Regeling vervallen per 19-04-2011

Verordening op de raadscommissies 2005

Geldend van 24-01-2006 t/m 18-04-2011

Intitulé

Verordening op de raadscommissies 2005

Verordening op de raadscommissies 2005.

Hoofdstuk 1 Begripsbepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:a. lid: lid of buitengewoon lid van een raadscommissie;b. voorzitter: voorzitter van een raadscommissie of diens vervanger;c. commissiegriffier: secretaris van een raadscommissie of diens vervanger; d. griffier: griffier van de raad of diens vervanger;e. vergadering: vergadering van een raadscommissie.

Hoofdstuk 2 Instelling, taken en samenstelling

Artikel 2 Instelling raadscommissies

  • 1 De raad stelt de volgende raadscommissies in:    a. commissie Zorg Onderwijs en Welzijn (ZOW)     b. commissie Financiën en Bestuurszaken (F&B)    c. commissie Ruimtelijke Ordening, Openbare Werken en Milieu (ROWM)

  • 2 a. De raadscommissie Zorg Onderwijs en Welzijn adviseert en overlegt     over de volgende onderwerpen:     Welzijn, onderwijs; ouderenzorg, sociale werkvoorziening; algemeen     maatschappelijk werk; volksgezondheid; werk en inkomen; minimabeleid;    asielzoekerscentrum; museumbeleid; wet  voorzieningen gehandicapten;     WMO. sport, kunst / cultuurbeleid, jeugdcentra, sociaal cultureel werk, jongerenwerk;b. De raadscommissie Financiën en Bestuurszaken adviseert en overlegt     over de volgende onderwerpen:     Openbare orde en veiligheid; bestuurlijke coördinatie; regionale zaken;     representatie en promotie;     financiën; personeel en organisatie en ICT; recreatie en toerisme;     VVV; archiefzaken; internationale contacten/samenwerking, communicatie,     Bredevoort boekenstad;c. De raadscommissie Ruimtelijke Ordening, Openbare Werken en Milieu     adviseert en overlegt  over de volgende onderwerpen:     openbare werken; herinrichting, beheer en onderhoud wegen, straten en pleinen;     verkeerszaken; beheer, onderhoud en uitvoering natuur en groen; riolering;     milieubeleid; alternatieve energie (inclusief planologische aspecten);     ccommodatiebeheer; volkshuisvesting; ruimtelijke ordening; stads- en     dorpsvernieuwing; bouwvergunningen; monumenten; grondzaken;     plattelandsvernieuwing; bedrijfscontactfunctionaris; economische zaken;      middenstand; industrie. .

  • 3 Indien een onderwerp meerdere raadscommissies aangaat, wordt het onderwerp besproken in de  raadscommissie die het onderwerp het meest aangaat.

  • 4 Indien een gezamenlijke vergadering van raadscommissies wordt belegd, vervult de voorzitter van de raadscommissie die het onderwerp het meest aangaat, de taken van de voorzitter.

Artikel 3 Taken

  • 1 Een raadscommissie heeft de volgende taken:      a. het uitbrengen van advies aan de raad over een voorstel of onderwerp         dat betrekking heeft op de in artikel 2, tweede lid, genoemde onderwerpen;    b. het uitbrengen van advies aan de raad uit eigener beweging;     c. voeren van overleg met het college of de burgemeester over in ieder geval         door het college of de burgemeester verstrekte inlichtingen en het gevoerde         bestuur ten aanzien van de in artikel 2, tweede lid genoemde onderwerpen.

  • 2 De commissie Ruimtelijke Ordening, Openbare Werken en Milieu.(ROWM) is tevens belast met het horen van degenen, die zienswijzen hebben ingediend tegen ruimtelijke plannen, die zijn of nog  zullen worden vastgesteld door de gemeenteraad, alsmede met het uitbrengen van advies aan de  gemeenteraad omtrent de op die zienswijzen te nemen beslissing. Met het horen van advies worden speciaal daarvoor aangewezen leden van de commissie belast.

Artikel 4 Samenstelling

  • 1 Een raadscommissie bestaat uit:a. De raadscommissie Ruimtelijke Ordening, Openbare Werken en Milieu     bestaat uit 4 leden uit de fractie van het CDA in de Aaltense gemeenteraad     en 2 leden uit elk van de overige fracties in die gemeenteraad ;b. De overige raadscommissies bestaan uit 3 leden uit de fractie van het     CDA in de Aaltense gemeenteraad en 1 lid uit elk van de overige fracties in die     gemeenteraad.

  • 2 De in het eerste lid genoemde leden worden door de raad op voordracht van de fracties benoemd.

  • 3 De raad kan daarnaast buitengewone leden benoemen.

  • 4 Een lid kan zowel raadslid als niet-raadslid zijn. De artikelen 10, 11, 12, 13 en 15 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing op een lid van een raadscommissie.

  • 5 De raad benoemt op voordracht van een fractie voor iedere raadscommissie tenminste een plaatsvervangend lid per fractie, die zitting in een raadscommissie heeft bij verhindering of ontstentenis van een lid als bedoeld in het eerste lid. Het plaatsvervangend lid voldoet aan de in het vierde lid, genoemde vereisten.

Artikel 5 Voorzitter

  • 1 De voorzitter en zijn plaatsvervanger worden door de raad uit zijn midden  benoemd.

  • 2 De voorzitter is geen lid van de raadscommissie.

  • 3 De voorzitter is belast met:    a. het leiden van de vergadering;    b. het handhaven van de orde;    c. het doen naleven van deze verordening;    d hetgeen deze verordening hem verder opdraagt.

Artikel 6 Zittingsduur en vacatures

  • 1 De zittingsperiode van een lid , de voorzitter en hun plaatsvervangers eindigt in ieder geval aan het  einde van de zittingsperiode van de raad.

  • 2 Een lid en zijn plaatsvervanger houden op lid te zijn van een raadscommissie indien zij niet meer voldoen aan de in artikel 4, vierde lid, gestelde eisen.

  • 3 De raad kan een lid ontslaan op voorstel van de fractie op wiens voordracht het lid is benoemd.

  • 4 De raad kan de voorzitter of zijn plaatsvervanger ontslaan.

  • 5 Een lid, de voorzitter en hun plaatsvervangers kunnen te allen tijde ontslag nemen. Zij doen daarvan schriftelijk mededeling aan de raad. Het ontslag gaat een maand na de schriftelijke mededeling in of zoveel eerder als hun opvolger is benoemd.

  • 6 Indien door overlijden of ontslag een vacature ontstaat, beslist de raad zo spoedig mogelijk over de vervulling daarvan met inachtneming van artikel 4 en 5.

  • 7 Indien een fractie blijkens een schriftelijke verklaring aan de voorzitter van de raad niet langer vertegenwoordigd is in de raad, vervalt het lidmaatschap van het lid dat op voordracht van die fractie is benoemd, van rechtswege.

