanneer ter uitvoering van de beschikking tot subsidieverlening een overeenkomst wordt gesloten, wordt in de beschikking tot subsidieverlening bepaald dat deze genomen is onder de voorwaarde dat de subsidieontvanger medewerkt aan de totstandkoming van een overeenkomst ter uitvoering van de beschikking tot subsidieverlening.

  • 3 Tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald of de aard van de subsidie zich daartegen verzet, kan in de overeenkomst worden bepaald dat de subsidieontvanger verplicht is de activiteiten te verrichten waarvoor de subsidie is verleend.

Artikel 3.10

  • 1 Het college van burgemeester en wethouders beslist binnen 10 weken op een aanvraag om een investeringssubsidie.

  • 2 Het college kan de beslissing als bedoeld in het eerste lid uiterlijk 5 weken verdagen.

Hoofdstuk 4 Verplichtingen van de subsidieontvanger

Artikel 4.1

  • 1 De subsidieontvanger behoeft de toestemming van het college van burgemeester en wethouders voor de handelingen, bedoeld in artikel 4:71, eerste lid, onderdelen f, i en j van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2 Het college van burgemeester en wethouders beslist binnen 4 weken omtrent de toestemming.

  • 3 De beslissing kan eenmaal voor ten hoogste 4 weken worden verdaagd.

  • 4 Indien omtrent de toestemming niet tijdig is beslist, wordt de toestemming geacht te zijn verleend.

Artikel 4.2

  • 1 De subsidieontvanger is verplicht:a. haar roerende en onroerende bezittingen op basis van nieuwwaarde tegen     brandschade te verzekeren en verzekerd te houden. Het college van burgemeester     en wethouders kan bepalen dat ook andere door hen aan te geven risico’s worden     verzekerd en verzekerd gehouden.b. de burgerrechtelijke aansprakelijkheid ten opzichte van derden te dekken door     afsluiting van een verzekering per gebeurtenis of geval.c. vrijwilligers die werkzaamheden verrichten in het kader van de gesubsidieerde     activiteiten te verzekeren voor hun wettelijke aansprakelijkheid.d. mee te werken aan door of namens het gemeentebestuur ingesteld onderzoek dat     is gericht op de ontwikkeling van het beleid, de kwaliteit of de effecten van de     gesubsidieerde activiteiten of producten.e. zo mogelijk en wenselijk samen te werken met en de activiteiten af te stemmen op     soortgelijke en aanverwante subsidieontvangers.f.  mee te werken aan een onderzoek door de rekenkamercommissie. Artikel 184     Gemeentewet aangaande de bevoegdheden van de rekenkamercommissie is     daarbij van overeenkomstige toepassing.

  • 2 Het college van burgemeester en wethouders kan ontheffing verlenen van de in het vorige lid genoemde verplichtingen.

Artikel 4.3

Tenzij bij wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening anders is bepaald, stelt de ontvanger van een budgetsubsidie of een exploitatiesubsidie het boekjaar gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 4.4

  • 1 De subsidieontvanger voert een zodanig ingerichte administratie, dat daaruit te allen tijde de voor de vaststelling van de subsidie van belang zijnde rechten en verplichtingen alsmede de betalingen en de ontvangsten kunnen worden nagegaan.

  • 2 De administratie en de daartoe behorende bescheiden worden gedurende zeven jaren bewaard.

Artikel 4.5

Indien gedurende het kalenderjaar aanmerkelijke verschillen ontstaan of dreigen te ontstaan tussen de werkelijke uitgaven en inkomsten en de begrote uitgaven en inkomsten doet de subsi-dieontvanger daarvan onverwijld mededeling aan het college van burgemeester en wethouders onder vermelding van de oorzaak van de verschillen.

Artikel 4.6

  • 1 De subsidieontvanger behoeft de toestemming van het college van burgemeester en wethouders voor de handelingen, bedoeld in artikel 4:71, eerste lid, onderdelen a. tot en met e. van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2 Het college van burgemeester en wethouders beslist binnen 4 weken omtrent de toestemming.

  • 3 De beslissing kan eenmaal voor ten hoogste 4 weken worden verdaagd.

  • 4 Indien omtrent de toestemming niet tijdig is beslist, wordt de toestemming geacht te zijn verleend.

  • 5 Het college van burgemeester en wethouders kan ter zake het bepaalde in lid 1 nadere richtlijnen vaststellen.

Artikel 4.7

  • 1 Bij de subsidieverlening kan worden bepaald dat door de subsidieontvanger een egalisatiereserve wordt gevormd, als bedoeld in artikel 4:72 van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2 Het college van burgemeester en wethouders kan over een te vormen egalisatiereserve nadere richtlijnen vaststellen.

  • 3 In de hieronder genoemde gevallen is de subsidieontvanger, voor zover het verstrekken van de subsidie heeft geleid tot vermogensvorming, daarvoor een vergoeding verschuldigd aan het college van burgemeester en wethouders:a. de gesubsidieerde activiteiten worden geheel of gedeeltelijk beëindigd;b. de subsidieverlening of de subsidievaststelling wordt ingetrokken of de subsidie     wordt beëindigd, ofc. de rechtspersoon die de subsidie ontving wordt ontbonden.De vergoeding als bedoeld in het derde lid wordt vastgesteld binnen een jaar nadat het college van burgemeester en wethouders op de hoogte is gekomen of kon zijn van de gebeurtenis die het recht op vergoeding deed ontstaan, doch in ieder geval binnen vijf jaren na de bekendmaking van de laatste beschikking tot subsidievaststelling.

Artikel 4.8

  • 1 Door de subsidieontvanger kunnen voorafgaand aan de subsidieverlening voorzieningen worden gevormd.

  • 2 De voorzieningen worden opgenomen in de begroting, de jaarrekening en de balans van de subsidieontvanger.

Hoofdstuk 5 De subsidievaststelling

Artikel 5.1

De beschikking tot subsidievaststelling stelt het bedrag van de subsidie vast en geeft aanspraak op betaling van het vastgestelde bedrag overeenkomstig hoofdstuk 7.

Artikel 5.2

Indien geen beschikking tot subsidieverlening is gegeven, bevat de beschikking tot subsidievaststelling een aanduiding van de activiteiten of producten en prestaties waarvoor subsidie wordt verstrekt.

Artikel 5.3

  • 1 Indien een beschikking tot subsidieverlening is gegeven, stelt het college van burgemeester en wethouders de subsidie overeenkomstig de subsidieverlening vast.

  • 2 De subsidie kan lager worden vastgesteld indien:a. de activiteiten dan wel de producten en prestaties waarvoor de subsidie is verleend     niet of niet geheel hebben plaatsgevonden;b. de subsidieontvanger niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden     verplichtingen en voorschriften;c. de subsidieontvanger onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de     verstrekking van juiste of volledige gegevens t ot een andere beschikking op de     aanvraag tot subsidieverlening zou hebben geleid, ofd. de subsidieverlening anderszins onjuist was en de subsidieontvanger dit wist of     behoorde te weten.

  • 3 Voor zover het bedrag van de subsidie afhankelijk is van de werkelijke kosten van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, worden kosten die in redelijkheid niet als noodzakelijk kunnen worden beschouwd bij de vaststelling van de subsidie niet in aanmerking genomen. De subsidievaststelling bedraagt ten hoogste het bij de subsidieverlening toegekende bedrag.

Artikel 5.4

  • 1 De ontvanger van een budgetsubsidie of exploitatiesubsidie over 2004 dient vóór 1 november 2005 een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in bij het college van burgemeester en wethouders.

  • 2 De ontvanger van een budgetsubsidie of exploitatiesubsidie 2005 dient jaarlijks vóór 1 juni van het jaar volgend op elk jaar waarvoor subsidie is verleend een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in bij het college van burgemeester en wethouders.

  • 3 De aanvraag van een waarderingssubsidie, overeenkomstig de artikelen 2.10 en 2.11, wordt tegelijkertijd aangemerkt als de aanvraag tot vaststelling;

  • 4 De ontvanger van een investeringssubsidie dient binnen 13 weken nadat de activiteit heeft plaatsgehad dan wel de voorziening is gerealiseerd waarvoor subsidie is verleend, een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in bij het college van burgemeester en wethouders;

  • 5 In afwijking van het bepaalde in lid 1 dient voor een subsidie met een incidenteel karakter van de activiteiten de aanvraag en vaststelling van de subsidie door de instelling bij het college van burgemeester en wethouders te worden ingediend binnen 13 weken na de geplande afloop van de activiteit.

  • 6 Indien de aanvraag na afloop van de in het eerste, tweede, derde en vierde lid genoemde termijn niet is ingediend, stelt het college van burgemeester en wethouders de subsidieontvanger een termijn binnen welke de aanvraag moet zijn ingediend.

  • 7 Indien na afloop van de door het college van burgemeester en wethouders gestelde termijn als bedoel in het vijfde lid geen aanvraag is ingediend, wordt de subsidie lager vastgesteld dan wel toepassing gegeven aan artikel 5.3. of artikel 6.1.

Artikel 5.5

  • 1 De aanvraag van een beschikking tot subsidievaststelling van een budgetsubsidie of exploitatiesubsidie gaat vergezeld van:a. een door het bestuur gewaarmerkte balans en rekening van baten en lasten en een      toelichting op deze stukken;b. een accountantsverklaring, enc. een activiteitenverslag van de verrichte werkzaamheden en activiteiten, waarin      inzicht wordt gegeven in hoeverre de te verrichten activiteiten en prestaties zijn      gehaald en of met de activiteiten de in het werkprogramma gestelde doelstellingen      zijn gerealiseerd, alle betrekking hebbend op het afgelopen boekjaar.

  • 2 De in het eerste lid, onder a bedoelde rekening van baten en lasten dient op dezelfde wijze te zijn ingedeeld als de voor dat boekjaar ingediende begroting.

  • 3 Het college van burgemeester en wethouders kan met betrekking tot de aanvraag nadere richtlijnen vaststellen, alsmede modellen vaststellen voor de over te leggen bescheiden.

