Bezoldigingsregeling

Geldend van 01-01-2010 t/m heden

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Achtkarspelen;

overwegende dat de gemeente Achtkarspelen een organisatie wil zijn waarin op een transparante, toetsbare en zo objectief mogelijke wijze gestuurd wordt op resultaten en waarbij de beoordeling en beloning van medewerkers wordt gebruikt om deze doelstellingen te bereiken,

gelet op het bepaalde in artikel 3:1 van de CAR/UWO;

gelet op het gestelde in artikel 160 van de Gemeentewet;

gehoord de Commissie voor Georganiseerd Overleg, d.d. 26 mei 2009;

besluit vast te stellen de navolgende verordening:

‘Bezoldigingsregeling gemeente Achtkarspelen 2010’

I Begripsbepalingen

Artikel 1

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

het college:

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Achtkarspelen;

directeur:

de directeur als bedoeld in artikel 4 van de organisatieverordening;

medewerker:

  • 1.

    de medewerker, zoals bedoeld in artikel 1.1. van de CAR/UWO, met uitzondering van de directeur

  • 2.

    de werknemer als bedoeld in artikel 2:5 en 2:5:1 van de CAR/UWO;

salaris:

het salaris, als bedoeld in artikel 3:1, tweede lid onder b, van de CAR/UWO/

UWO;

uurloon:

het uurloon als bedoeld in artikel 1:1, eerste lid onder o van de CAR/UWO;

schaal:

de schaal als bedoeld in artikel 3:1, tweede lid onder a, van de CAR/UWO, en opgenomen in

bijlage II en IIa van de CAR/UWO;

maximumsalaris:

het hoogste bedrag van een salarisschaal;

bezoldiging;

de bezoldiging als bedoeld in artikel 3:1, tweede lid onder c, van de CAR/UWO;

betrekking:

de betrekking als bedoeld in artikel 1:1, eerste lid onder b, van de CAR/UWO;

conversie:

de vertaling van de gevonden rangorde naar salarisschalen;

volledige betrekking:

de volledige betrekking als bedoeld in artikel 1:1, eerste lid onder k, van de CAR/UWO;

overwerk: het overwerk als bedoeld in artikel 1:1, eerste lid onder l, van de CAR/UWO;

CAR/UWO: Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling voor de sector gemeenten;

UWO: Uitwerkingsovereenkomst (van de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling voor de sector gemeenten);

leidinggevende: voor de medewerker de teamleider van het team waarbinnen de medewerker werkzaam is, voor de teamleider de afdelingsmanager van de afdeling waarvan het team deel uitmaakt, voor afdelingsmanagers en de medewerkers van de concernstaf de directeur, voor de medewerker die niet binnen een team werkzaam is de afdelingsmanager.

II Bezoldiging

Artikel 2 Recht op bezoldiging

1.Het recht op bezoldiging begint met de dag waarop de aanstelling van de medewerker ingaat. Wanneer in het aanstellingsbesluit geen datum van ingang is vermeld, begint het recht op bezoldiging met de dag waarop de medewerker feitelijk in dienst is getreden.

2.Het recht op bezoldiging eindigt, in geval van ontslag, met ingang van de dag waarop het ontslag ingaat.

Artikel 3 Gebroken tijdvakken

Wanneer het salaris of een toelage moet worden berekend over een gedeelte van een maand, wordt het bedrag per dag vastgesteld door het maandbedrag te delen door het aantal kalenderdagen van die maand.

Artikel 4 Onvolledige betrekking

De bezoldiging van de medewerker met een onvolledige betrekking wordt vastgesteld op een evenredig deel van het salaris dat voor hem zou gelden bij een volledige betrekking.

Artikel 5 Bepaling salarisschaal

  • 1.

    De salarissen van de medewerkers, van wie het salaris niet bij of krachtens de wet is geregeld, worden vastgesteld op de bedragen volgens de salarisschalen zoals opgenomen in bijlage IIa van de CAR/UWO.

  • 2.

    De toepassing van bijlage IIa vindt plaats conform het gestelde in artikel 3:1, derde tot en met vijfde lid van de CAR/UWO.

  • 3.