Artikel 7 Griffier en commissiegriffier

  • 1 De raad benoemt ter ondersteuning van iedere raadscommissie een medewerker van de griffie als commissiegriffier.

  • 2 De commissiegriffier is in iedere vergadering aanwezig.

  • 3 Bij zijn verhindering of afwezigheid wordt hij vervangen door daartoe door de raad aangewezen medewerker van de griffie.

  • 4 De griffier kan in iedere vergadering aanwezig zijn.

Hoofdstuk 3 Aanwezigheid college, burgemeester en secretaris

Artikel 8 Burgemeester en wethouders

De burgemeester en één of meer wethouders zijn in de vergadering aanwezig, voor zover de te behandelen onderwerpen geheel of in hoofdzaak tot hun portefeuille behoren.

Artikel 9 Gemeentesecretaris

De raadscommissie kan het college verzoeken de secretaris aanwezig te laten zijn in de vergadering en deel te laten nemen aan de beraadslagingen als bedoeld in deze verordening.

Hoofdstuk 4 Vergaderingen

Paragraaf 1 Tijdstip van vergaderen en voorbereidingen

Artikel 10 Vergaderfrequentie

  • 1 In de regel vinden de vergaderingen als volgt plaats:a. van de raadscommissie Zorg, Onderwijs en Welzijn op donderdag in de derde week    van elke maand, aanvang 20.00 uur in het gemeentehuis van Aalten;b. van de raadscommissie Financiën en Bestuurszaken op dinsdag in de 4e week van     elke maand, aanvang 20.00 uur in het gemeentehuis van Aalten;c. van de commissie Ruimtelijke Ordening, Openbare Werken en Milieu op donderdag     in de 4e week van elke maand, aanvang 20.00 uur in het gemeentehuis van Aalten;

  • 2 Een raadscommissie vergadert voorts indien de voorzitter het nodig oordeelt of indien tenminste twee fracties schriftelijk met opgaaf van redenen daarom verzoeken.

  • 3 De voorzitter kan in bijzondere gevallen een andere dag of aanvangsuur bepalen of een andere  vergaderplaats aanwijzen. Hij voert hierover overleg met de griffier.

Artikel 11 Oproep

  • 1 De voorzitter draagt er zorg voor, dat ten minste zeven dagen voor een vergadering aan de leden  via hun postvakje een schriftelijke oproep onder vermelding van de dag en tijdstip en de plaats van  de vergadering wordt verstrekt. Per e-mail wordt hiervan mededeling gedaan aan de leden.

  • 2 De voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken, met uitzondering van de in artikel 86 eerste en tweede lid van de Gemeentewet bedoelde stukken, worden tegelijkertijd met de schriftelijke oproep aan de leden en de fractievoorzitters verstrekt.  Onder bijbehorende stukken worden in dit verband verstaan het op het betreffende agendapunt betrekking hebbende b&w-rapport met, indien van toepassing, het ontwerpraadsvoorstel en  -besluit.

  • 3 Indien een aanvullende agenda wordt vastgesteld als bedoeld in artikel 12, tweede lid, worden deze agenda en de daarop vermelde voorstellen of onderwerpen zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk 48 uur voor aanvang van de vergadering aan de leden en de fractievoorzitters verstrekt.

Artikel 12 De agenda

  • 1 Voordat de schriftelijke oproep wordt verzonden, stelt de voorzitter de agenda van de vergadering  voorlopig vast De agendapunten worden zoveel mogelijk per beleidsveld geclusterd.

  • 2 In spoedeisende gevallen kan de voorzitter na het verzenden van de schriftelijke oproep tot uiterlijk 48 uur voor de aanvang van een vergadering een aanvullende agenda opstellen.

  • 3 Bij aanvang van de vergadering stelt de raadscommissie de agenda vast. Op voorstel van een lid of de voorzitter kan de raadscommissie bij de vaststelling van de agenda onderwerpen aan  de agenda toevoegen  of van de agenda afvoeren.

  • 4 Wanneer de raadscommissie een onderwerp of voorstel onvoldoende voor de beraadslaging  voorbereid acht, kan hij aan het college of de burgemeester nadere inlichtingen of advies vragen. De raadscommissie bepaalt in welke vergadering het onderwerp of voorstel opnieuw geagendeerd wordt.

  • 5 Op voorstel van een lid of de voorzitter kan de raadscommissie de volgorde van behandeling  van de agendapunten wijzigen.

Artikel 13 Ter inzage leggen van stukken

  • 1 Stukken, die ter toelichting van de onderwerpen of voorstellen op de agenda dienen, worden gelijktijdig met het verzenden van de schriftelijke oproepvoor een ieder op het gemeentehuis, waar de vergadering gehouden wordt, ter inzage gelegd. De voorzitter maakt van de terinzagelegging melding in de openbare kennisgeving, bedoeld in artikel 14. Indien na het verzenden van de schriftelijke oproep stukken  ter inzage worden gelegd, wordt hiervan mededeling gedaan aan de leden en zo mogelijk in een openbare kennisgeving.

  • 2 Een origineel van een ter inzage gelegd stuk wordt niet buiten het gemeentehuis gebracht.

  • 3 Indien voor stukken op grond van artikel 86, eerste en tweede lid, van de Gemeentewet geheimhouding is opgelegd, blijven deze stukken in afwijking van het eerste lid, onder berusting van de griffier en verleent de griffier een lid inzage.

Artikel 14 Openbare kennisgeving

  • 1 De vergadering wordt tegelijkertijd met de schriftelijke oproep door aankondiging in Aalten Vooruit en De Band en op de voor afkondigingen in de gemeente gebruikelijke wijze en zo mogelijk door plaatsing op de internetsite van de gemeente ter openbare kennis gebracht.

  • 2 De openbare kennisgeving vermeldt:    a. de datum, aanvangstijd en plaats van de vergadering;    b. de wijze waarop en de plaats waar een ieder de agenda en de daarbij         behorende stukken kan inzien;    c. de mogelijkheid tot het uitoefenen van het spreekrecht als bedoeld in artikel 16.

Paragraaf 2 Orde der vergadering

Artikel 15 Opening vergadering; quorum

  • 1 De voorzitter opent de vergadering op het vastgestelde uur, indien meer dan  de helft van het aantal zitting hebbende leden aanwezig is.

  • 2 Wanneer een kwartier na het vastgestelde tijdstip niet het vereiste aantal leden aanwezig is, bepaalt de voorzitter onder verwijzing naar dit artikel, na voorlezing van de namen der afwezige leden, dag en uur van de volgende vergadering, op een tijdstip dat ten minste vierentwintig uur na het bezorgen van de schriftelijke oproep is gelegen

  • 3 Op de vergadering, bedoeld in het tweede lid, is het eerste lid niet van toepassing. De raadscommissie kan echter over andere aangelegenheden alleen beraadslagen of besluiten, indien meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden aanwezig is.