  • 4 Het college van burgemeester en wethouders kan op verzoek van een subsidieontvanger besluiten dat in plaats van een accountantsverklaring als bedoeld in het eerste lid, onder b, een verslag van een onafhankelijke kascommissie wordt overgelegd.

  • 5 Het college van burgemeester en wethouders kan ter zake van de over te leggen accountantsverklaring nadere richtlijnen opstellen.

  • 6 Van de verplichting tot overlegging van de in de vorige leden genoemde bescheiden kan door het college van burgemeester en wethouders in bijzondere gevallen ontheffing worden verleend.

Artikel 5.6

  • 1 De aanvraag van een beschikking tot vaststelling van een investeringssubsidie gaat vergezeld van:a. een gespecificeerde opgave van de werkelijke kosten van de betreffende activiteit of      voorziening, waarvoor subsidie is verleend, met de daarbij behorende      bewijsstukken;b. een overzicht van de overige opbrengsten, waarmee naast het verstrekte subsidie     de kosten van de betreffende investering zijn gedekt

  • 2 De in het eerste lid bedoelde financiële verantwoording dient op dezelfde wijze te zijn ingedeeld als de bij de aanvraag tot subsidieverlening ingediende begroting;

  • 3 De leden 3 en 6 van artikel 5.5. zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 5.7

  • 1 Het college van burgemeester en wethouders beslist vóór 31 december op een aanvraag tot vaststelling van een budget- of exploitatiesubsidie 2004.

  • 2 Het college van burgemeester en wethouders beslist bij aanvragen tot vaststelling van een budget- of exploitatiesubsidie vanaf 2005 jaarlijks binnen 10 weken na ontvangst van een volledige aanvraag. Het college kan de beslissing als in dit lid bedoeld uiterlijk 5 weken verdagen.

  • 3 Het college van burgemeester en wethouders beslist jaarlijks vóór 1 september van het betreffende subsidiejaar op een binnen de in artikel 2.10. genoemde termijn ingediende aanvragen tot vaststelling van een waarderingssubsidie voor 2006 en navolgende jaren.

  • 4 Aanvragen tot vaststelling van waarderingssubsidie die worden ingediend ná de in artikel 2.10. genoemde termijn worden vervolgens in volgorde van binnenkomst slechts nog gehonoreerd voor zover het resterende subsidiebudget in de gemeentebegroting dit nog mogelijk maakt. Hierbij wordt een termijn van 10 (eventueel bij verdaging 15) weken in acht genomen.

  • 5 Bij de beslissing op de aanvragen in het kader van de leden 3 en 4 dient rekening gehouden te worden met een eventueel op grond van artikel 1.3. ingesteld subsidieplafond.

  • 6 Indien het college gebruik heeft gemaakt van het stellen van een nieuwe indieningtermijn, overeenkomstig de strekking van artikel 5.4. lid 5, beslist het college binnen 10 weken na het verstrijken van deze nieuwe bepaalde termijn. Het college kan deze termijn met maximaal 5 weken verdagen.

Hoofdstuk 6 Intrekking en wijziging

Artikel 6.1

  • 1 Zolang de subsidie niet is vastgesteld kan het college van burgemeester en wethouders de subsidieverlening intrekken of ten nadele van de subsidieontvanger wijzigen, indien:a. de activiteiten waarvoor subsidie is verleend niet of geheel niet hebben     plaatsgevonden of zullen plaatsvinden;b. de subsidieontvanger niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden     verplichtingen;c. de subsidieontvanger onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de     verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op     de aanvraag tot subsidieverlening zou hebben geleid;d. de subsidieverlening anderszins onjuist was en de subsidieontvanger dit wist of     behoorde te weten, ofe. met toepassing van artikel 1.3, derde lid, een beroep wordt gedaan op de      voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking zijn gesteld.

  • 2 De intrekking of wijziging werkt terug tot en met het tijdstip waarop de subsidie is verleend, tenzij bij de intrekking of wijziging anders is bepaald.

Artikel 6.2

  • 1 Het college van burgemeester en wethouders kan de subsidievaststelling intrekken of ten nadele van de subsidieontvanger wijzigen:a. op grond van feiten en omstandigheden waarvan het bij de subsidievaststelling     redelijkerwijs niet op de hoogte kon zijn en op grond waarvan de subsidie lager     dan overeenkomstig de subsidieverlening zou zijn vastgesteld;b. indien de subsidievaststelling onjuist was en de subsidieontvanger dit wist of     behoorde te weten, ofc. indien de subsidieontvanger na de subsidievaststelling niet heeft voldaan aan de     aan de subsidie verbonden verplichtingen.

  • 2 De intrekking of wijziging werkt terug tot en met het tijdstip waarop de subsidie is vastgesteld, tenzij bij de intrekking of wijziging anders is bepaald.

  • 3 De subsidievaststelling kan niet meer worden ingetrokken of ten nadele van de subsidieontvanger worden gewijzigd indien vijf jaren zijn verstreken sedert de dag waarop zij is bekendgemaakt dan wel, in het geval, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, sedert de dag waarop de behandeling in strijd met de verplichting is verricht of de dag waarop aan de verplichting had dienen te zijn voldaan.

Artikel 6.3

  • 1 Zolang de subsidie niet is vastgesteld kan het college van burgemeester en wethouders de subsidieverlening met inachtneming van een redelijke termijn intrekken of ten nadele van de subsidieontvanger wijzigen:a. voor zover de subsidieverlening onjuist is, ofb. voor zover veranderde omstandigheden of gewijzigde inzichten zich in overwegende     mate tegen voortzetting of ongewijzigde voortzetting van de subsidie verzetten.

  • 2 Bij intrekking of wijziging op grond van het eerste lid, vergoedt de gemeente de schade die de subsidieontvanger lijdt doordat zij in het vertrouwen op de subsidie anders heeft gehandeld dan zij zonder subsidie zou hebben gedaan.

Hoofdstuk 7 Betalingen en verrekening

Artikel 7.1

  • 1 Het subsidiebedrag wordt overeenkomstig de subsidievaststelling betaald, onder verrekening van de betaalde voorschotten.

  • 2 Het subsidiebedrag wordt binnen vier weken na de subsidievaststelling betaald.

Artikel 7.2

  • 1 Het college van burgemeester en wethouders kan de subsidieontvanger voorschotten verlenen. Bij een budgetsubsidie of exploitatiesubsidie vervallen de termijnen per 1 februari, 1 mei, 1 augustus en 1 november van het jaar waarop de subsidie betrekking heeft.

  • 2 Het college van burgemeester en wethouders kan, op een daartoe strekkend verzoek van een subsidieontvanger, van de in het eerste lid genoemde data afwijken.

  • 3 De beschikking tot voorschotverlening vermeldt het bedrag van het voorschot, dan wel de wijze waarop dit bedrag wordt bepaald.

Artikel 7.3

  • 1 Voorschotten worden overeenkomstig de voorschotverlening betaald.

  • 2 Het voorschot wordt binnen 4 weken na de voorschotverlening betaald, tenzij bij de voorschotverlening ander is bepaald.

Artikel 7.4

De verplichting tot betaling van een subsidiebedrag of een voorschot wordt opgeschort met in-gang van de dag waarop het college van burgemeester en wethouders aan de subsidieontvanger schriftelijk kennis geeft van het ernstige vermoeden dat er grond bestaat om toepassing te geven aan artikel 6.1 of 6.2 tot en met de dag waarop de beschikking omtrent de intrekking of wijziging is bekendgemaakt of de dag waarop sedert de kennisgeving van het ernstige vermoeden 13 weken zijn verstreken.

Hoofdstuk 8 Slot- en Overgangsbepalingen

Artikel 8.1

  • 1 Het college van burgemeester en wethouders kan, zonodig in afwijking van het bepaalde bij of krachtens deze verordening, nadere voorschriften verbinden aan de verstrekking van subsidie, dan wel één of meer bepalingen van deze verordening niet van toepassing verklaren.

  • 2 In gevallen waarin deze verordening niet voorziet beslist het college van burgemeester en wethouders.

Artikel 8.2

  • 1 Indien vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om een subsidie op grond van een verordening is ingediend en vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening nog niet op die aanvraag is beslist, wordt daarop de overeenkomstige bepaling van de onderhavige verordening toegepast.

  • 2 Bestaande bijzondere subsidieverordeningen die afwijken van het in deze verordening bepaalde blijven van kracht tot de duur van die bijzondere verordening of totdat zij worden ingetrokken.

Artikel 8.3

Deze verordening wordt aangehaald als: Algemene Subsidieverordening Gemeente Aalten 2005.

Artikel 8.4

Deze verordening treedt in werking drie dagen na de bekendmaking.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door de gemeenteraad in zijn vergadering van 18 oktober 2005 en gewijzigd bij zijn besluit van 21 februari 2006

Toelichting 1

 

Deel 1: Algemene Toelichting

1. Algemeen

In dit algemene deel wordt ingegaan op de onderwerpen die van belang zijn voor de toelichting op de totale Algemene subsidieverordening gemeente Aalten 2005 (ASV). De meer specifieke inhoudelijke onderwerpen worden toegelicht in de artikelsgewijze toelichting bij de ASV in deel 2.Nu wordt in gegaan op:- de relatie met de Algemene wet bestuursrecht -het fundament van de verordening- het subsidiebegrip en de -vormen- het gemeentelijk subsidiebeleid- de bevoegdheidsverdeling tussen raad en college- het proces van subsidieverlening- de uitvoeringsvoorschriften- rechtsbescherming- deregulering- invoering van de ASV

2. Relatie met de Algemene wet bestuursrechtDe Algemene subsidieverordening gemeente Aalten moet rekening houden met de subsidietitel in de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Awb bevat een groot aantal artikelen over de subsidie-procedure dat ook rechtstreeks van toepassing is op de subsidieverstrekking door de gemeente. In de subsidieverordening is de hoofdindeling van het in de wet vastgelegde subsidie-proces gevolgd en aangepast aan de gemeentelijke subsidiepraktijk. Die indeling heeft betrekking op de stappen aanvraag, verlening, vaststelling en betaling. Alhoewel niet noodzakelijk en zelfs overbodig hebben we er voor alle duidelijkheid voor gekozen om daar waar normaliter alleen verwezen hoeft te worden naar de betreffende artikelen in de Algemene wet bestuursrecht, ook in de verordening zelf de exacte tekst van de Awb over te nemen. Lang niet iedereen, intern of extern is op de hoogte van de formuleringen in de Awb en om langdurige zoekexcercities te voorkomen is er gekozen voor een één op één overname van de Awb tekst in de verordening.Ter voorkoming van misverstanden wordt er nog op gewezen dat het bovenstaande niet betekent dat alle aspecten van de subsidieprocedure zijn opgenomen in deze verordening. De ASV beperkt zich tot de bestuurlijke besluitvorming over subsidieverstrekking. Zo is bijvoorbeeld de regeling van de rechtsbescherming (bezwaar en beroep op de rechter) niet opgenomen.