    Het college bepaalt de voor de betreffende functie geldende salarisschaal. Dit vindt plaats aan de hand van functiebeschrijvingen, functiewaarderingsonderzoek en de vastgestelde conversie.

  • 4.

    Als de medewerker nog niet volledig voldoet aan de minimale eisen die aan de functie worden gesteld, kan het salaris bepaald worden op een salarisschaal met een lager maximumsalaris dan het maximum van de voor de functie geldende salarisschaal, de aanloopschaal. Na maximaal 12 maanden geldt voor de medewerker de bij de uitkomst van de functiewaardering behorende salarisschaal, tenzij uit personeelsbeoordeling blijkt dat hij nog niet volledig voldoet aan het minimaal noodzakelijke niveau voor de functie.

  • 5.

    Het college kan nadere regels stellen met betrekking tot de uitvoering van een functiewaarderingsonderzoek en de daarbij te hanteren methode.

6.Anders dan bij het aanvaarden van passende of gangbare arbeid in het kader van re-integratie, dan wel bij wijze van disciplinaire straf, als bedoeld in hoofdstuk 16 van de CAR/UWO, kan zonder voorafgaand ontslag voor een medewerker geen salarisschaal gaan gelden met een lager maximumsalaris dan dat van de al voor hem geldende salarisschaal.

Artikel 6 Bepaling salaris

  • 1. Bij eerste aanstelling ontvangt de medewerker in de regel het minimumsalaris in de voor hem geldende salarisschaal. Op basis van elders opgedane relevante kennis, ervaring en vaardigheden kan het college bij eerste aanstelling een hoger salaris in de voor hem geldende salarisschaal vaststellen dan het minimumsalaris.

  • 2. Bij benoeming in een andere functie waarvoor dezelfde salarisschaal geldt wordt het salaris in de regel bepaald op hetzelfde salaris als in de oude functie. Het salaris zal nooit minder zijn dan het salaris waarop hij in de oude functie aanspraak zou hebben.

  • 3. Bij benoeming in een andere functie waarvoor een hogere salarisschaal geldt wordt het salaris in de voor hem geldende nieuwe salarisschaal opnieuw bepaald. Het salaris in de nieuwe schaal wordt vastgesteld op minimaal het bedrag gelegen onmiddellijk boven het bedrag dat de medewerker in de oude schaal zou hebben genoten.

  • 4. Bij benoeming in een andere functie waarvoor een lagere salarisschaal geldt wordt het salaris bepaald op het salaris in de oude functie, doch maximaal op het maximumsalaris in de nieuwe salarisschaal. Indien het salaris in de oude functie hoger is dan het maximumsalaris in de nieuwe salarisschaal wordt de medewerker het verschil bij wijze van toelage toegekend. Deze toelage wordt als salaris aangemerkt. Het bepaalde in de eerste en tweede volzin is niet van toepassing indien de daar bedoelde benoeming plaatsvindt aansluitend op een tijdelijke benoeming in een functie waarvoor een hogere salarisschaal gold en de medewerker bij die tijdelijke benoeming is meegedeeld dat de salarisschaal in verband daarmee slechts tijdelijk zal gelden en in gevallen waarop het sociaal statuut van toepassing is.

  • 5. Indien de in de eerste volzin van het vierde lid bedoelde benoeming plaatsvindt als disciplinaire maatregel conform artikel 16:1:2 lid h van de CAR/UWO of wegens onbekwaamheid of ongeschiktheid voor de vervulling van zijn functie anders dan door ziekte wordt het salaris bepaald op basis van de nieuwe salarisschaal.

  • 6. Als de in de eerste volzin van het vierde lid bedoelde benoeming plaatsvindt op aanvraag van de medewerker wordt het salaris bepaald op basis van de nieuwe functieschaal. Is de medewerker 55 jaar of ouder en op zijn aanvraag benoemd in een andere functie waarvoor een lagere functieschaal geldt, dan blijft de pensioenopbouw gebaseerd op het salaris in de oude functie.

  • 7. Wanneer als gevolg van een hernieuwde waardering van de functie voor de medewerker een hogere salarisschaal gaat gelden wordt het salaris bepaald op een gelijk salaris doch minimaal op het minimumsalaris in de nieuwe salarisschaal.