Artikel 16 Spreekrecht burgers

  • 1 Voorafgaand aan de behandeling van een agendapunt kunnen andere aanwezige burgers gezamenlijk gedurende maximaal dertig minuten het woord daarover voeren.

  • 2 Het woord kan niet gevoerd worden over:

    a. een besluit van het gemeentebestuur waartegen bezwaar en beroep     openstaat of heeft opengestaan;b. benoemingen, keuzen, voordrachten of aanbevelingen van personen;c. een gedraging waarover een klacht ex artikel 9:1 van de Algemene wet     bestuursrecht kan of kon worden ingediend.d. over een voorstel, waarop grond van de gemeentelijke      inspraakverordening inspraak heeft plaatsgevonden of nog dient plaats      te vinden, tenzij na die inspraak ingrijpende wijzigingen in het  aanvankelijk      voorstel zijn aangebracht;e. ter kennisneming opgenomen agendapunten.

  • 3 Degene, die van het spreekrecht gebruik wil maken, meldt dit voor de aanvang van de vergadering aan de commissiegriffier. Hij vermeldt daarbij het onderwerp, waarover hij het woord wil voeren.

  • 4 De voorzitter geeft het woord op volgorde van aanmelding. De voorzitter kan van de volgorde afwijken, indien dit in het belang is van de orde van de vergadering.

  • 5 Elke spreker krijgt maximaal vijf minuten het woord. De voorzitter verdeelt de spreektijd evenredig over de sprekers als er meer dan zes sprekers zijn. De voorzitter kan tevens in bijzondere gevallen  afwijken van de maximale lengte van de spreektijd.

  • 6 De spreker voert het woord, nadat de voorzitter hem dit heeft verleend. De voorzitter of een lid doet een voorstel voor de behandeling van de inbreng  van de burger.

  • 7 Na beraadslaging door de commissie in eerste termijn en voorafgaand aan de beraadslaging in  tweede termijn worden degenen, die op grond van lid 1 het woord hebben gevoerd in de gelegenheid gesteld voor de tweede maal het woord te voeren.

Artikel 17 Besluitenlijst

  • 1 De ontwerpbesluitenlijst van de voorgaande vergadering wordt, zo mogelijk, aan de leden toegezonden gelijktijdig met de schriftelijke oproep.

  • 2 Bij het begin van de vergadering wordt, zo mogelijk, de besluitenlijst van de vorige vergadering vastgesteld.

  • 3 De leden, de voorzitter, de burgemeester en de wethouders , hebben het recht, een voorstel tot wijziging van de besluitenlijst aan de raadscommissie te doen, indien de besluitenlijst onjuistheden bevat of niet duidelijk weergeven hetgeen gezegd of besloten is.

  • 4 De besluitenlijst moet inhouden:a. de namen van de voorzitter, de griffier, de commissiegriffier, de burgemeester     en de wethouders,  de secretaris en de ter vergadering aanwezige leden,     allen voorzover aanwezig, alsmede van de  overige personen die het woord     gevoerd hebben, afzonderlijk wordt vermeld welke leden afwezig  waren. b. een vermelding van de zaken die aan de orde zijn geweest;c. een beknopte en zakelijke weergave van standpunten, die van het voorstel     afwijken, van niet beantwoorde vragen en van gedane toezeggingen met     vermelding van de namen van de sprekers;d. een samenvatting van het advies aan de raad onder vermelding van de     namen van de leden die mededeling hebben gedaan van hun goed- of afkeuring;e. bij het desbetreffende agendapunt de naam en de hoedanigheid van die personen     aan wie het op grond van het bepaalde in artikel 27 door de raadscommissie     is toegestaan deel te nemen aan de beraadslagingen.

  • 5 De besluitenlijst wordt opgesteld onder de zorg van de griffier.

  • 6 De vastgestelde besluitenlijst wordt door de voorzitter en de commissiegriffier ondertekend.

Artikel 18 Spreekregels

  • 1 Een lid, de voorzitter, de burgemeester, een wethouder en de secretaris spreken vanaf hun plaats of van de spreekplaats en richten zich tot de voorzitter.

  • 2 Bij bijzondere gelegenheden kan de voorzitter bepalen dat de in het eerste lid genoemde personen vanaf een andere plaats spreken.

Artikel 19 Volgorde sprekers

  • 1 Een lid, de burgemeester, een wethouder of de secretaris, voeren het woord na het aan de voorzitter gevraagd en van hem verkregen te hebben.

  • 2 De volgorde van sprekers kan worden gewijzigd, wanneer het woord wordt gevraagd over de orde van de vergadering.

Artikel 20 Aantal spreektermijnen

  • 1 De beraadslaging over een onderwerp of voorstel geschiedt in ten hoogste twee termijnen, tenzij de raadscommissie anders beslist.

  • 2 Elke spreektermijn wordt door de voorzitter afgesloten.

  • 3 Een lid mag in een termijn niet meer dan één maal het woord voeren over hetzelfde onderwerp of  voorstel.

  • 4 Bij de bepaling hoeveel malen een lid over hetzelfde onderwerp of voorstel het woord heeft gevoerd, wordt niet meegerekend het spreken over een voorstel van orde.

Artikel 21 Spreektijd

Een lid kan een voorstel doen over de spreektijd van de leden.

Artikel 22 Voorstellen van orde

  • 1 De voorzitter en ieder lid kunnen tijdens de vergadering mondeling een voorstel van orde doen, dat kort kan worden toegelicht.

  • 2 Een voorstel van orde kan uitsluitend de orde van de vergadering betreffen.

  • 3 Over een voorstel van orde beslist de raadscommissie terstond.

Artikel 23 Doen van andere voorstellen

  • 1 Ieder commissielid heeft het recht voorstellen aan de commissie te doen, betrekking hebbende op het takenpakket van de commissie.

  • 2 De voorstellen worden ingediend bij de griffier.

  • 3 De voorzitter plaatst de voorstellen op de agenda voor de eerstvolgende commissievergadering, mits ze minimaal 14 dagen voor verzending van de oproep als bedoeld in artikel 11 zijn ingediend

  • 4 Zo nodig verzoekt de griffier de opsteller van het voorstel om een nadere toelichting daarop.

  • 5 De griffier is belast met de opstelling van een afhandelingsvoorstel, dat tegelijk met het voorstel zelf aan de commissieleden wordt toegezonden.

  • 6 Opstelling van een afhandelingsvoorstel kan achterwege blijven indien het gaat om voorstellen, die geen ambtelijke voorbereidingstijd vragen of voorstellen, die al in de commissie aan de orde zijn geweest of zouden komen.

Artikel 24 Vragen van inlichtingen

  • 1 Ieder commissielid kan aan het college van burgemeester en wethouders of aan leden van het college van burgemeester en wethouders vragen stellen over onderwerpen, betrekking hebbende op het takenpakket van de commissie, die niet op een commissieagenda staan  vermeld, met de bedoeling de beantwoording te behandelen in een commissievergadering.