3. Fundament van de ASV Wettelijk voorschrift als subsidiegrondslag

Op grond van de Algemene wet bestuursrecht is in beginsel een wettelijk voorschrift vereist dat regelt voor welke activiteiten subsidie kan worden verstrekt. Op dit uitgangspunt bestaan voor het gemeentelijk subsidiebeleid de volgende uitzonderingen:a. Een wettelijk voorschrift is niet vereist indien de gemeentebegroting de    subsidie-ontvanger en het bedrag waarop de subsidie ten hoogste kan     worden vastgesteld vermeldt.b. Een wettelijk voorschrift is bovendien niet vereist in incidentele gevallen,     mits de subsidie voor ten hoogste vier jaren wordt verstrekt. Met deze     verordening wordt in beginsel voldaan aan het vereiste van een wettelijk     voorschrift.

Effecten van een wettelijk voorschrift voor subsidie-activiteiten

Het is gewenst dat voor alle gemeentelijke subsidies een basis is te vinden in een verordening. Door een wettelijk voorschrift kan duidelijkheid worden geschapen over rechten en plichten van enerzijds de gemeente en anderzijds de subsidie-ontvanger. De rechtszekerheid en de doel-matigheid zijn hiermee gediend.Het effect van de omschrijving van te subsidiëren activiteiten is tweeledig:Ten eerste is het wettelijk voorschrift essentieel voor het bepalen van de reikwijdte van de gemeente-lijke subsidiëring. Daardoor bestaat voor de subsidie-aanvragers zoveel mogelijk duidelijkheid omtrent de vraag wanneer zij voor subsidiëring in aanmerking kunnen komen. De noodzaak een wettelijk voorschrift tot stand te brengen dwingt het gemeentebestuur (raad en college) zich af te vragen, welke doeleinden met de subsidieverstrekking worden nagestreefd en welke voorschriften en bevoegdheden noodzakelijk zijn om dat doel te bereiken. In artikel 1.6 van de verordening is bepaald op welke gemeentelijke beleidsterreinen de verordening in ieder geval van toepassing is. Daaraan gekoppeld is in de verordening de verplichting opgenomen voor de gemeenteraad om beleidsregels voor de invulling van het gemeentelijk subsidiebeleid vast te stellen (artikel 1.7). De verordening biedt ook de grondslag voor de uiteenlopende ver-plichtingen die aan de subsidie-verstrekking worden verbonden. Die verplichtingen kunnen be-trekking hebben op het hanteren van voorwaarden en voorschriften.Het tweede effect is dat -op basis van de ASV- budget beschikbaar dient te zijn. De verordening zorgt voor de verbinding van de subsidieverstrekking en het gemeentelijk begrotingsbeleid. De ASV bepaalt dat de nodige gelden door de raad beschikbaar moeten worden gesteld en dat een subsidieplafond kan worden vastgesteld (artikel 1.3). Daarnaast wordt bepaald dat subsidies jaarlijks bijgesteld kunnen worden op basis van een vast te stellen compensatiepercentage (artikel 1.9). 

4. Het subsidiebegrip en de subsidievormen

Het subsidiebegrip

In aansluiting op de Awb hanteert de subsidieverordening het volgende subsidiebegrip:"Een aanspraak op financiële middelen door een bestuursorgaan verstrekt aan een al met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten."Voor de inkadering van het gemeentelijk subsidiebeleid is het belangrijk dat een aantal aspecten van het subsidiebegrip nader wordt toegelicht. Achtereenvolgens wordt toegelicht:a. aanspraak op financiële middelenb. door een bestuursorgaan verstrektc. activiteiten van de subsidie-ontvangerd. de betaling voor aan de gemeente geleverde goederen en diensten

a. Aanspraak op financiële middelenIn het algemeen ontstaat een aanspraak op financiële middelen door een besluit van het gemeentebestuur (raad of college) dat een activiteit wordt gesubsidieerd. Als dat besluit genomen is, is de gemeente verplicht subsidie te betalen na uitvoering van de subsidiabele activiteit en als de verplichtingen die aan de subsidiëring verbonden zijn worden nagekomen. Daarop vooruitlopend kan een voorschot worden verstrekt.Door een beschikking tot subsidiëring wordt een besluit voor de individuele subsidie-aanvrager genomen en ontstaat de aanspraak op financiële middelen. Zie ook paragraaf 6 (Bevoegdheidsverdeling tussen raad en college).

b. Door een bestuursorgaan verstrektVan subsidie is alleen sprake als de gemeente financiële middelen verstrekt. Geld van particulieren, zoals fondsen en instellingen, vallen niet onder het subsidiebegrip van de ASV. Op deze regel bestaat één uitzondering, namelijk als de situatie zich voordoet dat een particuliere organisatie -op basis van een door de gemeenteraad genomen besluit- gelden verstrekt in het kader van de uitoefening van een publieke taak.

d. Activiteiten van de subsidie-ontvangerSubsidie wordt verstrekt voor bepaalde activiteiten van de subsidie-aanvrager. Die activiteiten zullen in de subsidiebeschikking worden vermeld, zodanig dat de bestedingsrichting van de subsidie duidelijk is. Donaties vallen daarom niet onder het subsidiebegrip omdat de activiteiten niet zijn benoemd.Subsidiabele activiteiten dienen te passen binnen het gemeentelijk subsidiebeleid en dienen in overwegende mate ten dienste te staan van de totaliteit van de inwoners van de gemeente Aalten (het algemeen belang) of van groepen of individuele Aaltense inwoners. Activiteiten die hier niet aan voldoen komen in beginsel niet voor subsidie in aanmerking. Dit uitgangspunt wordt nader geconcretiseerd in de beleidsregels; zie ook paragraaf 5 (subsidiebeleid) en paragraaf 7. (weigeringsgronden).e. De betaling voor aan de gemeente geleverde en dienstenDe leveringen van goederen en diensten (als activiteiten) zijn uitgezonderd van het subsidiebegrip omdat deze op commerciële basis én in het directe belang van de gemeente als privaatrechtelijk rechtspersoon worden geleverd. De uitzondering is beperkt tot de levering aan de gemeente. Als de activiteit onder meer bestaat uit het door de ontvanger (van financiële middelen) op commerciële basis aan een derde leveren of verkrijgen van een voorziening, product of dienst is sprake van subsidie.

De subsidievormen

In de ASV wordt een onderscheid gemaakt in een aantal subsidievormen. Dat zijn:- budget- en exploitatiesubsidies - investeringssubsidies - waarderingssubsidies

Deze subsidievormen worden in de ASV in procedurele zin verder uitgewerkt. Zie ook paragraaf 7 Het proces van subsidiëring.

In de ASV komt de incidentele subsidie -met uitzondering van de investeringssubsidie- niet meer terug als zelfstandige subsidievorm. Hiervoor is gekozen omdat het vanwege de diversiteit in activiteiten in de praktijk niet hanteerbaar is om voor alle incidentele subsidies een uniforme subsidieprocedure te hanteren. Derhalve zijn bij de procedures rondom de budget-/exploitatie en waarderingssubsidies afzonderlijke bepalingen over de incidentele subsidies opgenomen.

Ter toelichting hierop het volgende:Incidentele subsidies zijn subsidies die eenmalig worden verstrekt voor in principe eenmalige activiteiten.Doordat incidentele subsidies nu gezien worden als verbijzondering van de gehanteerde subsidievormen, is de overgang van een incidenteel subsidie naar een reguliere subsidierelatie niet groot. Die overgang is in zijn algemeenheid aan de orde als aan een subsidie-ontvanger gedurende drie of meer achtereenvolgende jaren subsidie is verstrekt voor dezelfde of in hoofdzaak dezelfde activiteiten. In die zin wordt aangesloten op de strekking van artikel 3.6 ASV.5. Subsidiebeleid

De ASV is van toepassing op de in de verordening genoemde beleidsterreinen (zie artikel 1.6), die zijn ontleend aan de in de begroting 2005 opgenomen indeling in productgroepen. Tevens wordt in de verordening bepaald dat de raad beleidsregels vaststelt, waarin het subsidiebeleid beschreven wordt. Vooral op basis van hogere regelgeving blijft het mogelijk dat bijzondere subsidieverordeningen door de raad worden vastgesteld.

De Awb verstaat onder een beleidsregel een bij besluit vastgestelde algemene regel, niet zijnde een algemeen verbindend voorschrift, omtrent de afweging van belangen, de vaststelling van feiten of de uitleg van wettelijke voorschriften bij het gebruik van een bevoegdheid van een bestuursorgaan. Een beleidsregel is flexibeler dan een algemeen verbindend voorschrift, zoals een (bijzondere) subsidieverordening.

