Regeling vervallen per 01-01-2019

Verordening baatbelasting 2009, riolering gebied 6

Geldend van 16-07-2009 t/m 31-12-2018

Intitulé

Verordening baatbelasting 2009, riolering gebied 6

Verordening op de heffing en de invordering van baatbelasting 2009, gebied 6.

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder een onroerende zaak:

  • 1.

    een gebouwd eigendom;

  • 2.

    een ongebouwd eigendom;

  • 3.

    een gedeelte van een onder 1 of 2 bedoeld eigendom dat blijkens zijn indeling is bestemd om als afzonderlijke geheel te worden gebruikt;

  • 4.

    een samenstel van twee of meer van de onder 1 of 2 bedoelde eigendommen of onder 3 bedoelde gedeelten daarvan die naar de omstandigheden beoordeeld bij elkaar horen.

Artikel 2 Aard van de heffing en belastbaar feit

  • 1 Onder de naam “Baatbelasting aanleg riolering buitengebied, gebied 6” wordt in de vorm van een heffing ineens een directe belasting geheven van de onroerende zaken gelegen in de gemeente Aalten in gebied 6 (begrensd door de Barloseweg tot ca. 300 ten noorden van de Hofstedeweg, 300 meter in oostelijke richting en vervolgens in noordelijke richting tot 200 meter ten noorden van de Nijhofsweg, 650 meter in westelijke richting en daarna in noordelijke richting tot aan de gemeentegrens met Oost Gelre, de gemeentegrens met Oost Gelre, de Heidedijk; de Schaarsdijk, de Hoeninkdijk, de Hamelandroute, de Slingebeek, de Haartsestraat, de Wilhelminastraat, de Bredevoortsestraatweg en de Ringweg; het perceel Romienendiek 2A) en die op 1 januari 2008 zijn gebaat door de in het tweede lid genoemde voorzieningen, die tot stand zijn gebracht door of met medewerking van het gemeentebestuur.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde voorzieningen omvatten de aanleg van riolering, met inbegrip van bijbehorende werken, bestaande uit:

    • a.

      de aanleg van een openbare riolering (drukriolerings- en vrijvervalleidingen);

    • b.

      aanleg van duikers en mantelbuizen;

    • c.

      aanleg van kabels en leidingen;

    • d.

      aanleg pompputten en inspectieputten;

    • e.

      ontgraving en aanvulling van sleuven;

    • f.

      aanleggen /aanpassen / herstellen van bermen en bestrating in verband met de uitvoering van de onder a t/m e genoemde werken.

Artikel 3 Belastingplicht

  • 1 De belasting wordt geheven van degene, die van een onroerende zaak, als bedoeld in artikel 2, eerste lid, het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht.

  • 2 Voor de toepassing van het eerste lid wordt als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die op het tijdstip van ingang van de heffing dan wel, indien de belasting wordt geheven in de vorm van een jaarlijkse belasting bij de aanvang van het belastingjaar als zodanig in de kadastrale registratie is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.

  • 3 Indien de lasten die zijn verbonden aan de voorzieningen genoemd in artikel 2, tweede lid, ter zake van een onroerende zaak krachtens overeenkomst zijn of worden voldaan, wordt de belasting ter zake van die onroerende zaak niet geheven.

Artikel 4 Maatstaf van heffing

De maatstaf van heffing is een vast bedrag per onroerende zaak.

Artikel 5 Tarief

De belasting bedraagt per onroerende zaak € 3.675,--.

Artikel 6 Regeling inzake heffing in de vorm van een jaarlijkse belasting

  • 1 In afwijking van het bepaalde in artikel 2 wordt op verzoek van de belastingplichtige de belasting geheven in de vorm van een jaarlijkse belasting gedurende vijf jaren. Het verzoek genoemd in de eerste volzin dient binnen zes weken na de dagtekening van de aanslag schriftelijk bij de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar te worden ingediend.

  • 2 Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

  • 3 De jaarlijkse belasting bedraagt de annuïteit van het totaal verschuldigde bedrag, berekend op basis van een periode van vijf jaren en een rentevoet van 5% per jaar.

  • 4 De belasting over de nog niet verstreken belastingjaren kan door de belastingplichtige elk jaar worden afgekocht. Hiertoe dient een schriftelijk verzoek te worden ingediend bij de in lid 1 vermelde ambtenaar, voorafgaande aan het eerste belastingjaar van de periode waarop de afkoop betrekking heeft. De afkoopsom wordt bepaald op de contante waarde van de op  1 januari van het belastingjaar, waarin de afkoop plaatsvindt, nog te verschijnen belastingbedragen berekend naar een rentevoet van 5% per jaar.

  • 5

    • a.

      Ingeval de belasting wordt geheven in de vorm van een jaarlijkse     heffing en de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak, als bedoeld in het eerste lid, eindigt of wijzigt als gevolg van het     overdragen van eigendom, bezit of beperkt recht, wordt de nieuwe genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht, met     ingang van het eerstvolgende belastingjaar een aanslag ineens     opgelegd voor de nog niet aangevangen belastingjaren van het     belastingtijdvak, berekend overeenkomstig het vierde lid van dit artikel.

    • b.

      In afwijking van het bepaalde in onderdeel a, wordt op verzoek     van de in dat onderdeel bedoelde belastingplichtige de jaarlijkse     heffing overeenkomstig het eerste lid gecontinueerd. Het verzoek     daartoe dient binnen zes weken na de dagtekening van de aanslag ingevolge onderdeel a, schriftelijk bij de in artikel 231, tweede lid,    onderdeel b van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar te worden ingediend.

  • 6 Ingeval de belasting wordt geheven in de vorm van een jaarlijkse heffing en in de loop van het belastingtijdvak de eigendom, het bezit of het beperkt recht van een gedeelte van de onroerende zaak wordt overgedragen, wordt de belastingschuld van de voor de overdracht bestaande onroerende zaak voor de nog niet aangevangen belastingjaren over de na de overdracht bestaande onroerende zaken verdeeld op basis van de volgende formule: (A/B) x C waarin:

    A = de maatstaf van heffing, vastgesteld overeenkomstig artikel 4 voor de na de overdracht bestaande onroerende zaak;

    B = de maatstaf van heffing, vastgesteld overeenkomstig artikel            4 voor de voor de overdracht bestaande onroerende zaak;

    C = de resterende belastingschuld voor de op het moment van de overdracht nog niet aangevangen belastingjaren, zoals deze gold voor de voor de overdracht bestaande onroerende zaak.

Artikel 7 Wijze van belastingheffing

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 8 Termijnen van betaling

  • 1 In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet moeten de aanslagen worden betaald in twee gelijke termijnen, waarvan de eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede termijn twee maanden later.

  • 2 De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in het voorgaande artikel gestelde termijnen.

Artikel 9 Kwijtschelding

Bij de invordering van de baatbelasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 10 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de baatbelasting.

Artikel 11 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1 Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 2 De datum van ingang van de heffing is 1 oktober 2009.

  • 3 Deze verordening wordt aangehaald als “Verordening baatbelasting 2009, riolering gebied 6”.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door de gemeenteraad in zijn openbare vergadering van 7 juli 2009