  • 2 De vragen worden ingediend bij de griffier.

  • 3 De vragen worden door de griffier in afschrift verstrekt aan de leden van de desbetreffende commissie en aan het lid van college van burgemeester en wethouders, waaraan de vragen zijn gesteld.

  • 4 De voorzitter plaatst de vragen op de agenda voor de eerstvolgende commissievergadering mits de vragen minimaal één  week voor verzending van de oproep als bedoeld in artikel 11 zijn ingediend.

  • 5 De vragen worden tijdens de commissievergadering door of namens het college of het lid van het college aan wie de vragen werden gesteld mondeling beantwoord. Zo mogelijk wordt de beantwoording ook schriftelijk verstrekt.

  • 6 Indien het door omstandigheden niet mogelijk is om de vragen in de commissievergadering te beantwoorden, deelt het college van burgemeester en wethouders of het betreffende lid van het college onder opgave van redenen dit aan de commissie mede.

Artikel 25 Handhaving orde; schorsing

  • 1 Een spreker mag in zijn betoog niet worden gestoord, tenzij:    a. de voorzitter het nodig oordeelt hem aan het opvolgen van deze         verordening te herinneren;    b. een lid hem interrumpeert. De voorzitter kan bepalen dat         de spreker zonder verdere interrupties zijn betoog zal afronden.

  • 2 Indien een spreker zich beledigende of onbetamelijke uitdrukkingen veroorlooft, afwijkt van het in behandeling zijnde onderwerp, een andere spreker herhaaldelijk interrumpeert, dan wel anderszins de orde verstoort, wordt hij door de voorzitter tot de orde geroepen. Indien de spreker hieraan geen gevolg geeft, kan de voorzitter hem gedurende de vergadering, waarin zulks plaats heeft, over het  aanhangige onderwerp het woord ontzeggen.

  • 3 De voorzitter kan ter handhaving van de orde de vergadering voor een door hem te bepalen tijd schorsen en - indien na de heropening de orde opnieuw wordt verstoord - de vergadering sluiten.

  • 4 De voorzitter kan een raadscommissie voorstellen aan een lid dat door zijn gedragingen de geregelde gang van zaken belemmert, het verdere verblijf in de vergadering te ontzeggen. Over het  voorstel wordt niet beraadslaagd. Na aanneming daarvan verlaat het lid de vergadering onmiddellijk. Zo nodig doet de voorzitter hem verwijderen. Bij herhaling van zijn gedrag kan het lid bovendien voor ten hoogste drie maanden de toegang tot de vergadering worden ontzegd.

Artikel 26 Beraadslaging

  • 1 De raadscommissie beperkt zich bij de beraadslagingen zo veel mogelijk tot de hoofdlijnen van een onderwerp.

  • 2 De raadscommissie kan op voorstel van de voorzitter of een lid beslissen  over één of meer onderdelen van een onderwerp of voorstel afzonderlijk te beraadslagen.

  • 3 Op voorstel van een lid of de voorzitter kan de raadscommissie beslissen de beraadslaging voor een door hem te bepalen tijd te schorsen teneinde het college of de leden de gelegenheid te geven tot onderling nader beraad. De beraadslagingen worden hervat nadat de schorsingsperiode verstreken is.

Artikel 27 Deelname aan de beraadslaging door anderen

  • 1 De raadscommissie kan bepalen dat anderen mogen deelnemen aan de beraadslaging.

  • 2 Een beslissing daartoe wordt op voorstel van de voorzitter of een lid genomen alvorens met de beraadslaging ten aanzien van het aan de orde zijnde agendapunt een aanvang wordt genomen.

Artikel 28 Advies

  • 1 Wanneer de voorzitter vaststelt, dat een onderwerp of voorstel voldoende is toegelicht, sluit hij de beraadslaging, tenzij de raadscommissie anders beslist.

  • 2 Nadat de beraadslaging is gesloten, beslist de raadscommissie of er een advies aan de raad wordt  uitgebracht.

  • 3 Indien de raadscommissie een advies aan de raad uitbrengt beslissen de leden op voorstel van de voorzitter over de inhoud van het advies.

  • 4 In het advies worden de standpunten van alle fracties en buitengewone leden opgenomen.

Hoofdstuk 5 Besloten vergadering

Artikel 29 Algemeen

Op een besloten vergadering zijn de bepalingen van deze verordening van overeenkomstige toepassing voorzover deze bepalingen niet strijdig zijn met het besloten karakter van de vergadering.

Artikel 30 Notulen

Van een besloten vergadering worden notulen gemaakt, die zo spoedig mogelijk in een besloten vergadering ter vaststelling worden aangeboden. Tijdens deze vergadering neemt de raadscommissie een beslissing over het al dan niet openbaar maken van deze notulen. De vastgestelde notulen worden door de voorzitter en de commissiegriffier ondertekend.

Artikel 31 Geheimhouding

Voor de afloop van de besloten vergadering beslist de raadscommissie overeenkomstig artikel 86, eerste lid, van de Gemeentewet of omtrent de inhoud van de stukken en het verhandelde geheimhouding zal gelden. De raadscommissie kan besluiten de geheimhouding op te heffen.

Artikel 32 Opheffing geheimhouding

Indien de raad op grond van artikel 25, derde en vierde lid, van de Gemeentewet voornemens is de geheimhouding op te heffen wordt daarover, indien de raadscommissie die geheimhouding heeft opgelegd daarom verzoekt, in een besloten vergadering met de raadscommissie overleg gevoerd.

Hoofdstuk 6 Toehoorders en pers

Artikel 33.

  • 1 De toehoorders en vertegenwoordigers van de pers kunnen uitsluitend op de voor hen bestemde plaatsen openbare vergaderingen bijwonen.

  • 2 Het geven van tekenen van goed- of afkeuring of het op andere wijze verstoren van de orde is verboden.

  • 3 De voorzitter is bevoegd, toehoorders die op enigerlei wijze de orde van de vergadering verstoren, te doen vertrekken. Toehoorders die bij herhaling de orde in de vergadering verstoren kan hij voor ten hoogste drie maanden de toegang tot de vergadering ontzeggen.

Artikel 34.

Degenen die in de vergaderzaal tijdens de vergadering geluid- dan wel beeldregistraties willen maken doen hiervan mededeling aan de voorzitter en gedragen zich naar zijn aanwijzingen.

Artikel 35.

In de vergaderzaal, met inbegrip van de publieke tribune, is tijdens de vergadering het gebruik, alsmede het standby houden van mobiele telefoons of andere communicatiemiddelen, die inbreuk kunnen maken op de orde van de vergadering zonder toestemming van de voorzitter niet toegestaan.