In het gemeentelijk subsidiebeleid is het begrip beleidsregel een relatief nieuw begrip dat pri-mair in de plaats komt van subsidiëring op basis van deelverordeningen en dat daarnaast (verplicht) de beleidsinhoudelijke criteria aangeeft die de gemeente hanteert voor subsidieverlening. Aangevuld met de jaarlijkse subsidielijst, waarin opgenomen de beschikbare subsidiebudgetten, wordt op deze wijze het gemeentelijk subsidiebeleid inzichtelijk gemaakt.

Een beleidsregel is opgebouwd uit de volgende componenten:- vermelding beleidsterrein (= productgroep)- subproductomschrijving- beleidskader (subsidiabele activiteiten/producten)- de van toepassing zijnde subsidievorm- specifieke voorschriften, bijvoorbeeld beleidsinhoudelijke criteria,   de hantering van een subsidieplafond, een financiële ondergrens   voor subsidiëring, regels voor de verdeling van het beschikbare   subsidiebudget, ontheffingen van bepalingen uit de verordening en   vooraankondigingen waarin bijvoorbeeld bepaalde ontwikkelingen   geschetst worden.

6. Bevoegdheidsverdeling tussen raad en college

In het raam van de subsidieverstrekking wordt grotendeels aangesloten bij de bevoegdheidsverdeling, zoals weergegeven in onderstaand schema.  

450px

Op deze wijze ontstaat een heldere bevoegdheidsverdeling tussen raad en college. De raad stuurt op hoofdlijnen en stelt het subsidiekader vast, dat gevormd wordt door:- de (algemene) subsidieverordening- de beleidsregels- de begrotingVia dit kader geeft de raad aan op welke wijze de subsidiegelden moeten worden besteed. Het college is belast met de uitvoering daarvan en derhalve het bevoegde gezag als het gaat om de subsidieverlening, waaronder gerekend het afgeven van alle subsidiebeschikkingen.

7. Het proces van subsidiëring Algemeen procedurele aspecten

In de ASV wordt vooral het subsidieproces beschreven, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen de verschillende subsidiemethoden: budget- of exploitatiesubsidie, investeringssubsidie en waarderingssubsidie. Aan de subsidievorm wordt de procedure gekoppeld. Insteek daarbij is het vaststellen van een zo eenvoudig mogelijke procedure en toepassing ervan.Om de handelingen beperkt te houden is uitgegaan van een uitgebreide procedure voor de budget- en exploitatiesubsidies en daarnaast een beperkte procedure voor alle overige subsidies.Daarbij wordt opgemerkt dat de zwaarte van de subsidieprocedure bepaald wordt door het aantal handelingen in het proces van subsidiëring, de vereisten en verplichtingen en de in te dienen stukken. Een aantal van die aspecten wordt nader uitgewerkt in de Uitvoeringsvoorschriften subsidies. Vereenvoudiging in de procedure kan bovendien gebeuren door toepassing van de mandaatregeling.De ASV hanteert de volgende kernelementen per subsidieprocedure.

Aanvraag

*

*

*

Verlening

*

*

 

Vaststelling

*

*

*

Voorschotten

*

*

 

Kernelementen

1. AanvraagEen aanvraag is een verzoek van een belanghebbende een besluit te nemen. De Awb geeft regels waaraan een aanvraag dient te voldoen. Het gaat dan onder meer om de verplichting voor de aanvrager voldoende informatie te verschaffen. In de verordening zijn op dit punt nadere -op de verschillende subsidievormen toegesneden- bepalingen opgenomen. Ook zijn daarnaast regels opgenomen met betrekking tot de termijn waarbinnen een aanvraag moet worden ingediend en waarbinnen op de aanvraag dient te worden beslist. Onderscheid wordt gemaakt tussen de aanvraag van een beschikking tot subsidieverlening en de aanvraag van een beschikking tot subsidievaststelling.

Een aanvraag wordt zo bezien gekenmerkt door eenzijdigheid. Deze eenzijdigheid doet niet geheel recht aan de bestaande praktijk bij de verstrekking van budget- en exploitatiesubsidies. Vooral bij budgetsubsidiëring wordt veel waarde gehecht aan overleg tussen de gemeente en de gesubsidieerde instellingen, juist ook in het stadium vóór de subsidieverlening. Tijdens het overleg wordt getracht zoveel mogelijk overeenstemming te verkrijgen over de door een instelling te leveren prestaties en het daarvoor door de gemeente te verlenen subsidiebedrag.Het resultaat van dit onderhandelingsproces wordt neergelegd in een protocol (contract) met budgetsubsidie-afspraken, die vervolgens een onlosmakelijk onderdeel zijn van de (meerjarige)beschikking tot subsidieverlening.

2. SubsidieverleningDe beschikking tot subsidieverlening houdt in dat de aanvrager een aanspraak op financiële middelen verkrijgt, mits hij daadwerkelijk de gesubsidieerde activiteiten verricht en zich aan hem opgelegde verplichtingen houdt. De subsidieverlening is niet voorlopig of vrijblijvend. In-dien de subsidie-ontvanger de actitiviteiten verricht en de verplichtingen nakomt, kan in begin-sel niet op de subsidieverlening worden teruggekomen.

De beschikking zal in ieder geval een aantal essentiële elementen dienen te bevatten, zoals een aanduiding van de activiteiten, de periode van subsidieverlening en -voor zover niet neergelegd in een wettelijk voorschrift -de verplichtingen, alsmede het subsidiebedrag of de wijze waarop dit wordt berekend.

Aan de subsidieverlening en aan de subsidievaststelling worden verplichtingen verbonden. Algemene en -voor budget- en exploitatiesubsidies- aanvullende verplichtingen zijn opgenomen in hoofdstuk 4 van de verordening. De hier opgenomen verplichtingen zijn de standaard bepalingen die in het algemeen van toepassing zijn. Daarnaast kunnen aan de subsidiëring bijzondere verplichtingen worden verbonden die inhoudelijk van belang zijn voor het doel waarvoor wordt gesubsidieerd. Deze verplichtingen zijn als zodanig niet gebaseerd op de verordening en zullen na overleg met de subsidie-ontvanger worden vastgelegd in de beschikking.

3. SubsidievaststellingDe beschikking tot subsidievaststelling is de beschikking waarbij definitief wordt beslist dat de subsidie-ontvanger subsidie ontvangt ter hoogte van een bepaald bedrag. Daarvoor zal het nodig zijn vast te stellen dat de gesubsidieerde activiteit is verricht en dat de opgelegde verplichtingen zijn nageleefd.Die vaststelling wordt mede gebaseerd op de grondslag van de subsidievorm. Zo zal bij budget-subsidie bij de vaststelling de controle zich richten op de uitvoering van producten en presta-ties. Bij een exploitatiesubsidie wordt de uitgevoerde activiteit en de (financiële) exploitatie beoordeeld. Investeringssubsidies worden vastgesteld na realisering van de voorziening/activiteit en de daaraan gekoppelde financiële verantwoording. Bij waarderingssubsidies geldt daarentegen dat het nodig is dat voldaan wordt aan de geformuleerde criteria om voor subsidie in aanmerking te kun-nen komen.De beschikking tot subsidievaststelling is geregeld in hoofdstuk 5 van de verordening.

4. Uitbetaling en voorschotverleningOp grond van de beschikking tot subsidievaststelling vindt de uitbetaling van de subsidie plaats. Daaraan voorafgaand kan bij de subsidieverlening voorschotten hebben verleend. De uitbetaling en voorschotverlening zijn geregeld in hoofdstuk 7 van de verordening.

Termijnen

De ASV geeft termijnen voor de indiening van aanvragen tot subsidieverlening/vaststelling en termijnen voor afdoening van die aanvragen. Dat is gebaseerd op de wettelijke bepalingen van de Awb. De afdoeningstermijnen gaan pas in zodra de aanvraag compleet is.

Het afstemmingsvraagstuk voortkomend uit de gemeentelijke herindeling van de twee voormalige gemeenten Aalten en Dinxperlo heeft geleid tot een herziening van de te hanteren termijnen voor indiening van de te onderscheiden subsidie-aanvragen, afhankelijk van het betreffende subsidiejaar.

Voor jaarlijkse subsidie-ontvangers van een budget- en exploitatiesubsidie zijn de termijnen voor indiening van jaarrekening/jaarverslag en de termijn voor indiening van werkprogramma en begroting bij elkaar gebracht. Dat sluit beter aan op de in het algemeen gangbare praktijk en op de gemeentelijke planningscyclus.Meer dan voorheen wordt toegezien op de naleving van deze termijnen. De ASV geeft de instrumenten om maatregelen te nemen indien termijnen niet worden nageleefd.Die maatregelen kunnen variëren van tijdelijke stopzetting van de bevoorschotting via intrekking van de beschikking tot subsidieverlening tot ambtshalve lagere vaststelling van een subsidie.

In de ASV worden nu de volgende termijnen gehanteerd: 

Actie instellingAanvraag tot subsidie-verlening

2005: vóór 01-11-20052006: vóór 01 11-20052007 e.v.: vóór 01-06 van voorafgaande jaar

2005: vóór 01-11-20052006 e.v.: vóór 01-06 van het subsidiejaar

17 weken voorafgaand aan activiteit/voorziening

Actie Gemeente AaltenBeslissing op aanvraag tot subsidieverlening

2005: vóór 31-12-20052006: vóór 31-12-20052007 e.v.: vóór 31-12 van voorafgaande jaar

2005: vóór 31-12-20052006 e.v.: vóór 01-09 van het subsidiejaar (of 10 (max 15) weken na indiening te late aanvraag)

Binnen 10 weken (max. 15 weken) na indieningsdatum

Actie Gemeente AaltenUitbetalen van voor-schotten op basis van de subsidieverlening

In termijnen vervallend per: 01.02; 01.05; 01.08 en 01.11

n.v.t.

Wordt aangegeven in de beschikking tot subsidieverlening 

Actie instellingAanvraag tot subsidie-vaststelling

2004: vóór 01-11-20052005 e.v.: vóór 01-06 van jaar volgend op het subsidiejaar

aanvraag verlening =aanvraag vaststelling

13 weken na afloop van activiteit/voorziening

Actie Gemeente AaltenBeslissing op aanvraag subsidievaststelling

2004: vóór 31-12-20052005 e.v.: binnen 10 weken (max. 15 weken) na indieningsdatum

n.v.t.