  • 8. Wanneer als gevolg van een hernieuwde waardering van de functie voor de medewerker een lagere salarisschaal gaat gelden wordt het salaris bepaald op een gelijk salaris, doch maximaal op het maximumsalaris in de nieuwe salarisschaal. Indien het laatstelijk genoten salaris hoger is dan het maximumsalaris in de nieuwe salarisschaal wordt de medewerker het verschil bij wijze van toelage toegekend. Deze toelage wordt als salaris aangemerkt. De medewerker behoudt het salarispectief behorende bij de oude salarisschaal.

Artikel 7 Salarisverhoging op basis van functioneren

  • 1.

    Het op grond van artikel 6 bepaalde salaris van de medewerker die het maximumsalaris van de voor hem geldende salarisschaal nog niet heeft bereikt wordt verhoogd tot het naast hogere bedrag als uit personeelsbeoordeling blijkt dat zijn functioneren aan de gestelde eisen voldoet.

  • 2.

    Het op grond van artikel 6 bepaalde salaris van de medewerker die het maximumsalaris van de voor hem geldende salarisschaal nog niet heeft bereikt wordt verhoogd tot het bedrag volgend op het naast hogere bedrag als uit personeelsbeoordeling blijkt zijn functioneren de gestelde eisen in uitzonderlijke mate overtreft.

  • 3.

    Het op grond van artikel 6 bepaalde salaris van de medewerker die het maximumsalaris van de voor hem geldende salarisschaal nog niet heeft bereikt wordt niet verhoogd als uit personeelsbeoordeling blijkt dat zijn functioneren niet aan de gestelde eisen voldoet.

  • 4.

    De salarisverhoging wordt toegekend met ingang van 1 januari van het jaar volgende op de aanstelling en vervolgens telkens op 1 januari van het volgende jaar.

  • 5.

    In afwijking van het gestelde in het eerste en tweede lid vindt bij indiensttreding of bevordering op of na 1 oktober, per 1 januari daaropvolgend geen verhoging plaats op basis van personeelsbeoordeling.

  • 6.

    De diensttijd die als medewerker in tijdelijke dienst wordt doorgebracht en die onmiddellijk gevolgd wordt door een aanstelling of arbeidsovereenkomst, komt in aanmerking voor een beoordeling en de daaruit voortvloeiende salarisconsequentie als bedoeld in het eerste en tweede lid van dit artikel en artikel 8 lid 1.

  • 7.

    Als er in een betreffend jaar niet meer dan 6 maanden arbeid is verricht, kan het college bepalen, dat niet kan worden vastgesteld of sprake is van voldoende functioneren in de zin van het eerste en tweede lid. De volgende tijd kan aangemerkt worden als het niet verrichten van arbeid:

    • a.

      tijd doorgebracht met verlof zonder bezoldiging, indien het verlof is verleend uitsluitend in het belang van de medewerker, dan wel is verleend onder voorwaarde, dat bedoelde tijd niet zal meetellen voor de vaststelling van de diensttijd;

    • b.

      tijd doorgebracht met verlof zonder bezoldiging, voor zover deze een tijdvak van een half jaar te boven gaat;

    • c.

      tijd gedurende welke de medewerker in de uitoefening van zijn functie is geschorst:

• bij wijze van disciplinaire straf;

• van rechtswege, behoudens in geval van plaatsing of in bewaringstelling in een

psychiatrisch ziekenhuis of daarmee gelijk te stellen inrichting;

• op grond van het feit, dat een strafrechtelijke vervolging ter zake een misdrijf tegen hem is

ingesteld, of hem het voornemen tot oplegging van de straf is aangezegd, dan wel hem die

straf is opgelegd;

• omdat het belang van de dienst de schorsing vorderde, tenzij het tot schorsen bevoegd

gezag het tegendeel bepaalt.

d.tijd doorgebracht wegens al dan niet verwijtbare arbeidsongeschiktheid.

III Incidentele beloning

Artikel 8 Incidentele beloning van prestaties

  • 1. Aan de medewerker kan, als uit personeelsbeoordeling blijkt dat zijn werkresultaten de gestelde eisen in uitzonderlijke mate overtreffen, een eenmalige uitkering worden toegekend van ten hoogste € 2.500 netto.