Hoofdstuk 7 Slotbepalingen

Artikel 36 Uitleg verordening

In de gevallen waarin deze verordening niet voorziet of bij twijfel over de toepassing van de verordening, beslist de raadscommissie op voorstel van de voorzitter.

Artikel 37 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van heden.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Aalten d.d. 18 januari 2005 en nadien gewijzigd bij raadsbesluit van 20 september 2005 en 24 januari 2006.

Toelichting 1 Toelichting op de verordening op de raadscommissies

In de Gemeentewet zoals gewijzigd door de inwerkingtreding van de Wet dualisering gemeentebestuur wordt een nieuw commissiestelsel geïntroduceerd. Er wordt onderscheid gemaakt tussen raadscommissies, bestuurscommissies en andere commissies (resp. artikel 82, 83 en 84 Gemeentewet). Raadscommissies bereiden de besluitvorming in de raad voor en voeren overleg met het college en de burgemeester.Op grond van artikel 82, eerste lid, kan de raad zoveel raadscommissies instellen als hij wenselijk acht. De raad regelt de taken, bevoegdheden, samenstelling en werkwijze van de raadscommissies en de wijze waarop de leden van een raadscommissie inzage hebben in stukken ten aanzien waarvan geheimhouding geldt. De Gemeentewet zoals deze luidt na inwerkingtreding van de Wet dualisering gemeentebestuur verplicht overigens niet tot het instellen van raadscommissies. De instelling van raadscommissies geschiedt veelal bij verordening, waarin de taken bevoegd-heden, samenstelling en werkwijze van de raadscommissies worden vastgelegd. Deze verorde-ning voorziet hierin.

 

Artikelgewijze toelichting

 

Artikel 1Om te voorkomen dat de omschrijving van terugkerende begrippen in de verordening moeten worden herhaald, zijn in deze bepaling een aantal begrippen eenmalig gedefinieerd.

 

Artikel 2In deze verordening is gekozen voor een stelsel van meerdere raadscommissies. Met de onderscheiden commissies is in grote lijnen aangesloten op de portefeuilleverdeling binnen het college van burgemeester en wethouders. In geval van een gezamenlijke vergadering vervult de voorzitter van de commissie die het onderwerp het meest aangaat, de rol van voorzitter. Het spreekt voor zich dat dan ook de commissiegriffier van die commissie de functie van commissiegriffier vervult.

 

Artikel 3De taken van de raadscommissies zijn vastgelegd in artikel 82, eerste lid, van de Gemeentewet. De raadscommissies bereiden de besluitvorming van de raad voor en overleggen met het college of de burgemeester. De taak om de besluitvorming van de raad voor te bereiden komt tot uitdrukking in de taak advies uit te brengen over een voorstel of onderwerp. De raadscommissie kan ook uit eigener beweging advies aan de raad uitbrengen, ook dit advies kan aanleiding zijn voor besluitvorming in de raad. De taken van de raadscommissie zijn in essentie dezelfde als die van de raad, die van kaderstellend, controlerend en volksvertegenwoordigend orgaan.  De raadscommissie bepaalt evenals de raad zijn eigen agenda. Dit betekent dat niet het college maar (de voorzitter van) de raadscommissie bepaalt of een voorstel aan de raadscommissie wordt voorgelegd alvorens het in de raad wordt besproken.

De commissie Ruimte heeft nog als specifieke taak het horen van degenen, die een zienswijze hebben ingediend tegen ruimtelijke plannen en het uitbrengen van advies daarover aan de raad.

 

Artikel 4 De raad bepaalt de samenstelling van de raadscommissies. Wel schrijft artikel 82, derde lid, van de Gemeentewet voor dat de raad moet zorgen voor een evenwichtige vertegenwoordiging van de in de raad vertegenwoordigde politieke groeperingen. De verhoudingen in de raadscommissies hoeven overigens blijkens jurisprudentie niet exact overeen te komen met de verhoudingen in de raad. Zoals ook uit het vierde lid blijkt, hoeven de leden van een raadscommissie geen raadslid te zijn.    Deze bepaling opent ook de mogelijkheid om buitengewone leden te noemen. Dit kunnen burgers zijn die niet op de kandidatenlijst van een fractie hebben gestaan, maar bijvoorbeeld op basis van hun deskundigheid tot lid van een raadscommissie worden benoemd. Er wordt vanuit gegaan dat dit niet-raadsleden zijn. Het aantal buitengewone leden dat de raad wil benoemen is opengelaten. Op grond van het vierde lid moeten leden en buitengewone leden, evenals raadsleden, voldoen aan hetgeen is bepaald in de artikelen 10, 11, 12, 13 en 15 van de Gemeentewet. Dit betekent onder andere dat zij achttien jaar moeten zijn, over een geldige verblijfstitel moeten beschikken, hun nevenfuncties openbaar moeten maken, geen functie als bedoeld in artikel 13 mogen vervullen en niet in strijd mogen handelen met artikel 15.

Om er voor te zorgen dat iedere fractie en met name ook de kleine fracties in staat zijn om deel te nemen aan de vergaderingen van de raadscommissie bepaalt het vijfde lid dat iedere fractie een plaatsvervangend lid kan voordragen. Voor de plaatsvervangende leden gelden dezelfde eisen als voor het lid van een raadscommissie. De vervangingsregeling geldt uitsluitend voor de op basis van het eerste lid benoemde leden.

 

Artikel 5Artikel 82, vierde lid, van de Gemeentewet schrijft voor dat de voorzitter van een raadscommissie raadslid moet zijn. Om die reden bepaalt artikel 5, eerste lid, dat de raad de voorzitters en hun plaatsvervangers “uit zijn midden” benoemt. In deze bepaling is er voor gekozen om de voorzitters van de raadscommissies door de raad te laten benoemen. Op basis van het tweede lid, is de voorzitter (en de plaatsvervangend voorzitter op grond van artikel 1 van de verordening) geen lid van de raadscommissie. Dit is een bewuste keuze, op deze wijze kan de voorzitter zich concentreren op zijn taak als (technisch) voorzitter en zijn tijd en energie aanwenden voor het bewaken van de positie van de raadscommissie. Hij hoeft zich niet te bekommeren om de inbreng van zijn fractie in de raadscommissie..

Het ligt voor de hand dat de (plaatsvervangend) voorzitters, evenals de leden, van de raadscommissies in de eerste vergadering van de raad in nieuwe samenstelling worden benoemd, aangezien de zittingsperiode van de voorzitters en de leden aan het einde van de zittingsperiode van de raad eindigt (artikel 6, eerste lid). Aangezien het echter niet altijd mogelijk zal zijn om de voorzitters direct na de verkiezingen te benoemen, is er voor gekozen om geen termijn in artikel 5, eerste lid, op te nemen. Hetzelfde geldt overigens voor artikel 4, tweede lid.