Binnen 10 weken (max. 15 weken) na indiening

Actie Gemeente AaltenBetaling na vaststelling van het subsidie

Binnen 4 weken

Binnen 4 weken

Binnen 4 weken

Ontheffingen

De ASV geeft in procedureel opzicht het kader voor subsidiëring. De in de verordening, het uitvoeringsvoorschrift subsidies en de beleidsregels opgenomen bepalingen vormen het kader. Om in de gemeentelijke subsidievoorschriften zo duidelijk mogelijk te zijn, zijn de vereisten zo concreet mogelijk vastgelegd.

Aangezien de ASV in principe zoveel mogelijk van toepassing moet kunnen zijn op alle gemeentelijke subsidies, is het in bijzondere situaties noodzakelijk ontheffing van de ASV-bepalingen te kunnen verlenen. Op een aantal onderdelen is dat nadrukkelijk in de verordening opgenomen. De ASV hanteert de mogelijkheid van ontheffing van een bepaling voor:- de indieningstermijnen- de aanvraag en de in te dienen stukken- de verplichtingen verbonden aan de subsidiëring.Bij het verlenen van ontheffing van een bepaling maken we een onderscheid tussen een algemene ontheffing en een ontheffing op verzoek van de aanvrager.Voor een algemene ontheffing van bepalingen uit de ASV bestaat aanleiding als de subsidiabele activiteit dit nodig maakt. Een algemene ontheffing kan een structureel karakter hebben. Veelal gaat het daarbij om activiteiten waarvoor meerdere subsidie-aanvragers worden gesubsidieerd. Dergelijke ontheffingen zijn ook nodig om het aantal bijzondere subsidieverordeningen tot het minimum te kunnen beperken.Voor het hanteren van een algemene ontheffing van de bepalingen gelden twee uitgangspunten:1. De ontheffing is toegespitst op en is in het belang van de uitvoering van de subsidiabele activiteit.2. De ontheffing wordt vastgelegd in de beleidsregel die van toepassing is op de subsidiabele     activiteit. Op deze wijze wordt bewerkstelligd dat de raad beslist over de vraag of en op welke     wijze een algemene ontheffing van de ASV wordt verleend.

Een ontheffing op verzoek van de aanvrager kenmerkt zich doordat een dergelijk verzoek direct in het belang van de subsidie-aanvrager is en zich voordoet in bijzondere omstandigheden. Voor het toestaan van een dergelijk verzoek bestaat aanleiding als bij de aanvrager sprake is van een uitzonderingssituatie met een éénmalig karakter. Daarna zal de aanvrager weer moeten voldoen aan de bepalingen van de ASV. De besluitvorming op een ontheffingsverzoek behoort tot de uitvoering van de ASV en behoort derhalve tot de verantwoordelijkheid van het college.Weigeren, maatregelen en sancties

De ASV geeft in een aantal artikelen de mogelijkheid subsidie te weigeren en tot maatregelen en sancties te besluiten als een subsidiebeschikking reeds is afgegeven. Hieronder wordt nader ingegaan op deze punten.

Weigeren van subsidie

Weigering van een subsidie betekent in de praktijk dat een subsidie-aanvraag wordt afgewezen, waardoor geen subsidieverlening of subsidievaststelling (bij waarderingssubsidies) plaatsvindt. Weigering van subsidie werkt in de toekomst en kan gebaseerd zijn op formele of inhoudelijke gronden.

De weigering op formele gronden is in de ASV verankerd in artikel 3.5 Van een dergelijke weigering is sprake als gegronde reden bestaat om aan te nemen dat: - de activiteiten niet of niet geheel zullen plaatsvinden- de aanvrager niet zal voldoen aan de verplichtingen- de aanvrager niet op een behoorlijke wijze rekening en verantwoording zal afleggen- onjuiste gegevens zijn verstrekt- sprake is van faillissement of surseance van betalingDe in dit artikel verwoorde gronden zijn limitatief bedoeld.

Van een weigering op inhoudelijke gronden kan bijvoorbeeld sprake zijn als: - de subsidiëring niet past binnen het algemeen gemeentelijk belang, beleid of doelstellingen- de voor het beleidsterrein vastgestelde beleidsregelleidt tot weigering- in de gemeentelijke begroting geen budget beschikbaar is of doordat het in de beleidsregel   verankerde subsidieplafond is bereikt- de gelden niet of in onvoldoende mate besteed zullen worden voor het doel waarvoor subsidie   beschikbaar wordt gesteld- de aanvrager ook zonder aanvullend gemeentelijk subsidie over voldoende middelen beschikt om   de kosten van de subsidiabele activiteiten te dekkenIn de ASV zijn ook de meeste van deze weigeringsgronden in artikel 3.5 geregeld. In de beschikking tot weigering van de subsidie moet de weigeringsgrond nader worden uitgewerkt en gemotiveerd.

Alleen artikel 3.6 geeft een procedurevoorschrift voor die gevallen dat sprake is van een toekomstige (gehele of gedeeltelijke) weigering van een subsidie voor nu al -gedurende tenminste 3 jaar- gesubsidieerde activiteiten. Als sprake is van veranderde omstandigheden of gewijzigde inzichten die leiden tot (gehele of gedeeltelijke) weigering van de subsidie-aanvraag is in de ASV bepaald dat een redelijke termijn in acht moet worden genomen.Deze bepaling moet worden toegepast als het gemeentelijk beleid op zwaarwegende gronden is gewijzigd. Daarvan kan sprake zijn als de noodzaak tot bezuinigen bestaat. Dit artikel is opgenomen om subsidieontvangers de nodige rechtszekerheid te bieden en om die in staat te stellen de aangegegane verplichtingen na te komen. Ook kan schadevergoeding aan de orde zijn als bijvoorbeeld wachtgeldverplichtingen moeten worden afgekocht. De in deze gevallen te hanteren redelijke termijn zal per subsidie-ontvanger worden bepaald en nader worden uitgewerkt in een beschikking.

Maatregelen en sancties

Een maatregel of een sanctie wordt toegepast als er al een subsidierelatie bestaat via subsidie-verlening of vaststelling; deze grijpen achteraf in in de subsidierelatie. De sanctiemogelijkheden zijn op diverse plaatsen in de verordening vastgelegd en hebben betrekking op:- lager vaststellen- intrekken en wijzigen- stopzetten van betalingen.

Lager vaststellen

De ASV regelt de gronden wanneer subsidie lager kan worden vastgesteld (zie artikel 5.3) dan in de subsidieverlening is vermeld; deze zijn:- de activiteiten of producten en prestaties hebben niet of niet volledig plaatsgevonden- de subsidie-ontvanger voldoet niet (geheel) aan de verplichtingen- de subsidie-ontvanger heeft onjuiste/onvolledige gegevens verstrekt- de subsidieverlening was onjuistDe hier benoemde gronden moeten niet verward worden met een lagere vaststelling van (exploitatie) subsidie die afhankelijk gesteld is van de werkelijk gemaakte kosten. Daarvoor geldt dat in de beschikking tot subsidieverlening wordt bepaald dat de subsidievaststelling wordt gebaseerd op de werkelijk gemaakte kosten tot ten hoogste het bij die subsidieverlening toegekende bedrag. In lid 3 van artikel 5.3 wordt dit principe nader uitgewerkt.Voor budget-, exploitatie- en investeringssubsidies is (artikel 5.4) expliciet bepaald dat subsidie lager kan worden vastgesteld als binnen een door Burgemeester en Wethouders te bepalen termijn geen aanvraag tot subsidievaststelling is ingediend.

Intrekken en wijzigen

De mogelijkheden om dergelijke maatregelen te treffen worden geregeld in hoofdstuk 6 van de ASV.In de paragraaf worden drie verschillende gronden voor intrekken en wijzigen benoemd:1. Formele gronden als nog geen vaststelling heeft plaatsgevonden; dit doet zich voor als:    - de activiteiten niet of niet geheel plaatsvinden;    - de ontvanger niet voldoet aan de verplichtingen;    - de ontvanger onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt;    - de subsidieverlening onjuist is en de subsidie-ontvanger dit weet of behoort te weten;    - er geen voldoende gelden op de gemeentebegroting beschikbaar zijn gesteld.2. Materiële gronden als nog geen vaststelling heeft plaatsgevonden; hiervan is sprake als:    - de subsidieverlening onjuist is of    - sprake is van veranderde omstandigheden of gewijzigde inzichten.Dit betekent dat voor toepassing van deze maatregelen een redelijke termijn in acht moet wor-den genomen. Ook ontstaat een plicht tot schadevergoeding voor de schade die de subsidie-ontvanger lijdt doordat zij anders heeft gehandeld dan dat zij zonder subsidie zou hebben gedaan. Een dergelijke maatregel moet worden gezien als het uiterste middel; in de praktijk zal eerder worden gekozen voor de figuur van weigering van de subsidie-aanvraag in de toekomst.3. Gronden nadat subsidievaststelling heeft plaatsgevonden; dit doet zich voor als:    - sprake is van feiten en omstandigheden die niet bekend waren ten tijde van de vaststelling       en zouden leiden tot een lagere vaststelling;    - de vaststelling was onjuist en de subsidie-ontvanger wist dit of behoorde het te weten;    - de subsidie-ontvanger na de vaststelling niet heeft voldaan aan de verbonden verplichtingen.Een dergelijk besluit kent een terugwerkende kracht tot en met het tijdstip van vaststelling en kan worden genomen tot 5 jaar na vaststelling of nadat is geconstateerd dat niet aan de ver-plichting is voldaan.