  • 2. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder werkresultaten verstaan de resultaten met betrekking tot de werkzaamheden waarover in het planningsgesprek afspraken zijn gemaakt.

Artikel 9 Incidentele beloning van extra inzet

Aan de medewerker of een groep van medewerkers kan een eenmalige beloning als bedoeld in artikel 15:1:28 van de CAR/UWO worden toegekend bij extra inzet of voor het verrichten van niet geplande activiteiten.

IV Toelagen

Artikel 10 Arbeidsmarkttoelage

  • 1. Aan een medewerker of een groep van medewerkers kan om redenen van werving of behoud een arbeidsmarkttoelage worden toegekend.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde toelage wordt toegekend voor een tevoren vastgestelde periode van maximaal 3 jaren. Deze periode kan telkens voor maximaal 3 jaren worden verlengd

  • 3. De in het eerste lid bedoelde toelage bedraagt per maand ten hoogste 10% van zijn salaris maar nooit meer dan het verschil tussen dit salaris en het maximumsalaris dat hij zou hebben genoten in de naast hogere salarisschaal. De toelage wordt in de regel maandelijks uitbetaald.

  • 4. De ondernemingsraad wordt jaarlijks geïnfomeerd over het aantal toegekende arbeidsmarktoelagen.

Artikel 11 Nadere regels

Het college kan nadere regels stellen over de toepassing en de hoogte van instrumenten van flexibele beloning als bedoeld in de artikelen 9 en 10.

Artikel 12 Geen afbouwregeling

Bij het beëindigen van de toelage in artikel 10 wordt geen afbouwregeling toegepast.

Artikel 13 Overwerkvergoeding

Aan de medewerker voor wie een salarisschaal geldt met een lager maximumsalaris dan dat van schaal 10, wordt ingeval van overwerk een overwerkvergoeding toegekend conform artikel 3:2 en artikel 3:2:1 van de CAR/UWO.

Artikel 14 Toelage onregelmatige dienst

  • 1. Aan de medewerker voor wie een salarisschaal geldt met een lager maximumsalaris dan dat van schaal 10 en voor wie de werktijden zijn vastgesteld conform in artikel 3:3 van de CAR/UWO, wordt een toelage toegekend op grond van artikel 3:3 van de CAR/UWO

  • 2. Het college kan nadere regels stellen over de toepassing van de toelage onregelmatige dienst

Artikel 15 Toelage bereikbaarheid- en beschikbaarheiddienst

  • 1. Aan de medewerker die buiten de werktijdenregeling als bedoeld in artikel 4:1 en 4:2 van de CAR/UWO als gevolg van een schriftelijke aanwijzing van burgemeester en wethouders zich regelmatig of vrij regelmatig bereikbaar en beschikbaar moet houden om bij oproep arbeid te gaan verrichten, wordt een toelage toegekend.

  • 2. Het college kan nadere regels stellen over de toepassing en de hoogte van de toelage bereikbaarheid- en beschikbaarheiddienst.

Artikel 16 Afbouwregeling

  • 1.

    Aan de medewerker van wie de bezoldiging als gevolg van het buiten zijn toedoen beëindigen of verminderen van een toelage, als bedoeld in artikelen 14 en 15 een blijvende verlaging ondergaat, wordt door het college een aflopende toelage toegekend, als:

    • a.

      die blijvende verlaging ten minste 3% bedraagt van de som van het salaris en de toelage, en

    • b.

      de medewerker de toelage - als bedoeld in artikelen 14 en 15 - direct voorafgaande aan het tijdstip van beëindiging of vermindering ervan, gedurende ten minste twee jaren zonder wezenlijke onderbreking heeft genoten.

  • 2.

    In afwijking van het bepaalde in het eerste lid wordt aan de medewerker van 60 jaar of ouder van wie de bezoldiging als gevolg van het buiten zijn toedoen beëindigen of verminderen van een toelage - als bedoeld in artikelen 14 en 15 - een blijvende verlaging ondergaat, een blijvende toelage toegekend, indien de medewerker de toelage direct voorafgaande aan het tijdstip van vorenbedoelde beëindiging of vermindering ervan gedurende ten minste 10 jaren zonder wezenlijke onderbreking heeft genoten.