 

Artikel 6De zittingsperiode van de leden, de eventuele buitengewone leden, de voorzitters en hun plaatsvervangers is even lang als de zittingsperiode van de raadsleden, in principe dus vier jaar. De benoeming eindigt derhalve van rechtswege, de raad hoeft hen niet te ontslaan. Op grond van het tweede lid eindigt het (buitengewoon) lidmaatschap van een raadscommissie eveneens van rechtswege indien een lid niet meer voldoet aan de in artikel 4, vierde lid, gestelde eisen en indien een lid is benoemd op voordracht van een fractie die blijkens een schriftelijke verklaring aan de voorzitter van de raad niet meer vertegenwoordigd is in de raad (zevende lid).

De raad kan een lid van een raadscommissie op voorstel van de fractie die het lid heeft voorgedragen, ontslaan. Deze situatie kan zich voordoen in geval van een splitsing van een fractie. De ontstane nieuwe fractie heeft dan overigens op grond van artikel 4, eerste lid, recht op een eigen lid. Er is in deze bepaling niet voorzien in een ontslagregeling voor buitengewone leden, deze hebben in principe 4 jaar zitting, tenzij zij niet meer voldoen aan de in artikel 4, vijfde lid, gestelde eisen, ontslag nemen of overlijden.Het vijfde en zesde lid voorzien in de situatie van tussentijdse vacature, hetzij door ontslag het zij door overlijden.

 

Artikel 7Iedere raadscommissie wordt ondersteund door een commissiegriffier. Dit is een medewerker van de griffie. De medewerker van de griffie kan ook parttime door de raad als commissiegriffier worden benoemd. De raad is de werkgever en benoemt de commissiegriffier en regelt zijn vervangingDe commissiegriffier is altijd bij de vergaderingen van de raadscommissie aanwezig. In principe neemt hij geen deel aan de beraadslagingen, zij het dat de raadscommissie op grond van artikel 26 van deze verordening altijd de mogelijkheid heeft om anderen aan de beraadslagingen deel te laten nemen.

 

Artikel 8De burgemeester en de wethouders zijn vanaf het moment van inwerkingtreding van de Wet dualisering gemeentebestuur geen lid meer van raadscommissies (artikel 82, tweede lid). Hun aanwezigheid is daardoor niet langer vanzelfsprekend. Daarom is hier geregeld, dat zij aanwezig zijn. Deelnemen aan de beraadslagingen kunnen zij echter alleen als de raadscommissie hiermee instemt.

 

Artikel 9Ook de aanwezigheid van de secretaris is in een gedualiseerd stelsel niet langer vanzelfsprekend. Indien de raadscommissie het wenselijk acht dat de secretaris bij een vergadering van een raadscommissie aanwezig is, zal de raadscommissie het college moeten verzoeken de secretaris aanwezig te laten zijn en deel te laten nemen aan de beraadslagingen. Het college is immers zijn werkgever. Ook deze bepaling geldt zowel voor openbare als besloten vergaderingen.

 

Artikel 10De vergaderingen van de raadscommissies vinden plaats op een vaste dag en plaats voorafgaand aan de vergaderingen van de raad. Een raadscommissie vergadert vaker als de voorzitter het nodig oordeelt of indien ten minste twee fracties hierom vragen.Indien een raadscommissie een hoorzitting zal willen houden, kan de voorzitter gebruik maken van het derde lid en een andere dag, aanvangsuur of plaats bepalen. Bepaald is dat de voorzitter hierover overleg voert met de griffier. Over de openbaarheid van de vergaderingen bevat deze verordening geen bepaling, aangezien artikel 82, vijfde lid, hierin voorziet. In deze bepaling wordt artikel 23 van overeenkomstige toepassing verklaard op raadscommissies. Dit betekent dat de vergaderingen van de raadscommissies in de regel in het openbaar plaatsvinden. Op verzoek van een vijfde van het aantal leden van een raadscommissie of de voorzitter kan de raadscommissie beslissen om achter gesloten deuren te vergaderen. Van een besloten vergadering wordt een afzonderlijk verslag opgemaakt, dat niet openbaar is tenzij de raadscommissie anders beslist.

 

Artikel 11De leden van een raadscommissie ontvangen een oproep inclusief de agenda voor een vergadering en de stukken tenminste een week voor de vergadering. Indien in spoedeisende gevallen een aanvullende agenda wordt vastgesteld bedraagt deze termijn minimaal 48 uur voor een vergadering.

 

Artikel 12Voor het verzenden van de oproep, stelt de voorzitter van een raadscommissie de agenda voorlopig vast. Wel ligt het voor de hand dat de voorzitter hierover overleg voert met de griffier en/of de commissiegriffier.Uiteindelijk bepaalt een raadscommissie echter zijn eigen agenda. De agenderende rol van een raadscommissie komt tot uitdrukking in het derde, vierde en vijfde lid. Dit betekent onder andere dat een raadscommissie kan bepalen dat een onderwerp of voorstel onvoldoende voorbereid en voor inlichtingen of advies aan het college wordt gezonden. Een raadscommissie bepaalt vervolgens in welke vergadering het onderwerp of voorstel opnieuw geagendeerd wordt en niet het college. Uiteraard zal hierover wel overleg gevoerd moeten worden met het college of de secretaris.

 

Artikel 13Naast de voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken, worden stukken die ter toelichting van de onderwerpen of voorstellen op de agenda dienen op een vaste plaats voor een ieder ter inzage gelegd. In de openbare kennisgeving wordt vermeld waar de stukken liggen. Originele stukken moeten uiteraard bij de gemeente blijven berusten.

 

Artikel 14Op grond van artikel 82, vijfde lid, van de Gemeentewet moet de voorzitter van een raadscommissie tegelijkertijd met de schriftelijke oproep de dag, het tijdstip en de plaats van de vergadering ter openbare kennis brengen. De voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken worden tegelijkertijd met de schriftelijke oproep en op een bij openbare kennisgeving aan te geven plaats ter inzage gelegd. Deze bepaling geeft hier een regeling voor.

 

Artikel 15Artikel 20 van de Gemeentewet regelt het vergaderquorum van de raad. Voor de raadscommissies ontbreekt een dergelijke bepaling in de Gemeentewet. Artikel 15 voorziet hierin. Indien meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden aanwezig is, kan worden vergaderd. Het derde lid voorziet in een regeling voor een nieuwe vergadering indien het quorum niet aanwezig is, anders zou de afwezigheid van leden van een raadscommissie de voortgang van werkzaamheden kunnen belemmeren. Uiteraard staat op het moment dat de voorzitter bepaalt op welke datum en tijdstip, nog niet vast op welk moment de schriftelijke oproep uitgaat. Indien er enkele dagen tussen de twee vergaderingen zit, mag er vanuit worden gegaan dat het mogelijk is om 24 uur van tevoren een schriftelijke oproep te versturen. Overigens ligt het in de rede dat de voorzitter overlegt met de raadscommissie over de datum van een nieuwe vergadering.