Stopzetten van betalingen

Vooruitlopend op een beslissing tot intrekking of wijziging bij toepassing van de hiervoor vermelde punten 1 en 3 kan worden besloten de subsidiebetaling of bevoorschotting tijdelijk op te schorten. Artikel 7.4 geeft de basis om hiertoe te kunnen besluiten.8. Uitvoeringsvoorschriften subsidiesDe toepassing van de ASV in de dagelijkse praktijk wordt nader geconcretiseerd in administratieve voorschriften, vast te stellen door het college.

Als uitgangspunten voor deze Uitvoeringsvoorschriften subsidies worden de volgende punten gehanteerd:

Aansluiten bij de bestaande praktijk

De richtlijnen zijn zodanig vormgegeven dat wordt aangesloten bij de in de ASV vastgelegde kaders voor de uitvoeringspraktijk. De richtlijnen moeten worden gezien als verplichtend kader voor de uitvoeringspraktijk, waarvan kan worden afgeweken als de desbetreffende richtlijn dit mogelijk maakt. Hiervoor geldt ten principale hetzelfde als is vermeld onder ontheffingen.

Standaardisering

Nog meer versterkt wordt voor budget- en exploitatiesubsidies een standaardrichtlijn bepaald, waaraan in principe elke instelling dient te voldoen. In de praktijk kan dit betekenen dat indivi-duele instellingen de eigen administratie aan moeten passen. Een omslag die extra tijd zal kun-nen vragen,maar die evenwel nodig is om het in gang gezette proces om werkprogramma's en begrotingen toe te spitsen op de subsidiabele activiteiten/producten te kunnen voortzetten. Voor investerings- en waarderingssubsidies wordt nu ook de basis gelegd voor hantering van standaardgegevens voor indiening van aanvragen.

Samenhang

Meer dan voorheen wordt nu de onderlinge samenhang van de ingediende stukken in beeld gebracht. Dit wordt bereikt door steeds beleidsplan en -als afgeleide daarvan- het werkprogramma te hanteren als basis voor de in te dienen financiële stukken. Begrotingen, jaarrekeningen en jaarverslagen dienen hierop afgestemd te worden.9. Rechtsbescherming

Het subsidieproces kenmerkt zich als een geheel van overlegsituaties, beschikkingen, afspraken etc. Dit vloeit mede voort uit de opzet om door middel van overleg tussen de gemeente en de instellingen tot een goede invulling te komen van de rechten en plichten die over en weer be-staan. Het is hierdoor voor de betrokkenen en eventuele derde-belanghebbenden evenwel niet altijd even eenvoudig om te beoordelen wanneer bezwaar of beroep mogelijk is. Dit rechtvaardigt dat in deze toelichting wordt stilgestaan bij de rechtsbescherming.

Publiekrechtelijk

In het subsidieproces onderscheiden we een drietal momenten waarop rechtsbescherming bij de bestuursrechter bestaat. De subsidieverlening, de subsidievaststelling en de voorschotverlening zijn beschikkingen waartegen op grond van de Algemene wet bestuursrecht bezwaar kan wor-den gemaakt en beroep kan worden ingesteld bij de bestuursrechter. Dit geldt dus niet voor de Algemene Subsidieverordening zelf, alsmede tegen de daarop gebaseerde beleidsregels. Ook tegen de weigering, intrekking of wijziging van deze beschikkingen is bezwaar en beroep mogelijk. In deze gevallen worden de betrokkenen geïnformeerd via de zogenaamde bezwaarschrift-vermelding, waarin opgenomen op welke wijze bezwaar tegen de beschikking gemaakt kan worden.

Privaatrechtelijk

De betaling van de subsidie en voorschotten betreft privaatrechtelijke rechtshandelingen. De civiele rechter is hier competent. Hiertegen is geen bezwaar en beroep mogelijk. Ook met betrekking tot geschillen over een uitvoeringsovereenkomst is de civiele rechter bevoegd.Door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State is echter uitgemaakt dat tegen een besluit van een bestuursorgaan tot terugvordering van subsidie beroep kan worden ingesteld bij de bestuursrechter. De Raad komt met deze uitspraak terug op eerdere jurisprudentie.10. Deregulering

Een van de doelstellingen van deze verordening is het streven naar een zo groot mogelijke uniformiteit en de vereenvoudiging van regelgeving.

Die doelstelling is uitgewerkt in de totstandkoming van één Algemene subsidieverordening, op basis waarvan in principe alle subsidies kunnen worden afgewikkeld. De ASV is dusdanig opgezet dat voldoende ruimte bestaat om op een praktische wijze inhoud te geven aan de subsidieverstrekking door de gemeente. In deze verordening zijn de algemene kaders geformuleerd waarbinnen gewerkt dient te worden.Waar dit nodig is wordt het college van burgemeester en wethouders de mogelijkheid geboden nadere regels te stellen dan wel vrijstelling of ontheffing te verlenen. Door de vaststelling van nadere regels en richtlijnen (via het uitvoeringsvoorschrift) en modellen door het college is bovendien de nodige flexibiliteit verzekerd. Dit is met name van betekenis omdat de subsidiepraktijk aan verandering onderhevig is.11. Invoering

Deze verordening treedt in werking drie dagen na afkondiging volgend op de vaststelling door de raad. Subsidiebeschikkingen die zijn afgegeven krachtens de oude subsidieverordeningen blijven intakt totdat ze zijn afgelopen of totdat ze -na overleg met de betrokkenen- zijn ingetrokken. Zie ook artikel 8.2 ASV.

Omdat de nieuwe verordening van kracht wordt op drie dagen na afkondiging betekent dit dat zij ook toegepast kan worden op de reeds afgegeven subsidiebeschikkingen. Voor subsidie-ontvangers uit de voormalige gemeente Aalten verandert er in de praktijk niets. Dit ligt anders voor de subsidie-ontvangers uit de voormalige gemeente Dinxperlo, waarvoor de subsidieverlening nog werd afgegeven op grond van de Subsidieverordening Welzijn Dinxperlo 1988. Zij zullen de aanvraag tot subsidie-vaststelling 2004 moeten indienen overeenkomstig de bepalingen van de nieuwe ASV. Dat geldt ook voor de subsidie-aanvraag voor 2005. Waarderingssubsidies vanaf 2005 worden direct op grond van de nieuwe ASV vastgesteld. Uitgangspunt voor de regeling van de overgangssituatie is dat geen afbreuk wordt gedaan aan bestaande rechten en dat er niet ten nadele van de belanghebbende wordt gewijzigd.

Deel 2: Artikelsgewijze toelichtingIn dit deel wordt de ASV waar nodig per artikel nader toegelicht. De tekst is dusdanig opgesteld dat de toelichting een aanvulling beoogd te zijn op de tekst van de ASV en de algemene toelichting. Als sprake is van een nadere uitwerking in de Uitvoeringsvoorschriften subsidies wordt daarnaar eveneens verwezen.

Hoofdstuk 1 Algemene Bepalingen

Inleidende bepalingen Artikel 1.1

Voor een toelichting op het begrip subsidie wordt verwezen naar paragraaf 4 van de algemene toelichting.De bijzondere subsidieverordening zal meestal de basis vinden in een hogere regelgeving. Het streven is het aantal bijzondere subsidieverordeningen zoveel mogelijk te beperken.De begripsomschrijving voor een instelling hanteert het beginsel van het zonder winstoogmerk uitvoeren van activiteiten. Dat betekent dat bedrijven (waarvan de doelstelling het maken van winst is) niet uitgesloten zijn van het kunnen ontvangen van een gemeentelijk subsidie. Het beginsel "zonder winstoogmerk" heeft namelijk betrekking op de uit te voeren activiteit, waarvoor subsidie wordt aangevraagd.Gelet op de uniformerende werking die dient uit te gaan van de Algemene subsidieverordening gemeente Aalten 2005, is het wenselijk om voor onder meer de begrippen/documenten ”beleidsplan, werkprogramma en investeringsplan” een algemene omschrijving te gebruiken. Een aantal daarvan afgeleide begrippen of documenten -bijvoorbeeld jaarverslag, begroting, reke-ning en balans- worden niet nader gedefinieerd omdat de duiding daarvan het best op basis van beleidsplan, werkprogramma en/of investeringsplan kan worden bepaald en dus per subsidie kan verschillen. Verderop in de ASV en in de uitvoeringsvoorschriften subsidies worden deze begrippen nader uitgewerkt en in relatie tot elkaar gebracht.

Artikel 1.3

In dit artikel zijn enige -bijna vanzelfsprekende- kernuitgangspunten voor het verlenen van subsidie vastgelegd:* de raad moet de nodige gelden beschikbaar hebben gesteld. Deze voorwaarde wordt in de leden 3    en 4 nader uitgewerkt. Lid 4 is dwingend recht;* de te subsidiëren instelling of persoon moet voldoen aan de bepalingen van de ASV en de daaruit    voortvloeiende richtlijnen en nadere voorschriften.Zie ook paragraaf 3 van de Algemene Toelichting, waarin de ASV als wettelijk voorschrift nader wordt toegelicht.

Subsidiebeleid van de gemeente

Hieronder worden alle artikelen opgenomen die betrekking hebben op het subsidiebeleid van de gemeente. Deze artikelen beogen een brug te slaan tussen de subsidieverordening, waarin het zwaartepunt ligt op de procedures (procedurele kant), en het subsidiebeleid (inhoudelijke kant). Hierop wordt nader ingegaan in paragraaf 5 van de algemene toelichting.Artikel 1.6

In artikel 1.6 worden in beginsel alle terreinen van het gemeentebeleid opgesomd waarvoor sprake is van subsidieverstrekking. Deze bepaling vormt hiermee de grondslag voor de subsidiëring van dat beleid.Artikel 1.7

Door de koppeling van de beleidsterreinen als genoemd in artikel 1.6 met dit artikel worden beleid, subsidiabele activiteit en budget (artikel 1.3) nadrukkelijk in relatie tot elkaar gebracht, zodat hierdoor een integraal afwegingskader kan worden gerealiseerd.Artikel 1.8Deze bepaling over de beleidsregels en de bijzondere subsidieverordening heeft tot doel de uniformiteit in het subsidieproces zoveel mogelijk te handhaven.