  • 3.

    De in het eerste lid bedoelde aflopende toelage gaat, wanneer de medewerker de leeftijd van 60 jaar bereikt en hij onmiddellijk voor de aanvang van die toelage gedurende ten minste 10 jaren zonder wezenlijke onderbreking een toelage - als bedoeld in artikelen 14 en 15 – heeft genoten, over in een blijvende toelage als bedoeld in het vorige lid.

  • 4.

    Voor de toepassing van de voorgaande leden wordt onder wezenlijke onderbreking verstaan een onderbreking van langer dan twee maanden, anders dan door ziekte.

  • 5.

    Het college kan voor de uitvoering van dit artikel nadere regels vaststellen.

VII Overige bepalingen

Artikel 17 Onvoorziene gevallen

Voor gevallen waarin deze verordening niet of niet naar billijkheid voorziet, treft het college een bijzondere regeling.

VIII Slotbepalingen

Artikel 18 Inwerkingtreding en titel

  • 1.

    Deze regeling treedt in werking op 1 januari 2010.

  • 3.

    Deze verordening kan worden aangehaald als de “Bezoldigingsregeling gemeente Achtkarspelen 2010”.

  • 4.

    De toelichting maakt onderdeel uit van de regeling.

  • 5.

    Met ingang van de in het eerste lid aangegeven datum vervalt de ‘Bezoldigingsverordening Achtkarspelen 2008’.

Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van de

gemeente Achtkarspelen op:

Datum 13 augustus 2010

De burgemeester de secretaris

T.van der Zwan E. van der Sluis ARTIKELGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 7 Salarisverhoging op basis van functioneren

De structurele beloning heeft als doel het leveren van betere resultaten in de toekomst. Beoordeling van de daarvoor benodigde groei in het functioneren en presteren vindt plaats aan de hand van de voor de functie geldende competenties.

De gerealiseerde ontwikkeling van competenties en geleverde prestaties wordt tijdens het evaluatie- en beoordelingsgesprek vergeleken met de in het planningsgesprek afgesproken ontwikkeling van de competenties en te leveren prestaties.

Uit deze vergelijking kunnen vervolgens op basis van de driepuntschaal voor de beoordeling de volgende beloningsbeslissingen worden genomen:

Beoordeling

‘vertaling’

Groei in vast inkomen

Zeer goed

De duurzame groei in het functioneren en presteren van de medewerker overtreft de gestelde eisen in uitzonderlijke mate

2 periodieken

Voldoende goed

De duurzame groei in het functioneren en presteren van de medewerker voldoet aan de gestelde eisen

1 periodiek

Matig/slecht

De duurzame groei in het functioneren en presteren van de medewerker voldoet niet aan de gestelde eisen

geen

Artikel 8 Incidentele beloning van prestaties

Als uit de personeelsbeoordeling blijkt dat de medewerker de werkresultaten - zoals besproken in het planningsgesprek en vastgelegd in het indivueel werkplan - in uitzonderlijke mate overtreft kan een eenmalige bonus worden toegekend van maximaal € 2.500 netto.

Beoordeling

‘Vertaling’

Incidentele beloning

Zeer goed

Resultaten van de medewerker overtreffen de gestelde eisen in uitzonderlijke mate

eenmalige bonus ter hoogte van maximaal € 2.500 netto

Artikel 9 Incidentele beloning van extra inzet

Naast bovengenoemde beloningscomponenten is ruimte voor incidentele (team)beloning, in de vorm van bijv. een gratificatie, cadeaubon of etentje. Deze beloningsvorm is met name geschikt voor het belonen van extra, meestal kortdurende, inzet. Bij deze kortdurende inzet verdient het de voorkeur om deze beloning direct toe te kennen na de geleverde prestatie (boter bij de vis). Toekenning aan het einde van het jaar bij de beoordelingronde behoort echter ook tot de mogelijkheden.

Ook voor het belonen van zeer goede prestaties/werkresultaten op resultaatgebieden die ten tijde van het opstellen van het IWP en het voeren van het planningsgesprek niet waren voorzien kan deze beloningsvorm worden toegepast.