 

Artikel 16Het spreekrecht van burgers kan bijdragen aan het vergroten van de betrokkenheid van de burgers bij het lokaal bestuur, één van doelstellingen van de vernieuwing van het lokaal bestuur.

Het spreekrecht is beperkt gehouden tot de op de agenda staande onderwerpen, omdat burgers op die manier een doeltreffende bijdrage kunnen leveren aan de beraadslagingen van een raadscommissie. Doordat het spreekrecht betrekking heeft op geagendeerde onderwerpen, kan een burger alleen inspreken over onderwerpen die een raadscommissie aangaan. Als een burger zich meldt voor een onderwerp dat een andere raadscommissie aangaat, ligt het voor de hand dat de griffier de betreffende persoon naar de juiste raadscommissie verwijst. In het tweede lid zijn onderwerpen opgenomen, waar het spreekrecht niet voor geldt. Als een besluit van de raad of het college vatbaar is voor bezwaar en de burger belanghebbende is, kan de burger een bezwaarschrift indienen. Ook kan een burger beroep instellen bij de rechtbank. Verder zijn de benoemingen, keuzen, voordrachten en aanbevelingen van personen uitgesloten van het spreekrecht van burgers. Omdat inspraak over de benoemingen, keuzen, voordrachten of aanbevelingen van personen – de belangen van – kandidaten al dan niet in de uitoefening van hun ambt of functie kan schaden, kunnen burgers hierover geen uitlatingen doen. Burgers kunnen zich ook niet uitlaten over onderwerpen, waar zij op grond van artikel 9:2 Algemene wet bestuursrecht een klacht over kunnen indienen. Deze procedure gaat voor het spreekrecht van burgers.Om inspraak op inspraak te voorkomen is bepaald,  dat er geen spreekrecht is als al inspraak heeft of nog zal plaatsvinden, tenzij en er na die inspraak een ingrijpende wijziging in het voorstel is doorgevoerd.Ook geldt geen spreekrecht voor ter kennisneming geagendeerde onderwerpen.

De burgers die wensen in te spreken moeten zich voor de vergadering melden bij de commissiegriffier. In het zesde lid is ervoor gekozen om een burger na de behandeling door de commissie in eerste termijn nog een keer het woord te geven.

 

Artikel 17De ontwerp-notulen worden tegelijkertijd met de schriftelijk oproep verstuurd aan de leden. De voorzitter, de leden, de collegeleden hebben het recht een voorstel tot wijziging te doen. Het is aan de raadscommissie om te beslissen of een voorgestelde wijziging of aanvulling geaccepteerd wordt, aangezien de raadscommissie de notulen vaststelt. Een afwijzing van een dergelijk voorstel is niet vatbaar voor beroep (aldus de Afdeling Rechtspraak van de Raad van State). Het is aan te bevelen uitsluitend een zakelijke samenvatting van hetgeen besproken is, te geven. De commissiegriffier stelt de notulen op, maar de uiteindelijke verantwoordelijkheid ligt hiervoor bij de griffier op grond van het vijfde lid. Na vaststelling van de notulen ondertekenen de voorzitter en de commissiegriffier deze.

 

Artikel 18Indien er andere sprekers zijn, bepaalt de voorzitter vanaf welke plaats zij spreken.

 

Artikel 19Het tweede lid bewerkstelligt dat een lid, de voorzitter, de burgemeester of een wethouder op ieder gewenst moment een voorstel van orde kan doen. Een voorstel van orde heeft betrekking op het verloop van de vergadering. Artikel 22 geeft een regeling voor een voorstel van orde. Het tweede lid heeft geen betrekking op interrupties. 

Artikel 20Het stellen van vragen dient ook als een spreektermijn beschouwd te worden. Een spreektermijn wordt door de voorzitter afgesloten. Dit hoeft overigens niets te veranderen aan de praktijk dat een portefeuillehouder antwoordt na de inbreng van de raadsleden in de eerste en tweede termijn. Een verzoek van een raadslid na afloop van de tweede termijn om nog een korte reactie te geven, dient de voorzitter niet te honoreren. Indien de commissie van mening is, dat na de tweede termijn verdere beraadslaging nodig is, kan hij daartoe uitdrukkelijk besluiten.

 

Artikel 21Dit artikel strekt ertoe te benadrukken dat een raadscommissie op eigen initiatief regels kan stellen over de spreektijd van de leden. Hetzelfde geldt voor de spreektijd van overige sprekers. De voorzitter hoeft dit niet voor te stellen. De voorzitter kan in het kader van zijn taak om de orde tijdens de vergadering te handhaven wel voorstellen de spreektijd te beperken.

 

Artikel 22Ieder lid heeft te allen tijde het recht een voorstel van orde te doen (zie ook artikel 19, tweede lid). De beslissing of er inderdaad sprake is van een voorstel van orde is aan de betreffende raadscommissie. Over een voorstel van orde wordt direct, zonder beraadslaging, besloten door een raadscommissie.

 

Artikel 23Ieder commissielid heeft het recht met voorstellen te komen. Over de behandeling daarvan komt de griffier met een voorstel.Ook over het tijdstip van behandeling van de voorstellen geeft deze bepaling regels.

 

Artikel 24Ook kan ieder commissielid om inlichtingen vragen.Omtrent het tijdstip en wijze van afhandeling van deze vragen wordt in deze bepaling regels gegeven.

 

Artikel 25Het eerste lid verzekert dat leden van een raadscommissie vrijelijk kunnen spreken. Wel zijn interrupties uiteraard toegestaan voor zover de voorzitter bij een overvloed aan interrupties of in het belang van de voortgang van de beraadslagingen niet bepaalt dat een spreker zijn betoog zonder verdere interrupties afrondt. Om te bevorderen dat leden van raadscommissies zich niet belemmerd voelen om hun mening te uiten bepaalt artikel 82, vijfde lid, van de Gemeentewet bovendien dat artikel 22 van overeenkomstige toepassing is op leden van raadscommissies. Hierdoor zijn leden van raadscommissies niet in rechte te vervolgen, aan te spreken of verplicht getuigenis af te leggen over hetgeen zij in de vergadering zeggen of schriftelijk overleggen. Dit geldt voor zowel raadsleden als niet-raadsleden.

Op basis van het tweede lid kunnen alle sprekers in bepaalde gevallen door de voorzitter tot de orde worden geroepen en kan hen zo nodig over het aanhangige onderwerp het woord ontzegd worden. Ook kan de voorzitter de vergadering schorsen en bij herhaling van de verstoring van de orde, kan hij de vergadering sluiten. In het uiterste geval kan hij een lid het verdere verblijf ontzeggen en hem uit de vergadering doen verwijderen. Indien een lid blijft volharden in zijn gedrag kan hem de toegang tot de vergadering voor ten hoogste drie maanden worden ontzegd. Het vierde lid is sluit aan bij artikel 26, derde lid, van de Gemeentewet, die een dergelijke regeling geeft ten aanzien van raadsleden.