Bijzondere subsidieverordeningen zijn meestal gebaseerd op hogere regelgeving met veelal specifieke inhoudelijke en financieel administratieve eisen. Nadrukkelijk is bepaald, dat die onderwerpen in de bijzondere subsidieverordening en de beleidsregels als nadere uitwerking geregeld kunnen worden.Artikel 1.9Dit artikel legt de mogelijkheid vast, dat subsidiebedragen of componenten jaarlijks worden aangepast bijvoorbeeld aan de prijsontwikkelingen.In de Uitvoeringsvoorschriften subsidies wordt de compensatiemogelijkheid verder toegelicht.

Hoofdstuk 2 De Subsidieaanvraag

In dit hoofdstuk wordt bepaald aan welke vereisten alle soorten subsidieaanvragen moeten voldoen. Dat is op meerdere punten niet altijd duidelijk:* niet altijd wordt het bedrag aangegeven waarvoor subsidie wordt aangevraagd;* evenmin maakt men melding van de activiteiten of producten (bij een budgetsubsidie) die op de    subsidie betrekking hebben.

Het college van burgemeester en wethouders dient de aanvrager de gelegenheid te bieden om binnen een te stellen (redelijke) termijn de aanvraag aan te vullen. De ASV geeft daarvoor geen termijn. In de praktijk zal hiervoor een termijn van een maand worden gehanteerd.De termijnen, waarbinnen volgens de verordening op een aanvraag dient te worden beslist, worden opgeschort met ingang van de dag waarop burgemeester en wethouders de aanvrager hebben verzocht de aanvraag aan te vullen tot de dag waarop de aanvraag is aangevuld of de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken.Artikel 2.1Dit artikel regelt dat de subsidieaanvrager verplicht is te melden dat hij bij andere bestuursorganen subsidie heeft aangevraagd. Deze verplichting is voor alle subsidieaanvragen van belang.

De aanvraag van een budgetsubsidie of exploitatiesubsidie

Hieronder is de aanvraag geregeld voor twee structurele subsidievormen: de budget- en de exploitatiesubsidie.Er wordt uitgegaan van een handhaving van exploitatiesubsidies waar mogelijk als ingroei naar budgetsubsidies. Dat principe is in de ASV nader uitgewerkt, waarbij de exploitatiesubsidie als subsidievorm gehandhaafd blijft. De optie van ingroei naar budgetsubsidie is gerealiseerd, doordat de verschillen tussen beide subsidievormen beperkt zijn tot de volgende punten:1. Grondslag voor subsidiëring; een budgetsubsidie kent als grondslag de producten en prestaties     (in feite de activiteiten) en een exploitatiesubsidie kent het exploitatietekort van de activiteiten als     grondslag. Voor beide vormen wordt overigens in principe één totaalbudget vastgesteld, waarbij     bij exploitatiesubsidies de subsidievaststelling geschiedt op basis van het exploitatietekort tot     maximaal het bij de beschikking tot subsidieverlening toegekende bedrag. Bij budgetsubsidies     is daarentegen sprake van een ongedeeld budget, waarbij afrekening op basis van     exploitatieresultaat niet aan de orde is.2. Termijnstelling; een budgetsubsidie kan voor de duur van meerdere jaren worden verstrekt, terwijl      een exploitatiesubsidie voor één kalenderjaar wordt toegekend.3. Overleg; bij budgetsubsidies bestaat de verplichting tot het voeren van overleg over opstelling en     evaluatie van subsidieafspraken en het opstellen van een protocol/contract, dat onder andere gaat     over de afgesproken producten en prestaties.    Deze verplichting ontbreekt bij exploitatiesubsidies, hetgeen nog niet wil zeggen, dat daar geen     verplichting bestaat tot overleg. In de Awb is namelijk de algemene verplichting tot overleg     vastgelegd als wordt voorgenomen om van de aanvraag af te wijken.4. Het verschil in grondslag en het hanteren van een contract werkt door in de voorschriften die in de     Uitvoeringsvoorschriften subsidies worden opgenomen voor het beleidsplan en het     werkprogramma.

In het algemeen is het wenselijk zoveel mogelijk de subsidievorm van budgetsubsidie te hanteren, tenzij praktische overwegingen zich daartegen verzetten. Daarvan kan sprake zijn op grond van hogere regelgeving. Dat kan ook bij een overgang- of een aanloopperiode, waarin het niveau van de werkelijk subsidiabele activiteiten of kosten nog niet kunnen worden vastgelegd in het contract voor budgetsubsidie.Artikel 2.2

Het vereiste van rechtspersoonlijkheid wordt beperkt tot de structurele ("zware") subsidies (budgetsubsidie en exploitatiesubsidie).Artikel 2.3

In dit artikel wordt geregeld, dat jaarlijks een subsidieaanvraag moet worden ingediend. Die verplichting bestaat ook als een beschikking tot verlening van een meerjarig budgetsubsidie is afgegeven. In de Uitvoeringsvoorschriften subsidies zijn nadere voorschriften opgenomen, die betrekking hebben op de inhoud van de in te dienen stukken.In lid 5 wordt bepaald, dat aanvragen voor een incidenteel budget- of exploitatiesubsidie ingediend kunnen worden tot 17 weken voorafgaand aan de start van de activiteit waarvoor subsidie wordt gevraagd. Dit betreft de algemene norm die geldt voor alle subsidies met een incidenteel karakter; in de praktijk is het nodig, dat kan worden afgeweken van deze termijn. Dit is geregeld in de ontheffingsbepaling van lid 6. In de algemene toelichting (paragraaf 7) is opgenomen hoe met ontheffingen wordt omgegaan.Artikel 2.4De subsidieaanvrager dient een werkprogramma en een begroting van baten en lasten te over-leggen, die betrekking hebben op het nieuwe boekjaar. Omdat de subsidieverlening is afgestemd op kalenderjaren (zie artikel 3.4) is in artikel 4.3 van de ASV de verplichting opgenomen, dat de ontvanger van een budget- of exploitatiesubsidie het boekjaar gelijk stelt aan het kalenderjaar.Artikel 2.6 en Artikel 2.7

Deze artikelen regelen een aantal aspecten, die kenmerkend zijn voor budgetsubsidiëring.In artikel 2.6 wordt tot uitdrukking gebracht, dat er tussen de aanvrager en de gemeente overleg wordt gevoerd. Dit geldt zeker niet voor alle subsidieverhoudingen. Weliswaar dient op grond van de Awb een aanvraag zorgvuldig in behandeling te worden genomen, een verplichting tot overleg bestaat op grond van de wet niet. In het tweede lid van artikel 2.6 is een plaats gegeven aan het protocol (contract aanzet) dat gaat over het eindresultaat van het gevoerde overleg. Daarin worden vastgelegd de afgesproken producten en prestaties, de te hanteren voorwaarden en verplichtingen.

De aanvraag van een investeringssubsidie

Het gaat in deze om de aanvraag van subsidies van niet-structurele aard, die veelal de gemeentelijke begrotingscyclus niet volgen. Met andere woorden: het moment van aanvraag, het vertrekpunt van de subsidieprocedure, staat niet vast. Doordat een niet-structurele subsidie de begrotingscyclus niet volgt, kan het voorkomen, dat geen gelden op de begroting beschikbaar zijn. Feitelijk zal het in dergelijke gevallen zo zijn, dat het college op een subsidieverzoek beslist met inachtneming van artikel 1.3 (het begrotingsvoorbehoud).Artikel 2.8

Dit artikel is een weergave van de algemene norm bij indiening van subsidieaanvragen met een min of meer incidenteel karakter: indiening tot 17 weken vóór de uitvoering van de activiteit/realisering van de voorziening waarvoor subsidie wordt gevraagd. Zie ook de toelichting bij artikel 2.3.Artikel 2.9

Dit artikel bevat een opsomming van de stukken, die nodig zijn voor de beoordeling van de subsidie-aanvraag. Als een investeringssubsidie wordt aangevraagd door een aanvrager waarmee al een subsidierelatie bestaat, kan worden volstaan met een aanvulling op de reeds eerder ingediende stukken. In de subsidieaanvraag kan daarnaar worden verwezen.In lid 1, sub c, wordt gevraagd om de oprichtingsakte of de geldende statuten. Als aan dit vereiste niet voldaan kan worden, omdat er geen sprake is van een organisatie met rechtsbevoegdheid, zal op basis van lid 1, sub d, van het onderhavige artikel bepaald moeten worden, welke aanvullende stukken moeten worden overgelegd. Die stukken dienen duidelijkheid te verschaf-fen over de bevoegdheden (en de aansprakelijkheid) van de subsidieaanvrager over de voorziening waarvoor subsidie wordt aangevraagd.In de Uitvoeringsvoorschriften subsidies worden nadere voorschriften opgenomen, die betrek-king hebben op de inhoud van de in te dienen stukken.Het derde lid biedt een voorbeeld van een bepaling, waarbij de hoogte van het te verlenen subsidiebedrag een reden kan zijn om vrijstelling of ontheffing te verlenen.De aanvraag van een waarderingssubsidieArtikel 2.10

Zie hiervoor de toelichting bij artikel 2.3.

Artikel 2.11

Voor de interpretatie van lid 1, sub e, van dit artikel wordt verwezen naar de toelichting op artikel 2.9 lid c, hiervoor.In de Uitvoeringsvoorschriften subsidies worden nadere voorschriften opgenomen, die betrekking hebben op de inhoud van de in te dienen stukken.Hoofdstuk 3 De verlening van een budgetsubsidie of exploitatiesubsidieHet hoofdstuk omtrent de subsidieverlening regelt verleningen voor budget- en exploitatiesubsidies en investeringssubsidies. Waarderingssubsidies worden direct vastgesteld; hiervoor wordt verwezen naar de artikelen 5.4 en de artikelen 2.10 en 2.11 van de ASV.Voor een toelichting op de bepalingen over weigering van een subsidieaanvraag wordt verwezen naar paragraaf 7 van de algemene toelichting.

Algemeen Artikel 3.1 t/m 3.4

In dit artikel is bepaald, dat bij alle, dus ook bij structurele subsidies als de exploitatie- en budgetsubsidie, dient te worden aangegeven voor welk tijdvak een subsidie wordt verleend. Deze bepaling is ontleend aan de Awb die voorschrijft dat het tijdvak van subsidieverlening in de beschikking wordt vermeld.Ook moet worden aangegeven voor welke activiteiten óf producten subsidie wordt verleend.Artikel 3.5 en 3.6

Zie paragraaf 7 van de algemene toelichting.De verlening van een budgetsubsidie of exploitatiesubsidieArtikel 3.7

In dit artikel worden enkele specifieke kenmerken van de budgetsubsidie uitgewerkt. Eén van die bijzondere kenmerken is, dat een budgetsubsidie voor de totale periode van verlening als één geheel wordt beschouwd. Het is van belang goed in het oog te houden dat de bijstelling van de budgetsubsidie als bedoeld in het eerste lid niet leidt tot een nieuwe subsidiebeschikking. De bijstelling brengt namelijk geen zelfstandig rechtsgevolg met zich mee, omdat zij rechtstreeks is gebaseerd op de verordening.Ook is op basis van deze bepaling geen (tussentijdse) afrekening op grond van werkelijk gele-verde producten en uitgevoerde prestaties mogelijk. Zulke producten en prestaties zijn een onderwerp van de evaluatie in het laatste jaar van de budgetsubsidieperiode.Artikel 3.9

Als het noodzakelijk is afspraken te maken over de feitelijke uitvoering van de gesubsidieerde activiteiten, dient hiervoor op grond van artikel 3.6 een uitvoeringsovereenkomst te worden afgesloten.De verlening van een investeringssubsidieArtikel 3.10

In dit artikel wordt een expliciete regeling getroffen voor de beschikking tot subsidieverlening bij deze subsidievorm. Met name de termijnstelling vormt voor de subsidieaanvrager een be-langrijke verduidelijking ten opzichte van de oude situatie.

Hoofdstuk 4 Verplichting van een investeringssubsidie-ontvangerDe in de ASV opgenomen verplichtingen zijn in belangrijke mate gebaseerd op de Awb. Zie ook paragraaf 7 van de algemene toelichting.In de opzet van hoofdstuk 4 van de ASV is een tweedeling in de verplichtingen gemaakt. Onder algemeen zijn de verplichtingen opgesomd, waaraan de ontvangers van alle vormen van subsidie moeten voldoen.Vervolgens worden in aanvullende zin de verplichtingen weergegeven van de ontvanger van een structurele subsidie (budgetsubsidie of exploitatiesubsidie).In de Uitvoeringsvoorschriften subsidies worden voor de oprichting/deelname in rechtspersonen en de egalisatiereserve nadere bepalingen opgenomen.Voor de zeer specifieke uitzonderingssituaties is een ontheffingsmogelijkheid in de verordening opgenomen (artikel 4.2).Artikel 4.1

Deze bepaling onderwerpt een groot aantal handelingen of besluiten van de subsidieontvanger aan de toestemming van het college (zie hierna ook 4.6).Artikel 4.2, lid 1d

In dit artikel wordt de medewerking aan onderzoeken vastgelegd. Die onderzoeken richten zich op de ontwikkelingen van het beleid, maar ook op de kwaliteit en/of de effecten van de gesubsidieerde activiteiten of producten. Dit laatste is vooral van betekenis nu met steeds meer instellingen meerjarige budgetsubsidie-afspraken worden gemaakt. Een dergelijk onderzoek kan ook worden uitgevoerd via visitatie van de gesubsidieerde instelling of via een periodieke doorlichting.Aanvullende verplichtingen van de ontvanger van een budgetsubsidie of een exploitatiesubsidieArtikel 4.4

In deze bepaling zijn verplichtingen neergelegd voor de subsidieontvanger op het punt van de administratie. De administratie van een instelling is voor de gemeente een belangrijk instrument om zicht te hebben op de besteding van de subsidiegelden. Waar mogelijk dient zichtbaar gemaakt te worden welke eventuele niet-gesubsidieerde activiteiten door een instelling worden verricht. Daarnaast dient de administratie zicht te geven op mogelijke relaties tussen de subsidieontvanger en stichtingen waarin wordt deelgenomen. Dit vereiste kan in samenhang worden gezien met de in artikel 2.1 van de verordening geregelde verplichting van de aanvrager aan te geven of voor dezelfde begrote uitgaven tevens subsidie is aangevraagd bij een of meer andere bestuursorganen.Artikel 4.5

Alhoewel het hier een algemene verplichting betreft, is de uitvoering van dit artikel een aandachtspunt in de Uitvoeringsvoorschriften subsidies als onderdeel van de vereisten, die aan het werkprogramma worden gesteld.Artikel 4.6

Op het punt van het oprichten dan wel deelnemen in een rechtspersoon zij het volgende opgemerkt. Anders dan voor NV's en BV's zijn er voor verenigingen en stichtingen in het Burgerlijk Wetboek op het punt van de (financiële) verslaglegging geen regels opgenomen op het punt van de onderlinge relaties.Of sprake is van een samenwerkingsverband of groepsrelatie tussen verenigingen en stichtingen kan op twee wijzen naar voren komen:a. door vermelding -bijvoorbeeld in het jaarverslag- van relaties tussen rechtspersonen (blijkende uit     de statuten, de samenstelling van de verschillende besturen);b. door financiële verslaglegging.Dit artikel en de Uitvoeringsvoorschriften subsidies bieden voldoende mogelijkheden om te onderkennen, of sprake is van oprichten dan wel deelnemen in een rechtspersoon.In de Uitvoeringsvoorschriften subsidies wordt ook bepaald wat onder oprichten of deelnemen wordt verstaan.Artikel 4.8

In de subsidiepraktijk is het onderscheid tussen de egalisatiereserve en voorzieningen (=bestemmingsreserves) niet altijd even duidelijk bepaald. De nieuwe verordening beoogt dat onderscheid te verhelderen.De egalisatiereserve is bedoeld om verschillen tussen de werkelijk gemaakte kosten en het subsidiebedrag op te vangen. Zij vormt een buffer waarmee tekorten in het ene jaar kunnen worden opgevangen met overschotten in het andere jaar. De egalisatiereserve wordt nader uitgewerkt in de Uitvoeringsvoorschriften subsidies.Voorzieningen hebben een wezenlijk andere functie dan een egalisatiereserve. Uitgangspunt zal dienen te zijn, dat een instelling in de begroting die wordt overgelegd bij de aanvraag van een subsidie, aangeeft of er sprake is van een voorziening. Het college van burgemeester en wethouders heeft zo de mogelijkheid deze voorziening te betrekken bij de beschikking tot subsidieverlening.Het is in beginsel niet gewenst, dat "gedurende de rit" -die overigens bij andere dan budgetsubsidies nooit meer dan één jaar duurt- wordt besloten een voorziening te vormen.

Hoofdstuk 5 De Subsidie vastellingIn aanvulling op paragraaf 7 van de algemene toelichting wordt nog het volgende opgemerkt .In deze verordening zijn regels gesteld met betrekking tot de termijn waarbinnen het college van burgemeester en wethouders dient te beslissen op een aanvraag tot subsidievaststelling (artikelen 5.6, 5.7). Voor een instelling is hierdoor duidelijk vanaf welk tijdstip de mogelijkheid bestaat bezwaar te maken of beroep in te stellen.

Zie ook de toelichting bij hoofdstuk 2 de subsidieaanvraag, daar waar het gaat over de vereisten die aan de indiening van een subsidieaanvraag zijn gesteld.De vaststelling van een budgetsubsidie, exploitatiesubsidie, waarderingssubsidie of investeringssubsidie:Artikel 5.4In lid 3 wordt geregeld dat bij een waarderingssubsidie de aanvraag tot subsidieverlening eveneens de aanvraag tot subsidievaststelling vormt. Hierop zijn de artikelen 2.10 en 2.11 van toepassing.In lid 4 wordt de aanvraag voor de vaststelling van een investeringssubsidie geregeld, terwijl dit in lid 5 opgaat voor een incidentele subsidie.In lid 6 van dit artikel wordt geen concrete hersteltermijn benoemd. In het algemeen wordt een termijn van 1 maand gehanteerd.Artikel 5.5

In de Uitvoeringsvoorschriften subsidies wordt nader bepaald aan welke vereisten de rekening en de balans, de accountantsverklaring en het jaarverslag moeten voldoen.Artikel 5.6

In tegenstelling tot budget- en exploitatiesubsidies kan voor de vaststelling van investeringssubsidies worden volstaan met een kostenopgave met bewijsstukken.Hoofdstuk 6 Intrekking en WijzigingZie paragraaf 7 van de algemene toelichting.Hoofdstuk 7 Betalingen en VerrekeningOnderscheid kan worden gemaakt tussen de betaling en de voorschotverlening. De betaling van een subsidiebedrag is altijd gebaseerd op de beschikking tot subsidie-vaststelling. Is voorafgaand aan deze beschikking een beschikking tot subsidieverlening gegeven, dan kunnen op basis van de laatst genoemde beschikking voorschotten worden verleend.Artikel 7.2In dit artikel zijn enkele regels opgenomen omtrent de voorschotverlening.Hoofdstuk 8 Slot- en OvergangsbepalingenArtikel 8.1Dit artikel biedt een algemene ontsnappingsmogelijkheid voor niet voorziene situaties. Van artikel 8.1 dient zo spaarzaam mogelijk gebruik te worden gemaakt. Wanneer afwijkingen van de verordening op voorhand zijn te voorzien, dient dit bij voorkeur te resulteren in de mogelijkheid van een vrijstelling of ontheffing in de desbetreffende verordeningsbepaling en niet in het gebruik van artikel 8.1.Artikel 8.2Hiervoor wordt verwezen naar paragraaf 11 van de algemene toelichting.