Onder interruptie is overigens niet te verstaan het geven van tekenen van goed- of afkeuring; deze uitingen worden beschouwd als verstoringen van de orde. Voor wat betreft de handhaving van de orde op de publieke tribune wordt verwezen naar artikel 33 van deze verordening.

 

Artikel 26Om te voorkomen, dat de raadsbehandeling van een onderwerp een herhaling van zetten wordt van de commissiebehandeling is in lid 1 voorgeschreven, dat de beraadslagingen zoveel mogelijk zich tot de hoofdlijnen dienen te beperken. Dit geldt uiteraard niet als de commissie Ruimte optreedt als hoorcommissie en advies moet geven over de op ingediende zienswijzen te nemen beslissingen.Om de duur van vergaderingen niet te verlengen wordt over een voorstel dat in onderdelen of artikelen is verdeeld, in principe in zijn geheel beraadslaagd. In het tweede lid is een uitzonderingsmogelijkheid opgenomen. Zowel de voorzitter als de leden hebben het recht om voor te stellen een voorstel gesplitst te behandelen. Dit lid brengt daarmee tot uitdrukking dat een raadscommissie zijn eigen werkwijze bepaalt. Het recht wordt aan ieder individueel raadslid toegekend. Dit past in het streven naar dualisering, aangezien dualisering versterking van de vertegenwoordigende en daarmee agenderende rol van een raadscommissie veronderstelt. Hiertoe dienen ook individuele raadsleden en kleine fracties over adequate instrumenten te beschikken.

Indien de schorsing als bedoeld in het derde lid aan het einde van de tweede termijn plaatsvindt, zijn er vervolgens twee mogelijkheden: er wordt direct tot stemming overgegaan of aan de beraadslagingen wordt een derde termijn toegevoegd (zie artikel 20).

 

Artikel 27Deze bepaling is noodzakelijk in verband met het in artikel 22 Gemeentewet geregelde verschoningsrecht, dat in artikel 82, vijfde lid, van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing wordt verklaard op leden van raadscommissies en andere personen die aan de beraadslagingen deelnemen. Het gaat in deze bepaling om anderen dan de leden, de voorzitter, de burgemeester, de wethouders en de secretaris. Deze hebben op grond van de artikelen 8, 9, 19 en 20 van deze verordening reeds het recht om aan de beraadslagingen deel te nemen. Uiteraard hebben deze andere sprekers niet dezelfde rechten als de leden.  Een andere spreker heeft onder meer geen recht om een voorstel te doen tot wijziging van de notulen, een voorstel over de spreektijd of over de orde van de vergadering.

 

Artikel 28De voorzitter kan de beraadslaging sluiten, als hij vaststelt dat een onderwerp voldoende is toegelicht, tenzij een raadscommissie anders beslist. Een raadscommissie neemt geen beslissingen, maar bereidt de besluitvorming in de raad voor en overlegt met het college en de burgemeester. Wel kan een raadscommissie gevraagd en ongevraagd advies uitbrengen aan de raad. De leden beslissen over het advies. Ten behoeve van het debat in de raad en om recht te doen aan de mening van alle fracties, inclusief minderheidsstandpunten, wordt de standpunten van alle fracties opgenomen. Het ligt voor de hand dat indien een lid het niet eens is met het fractiestandpunt, dat hier afzonderlijk melding van wordt gemaakt in het advies aan de raad.

Artikel 29Bij bepalingen die van overeenkomstige toepassing zijn kan onder meer gedacht worden aan de bepalingen omtrent het tijdig verzenden van stukken, het vergaderquorum en voorstellen van orde. De bepalingen van deze verordening zijn echter niet van toepassing, voorzover de toepassing van die bepalingen strijdig is met het besloten karakter van de vergadering. Zo zullen er bijvoorbeeld geen beeld- en geluidsregistraties voor openbaar gebruik gemaakt kunnen worden. Ten aanzien van de stukken die betrekking hebben op een besloten vergadering en het behandelde zal een raadscommissie moeten besluiten of geheimhouding als bedoeld in artikel 86 van de Gemeentewet wordt opgelegd dan wel opgeheven.

 

Artikel 30Op grond van artikel 82, vijfde lid, van de Gemeentewet is artikel 23 van overeenkomstige toepassing. Het vierde lid van artikel 23 van de Gemeentewet schrijft voor dat van een besloten vergadering een afzonderlijk verslag wordt opgemaakt, dat niet openbaar wordt gemaakt tenzij de raad en in casu dus een raadscommissie anders beslist.

 

Artikel 31Hetgeen besproken wordt in een besloten vergadering, valt niet van rechtswege onder de geheimhoudingsplicht. Daarvoor is toepassing van de procedure volgens artikel 86 van de Gemeentewet nodig. Niet alleen een raadscommissie kan geheimhouding opleggen, ook de voorzitter van een raadscommissie, het college en de burgemeester kunnen geheimhouding aan een raadscommissie opleggen. Overigens kan een raadscommissie ook geheimhouding opleggen aan de raad of het college ten aanzien van stukken die zij aan de raad of het college overlegt (artikel 25, tweede lid, en artikel 55, tweede lid, van de Gemeentewet). De geheimhouding geldt ten aanzien van een ieder die aanwezig is bij een besloten vergadering of die kennis draagt van stukken ten aanzien waarvan geheimhouding geldt. De geheimhouding geldt totdat het orgaan dat de geheimhouding heeft opgelegd of de raad, haar opheft.

 

Artikel 32Zoals uit de toelichting op artikel 31 blijkt kan de raad de geheimhouding die een raadscommissie aan de raad oplegt, opheffen. In deze bepaling is een overlegverplichting opgenomen waardoor recht wordt gedaan aan het principe van hoor en wederhoor.

 

Artikel 33Artikel 26, eerste en tweede lid, van de Gemeentewet regelen dat de voorzitter van de raad toehoorders die de orde verstoren, kan doen vertrekken en bij volharding in hun gedrag de toezegging kan ontzeggen. Voor raadscommissies ontbreekt een dergelijke bepaling in de Gemeentewet, het derde lid voorziet hierin.

 

Artikel 34Aangezien de vergaderingen van een raadscommissie in principe openbaar zijn, kunnen radio- en tv-stations geluids- en beeldregistraties maken. Dit is uiteraard niet het geval als het een besloten vergadering betreft.

 

Artikel 35Dit artikel heeft betrekking op het mobiele telefoonverkeer. Het afgaan van mobiele telefoons werkt verstorend tijdens de vergadering. Dit laat echter onverlet, dat indien zwaarwegende redenen dit noodzakelijk maken, de voorzitter aanwezigen toestemming kan geven hun mobiele telefoon wel standby te laten staan.

 

Artikel 36 en 37Deze artikelen behoeven geen nadere toelichting.